De dt-regel is niet moeilijk, jij bent gewoon dom. Bij deze Facebookgroep ben ik al enige tijd aangesloten, hoewel ik twee bedenkingen heb bij deze titel.
Ten eerste moet er voor eens en altijd duidelijk gemaakt worden dat er geen dt-regel bestaat. Nergens in grammaticaboeken staan er secties over dt-regels. Er bestaan enkel werkwoordsregels. Ik moet wel toegeven dat ik vaak het woord dt-fout in mijn mond neem, maar net zoals de oprichter van de Facebookgroep, waarschijnlijk het is een gemakkelijke manier om specifieke fouten bij werkwoorden te benoemen.
Ten tweede zijn mensen niet per se dom als ze niet weten wanneer een werkwoord nu met een d, -t, of dt geschreven wordt. Het is gewoon belangrijk om te willen leren en te oefenen. Bij deze wil ik met alle plezier alle dt-twijfelaars een handje toesteken.
Iedereen heeft wel al eens gehoord over de stam van het werkwoord en het fokschaapshit. Mensen die moeite hebben met werkwoorden raken soms in de war, omdat ze denken dat fokschaapshit bij alles moet gebruikt worden. Dat is niet zo, lieve mensen! Enkel met de stam moet steeds rekening gehouden worden.
Tegenwoordige tijd: jij wordt en hij wordt
Eerst en vooral moet je weten wat de stam is van je werkwoord. Daarbij moet je steeds vertrekken van de infinitief. Worden heeft als stam word. Knarsen heeft als stam knars. Als je je werkwoord vervoegt, moet je steeds vanuit de stam vertrekken. De laatste letter van je stam, op enkele uitzonderingen na die niets met dt te maken hebben , verander je nooit.
Jij wordt en hij wordt is daarom hetzelfde als jij speelt en hij speelt. Bij de tweede en derde persoon enkelvoud wordt een t toegevoegd aan de stam. Of je stam eindigt met een d, maakt helemaal niets uit. Je voegt er gewoon een t aan toe, net zoals alle andere werkwoorden die niet op een d eindigen.
Als je fouten maakt zoals hij word of hij wort, dan weet je niet wat de stam van het werkwoord is. Als je fouten maakt zoals ik wordt, dan ben je vergeten dat bij de eerste persoon enkelvoud nooit een t wordt toegevoegd. De belangrijkste basisregel voor dt-twijfelaars luidt: stam + -t bij de tweede en derde persoon enkelvoud. Vraag je dus nooit af of het stam + dt is. Deze regel bestaat ab-so-luut niet.
Voltooide tijd: ik heb/had gespeeld en ik heb/had gedanst
Ook hier geldt dat je steeds met de stam van het werkwoord rekening moet houden. Maar bij de voltooide (tegenwoordige en verleden) tijd komt ook een hulpmiddel: het fokschaapshit.
De algemene regel bij deze tijd is: (ge )stam d of t. NOOIT ge stam dt. Wie fouten maakt als ik heb gespeeldt, moet deze algemene regel zeer goed leren.
Hoe weten we dan of het gespeeld of gespeelt is? Wel, daarbij komt het fokschaapshit aan te pas. Het fokschaapshit is een manier om te weten wanneer je een t moet gebruiken bij de voltooide tijd.Wanneer de stam van het werkwoord eindigt op een van de medeklinkers uit het fokschaapshit, of op een van de twee medeklinkercombinaties die in het fokschaapshit zitten (sch, ch en sh, wat klinkt als [sj]) dan moet je een t toevoegen aan de stam in de voltooide tijd. Ik heb gedanst omdat de stam van dansen eindigt op een s. Die s zit in het fokschaapshit. Ik ben gecrasht, omdat de sh in het fokschaapshit zit. Ik heb gespeeld eindigt op een d en niet met een t omdat de laatste letter van de stam, een l, niet in het fokschaapshit zit.
Met de klinkers in het fokschaapshit mag geen rekening gehouden worden. Die zitten gewoon in het woord om, wel ja, er een woord van te maken. In de voltooide tijd komt er enkel een t achter de stam als de medeklinkerwaarop de stam eindigt in het fokschaapshit voorkomt. Daarom is het ik hebvoltooid en niet ik heb voltooit. Het is soms wel verwarrend, omdat zowel voltooid als voltooit bestaat. Maar dan gaan we weer naar de tegenwoordige tijd, waarbij de regel stam + -t geldt. Jij/Hij voltooit is een voorbeeld van de stam + t. Jij hebt voltooid is een voorbeeld van de voltooide tijdsregel: (ge-) stam + d of t. De laatste letter is een klinker die in het fokschaapshit voorkomt, maar zoals gezegd: het gaat hem enkel over de medeklinkers in het fokschaapshit. Zeker niet vergeten!
Andere fouten kunnen gemaakt worden als je niet weet wat de stam van het werkwoord is. Zoals al eerder gezegd moet je steeds weten wat de stam is. Een kopbreker is bijvoorbeeld het werkwoord krabben. Is het nu ik heb gekrabd of ik heb gekrabt? Vraag je dan af wat de stam is, of de infinitief zonder en. De laatste letter van de stam is een b, geen p. Daarom heb ik gekrabd en niet gekrabt. Omdat de b in krabben bij sommige vervoegingen klinkt als een [p] (ik krab klinkt als ik [krap]), denken sommigen dat de stam eindigt op een p. Neen! Spreek de infinitief uit, dan weet je dat de stam op een b eindigt.
Ik besef dat deze uitleg zeer kort is en er nog heel wat verwarring rond het fenomeen dt zal blijven. Hopelijk heeft deze uitleg al wat geholpen. Vragen mag je zeker stellen, ik beantwoord ze met plezier!