Geef je e-mail adres op en klik op onderstaande knop om je in te schrijven voor de mailinglist. Hierbij ontvang je iedere week een citaat in je mailbox!
Zoeken in blog
Het zesde zintuig
Alles over het mystieke
17-08-2018
Stromingen in de islam
Alle stromingen in de islam
Inleiding
Al tijdens het leven van de profeet Mohammed (d. 632)[1] werd duidelijk dat niet alle metgezellen overal hetzelfde over dachten. Zolang Mohammed leefde kon hij vragen over de juiste interpretatie van Koranverzen en de juiste manier van handelen direct beantwoorden. Vaak liet hij echter de waarheid in het midden en stelde beide partijen in het gelijk. Er wordt gezegd dat hij verschil van mening als een zegen voor de gemeenschap beschouwde.[bron?]
Na de dood van Mohammed in 632 n. Chr.[1] moest men het doen met de Koran, de overlevering en het eigen oordeelsvermogen. Dat leidde meteen al tot ontevredenheid over zijn opvolging. Door de op dat moment aanwezigen werd zijn trouwe vriend en moslim van het eerste uur Aboe Bakr tot opvolger (kalief) gekozen, maar enkele afwezigen gaven de voorkeur aan Ali, die de eerste mannelijke volger van de islam was na Mohammed, zijn meest naaste metgezel en student (Ali werd opgevoed door Mohammed) en tevens zijn neefje en schoonzoon. De verkiezing van de metgezel Aboe Bakr zou gebeurd zijn in de afwezigheid van Ali, die op dat moment met zijn familieleden bezig was met de begrafenis van Mohammed. Dat leidde dertig jaar later (661) tot het eerste schisma binnen de moslimgemeenschap, er ontstonden twee hoofdstromingen binnen de islam het soennisme en het sjiisme.
De soennitische islam (Ahl as-Soenna) is de grootste van de twee genoemde hoofdstromingen in de islam (soennisme en sjiisme). Het soennisme wordt gevolgd door 90% van de moslims in de wereld.[2] Binnen het soennisme ontstonden enkele leerscholen of wetscholen (madhahib, enk. madhab): de school van Abu Hanifa, (700-767), de school van Sufjan al-Thawri (715-778), de school van Malik ibn Anas, (710-795), de school van Mohammed Al-Shafi'i, (767-820), de school van Ahmad ibn Hanbal, (780-855) en de school van Dawud al-Zahiri (815-883). De scholen van al-Thawri en al-Zahiri zijn in de loop van de tijd verdwenen.[2]
De overige vier soennitische 'wetscholen van jurisprudentie' (madhahib al-fiqhiyya) focussen zich op het extrapoleren van de islamitische wet- en regelgeving uit de verschillende bronnen (waaronder de Koran, Hadith, Consensus (Idjma) en deductieve analogie (Qiyas). Het verspreidingsgebied van deze vier leerscholen is als volgt:
Hanafi - Turkije, Afghanistan, Pakistan, India, deel Midden-Oosten
Binnen de soennitische islam ontstonden naast de verschillende wetscholen ook (kleine) theologische verschillen, tussen enkele groeperingen. Deze 'theologische scholen' binnen het soennisme zijn:
Het Sjiisme (Arabisch: الشيعة, Perzisch: شیعه) -letterlijk: volgeling van Ali, is een van de twee grote stromingen binnen de islam waarvan de andere het soennisme is. Het Sjiisme wordt gevolgd door ongeveer 10% van de moslims in de wereld.[2]
Sjiisme komt vooral voor in Iran, waar de geschriften van het sjiisme grotendeels de wetten vormen, maar ook in Azerbeidzjan, Bahrein en Irak. Tevens vormen sjiieten een substantiële minderheid in Pakistan, India, Libanon, Jemen, Syrië, Afghanistan (Hazara) en diverse Golfstaten (zie Lijst van landen naar aantal moslims). In Turkije staan ze vooral bekend als de alevieten, al verschillen die beduidend qua uitoefening, en richten zij zich vooral op de mystieke aspecten van het geloof.
In geheel Turkije komt daarnaast het alevitisme voor. Deze stroming bevat zowel elementen van het sjiisme als van het soefisme. In het verleden werd het alevitisme vaak als een sjiitische stroming (kizilbasj) neergezet. Dit had verschillende redenen, bijvoorbeeld om de verwarring met de Syrische alawieten te voorkomen. Tegenwoordig wordt het alevitisme in Turkije steeds vaker als een derde islamitische schisma neergezet (naast het soennisme en sjiisme). In de andere islamitische landen is dit echter discutabel.
Bovenstaande groepen beschouwen zich als volgers van de leerschool van de Ahl al-Bayt, afstammelingen van Mohammed. Hiertoe behoren ook Ja'far al-Sadiq en de overige Twaalf Imams.
Kharidjisme
De khawarij is een verzameling van groepen moslims die in opstand kwamen tegen de leiders. De opstandelingen bestreden zowel de soennieten als de sjiieten in het verleden. Deze groeperingen zijn uitgestorven op één na, de ibadieten uit Oman die een gematigd standpunt hebben.
Het moetazilisme (ook mutazilisme, mu`tazilisme of mutazila) (Ar.المعتزلة) is een theologische school in de islam die rond het midden van de 8e eeuw in Basra werd ontwikkeld door Wassil Ibn 'Ata. Kenmerkend voor het moetazilisme is het combineren van islamitische standpunten met aan de Griekse filosofie ontleende ideeën. Het floreerde gedurende de 8e-10e eeuw in de steden Basra en Bagdad, in het huidige Irak, gedurende de periode van de Abbasiden. De aanhangers van het moetazilisme zijn het bekendst van hun stellingname dat vanwege de perfecte eenheid en eeuwige natuur van Allah, de Koran geschapen van aard is, aangezien deze niet samen met God van dezelfde eeuwigdurende aard kan zijn.
Het qadarisme (of qadariyya) is een uitgestorven sekte binnen de islam. De leer van de qadarieten houdt in dat iedere mens zijn eigen daden schept zonder goddelijke voorbeschikking. Iedere mens heeft een vrije wilen een vermogen om hiermee zelf zijn of haar lot te bepalen. Het kwaad is afkomstig van het donker en het goede is afkomstig van het licht. Hiermee komen ze overeen met het zoroastrisme maar verschillen ze wel met de moslims over de zesde zuil van het geloof namelijk qadar.
Koranisme
Het Koranisme is de overtuiging dat de Koran de enige gezaghebbende tekst is in de islam. Deze groepering verwerpen de hadith van de profeet Mohammed geheel of gedeeltelijk.
Soefisme
Door alle stromingen heen vinden we diverse soefischolen of tariqas die zichzelf al of niet tot een van de hierboven genoemde stromingen of leerscholen rekenen. De soefi's vormen een minderheid en zijn wijdverspreid over alle islamitische landen.
De ahmadiyya werd gesticht door Mirza Ghulam Ahmad in Brits-Indië. Hij beweerde een hervormer te zijn die de komst van de profeet Isa (Jezus) heeft vervuld. Verder beweerde hij de mujaddid en de mahdi te zijn. De meeste moslims beschouwen de ahmadiyya's als ongelovigen.
De ahmadiyya's zijn verdeeld in twee groepen.
leden van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, in de volksmond qadiani's geheten, beschouwen Mirza Ghulam Ahmad als een profeet die de profetie van de beloofde messias en mahdi heeft vervuld
leden van de Lahore Ahmadiyya Beweging, in de volksmond lahori's geheten, beschouwen Mirza Ghulam Ahmad als een hervormer die de profetie van de beloofde messias en mahdi heeft vervuld
Volksislam
Ten slotte bestaat er in alle landen van de islamitische wereld iets dat wel met de term volksislam wordt aangeduid: islam vermengd met plaatselijke gebruiken die niet zelden in strijd zijn met de islamitische leer, maar voor de meestal laag opgeleide bevolking vaak meer tellen dan de officiële islam. Daarbij horen het gebruik van amuletten, het vereren van plaatselijke heiligen en het houden van allerlei ceremoniën die hun oorsprong in andere religies hebben, maar een islamitisch tintje hebben gekregen. Volgers van de volksislam heten volksmoslims alhoewel deze benaming zelden wordt gebruikt.
0
1
2
3
4
5
- Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen) Categorie:religies en religieuze stromingen Tags:islam, islamitische namen,islamitische staat, islam gebed, islam artikel, islam betekenis, islam belgie, islam cultuur, islam communie, islamic
De Beeldenstorm In Nederland viel de opkomst van de Reformatie samen met een opstand tegen het gezag van koning Filips II van Spanje, hoewel de religieuze motivaties van de opstand door veel historici worden betwist. Ze wijzen erop dat ook veel katholieken zich tegen het gezag verzet hebben en dat, evenals in Duitsland, politieke en sociale oorzaken mede het karakter van de opstand bepaald hebben. Ook de opkomst van een middenklasse wordt in verband gebracht met de Beeldenstorm. Die zou een symbolische daad zijn geweest van een opkomende groep die in het protestantisme een grond vonden om zich tegen het heersende gezag te verzetten. In elk geval richtte een deel van het geweld zich tegen de katholieke kerken en kloosters. Op 10 augustus 1566 leidde een hagenpreek bij Steenvoorde, ten zuiden van de huidige Belgisch-Franse grens, tot de plundering van een nabijgelegen klooster. Daarna volgden vernielingen van andere kloosters.
De Beeldenstorm verspreidde zich vervolgens over de Nederlanden. Altaren, beelden, doopvonten, reliekhouders, koorgestoelten, kansels, orgels, miskelken, schilderijen, missalenen gewaden moesten het ontgelden. Hosties werden vertrapt of aan de vogels gevoerd, miswijn werd opgedronken. Priesters werden onder geweld gedwongen hun geloof af te zweren. Zij die trouw wilden blijven aan Rome werden in sommige gevallen verjaagd en vervolgd. Zo werden in Den Briel 19 katholieke geestelijken die later bekend zouden worden als de heilige martelaren van Gorcum met vleeshaken gemarteld en opgehangen door de watergeuzen onder Willem van Lumey en Diederik Sonoy, nadat zij geweigerd hadden hun geloof in de transsubstantiatie en de paus op te geven. Ook de Nederlandse priester, mecenas en humanist Cornelis Musius (1500-1572), de laatste rector van het Agathaklooster in Delft, werd in opdracht van Lumey vermoord. Ook in Alkmaar werd een groep katholieke geestelijken die, na de verovering van Alkmaar door Diederik Sonoy in 1572, naar Enkhuizen waren overgebracht, door de geuzen gemarteld en opgehangen. Ook op andere plaatsen zou de opstand slachtoffers maken onder de geestelijkheid en gewone katholieken. De Beeldenstorm was in zekere zin een Noord-Europees verschijnsel. Ook in Duitsland, Denemarken en Zwitserland werden vele kerken geplunderd.
De uitgebroken Nederlandse opstand zou grote gevolgen hebben voor het katholicisme in de noordelijke Nederlanden (moderne historici vermijden de term oorlog, omdat de Nederlanders in opstand kwamen tegen een juridisch legitiem gezag). In de nieuwe Republiek was bisschoppelijk bestuur op den duur niet meer mogelijk. Frederik Schenck van Toutenburg (1503-1580) werd de voorlopig laatste aartsbisschop van Utrecht. In 1592 verklaarde Rome de Utrechtse kerkprovincie tot missiegebied, de zogenaamde Hollandse Zending, die onder leiding kwam te staan van een apostolisch vicaris. Sasbout Vosmeer (1548-1614) bekleedde als eerste die functie. Katholieken werden, na aanvankelijke vervolgingen, uiteindelijk wel getolereerd, vooral in de grotere steden, zolang men maar niet openlijk met katholicisme te koop liep. In veel steden kwamen katholieken samen voor de mis in zogenaamde schuilkerken die aan de buitenkant niet herkenbaar mochten zijn als kerk. Ook processies werden verboden. Pas in 1853 kon, dankzij Grondwetsherziening van 1848 van Thorbecke, worden besloten tot het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland met de pauselijke bul Ex Qua Die van paus Pius IX (4 maart 1853 )
Rooms-Katholieke Kerk: Geschiedenis en Hiërarchie
Rooms-Katholieke Kerk
Inleiding
De Rooms-Katholieke Kerk is met meer dan 1,2 miljard volgelingen het grootste kerkgenootschap ter wereld en wordt ook wel kortweg de Kerk genoemd. Het hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk is de paus.
Tegen het einde van de 1e eeuw kenden vrijwel alle christelijke gemeenschappen een duidelijk eenhoofdige leiding onder een bisschop (soms ook een groep bisschoppen), die in zijn herderlijke taken werd bijgestaan door een college van priesters en diakens, later ook door subdiakens, lectoren (= lezers) en acolieten(= dienaren). Zijn voornaamste verantwoordelijkheden waren: de wijdingen van lagere ambten, het voorgaan in de goddelijke eredienst, het dagelijks bestuur van de gemeente, de zorg voor de armen en zieken (= diaconie) en het geloofsonderricht (= catechese). De bisschoppen of het episcopaat droeg(en) het gezag door gebed en handoplegging (= wijding) over aan hun opvolgers zodat er een ononderbroken keten van opvolging ontstond die tot op de dag van vandaag voortduurt: de apostolische successie. De verbondenheid van de bisschoppen en de gemeenten was zo innig en vanzelfsprekend dat bisschop Ignatius van Antiochië in 107 reeds schreef: 'Waar de bisschop is, daar is de Katholieke Kerk.'[bron?]In de Handelingen van de Apostelen beschrijft de evangelist Lucas hoe Jezus na zijn terechtstelling op Golgotha zou zijn opgestaan uit de dood en zou zijn verschenen aan zijn leerlingen. Hij zou hen hebben bemoedigd en zou enige tijd onderricht hebben gegeven over de doeleinden van zijn aardse missie en over wat de leerlingen verder te doen zou staan. Bij zijn hemelvaart zou Jezus hen de laatste aanwijzingen hebben gegeven en hen hebben geboden te wachten in Jeruzalem op de 'Heilige Geest' die hun kracht zou geven om zijn boodschap van het "goede nieuws" (evangelie) te verspreiden over de wereld. Op Pinksterenzou dit zijn gebeurd, en na een toespraak van Petrus onder de mensen in Jeruzalem werd de eerste christelijke gemeente gesticht. Op initiatief van Petrus en de andere apostelen wordt de vacante plaats in hun college, die door het verraad van Judas was ontstaan, opgevuld door Matthias aan te wijzen als zijn vervanger. Daarnaast ontstonden de eerste christelijke gemeenschappen rond het breken van het brood dat het cultisch centrum vormde van de samenkomst (= ekklèsia). Deze eredienst of liturgie (van "leitourgia": dienst van het volk) werd vaak op de "dag van de verrijzenis" gevierd, die ook wel de "dag des Heren" (= "dies dominica") werd genoemd, en bestond doorgaans uit een lezing, een vermaning of preek (= homilie), de voorbedes van de gelovigen, een plechtig dankgebed dat uitmondde in het breken en delen van het brood. Meestal vonden deze vieringen 's ochtends of 's avonds plaats omdat de zondag nog geen heilige rustdag was.
Tegelijkertijd werden met de opkomst van deze gemeenschappen de eerste contouren van de kerkelijke hiërarchie (letterlijk: "heilige ordening") zichtbaar: er werden bisschoppen (van "episkopos": opzichter), presbyters en diakens aangesteld die een voorname taak kregen aangewezen binnen de gemeenschappen. Zo waren het de bisschoppen of bij hun afwezigheid de presbyters die doorgaans het grote dankgebed uitspraken over de gaven van brood en wijn en de diakens die deze gaven vervolgens uitdeelden aan de gelovigen. De belangrijkste bisschoppen en theologen uit de eerste eeuwen staan bekend als kerkvadersomdat ze bepalend waren bij het vastleggen van de christelijke leer in, ook nu nog door de meeste christenen onderschreven, dogma's.
Een centrale rol in de vroege Kerk werd ingenomen door de apostel Petrus, die de eerste der apostelen werd genoemd en de woordvoerder was van de groep van twaalf, een positie die volgens de katholieke leer teruggaat op Jezus' toezegging bij Caesarea dat op hem, de steenrots, de Kerk gegrondvest zou worden en dat de poorten van het dodenrijk haar niet zullen overweldigen. Uiteindelijk zou Petrus, volgens de katholieke leer de sleutelbewaarder, naar Rome trekken, waar hij volgens de vroegste apostolische overleveringen onder keizer Nero met het hoofd naar beneden gekruisigd werd. De gemeente van Rome groeide uit tot voornaamste der gemeenten, de 'voorzittende van de liefde' (Ignatius van Antiochië) en de 'Hoofdkerk' (Cyprianus) die een bijzonder aanzien genoot bij de andere gemeenschappen.
Verhouding met de overheid
Toen het rijk in verval raakte en er hongersnoden en natuurrampen over het rijk kwamen, werden de christelijke gemeenschappen omgeven met vreemde verdachtmakingen (christenen zouden aan kannibalisme doen, omdat ze het lichaam van hun eigen God opaten en diens bloed dronken, hetgeen de Romeinen met weerzin vervulde). De christenen werden aangewezen als zondebok en er ontstonden vervolgingen. De gelovigen die daarbij hun leven verloren en zo hun gelijkvormigheid met de Gekruisigde toonden, werden al spoedig gezien als martelaren. Ze werden met gepaste verering omgeven: de dag van hun sterven werd jaarlijks herdacht als de dag dat zij gelouterd en geheiligd de hemel binnen waren gegaan en verenigd waren met de verrezen Heer.In het Romeinse Rijk heerste in die tijd religieuze tolerantie. De onderdanen genoten de vrijheid hun eigen godsdienstige tradities in ere te houden, zolang er maar eer aan de Romeinse goden werd bewezen en de goddelijke status van de keizer werd erkend. Vreemde religies en mysteriegodsdiensten werden vaak ingepast in de heersende polytheïstische cultus zodat er een vorm van religieuze vermenging ontstond, die aangeduid wordt met de term syncretisme. In de praktijk gold het gebod om de keizer te vereren voor de meeste inwoners van het rijk als een zuivere formaliteit zonder veel betekenis voor hun innerlijk geloofsleven: bij enkele gelegenheden per jaar werd er wat geofferd aan de Romeinse goden en de keizer. De monotheïstische christenen vormden echter een zichtbare uitzondering omdat zij geen andere god wilden aanbidden dan Jezus de Zoon en God de Vader. Ze aanvaardden de keizer wel als staatshoofd, als wereldlijke macht, maar weigerden hem als een godheid te erkennen. Verder onderscheidden ze zich door hun eenvoudige levenswandel van de Romeinen die verzot waren op wereldlijk vertoon en vermaak.
Deze situatie veranderde in het begin van de 4e eeuw, toen de bekeerde Romeinse keizer Constantijn de Grote het tot dan nog steeds sektarische christendom tot een katholieke(algemeen heersende) en literalistische (niet op mystieke geheimen, maar op bekende teksten gebaseerde) godsdienst uitriep. Tegen het einde van dezelfde eeuw, onder keizer Theodosius I, werd in 380 het door Constantijn de Grote hervormde christendom de staatsgodsdienst van het gehele Romeinse Rijk. In 395 splitste het Romeinse Rijk zich echter in een westelijk Latijnssprekend deel en een oostelijk deel waar Grieks de voertaal was. Deze delen groeiden uit elkaar en tegelijk groeiden ook de christelijke kerken in oost en west langzaam uit elkaar.
Het orthodox jodendom is een hoofdrichting binnen het jodendom die gekenmerkt wordt door de aanhankelijkheid aan het joodse heilige boek Thora (Groene Boekje; in het jodendom 'Tora' of 'Torah') zoals deze in de Talmoed wordt geïnterpreteerd. Er zijn er die de titel "Traditioneel" aangenamer vinden.
Er wordt in deze stroming aangedrongen op strikte naleving van de joodse wet (halacha) in al zijn facetten. Een paar generaties geleden was het orthodox jodendom de dominante vorm van het jodendom, maar tegenwoordig behoort minder dan één vijfde van de joden tot orthodoxe joodse congregaties. Het aandeel orthodoxen onder de joden neemt toe doordat het percentage interhuwelijken, waarbij joden met niet-joden trouwen en hun kinderen niet joods zijn of opgroeien, onder orthodoxe joden vele malen lager is dan onder niet-orthodoxen.
Karakteristieken
Het orthodox jodendom wordt gekenmerkt door de absolute acceptatie van de Thora als ultieme waarheid. Een kenmerk dat het orthodox jodendom van andere geloven en tevens van de liberale stromingen van het jodendom onderscheidt is het feit dat het orthodoxe jodendom een grote geschreven traditie heeft. Er zijn duizenden boeken die het geloof bepalen.
De orthodox-joodse wereld is geen eenheid maar bestaat uit vele tientallen bewegingen, die ieder een eigen wereld kennen en soms in fel conflict met elkaar raken. Er wordt vaak gesproken over 'rechtervleugel' om de charedische ofwel ultraorthodoxe wereld aan te duiden, en over 'linkervleugel' om het modern-orthodox jodendom aan te duiden. Ook binnen het charedisch en modern-orthodox jodendom kan deze terminologie gebruikt worden: zo zijn 'linkervleugel charedim' heel anders dan 'rechtervleugel modern-orthodoxen' .
Terminologie
De term orthodox is afgeleid van het Griekse orthos ("rechtstreeks", "correct") en doxa ("mening", "leer"). Omdat hieruit zou kunnen worden afgeleid dat het orthodoxe jodendom de correcte leer van het jodendom is, prefereren sommigen liberale joden het gebruik van de term "Torah-jodendom" ter benoeming van de richting. Sommige orthodoxe joden vermijden het gebruik van de naam orthodox jodendom juist, omdat zij van mening zijn dat dit de correcte leer is en er daarom maar één jodendom kan of mag bestaan.
Als de waterdruppel oplost en de grote rivier stroomt, is er Tao. Als de lenteknop openbarst, het herfstblad valt, is er Tao. Tao tussen man en vrouw is als de ochtendzon die vanzelf opgaat.
Geliefden zijn in de liefde als regen in regenen, een glimlach in glimlachen. Maar omdat ze zich erin bevinden, kunnen ze niet uitleggen wat het is. Tao kan evenmin als liefde worden verklaard. Wij zijn Tao. Maar het het van Tao en het het van liefde zijn geen dingen. Dingen bestaan niet. Wat wij dingen noemen, zijn processen. Er bestaan geen zelfstandige naamwoorden, ook al pretenderen wij van wel. Liefde bestaat niet, liefhebben wel. Wil je de band tussen man en vrouw bewaren, houd deze dan in ere. Draag hem als wind en zee. Omhels hem als een berg.
Komt alle drang voort uit een drang? Kwam uit de oermodder het eerst verlangen? Waar begon het? Hoe lang bestaat het al? Is het in een ieder die tweeheid zoekt en in elk tweetal dat eenheid zoekt?
Liefhebben
Kunnen wij wel niet liefhebben? Het liefhebben dat bestaat tussen minnaars, bestaat tussen alles. Tussen steen en steen, mist en berg, gras en maan. Minnaars noemen het liefde, wijzen noemen het Tao. Hierdoor vloeien beken door dalen, spruit het gewas op uit het zaad om tenslotte te vergaan, verenigen en scheiden zich mannelijk en vrouwelijk. Het wordt Tao genoemd, maar het is niet wat het genoemd wordt.
De drang
Het is overal, maar niets weet wat het is, want het is wat alles is. De drang die overal is, is als de drang tussen de dingen afzonderlijk. De drang tussen man en vrouw is dezelfde als die tussen wortel en bloem, blad en aarde, adem en wind. Man en vrouw komen samen als lucht en mist, regen en rivier, berg en dal. Ze maken deel uit van het diepe gemeen. Ieder ding op zich vervult de algemene drang; elk ding vervult al het andere. Dit weten voert ieder ding afzonderlijk en alle dingen in het algemeen van gewoon naar geëerd.
Eren is naar binnen keren en je overgeven aan het bewegende geheel. Je wordt één met Tao. Alleen vanbinnen uit heb je het in de hand. Maar minnaars weten, net als wijzen, dat ze het niet in de hand hebben. Dat is de paradox. Liefhebben betekent verliezen om te vinden; machteloos zijn in macht.
Macht
Het woord macht wordt hier niet gebruikt in westerse, maar in taoïstische zin. In Lao-tses Tao-te tjing, in de vijfde eeuw voor Christus in China geschreven, betekent het woord te (uit te spreken als de) letterlijk deugd / macht. Het betekent in overeenstemming raken met de wijze waarop het heelal werkt (Tao) om zo een onzelfzuchtig gevoel van macht te verwerven, waarbij je je niet te weer stelt tegen de dingen, maar erin meegaat. Meevloeien is deugd; erin zijn macht.
Volgens het taoïsme bewerkstelligt de polaire interactie van yang en yin de dans van Tao. Minnaars voelen de dans van die energie als diep juist (deugdzaam) en diep ontroerend (machtig). In het Westen is de kunst van het minnaar-zijn de meest gangbare, misschien wel de enige manier, waarop de kunst van de wijze voor iedereen toegankelijk is. De kloof tussen wie wij zijn en wie we denken dat we zijn, is heel groot. Wij proberen ons met een objectieve, empirische houding van alles te distantiëren, maar kunnen onszelf niet van onszelf losmaken.
Wij zijn subject dat wij niet kunnen objectiveren. Wij zijn geworteld in seksualiteit. Door onze pogingen objectief te zijn wordt liefhebben met al zijn subjectiviteit nog aanlokkelijker. Liefhebben is de belofte van onszelf aan onszelf, waaraan wij ons moeten houden. Maar het is een verbijsterende, spirituele queeste, omdat seks tot handelswaar is geworden. Minnaars kunnen voor elkaar geen voorwerp zijn. Je kunt een mysterie niet inpakken. Wij leven in een oppervlakkigheid die door ons eigen vernuft is teweeggebracht. We proppen ons vol met sensaties en hongeren naar gevoel. We zijn ons ervan bewust dat ze ons elegante schaduwen aansmeren. Maar ook dat we onszelf niet aan onszelf kunnen verkwanselen. We weten dat we ons met onze sexy schoenen op glad ijs begeven.
De mode eist dat we op onze tenen lopen. Maar vlak onder de verpakking, ontworpen voor glamour en verkoop, bevindt zich een diep, obsederend mysterie. We weten, we herinneren ons, we voelen dat we, als we de sprong wagen, in de diepte storten.
Uitleg
Het Taoisme kan je niet beschouwen als een filosofie in de westerse zin, maar eerder als een levenswijze of kunst. Het gaat dus hoofdzakelijk over de praktijk van het leven, niet over de denkwijze zelf.
De betekenis van Tao is eigenlijk moeilijk onder woorden te brengen. Tao is iets dat je moet gewaarworden en in je opnemen. Je kan Tao zeker niet bestempelen als een denkend wezen zoals een god dat wel is, of kan zijn. In het taoïsme betekent tao dus eerder de begane weg.
Tao is universeel, het is de weg van de natuur. Het is de oorsprong en het allesomvattende, altijd veranderend en voortdurend in evenwicht. Alles evolueert met het Tao maar Tao doet niets gebeuren. Tao is een gegeven , een mysterie. Alles doorloopt een vast patroon dat het niet zelf gekozen heeft en niet zelf kan wijzigen. De weg is vast te stellen maar niet te verklaren.
Het yin-yang-symbool of het Tai chi-symbool stelt het verband tussen de yin-krachten en de yang-krachten voor. Yin: duisternis, water, het passieve, het vrouwelijke, negatieve, aardse, koude Yang: het lichte, actieve, mannelijke, positieve, warme, hemelse . Deze zijn natuurlijk relatief, de zaken die men met yin of yang associeert kunnen naargelang de denkwijze erover of door een bepaald aspect van plaats verwisselen. bv. water: In de wereld is er niets zachter dan water. En toch overtreft niets het bij het overwinnen van het harde (Lau-Tse, Tao Te Ching). Of bijvoorbeeld dat leed je sterker maakt, dat er aan pijn toch een positieve kant zit en hoe er iets moois kan uit groeien. Het zijn tegengestelde, aanvullende en niet-duellerende krachten die elkaars essentie bezitten en harmonieus in elkaar overvloeien. Het beste voorbeeld hiervan is een relatie tussen man en vrouw. De man heeft altijd een vrouwelijke en de vrouw een mannelijke kant.
Hindoeïsme is één van de oudst levende godsdiensten ter wereld. Het Hindoeïsme heeft zijn oorsprong in India, het land waar de meeste Hindoes wonen. Maar er zijn ook grote Hindoegemeenschappen in Nepal, het Midden-Oosten, Fiji en Mauritius. Andere Hindoes wonen en werken in delen van de wereld als Groot-Brittannië, Nederland, Noord-Amerika. Afrika, Zuidoost-Azië en het Caribisch gebied. Godsdienst speelt een belangrijke rol in het leven van de Hindoes. Het is de manier van leven en hoe ze tegen de wereld aankijken. Hindoes noemen hun geloof sanatana dharma dat betekent eeuwige leer of eeuwige wet. Hindoeïsme is een levendig, kleurrijk en soepel geloof, dat op verschillende manieren vorm kan worden gegeven.
Het begin van het Hindoeïsme
Hindoeïsme is een ongewone godsdienst doordat het geen stichter en geen heilig boek heeft. Het begon ongeveer vierduizend jaar geleden in de tijd van de Indusdalbeschaving in noordwest-India. Archeologen hebben Indus-beelden gevonden die een vroege afbeelding laten zien van de grote hindoegod Shiva. In ongeveer 1500 voor onze jaartelling vielen mensen uit Centraal-Azië, Noord-India binnen. Zij brachten hun eigen geloof mee en hun ideeën vermengden zich met die van de mensen uit het Indusdal. Hindoes vereren nog steeds een aantal Arische goden, zoals Agni, god van het vuur en lezen nog steeds Arische heilige teksten, zoals de Rig Veda.
Het geloof van de Hindoes
Hindoeïsme is meer een manier van leven dan het hebben van een aantal vaste geloofspunten. Het kan op allerlei manieren vorm worden gegeven. Sommige Hindoes bidden iedere dag, anderen bijna nooit. Bidden en het bezoeken van de tempel is niet verplicht. Aan iedereen wordt overgelaten dit zelf te beslissen. Maar alle Hindoes delen wel een aantal geloofspunten. Hindoes geloven dat bij iemands dood zijn ziel voortleeft en herboren wordt in een ander lichaam, van een mens of dier. De kwaliteit van het volgende leven hangt af van de manier waarop men zich in het eerdere leven heeft gedragen. Bij een goed geleefd leven, wordt men herboren in een hogere vorm van leven dan bij een slecht geleefd leven. Deze keten van daden en hun gevolgen wordt karma genoemd. Het uiteindelijke doel van het leven van een Hindoe is moksha of verlossing, loskomen van de cyclus van samsara. Hoe beter iedere hergeboorte, des te dichter kom je bij moksha. Moksha wordt ook gezien als het moment waarop je individuele ziel, atman, opgaat in de opperste geest Brahman.
Het kastenstelsel
De Hindoe-maatschappij is traditioneel verdeeld in vier groepen, kasten geheten. Het zijn de Brahmanen (priesters), Kshatriyas (edelen en soldaten), Vaishyas (kooplieden) en Sudras (dienaren). Buiten het kastenstelsel zijn er mensen die werk doen wat als vuil of ondergeschikt wordt gezien, zoals de straat vegen. Zij werden wel onaanraakbare genoemd, maar staan tegenwoordig wel bekend als de geregistreerde kaste. In het verleden werd het kastenstelsel streng toegepast en raakten mensen van hogere en lagere kasten nooit vermengd. Tegenwoordig is het minder strikt, maar heeft het nog steeds invloed op de plaats waar mensen wonen, wat voor baan men heeft en met wie men trouwt.
Goden en Godinnen
De meeste Hindoes geloven in een oppergeest Brahman. Maar Hindoes bidden niet zoals de christenen tot God of moslims tot Allah. In plaats daarvan vereren zij honderden goden, die verschillende kanten van Brahman laten zien. De hindoegoden worden vaak afgebeeld met vele hoofden of armen, die allemaal een heilig voorwerp vasthouden. Dat zijn symbolen van hun speciale krachten en het aspect dat zij Brahman vertegenwoordigen.
De Hindoe-Drie-Eenheid
De belangrijkste drie hindoegoden zijn Brahma (de schepper), Vishnu (de beschermer) en Shiva (de verwoester). Vishnu en Shiva zijn hele geliefde goden, veel tempels zijn aan hen toegewijd.
Brahma
Brahma, de eerste van de drie hindoe-drie-eenheid, is de schepper van het heelal. Hij wordt afgebeeld met vier hoofden die naar de vier windrichtingen kijken. Hij rijdt op zwanen of zit op een heilige lotusbloem. Zijn vrouw is de godin van kunst en onderwijs Saraswati. Brahma heeft vier handen, waarvan hij er altijd één zegenend opheft.
Vishnu
Vishnu is de beschermer van het heelal. Hij wordt vaak afgebeeld op een adelaar of slapend op een reuzenslang. Zijn vrouw is Lakshmi, de godin van de schoonheid en rijkdom.
Shiva
Shiva is de vernietiger van het kwaad in het heelal. Hij heeft een drietand als symbool van de vernietiging. Op zijn voorhoofd draagt hij het derde oog van de kennis. Shiva rijdt op een grote stier, Nandi geheten. De vrouw van Shiva is de godin Parvati.
Rama en Krishna
Rama en Krishna worden in heel India als goden vereerd. Rama is de held uit het gedicht Ramayana en vertegenwoordigt moed en deugd. Krishna is wat ondeugender en dol op het doen van wonderen. Hij is de sleutelfiguur uit de Bhagavad Gita, een onderdeel van het gedicht Mahabharata.
Heilige boeken en verhalen
De Hindoes hebben geen heilig boek zoals de Bijbel voor de christenen, maar hebben veel verschillende heilige teksten. Voordat deze werden opgeschreven, werden ze lange tijd mondeling doorgegeven. De taal die de mensen gebruikten was Sanskriet, de taal van het Arische volk. Sanskriet is de heilige taal van India en wordt vandaag nog bestudeerd, al wordt het niet meer gesproken.
De Vedas
De oudste heilige teksten zijn vier verzamelingen lofzangen, gebeden, regels voor rituelen en offers en spreuken: de Vedas. Deze werden door de Ariërs ongeveer 3500 jaar geleden verzameld. Het oudst en bekendst is de Rig Veda. Het is nog steeds een belangrijk heilig boek van de Hindoes. Het bevat meer dan duizend lofzangen over de oude goden en godinnen.
Uitleg en informatie over het Tibetaans boeddhisme
Het Tibetaans Boeddhisme
Een praktische levenswijze
Aan het begin van deze eeuw was het Boeddhisme eigenlijk alleen nog maar bekend in Azië. Nu is het Boeddhisme een wereldreligie. De meeste boeddhisten die in Nederland wonen, zijn afkomstig uit China of Hongkong. Het Boeddhisme is een praktische levenswijze, zonder dogma of ideologie, waarbij de mens centraal staat. De leer van Boeddha wordt gesymboliseerd door een wiel. Het aantal spaken duidt op het achtvoudige pad dat ieder mens moet gaan om de verlichting te bereiken.
Leven en leer van Boeddha
De volgelingen hebben van de ideeën van Boeddha een godsdienst gemaakt. Zo ontwikkelden ze het idee van de Drie juwelen, dat de dagelijkse geloofsbelijdenis van elke boeddhist werd. Een andere naam voor de drie juwelen is ook wel de drie schuilplaatsen.
De Drie juwelen zijn:
De Boeddha die de weg naar de verlichting heeft gevonden en aan anderen heeft getoond.
De dharma, de leer over het wezen van de dingen.
De sangha, de gemeenschap der monniken, nonnen en leken.
Edele Waarheden
De twee belangrijkste samenvattingen van de leer van Boeddha zijn de vier Edele Waarheden en het Edele Achtvoudige Pad. De vier waarheden vormen het hart van de leer van Boeddha. Onder de bodhiboom ontdekte Gautama de Boeddha vier waarheden over het lijden.
Het leven bestaat uit lijden (dukkha). Al het bestaan is moeilijk, ellendig en vol leed. Ook als men vrij zou zijn van ellende, dan nog ziet men anderen lijden en dit veroorzaakt weer verdriet. Het niet bereiken wat men begeert is eveneens lijden.
De oorzaak van lijden is begeerte. Het ontstaan van het lijden ligt in één bron: de begeerte, de gehechtheid aan het leven en hebzucht.
Opheffing van lijden door niet te begeren. Als we de oorzaak weghalen verdwijnt het gevolg. Opheffing vindt plaats, als het besef doorbreekt dat men alles loslaat en alle gehechtheid aan het leven laat varen.
Opheffing van lijden via het Achtvoudige Pad. De vierde waarheid is de weg (marga) die gevolgd moet worden om dit lijden op te heffen, het Achtvoudige pad.
Het Achtvoudige pad
De weg naar de verlossing is het Achtvoudige Pad en bestaat uit acht delen. Deze is gebaseerd op drie punten:
Ethisch gedrag (sila)
juist spreken
juist handelen
juist leven (de kost verdienen)
Geestelijke discipline (samadhi)
juiste inspanningen
juiste concentratie
juiste meditatie
Wijsheid (prajna)
juiste begrip
juiste kennis
Karma
In dit leven bestaan grote verschillen tussen mensen. Dit is geen goddelijke beschikking maar een gevolg van voorgaande handelingen. Ieder schept zijn eigen omstandigheden en kan zijn situatie ook verbeteren. Karma is bepalend voor de kwaliteit van de wedergeboorte.
Wedergeboorte
Na de dood verlaat de ziel het stoffelijk lichaam, om in een ander lichaam wedergeboren te worden. Dit kan ontelbare keren herhaald worden. Pas als wij beseffen hoe erg wij onszelf verbonden hebben met wereldse zaken zoals geld en/of jaloezie maken wij een kans om ons los te maken uit de eeuwigdurende kringloop van wedergeboorten.
Nirvana
Nirvana betekent uitwaaien van de vlam der begeerte. Het betekent totale verlossing van angst en leed, van spanningen en lijden. Als de onwetendheid en het verlangen naar bestaan zijn vernietigd zal er geen wedergeboorte meer zijn.
De Sangha
Het derde in de reeks van de Drie Juwelen, die de boeddhist erkent, is de gemeenschap van edelen: zij die het pad van dharmabewandelen. Naast de monniken in het klooster zijn er leken, die in de wereld leven, die hen ondersteunen en om raad vragen.
Het bedelen
In de Vinaya staat dat de monniken (bhikkoes) het leven van een bedelmonnik dienen te leiden. In Aziatische landen wordt bedelen beschouwd als een aanvaardbare manier om in je levensonderhoud te voorzien. Een van de beste eigenschappen is vrijgevigheid en zo geven monniken de leken de kans zich verdienstelijk te maken door te geven.
Intrede
De toetreding tot de orde staat in principe voor iedereen open, ongeacht rang en stand en kaste. Hij moet zich houden aan een eeuwenlang voorschrift: geen privé-bezit.
Monniken
De monniken volgen een strenge leefwijze. Ze zijn celibatair (ongehuwd), hebben maar een paar noodzakelijke bezittingen en zijn afhankelijk van leken voor voedsel, kleding en onderdak. Tot de uitrusting van een monnik behoren onder andere: bedelnap, een scheermes, een naald en een zeef. De nap is een teken van Boeddhas geestelijke heerschappij. Het zeefje dient om insecten uit zijn drinkwater te halen. Niet zozeer om zelf niet ziek te worden maar om de dieren te sparen.
De voorschriften
De boeddhistische monniken beloven aan de sangha dat zij zich aan de tien voorschriften, die uit de tijd van Boeddha komen, zullen houden. De leken doen dat omdat ze hopen in een volgend leven een beter leven te verkrijgen.
De onderstaande principes gelden eveneens voor de leken van de boeddhistische gemeenschap:
Niet doden
Niet verkeerd spreken
Geen drank en drugs gebruiken
Niet stelen
Geen ongepaste seksuele relaties
Tibetaans Boeddhisme
Ongeveer 500 jaar na de dood van Boeddha ontstond de Mahayana- school, die het mededogen in het Boeddhisme benadrukte. Het streefdoel was dat zij, die de verlichting bereikt hadden zouden terugkeren naar de aarde om hen die nog steeds leden te onderwijzen en te helpen. Men noemde zo iemand een Bodhisatva. De Indische leraren die naar Tibet kwamen, legden de nadruk op deze versie van het Boeddhisme. Spoedig werden over het gehele land kloosters opgericht, met elk zijn eigen steeds opnieuw gereïncarneerde of welgeboren abt, die in een nieuw lichaam zou terugkeren om het werk van zijn voorganger voort te zetten. Dat was de situatie in de veertiende eeuw, toen de eerste Dalai Lama werd geboren. De Dalai Lama wordt als een reïncarnatie beschouwd van de bodhisatva Chenrezig, de Boeddha in zijn kwaliteit van meded
"Begin to see yourself as a soul with a body rather than a body with a soul."
Reïncarnatie betekent dat het bewustzijn van de mens, ook wel ziel genoemd, na de dood vroeg of laat in een ander levend wezen opnieuw wordt geboren. Het woord reïncarnatie is Latijns en refereert aan 'opnieuw in het vlees' (carne) ofwel zielsverhuizing. Het geloof in reïncarnatie komt wereldwijd voor in verschillende religies en culturen en is al eeuwenoud. Vooral bij het boeddhisme en hindoeïsme is het bekend, daarnaast treft men het geloof ook aan bij o.a. de new age beweging, de oude Grieken en Egyptenaren, de Romeinen, Kelten, Tibetanen en bij Indiaanse religies in Amerika. Het christendom keurt reïncarnatie af, maar in vroegere tijden kwam het geloof in reïncarnatie wel voor. In het boeddhisme noemt men reïncarnatie wedergeboorte. Dit omdat boeddhisten reïncarnatie zien als een steeds opnieuw geboren worden, en niet 'herboren worden'. Men noemt het 'samsara', het rad van wedergeboorte: een eindeloze cyclus van levens die enkel kan worden doorbroken door 'nirvana': het einde van begeerte, aversie en verwarring, de hoogste staat die de mens kan bereiken en een toestand van eeuwigdurende gelukzaligheid
Reïncarnatie als sleutel naar eeuwig leven? In het concept reïncarnatie sterft het bewustzijn niet, maar leeft het voort in een nieuw lichaam. Telkens opnieuw. In dit rad van wedergeboorte heerst de wet van het karma. De ziel ontwikkelt zich in een voortdurend leerproces tot de hoogste staat van de mens is bereikt. Het 'niets' bestaat niet. Ongeloofwaardig? Niet als je de nieuwste inzichten onder ogen krijgt: Het bewustzijn functioneert los van de hersenen. De deur naar anders denken is geopend!
Drie mogelijkheden van leven na de dood
Er zijn grofweg drie denkbare mogelijkheden over leven na de dood.
Bij de mogelijkheid die het meest uitgaat van - de beperkte - kennis die er op dit moment is zijn lichaam en ziel een onscheidbare eenheid. Het bewustzijn verdwijnt als het lichaam sterft, en met de dood eindigt het leven zoals we het kennen. Er is geen wedergeboorte in welke vorm dan ook. Deze eerste mogelijkheid wordt het vaakst door wetenschappelijk ingestelde sceptici aangehangen.
De tweede mogelijkheid stamt uit de religie en erkent een moment van oordeel na de dood. Afhankelijk van onze manier van leven belanden we in een eeuwig leven in het paradijs of een eeuwig lijden in de hel. Je wordt dus beloond, of gestraft. Het spreekt voor zich dat deze mogelijkheid vooral door orthodoxe christenen wordt aangehangen.
De laatste mogelijkheid is het meest spiritueel en kent vooral onbevooroordeelde aanhangers: Na overlijden verlaat het bewustzijn ons lichaam om na korte of lange tijd in een nieuw lichaam herboren te worden. De ziel is dan gereïncarneerd. Er is bij dit denkbeeld een eeuwig bewustzijn. Het 'niets' bestaat niet.