
De bus
Het viel niemand op dat er een bijzonder iemand in de bus aanwezig was. Een doodgewoon iemand om te zien, dat wel, maar als je goed keek, zag je toch wel dat er iets speciaals aan de hand was met deze man. Hij droeg een grijze regenjas en had een witte baard. Zijn gezicht zag er niet jong, maar ook zeker niet oud uit. Het leek alsof hij altijd al had bestaan en dat daar nog lang geen eind aan zou komen. Op een gegeven moment voelden de mensen in de bus ook dat er iets gaande was. Zoals je de aanwezigheid van iemand achter je voelt aan het prikken van de haartjes op je arm, of een warme ademtocht in de verder koude lucht. Dit was geen normale aanwezigheid. Het leek of de hele wereld in de bus aanwezig was, dicht opeengepakt en toch luchtig genoeg om er doorheen te ademen. Alsof je door iedereen op de aarde tegelijkertijd werd omhelsd en ontelbare ogen vriendelijk op je neer keken.
De gezette vrouw met de witte rozen op haar schoot voelde hoe de warmte haar aanraakte. Zij en haar jong gestorven kind dat ze nog steeds in gedachten in haar armen koesterde. Ze kon de fijne haartjes van haar zoontje bijna zien en rook zijn zoete geur. Even gleden haar ogen dicht en koesterde ze zich in het moment. Het was zo lang geleden en opeens weer zo dichtbij.
Drie zitplaatsen verder werd ook een gespierde jongen erdoor overvallen. Maar voor hem was het geen prettig gevoel. Onwennig knipperde hij met zijn ogen. Steeds helderder deed het recente verleden zich aan hem voor: nog geen paar uur geleden had hij een man vermoord na een heftige ruzie. Nu kriebelden zijn vingertoppen en rook hij het bloed duizendvoudig in zijn neusgaten. Hij kruiste zijn armen alsof hij zich zo zou kunnen beschermen, de waarheid zou kunnen afwenden. Zijn gebalde vuisten klauwden in zijn huid. Vol afschuw zag hij zijn leven, hoe het was en hoe het zou worden. Hij staarde in een diepe afgrond.
Aan de andere kant van de bus zat een vader en zijn dochtertje van vijf. Ze hadden de hele rit langs elkaar heen gekeken. De vader zei niets tegen het meisje en wist niet eens wat hij zou kunnen zeggen. Zij op haar beurt durfde hem niet aan te raken en dingen te vragen, hoewel ze nieuwsgierig was naar wat hij haar zou kunnen vertellen. Nu keek zij met de ogen van een volwassene naar haar vader en zag hoe het zou kunnen zijn, ze voelde hun afstand en schoof dichter naar hem toe.
De gestifte vrouw die in het hoekje van de bus stond naast haar man, voelde haar trotse gestalte langzaam kleiner worden. Haar huid was blank en zacht als een perzik, haar haar zorgvuldig geföhnd en gekruld, met mooie haarspelden doorstoken. Een fluwelen sjaal omhulde haar hals. Altijd al had ze zich in dure spullen willen wentelen, dacht dat het was wat ze nodig had. Maar de man die naast haar stond, was een vreemde voor haar. Ze voelde geen warmte voor hem, alleen voor zijn geld, maar nu zag zij plotseling in hoe al dat geld haar niet gelukkig zou kunnen maken. Voorzichtig opende ze haar nieuwe ogen en verbaasde zich over wat ze te zien kreeg.
Een voor een stapten de mensen uit. Eerst de gezette vrouw, de witte rozen beschermend in haar armen. Ze liep het hek van de begraafplaats door om de bloemen bij haar kindje te brengen. Nu pas geloofde ze weer dat hij ze zou kunnen zien en ruiken en werd erdoor mild gestemd. Het leek of haar hart ook wat terugkreeg uit die verre voor haar nog onbekende plek.
De vader en de dochter stapten uit, voorzichtig pakte het meisje haar vader bij de hand. Hij twijfelde, maar sloot toen zijn handpalm om haar kleine vingers heen. Een verlegen glimlach verscheen op zijn gezicht, hij keek naar haar speelse bewegingen, hoe ze verrukt de wereld in zich opzoog, een wereld die voor hem zo gewoon en saai was geworden. Hij wilde ervaren wat in haar glanzende ogen weerspiegeld lag. Onwennig wees hij naar de witte duif die wegvloog bij hun nadering. Het meisje trok nieuwsgierig aan zijn mouw. Hoe heet die, pappie?
Bij de daarop volgende bushalte stegen de hooggehakte dame en haar man uit. Ze pakte haar tasje aan dat hij had gedragen. Ze keek hem open aan en bekende hem eerlijk wat hij al die jaren al had gevoeld, maar nooit had willen aanvaarden. Je kunt een betere vrouw vinden. Ik ben om een verkeerde reden bij je gebleven. Vaarwel. Merkwaardig hoe blij dat haar maakte. Nu zou ze iemand kunnen vinden die haar echt kon beroeren. Of ze daarbij een goedkope jurk zou moeten dragen, interesseerde haar helemaal niet meer.
Tenslotte zette ook de gespierde jongeman zijn eerste stappen buiten de bus. Hij keek nog even om, alsof hij in de wegrijdende bus iets zag. Zijn spiegelbeeld misschien? Toen draaide hij zich weer om en slofte naar de plek waarvan hij nooit had gedacht dat hij er vrijwillig een voet zou zetten. Het politiebureau. Zijn schouders hingen omlaag, hij voorvoelde de straf waarvan hij wist dat hij die verdiende, zijn reiniging, zijn boete voor alles wat hij de wereld had aangedaan. Hij zou een nieuw mens worden. Voor het eerst keek hij de mensen op straat recht aan.
En de bus reed verder met de merkwaardige man die rustig op zijn plek bleef zitten. Mensen stapten in en uit, vervolgden hun weg, met een nieuw helder besef of een vage verandering in hun gemoed. Toen de volgende dag een jonge vrouw aan de buschauffeur vroeg: 'Wie was toch die man met die witte baard?' antwoordde de buschauffeur: Welke man? Ik weet niet waar u het over hebt. Ik heb geen man met een witte baard gezien.
Je ziet...mensen kunnen veranderen als ze willen!!!
Liefs Freg
|