Toen Gautama de Boeddha gevraagd werd wat voor hem de kern van zijn dharma was antwoordde hij:
- "Het is de taak van elke beoefenaar om in balans te komen
- "en in balans te blijven.
Dit antwoord heeft hij gedurende zijn leven meerdere keren gegeven en vormt de kern van de boeddhistische tantristische visie. Daarnaast onderwees hij een scholastieke boeddhistische visie. De scholastieke boeddhistische visie heeft een hele duidelijke structuur waar middels onthoudingen de beoefenaar zichzelf behoedde van bepaalde omstandigheden die hem in onbalans zou kunnen brengen. Zo mocht een monnik geen vrouwen ontmoeten en geen werk of bezit hebben. Door zich te houden aan de regels ontstond er een kunstmatig veld van rust en balans waarin grote groepen beoefenaars konden gedijen in hun tantra-Yoga. De tantristische visie richtte zich niet op regels en structuur, maar op de energie. Rust en balans komt namelijk voort uit de prana-energie en deze is voelbaar. Als je je volledig richt op het ervaren van deze energie heb je geen enkele regel of structuur nodig. Elke handeling voortkomend uit prana is namelijk een handeling voortkomend uit balans en zal nooit lijden kunnen veroorzaken.
Gautama de Boeddha wist dat de beste manier om iets te leren het eigen ondervinden is. Tijdens het eigen ondervinden worden hindernissen en valkuilen ervaren en deze maken deel uit van het leerproces namelijk; als iets je hindert wil je dat deze stopt. Deze leermethode wordt cinta-mayã pañña genoemd; 'wijsheid door ervaring verkregen'. Pas als de beoefenaar vanuit eigen ondervinden geen vooruitgang boekt krijgt hij specifiek onderricht van zijn leraar; suttã-mayã pañña; 'wijsheid ontvangend verkregen'. Tantra is dus een manier van leven waarbij er een focus is op de balans om te zorgen dat deze balans continu aanwezig is. Voorts is het belangrijk om je te vertrouwen op deze balans zodat je je steeds minder hoeft te vertrouwen op structuur en conditioneringen.
|