Hebreeuwse Bijbel
In de Hebreeuwse Bijbel komt de duivel niet voor. JHWH was de schepper van zowel goed als kwaad, zoals geformuleerd in Jesaja 45:6,7: "Ik ben de HEER, er is geen ander die het licht vormt en het donker schept."
Als de aanduiding שָׂטָן śāṭān, Satan in de Hebreeuwse Bijbel op mensen betrekking heeft, betekent het tegenstander, valse raadgever of in enkele gevallen potentiële deserteur. Als gepersonifieerd hemels wezen komt de aanduiding Satan in de Hebreeuwse Bijbel op vier plaatsen voor. In geen enkel geval wordt hij als personificatie van het kwaad afgebeeld, integendeel, in de meest uitgebreide beschrijving in Job is het een engel die als aanklager in het goddelijk gerechtshof fungeert en werkt in opdracht van God.[1] In de Septuagint wordt Satan bijna altijd vertaald met (deels voorafgegaan door een lidwoord) διάβολος diabolos,[2] maar ook met διαβολή diabolē[3] en met het werkwoord ε̉νδιαβάλλειν endiaballein,[4] termen die later werden toegepast op het concept van de duivel.
Christendom
In het christendom is de duivel de belichaming van het kwaad. Hij wordt (afwijkend van het gebruik van deze namen in de Hebreeuwse Bijbel) Satan of Lucifer genoemd. De duivel wordt beschouwd als een gevallen engel, die tegen God rebelleerde, een interpretatie van Genesis 6:2-4.
In de christelijke traditie wordt de slang in de paradijsvertelling ook vaak geïdentificeerd als de duivel. Deze gelijkstelling wordt al aangetroffen in de Openbaring van Johannes: "De grote draak ... is de slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en die de hele wereld misleidt. Samen met zijn engelen werd hij op de aarde gegooid."[5]
In het Nieuwe Testament is de duivel de heerser van het rijk van de duisternis, dat de hele wereld omvat[6] en de lucht en hemelsferen.[7] Wie gelooft in Jezus Christus gaat over van de duisternis naar het licht, maar Satan verleidt mensen. Wie in zijn listen trapt, valt weer terug naar het rijk van de duisternis.[8]
In het Nieuwe Testament wordt de duivel ook wel Belial genoemd[9] of Beëlzebub.
Het kwaad in andere religies
Het kwaad keert ook in verschillende oude religies telkens terug.
In veel polytheïstische godsdiensten, zoals de Griekse, Chinese, Romeinse en Noordse pantheons, ontbreekt echter een duidelijk opperwezen van het kwaad. Reden is dat de goden vaak typisch menselijke trekjes vertonen en daardoor allemaal in zekere mate zowel goed als slecht zijn. Voorbeelden zijn de telkens vreemdgaande Zeus, Hera wier jaloezie soms letterlijk dodelijk kan zijn, of Poseidon die Odysseus tien jaar lang tegenwerkte. Zowel het kwade als het goede zijn 'verspreid' over meerdere godheden.
Uiteraard bestaan in deze godsdiensten monsters, demonen en goden van twijfelachtig allooi zoals Cerberus, Kali, Eris, de Erinyen, Seth, Mara, Hel, de Yema's, Loki, Hades en anderen, maar deze goden en demonen vervullen stuk voor stuk een (onmisbare) functie in het pantheon of vertegenwoordigen een typisch menselijke eigenschap, en kunnen als zodanig dus absoluut niet als (puur) kwaadaardig worden gezien.
Zoroastrisme
In de Iraanse mythologie en het daarop geïnspireerde Zoroastrisme werd de eerste vrouw Jeh verondersteld samen met de duivel Ahriman te zijn geschapen. Door seksuele gemeenschap met deze demon was zij bezoedeld, en de vrouw bezoedelde daardoor ook de mannen.
Azteekse religie
In de Azteekse religie wordt het kwaad verbeeld in de godheid Tezcatlipoca.