Al 32 jaren zwem ik
rond in deze vijver. Ik zigzag tussen de van bomen gevallen takken en bladeren,
ontduik als ervaringsdeskundige de levensloze wormpjes die op de oppervlakte
drijven. Als levensgenieter spring ik uit het water en plons er terug in, duik in
mijn habitat en voel me vrij. Zwem, zwem, alsof er niet meer is in het
waterachtige bestaan. Als een echte jager, harpoeneerde ik soms een mooier
visje maar we leken altijd de andere kant uit te zwemmen.
Op een dag, toen de zon op het water glinsterde, zag ik door de ooit heldere
watermassa, een vissersvrouw. Ze haalde uit met haar hengel en, plons, een aas
bengelde voor mijn neus. Mijn nimfenavonturen flitsten als een slecht
geregisseerde film voor mijn dromerige ogen en in een oogwenk, besloot ik te
happen. Welk leven zou me beschoren worden? Zou ik eindigen in een aquarium, in
heerlijk, op temperatuur gebracht water? Of in de avontuurlijke zee vrijgelaten
worden? Of zou ik eindigen in een bokaal waar kindervingertjes me uit proberen
te grijpen? Of op de grill, en zou ik verdwijnen in de hongerige maag van de
hengelaar(ster)?
Ik hapte toe en voelde
een kracht me uit het water heffen. Ik toornde hoog boven mijn natuurlijke
omgeving uit, zo hoog dat ik spartelde uit angst, maar ze haalde me desondanks
binnen. Gedecideerd trok ze me naar haar toe. Ik was onmiddellijk betoverd door
haar handen, die de haak in mijn lip vakkundig verwijderden. Ze keek me
vertederd aan en ik wist, ik voelde dat ik niet opgegeten zou worden. Een paar
momenten gingen voorbij, ze leken verdwenen in de tijd, zo magisch. Ze plaatste
me in de emmer naast haar. Ik was overtuigd, ze zou mij meenemen.
Het moment was daar.
Ik voelde dat er iets ging gebeuren.De
hengelaar (ster - als het een woord is) nam de emmer vast en vervoerde me, richting.. de vijver. Zachtjes
liet ze mijn pseudonieuwe thuis in het water glijden, de emmer kantelde om en
liet me vrij. Ik aarzelde om weg te zwemmen. Dit had ik niet verwacht. Ik trappelde
ter plaatse en voelde voor de eerste keer de kilte van de vijver om me heen
slaan. Doch, er wachtte mij geen aquarium, noch een bokaal. Mij wachtte mijn
oude leventje, waar ik me nu voel als nieuwe vis. Het onbekende, maar beminde,
omgeruild voor het bekende.
Waarom ze me weer in
de natuur liet, soms is het gewoon onbegrijpelijk. Echter, een vissengeheugen
vergeet snel, alleen, dat litteken in mijn lip, die blijft zeer doen.
Maar goed dat vissers ook aquariums kunnen bouwen..
Mijn lip doet pijn, jammer ik, en blub blub, ik zwem weer verder, in
cirkeltjes, op die plaats, die me aantrekt zodat ik er niet kan wegblijven.
Maar ook afstoot, zonder precies te weten waarom. Hier is iets gebeurd, dat
voel je soms, denk ik, en ik voel nog een keertje aan het litteken aan mijn
lip.
Wind stuift over de vijver, en ritselt door de bladeren. Sommigen
dwarrelen verlost naar beneden, anderen houden halsstarrig vast. Hij maakt een
salto, gaat even liggen, nabij mijn zwemplekje en zucht naar me: Waar doet het
pijn?
Ik weet het niet, zeg ik beteuterd, overal en nergens, het is er gewoon.
Ik wou dat ik wist waarom, al zou ik het misschien snel weer vergeten.
Ik leg je uit waarom, blaast Wind, met een verhaal, opdat je het misschien zou onthouden.
Zie je, er was eens een visser, hengelaarster kan je ook zeggen. Ze
woonde in een huisje niet ver van deze vijvers, die rond deze tijd van het jaar
omringd worden door roodgekleurde bomen. Ze woonde er graag. Haar huisje was
lange tijd een droomplekje geweest. Zij had er namelijk een pracht van een
aquarium, met een pareltje van een vis erin. Elke dag staarde de hengelaarster
naar die ogenschijnlijke hemelse bokaal. Geen woorden konden beschrijven hoe
blij ze was ermee en hoezeer het haar huis en bestaan opfleurde. Tot die ene
dag echter, de dag dat zij de vis ondersteboven in het water vond. Buikje naar
boven, dromend onder water. Op dat moment brak niet enkel haar hart maar ook
het aquarium, in wel duizenden stukken.
Het kostte haar veel tijd voor ze terug de dagen kon trotseren. Maar
eens dat het lukte, durfde ze weer langs de vijvers te wandelen. Vier seizoenen
kropen voorbij maar langzaamaan zag de visser de zon weer schijnen en voelde
zij zich klaar om haar hengel opnieuw het water in te gooien. Niet zozeer op
zoek naar een nieuw siervisje, maar eerder het vieren van een persoonlijke overwinning
en hengelend naar een lekker hapje.
Vlugger dan verwacht, had de visser beet. Fier haalde ze haar vangst uit het
water, met de gedachten al bij de grill, klaar om het visje op het vuur te
gooien. Maar toen zij het visje zag en in haar handen voelde, besefte ze dat ze
dat niet kon. Nee, zo zat de visser niet in mekaar. En daarbij bleek het visje,
dat er op het eerste zicht gewoon uitzag, veel specialer dan zij eerst vermoedde.
Deze zeldzame soort, de hippievis, kon ze niet zomaar klaarmaken. Daar was ze
te kostbaar voor, te mooi. Dus besloot de hengelaarster de vis in een emmertje
bij te houden.
Ze genoot van de gedachte, dat zon nieuw visje haar weer gezelschap
hield. Door het te observeren, er stilletjes mee te praten, leerde ze er veel
van. Ze was graag bij het hippievisje, en genoot van de tijd die ze samen
doorbrachten. Er was echter één probleem. Waar moest ze het visje laten? Ze had
nog geen tijd gemaakt, noch zin gehad om een nieuw aquarium te bouwen, dus in
huis was er nog geen plaats voorzien. Teruggooien in de vijver leek geen
oplossing want daarvoor was de hippievis te speciaal. En zo besloot ze, de
visser, het kleine, lieve visje mee te dragen in de emmer. En het visje leek
het goed te vinden.
Dagen, weken
gingen voorbij en de vissers hart, hoofd en lichaam gaven tegengestelde signalen.
Wat moest zij met die emmer? Soms liet ze hem staan, maar ging hem gauw weer
opzoeken. Soms nam ze hem mee, en kreeg de vis weer wat eten, gekeuvel en
aandacht.
En zo bleef het maar duren. De visser was in strijd met zichzelf en voelde
uiteindelijk nog maar één ding heel duidelijk aan. De emmer werd te zwaar. Ze
kon hem niet langer dragen. Daarbij zag zij het als een beperking om maar één
hand vrij te hebben om aan het nieuwe aquarium te bouwen.
Daardoor was het dat de visser op een mooie herfstdag de emmer terug
leeggoot in de vijver. Zij was niet klaar, en daardoor de emmer te zwaar, om
het visje een thuis te geven. En ja, het afscheid viel ook haar zwaar. Maar ze
zag het ook als een bevrijding, omdat ze nu rustig verder bouwen kon.
Heeft ze me gewoon weggegooid? Vrijgelaten?
Eerder losgelaten, puft de wind en zoals je weet, Hippievisje, zal
een visser altijd opnieuw de moed vinden om te hengelen. En op een dag zal het
aas het water opnieuw raken. En wie weet ben jij, die uitzonderlijke hippievis
dat je bent, dan net weer op deze plek, waar de visser vist. En dan is dat geen
toeval, maar het lot.
Ik tuit mijn lippen en maak luchtbelletjes in het water. Blub. ---------------------------------------------------------------------------------- 11.11.2012, door Muze geschreven - succes met je bouwproject !
Er gaat iets magisch gebeuren. Ik voel het. Elfjes zullen uit wouden tevoorschijn komen en rond onze hoofden zwermen, om ze te verlichten van de zorgen die ons doen fronsen. Kaboutertjes, hele kleine, kruipen onder stenen en achter bomen vandaan, om karweitjes op te knappen, s nachts, als we liggen te dromen. De lucht kleurt roze, en overal hangt de geur van versgebakken, zoete koekjes, alsof Sinterklaas echt bestaat. De tandenfee gaat weer op pad, met een buideltje vol met centen, voor dappere kinderen. Of moedige volwassenen, want ook zij zijn weer wat kind geworden. Er weerklinkt overal geschater en gegiechel, zonder het voorwaardelijke drankengelag. Geluk zoemt in ieders oren, en muziek weerklinkt overal. Bij het ochtendgloren staat de bakker al neuriënd zijn brood te kneden. De slager bedient een straathond van een worstje. Het viswijf op de markt tapt luidkeels een mopje en het publiek koopt enthousiast uit haar kraam. Een nachtegaal verblijdt ons met zijn lied. Op straat wordt eenieder begroet met een glimlach en een kwajongen krijgt een schouderklopje, voor het helpen over te steken van een opaatje. De kranten staan bol met sprookjesachtige koppen, zoals: Kabouter Pinnemuts wordt papa!, Pinkeltje viert zijn zevenhondervierenvijftigste huwelijksverjaardag met Pinkelotje. en De aarde: na achtendertig triljoen draai-jaren, nog steeds perfect in vorm..
Politieke partijen zijn opgeschort, geen nood aan de ordehandhavers, want de geestelijken van alle godsdiensten hebben de hoofden bij elkaar gestoken en iedereen leeft de tien geboden braafjes na. Waarom zouden ze niet?
Harten zijn gevuld met vreugde en liefde en op de berg zit de boze heks gevangen, voor eeuwig en altijd. Geen mens, geen dier, noch een fantastisch wezen die nog aan haar denkt, of zelfs maar herinnert. Al het slechte smelt weg, als sneeuw voor de zon en het lijkt ondenkbaar dat het leven zo niet blijft voort zinderen.
Dat bedenkt een (vrouw)mens, als ze verliefd is, hier droomt een (vrouw)mens van, als haar hart gevuld is met liefde, en haar buik met vlindertjes. Zoveel mooie dingen in de wereld, maar zij is de mooiste. Het meest betoverende schilderij, het meest innemende landschap, alles komt op nummer twee, want zij is nummer één. Ze is en zal blijven, zoals de geliefde van Shakespeare, wiens schoonheid wordt vereeuwigd in Shall I compare thee to a summers day. Volgens mij hebben we het nota bene over dezelfde vrouw!
Als ik begiftigd was met de stem van een operazangeres, bezong ik elke dag haar mijn liefde, als wekkerradio of zo? Als ik bedeeld was met de kunstzinnigheid om loze woorden om te vormen tot sonnetten, schreef ik dagen, en dagen, die overgaan tot maanden, want ik kan haar een eeuwigheid lang beschrijven.
Alles ziet er rooskleurig uit, maar is het niet. Ik ben de heks niet vergeten en zie haar/zijn verdoemde toren, waar vleermuizen rondfladderen en waar de maan, ostentatief, dag en nacht, over waakt. Doch, wat liefde doet met een mens, of, met mij, is me niet blind maken, integendeel, ik zie helderder dan ervoor. Maar de kracht die ik eerst uit mijn spieren haalde, komt nu vanuit mijn kloppende hart en zoals Mister Kravitz al zong in zijn eerste album, Let Love Rule : "Love is gentle as a rose, and LOVE can conquer any war." Dus laat de heks maar komen, ik verpletter ze/hem door de kracht van de liefde.
En dank je, liefste, voor de kracht, die je me gaf, vannacht...
Liefde, het meest uitgemolken product sedert mensheugenis en nog steeds het onderwerp waar nog niet alles over gezegd lijkt te zijn. Liefde vind je in elke hoek van je geheugen, verstopt zich in je poriën en slaapt in je hart, tot het gewekt wordt door de juiste prinses..
Woorden weg, ingeslikt. Zwijg dan maar En zeg het met een kus.
Liefde die mijn lijf beklijft, Verstijft, Dus ik werp een blik, alleszeggend of niks.
Lippen die de kus beantwoorden, De blik die aankomt. We wentelen ons in liefde en vrijen
Vroeger wilde ik slechts pen en papier. Meer had ik
als puberende tiener niet nodig. Als jongvolwassene romantiseerde ik de
typemachine en ik tokkelde paginas vol met vreugde en groeipijnen na elkaar,
tot ergernis van mijn huisgenoten. Woorden, zwart op wit, werden steevast
belangrijker. Ze waren de oevers van mijn gedachtestroom, al bleken deze niet
altijd even sterk, om de gigantische watermassa tussen de zijlijnen te houden.
Met de komst van de laptop brak een heel andere tijd
aan. De tijd van de afleiding, want de wereld opende zich na een druk op de
knop en ik ging reizen, vaak door de ogen van een ander, waardoor ik mijn
schrijven vergat. Toen ik fysiek ging reizen, weigerde ik te schrijven, want
hoe klein en nietig ben je, te midden van dat dal in Caracas. Of de eerste keer
dat je met je voeten baadde in een appelblauwzeegroene zee. Die onbegrensdheid
benauwde me en ik kon geen kik meer geven. Het is zoals je van een uitzicht
geniet van een onuitputtende reeks van bergen, wie ben je dan? Maar toen ik
over de Orinoco voer, met de kajak, en de indiaan op het voorsteven ons
krachtig naar de hut van het stamhoofd peddelde, toen voelde ik, deze
oneindigheid is eindig, al lijkt ze anders en net daarom lijkt ze op mij.
Ik voelde me meer zoals de Orinoco, die ontspringt in
Venezuela om na een eindeloze 2.140 kilometer uit te monden in de Atlantische
Oceaan, bij Trinidad. Soms is de Orinoco, van oever tot oever, wel 22 kilometer
breed. Naar onze Belgen-normen lijkt het dan wel een zee. Het is ook wel erg
breed voor een rivier, maar vreemd genoeg, heeft ze deze ruimte nodig, om tot
haar bestemming te komen. Mijn schrijven lijkt dan ook wel op die langdradige
en brede rivier, omdat ik nu eenmaal woorden nodig heb om te stromen. Woorden
die amper uit mijn mond komen, maar ademen via mijn lichaamstaal en al ben ik
soms een spraakwaterval, mijn gedachten laten pas van zich horen als ik zwijg.
En misschien is het wel weer tijd om de draad op te
nemen, om een quilt te naaien van de lapjes herinneringen die al lang niet meer
waarheidsgetrouw zijn, maar wel popelen om te ontspringen en door middel van de
inktzwarte oevers te eindigen in een mooi deken, die een ziel kan verwarmen.
Na jaren te schrijven, of niet te schrijven, over wat
was, wat niet was, of over hoe het had moeten zijn, kan ik als verteller
fungeren, zonder mezelf te verliezen in het hoofdpersonage. Zonder het verhaal
in mineur te doen eindigen, zoals voorheen het fatum leek.
Innerlijke rust en genot, passie en verlangen, de muze
van het leven, alsook de muze van mijn schrijfsel. Klop, klop, zei de muze.. En
ik zag ze graag.