Gisterenavond hebben we nog het gezelschap van twee andere pelgrims gekregen in ons hutje. Van mij mochten dat gerust twee Duitse meisjes zijn, maar nee, het waren twee jonge Spanjaarden. Diane sliep met een Spanjaard boven zich, ik jammer genoeg ook. Maar goed, je kunt niet altijd winnen.
De wandeling is wondermooi. Langsheen de kust, over kliffen die uitgehold zijn door de zee. Er zijn zelfs grotten in de kliffen, en bij vloed spuit daar water uit, zoals bij een geiser. Omdat het eb is, kunnen wij dat niet zien. Maar er blijft genoeg om van te genieten. De zee is helblauw, en achter ons zien we de indrukwekkende Picos d' Europ, een desolaat gebergte met toppen van meer dan 2.000 meter. Misschien een vakantie waard? Grapje.
Verwondert het dat we de langste pauze van de camino nemen? Maar ook de rest van de wandeling komt uit een boekje. Groen, stilte, mooie bloemen, vlinders en een koele zeebries die een zegen is voor het oververhitte pelgrimslijf.
Op een terrasje in de schaduw nuttigen we een maaltijd samen met een leuke Spaanse jongen die atypisch goed Engels spreekt. We kiezen een pincho tortilla. Aardappel, ui en eieren. Lekker, en niets te vroeg om de nijdige klim te overwinnen die op ons wacht.
Wat het eten betreft, dat stelt niet te veel voor. Niet dat het niet lekker is of niet voorradig. We hebben gewoon geen honger onderweg. Meestal vertrekken we met nuchtere maag. Na een uurtje stoppen we en eten een kleinigheid. Is er een bar in de buurt, wordt daar een koffie gedronken. 's Middags picknikken we of zoeken we een bar voor een hapje. Enkel 's avonds is er een maaltijd die naam waardig. In bars kan je een menu peregrino bestellen voor 10 euro. Meestal krijg je dan een keuze waarbij we altijd zorgen dat we voldoende groenten binnenkrijgen. Als we dan nog vis kunnen bestellen - uiteindelijk zitten we hier aan zee - kunnen we er weer tegen. Meestal volgt dan een nagerecht. Lekker, enkel de honger ontbreekt. Als het zo doorgaat, stap ik binnen drie weken door het sleutelgat naar binnen . En Diane volgt.
Vanavond slapen we in een auberge te Poo. Een plaats met een hoog Teletubiegehalte - leuk voor de kinderen van de kleuterschool. Maar met het gebouw zouden ze niet tevreden zijn, het is even goed tot de draad versleten als hun schooltje.
We zitten hier bij de drie stormtroepers wiens staptempo toch gedaald is, misschien omdat ze het gezelschap gekregen hebben van twee Canadese meisjes die hun weg nog moeten vinden op de camino.
Daarnaast zijn hier nog twee Spaanse meisjes die we de laatste dagen meermaals ontmoet hebben, de eerste keer twee avonden geleden. Ze zijn niet op bedevaart, maar stappen gewoon een weekje mee voor de fun. Een Amely Poulain achtig meisje fladdert hier een beetje rond, maar nu ze gerustgesteld is dat iedereen haar gezien heeft, is ze verdwenen. Er is nog een groep Spanjaarden en we delen onze kamer met twee fietsers. Ditmaal slaap ik boven Diane.
... bij gebrek aan herberg. Normaal zouden we overnachten in de sporthal van Colombres. Maar de plaatselijke autoriteiten zijn niet overal geïnteresseerd in de pelgrims. De overnachtingsplaats is dit jaar afgeschaft. Het pad van een pelgrim is niet altijd met rozenblaadjes bezaaid.
De dag was aangenaam begonnen, weerom nevelig maar droog. We stapten in een bekoorlijke omgeving met heel wat natuurmoois. Steeds roofvogels in de buurt op zoek naar thermiek, honderden hagedisjes en ik stapte zelfs bijna op een slang. Welke slang het was, kon ik niet zien, ik zag enkel de staart verdwijnen in het gras. We hebben hier ook kennisgemaakt met witte vogels. Het lijf van een reiger, maar met korte poten. Koereigers volgens een Nederlandse pelgrim. En de beesten vertoeven inderdaad dikwijls in de buurt van koeien.
Er waart hier trouwens nog een speciale diersoort rond. Er bestaat zelfs een apart verkeersbord voor, zo iets in de trant van 'overlopend wild'. Maar dan met een pelgrim op en een Sint-Jacobsschelp. Echt gevaarlijk...
Het was dus de bedoeling niet te ver te stappen, 25 kilometer leek voldoende. Als we in Colombres toekwamen bleek dat onmogelijk. Er was een groot dorpsfeest aan de gang met Latijns-Amerikaanse muziek. Twee inwoners in traditionele klederdracht zagen de ontgoocheling op ons gezicht (of de vermoeidheid). Zij nodigden ons binnen in hun huis, en we mochten uitrusten in hun zetels, ondanks ons fantastisch aroma. We kregen cola, zelfs bier, maar dat laatste vonden we geen goed idee. De Spanjaarden begrepen niet wat we in die 'calor' (warmte) deden, en vonden dat we het kalmer aan moesten doen. We kregen alle tijd. Ook ons slaapprobleem losten ze op. We hadden op de weg reclame gezien voor een camping waar hutjes voorbehouden werden voor pelgrims. Vooral de mogelijkheid van een duik in een zwembad was aanlokkelijk. De vrouw des huizes nam de telefoon en regelde een slaapplaats.
Veel te snel naar hun idee namen we afscheid. De vrouw begeleidde ons nog tot de camino en met een hele uitleg konden we onze reis verderzetten. Vier kilometer verder dan voorzien.
We hebben weerom eem dak boven het hoofd, de keuken hier ruikt echt lekker naar de look en het zwemmen deed deugd. Morgen doen we het wat kalmer aan...
Diane probeert mee te stappen, als het niet meer zou gaan, kan ze altijd een bus nemen. We zijn met zijn drieën ditmaal. Bethina is weer van de partij. Zij is Deens en is een fijne compagnon. Ze heeft een eigen kijk op het leven, niet religieus, maar wel spiritueel. Ze houdt van de natuur, van keuvelen, werkt met kinderen en is zeer creatief. Ze heeft lang ros haar en een bleke huid die moet vechten tegen de Spaanse zon. Haar lach is zwaar en gul. Even krijgen we nog het gezelschap van de Spaanse maar niet voor lang. Ze is iets vergeten.
We komen doorheen Santillana del Mar. We wanen ons in de middeleeuwen. Zo'n mooie gebouwen. Moet je eens opzoeken op internet, beelden zeggen in zo'n geval meer dan woorden. De rest van de dag verloop over kleine rustige wegen, echt een aangename etappe. De 'mañane muchos calor van overgrootmoeder blijkt niet te kloppen. Er is een lichte mist die voor koelte zorgt. Echt een geschenk uit de hemel, ook al gaat dit ten koste van mooie foto's, een prijs die ik graag betaal.
We ontmoeten weer het Nederlans viertal dat we een paar dagen geleden nog gezien hebben. Het is een blij weerzien. Als ik hen vertel dat we vandaag 28 jaar getrouwd zijn, krijg ik te horen dat dat de reden is waarom ik 50 meter achter haar loop. 'Tja', antwoord ik, 'ik wil het nog wel 28 jaar volhouden', maar ik hoop dat Diane dit niet leest
We doen net als gisteren weer een stuk meer kilometers dan voorzien, we zitten 15 km voorop op schema. Dank zij het aangename stapweer. En de prachtige omgeving, niet alleen inzake natuur, maar ook inzake huizen, kerken, zelfs paleizen. Onderdak vinden we in een private auberge, nu ja, vinden is het verkeerde woord. Eigenlijk vinden we de auberge niet en moet ik bellen. De baas komt ons halen met de auto belooft hij. Omdat Diane op mijn aanraden nog niet in het dal afgedaald is, moet zij nog een kwartiertje stappen, maat dat vindt de baas niet erg als hij aankomt. Hij heeft alle tijd, en dan moet hij niet werken grapt hij. Als Diane aankomt krijgt zij net als Bethina twee dikke kussen (en ja, het is een knapperd ie er echt mag wezen, slank, donker met zwarte lange krullen, en hooguit 28 jaar oud)
Hij brengt ons naar zijn herberg, helemaal alleen op een heuvel. het is niet bepaald een veelsterrenhotel, maar perfect voor ons. Maar chique madammen zie je hier biet, bijna allemaal jeugd en backpackers allerhande. De bazin - bijna zo knap als haar man - is lief, en als ik 's avonds betaal krijg ik ook een dikke kus.
We slapen maar met drieën op de kamer, het ziet er naar uit dat dit weerom een goede nacht wordt. Als het niet te rumoerig wordt. De baas houdt van luide muziek, die hij nog harder draait als hij volk - ook ons - in de buurt ziet. Best mij oordopjes in de buurt houden.
Morgen volgt normaal gezien een rustigere dag. Het kan niet altijd 30 kilometer zijn. Het gaat bete met Diane haar voeten. Ze heeft er echt van genoten terug te wandelen, en ze deed dat vlot. Maar iedereen loopt de camino op zijn eigen wijze, we zien wel wat volgt.
Oh ja, we hebben meer dan 300 kilometer gestapt, er resten er minder dan 500. En 't ging vooruit, verbazend vlug vooruit ...
Met 50 mensen bijeengepropt op een kamer, het blijft een belevenis. Hoe sommigen snurken, je zou er een doctoraat over kunnen schrijven. Bethina, mijn stapmaatje van vandaag, beschrijft het al 'between human and animal'. Goed gezegd.
Diane moet op doktersbevel haar voeten even laten rusten, te veel blaren. Zij neemt de trein om de laatste 6 kilometer te voet te gaan. Ik vertek met Bethina al voor 6 uur. Het is nog donker en het is mistig. Het is doodstil op straat in Santander. Ik dacht dat Spanjaarden zo' n vroege vogels waren?
Ik ben blij dat we de stad mogen verlaten. We gaan voor een zware etappe van 36 km. Vooral over asfalt. De omgeving is niet spectaculair. Veel industrie, appartementen,, grote wegen. Ook veel nieuwbouw, hele wijken in aanbouw waarvan de bouw stilgelegd is. Desporen van de crisis zijn hier duidelijk aanwezig.
We schieten goed op. Het ritme van stappen, afgewisseld door het bezoek aan een bar voor een sterke koffie of later een frisse cola begint vlot te lopen. Speciaal aan de dag is dat we een spoorwegbrug moeten nemen om 10 km af te snijden. Lijkt gevaarlijk, vereist inderdaad enige voorzichtigheid, maar is best te doen. En alle pelgrims doen het. Ik ben wel blij als we veilig de overkant bereiken.
Voor 3 uur zit de wandeling er op. Diane komt ons tegen en de laate 2 kilometer lopen we samen met zijn drieën. Zij heeft reeds een auberge gereserveerd, El Arco Iris. Wat een verschil met gisteren. Een warm onthaal bij een familie, gaande van overgrootvader en overgrootmoeder, een grootmoeder, een moeder en vader en een kind. En daartussen een grootnonkel die wat interessant loopt te doen. Zij proberen hun oude boerderij te exploiteren als private auberge, en daar hebben ze gelijk in. En dat doen ze goed, het is echt gezellig. Na de dagelijkse karweien zitten we met zijn allen buiten, samen met de familie. Overgrootmoeder wilt allerlei vertellen in het Spaans, en wij begrijpen er meestal geen jota van, maar niemand stoort zich daaraan. De grootmoeder nog het allerminst. 'Mucha calor' zegt ze, en dat is waar. Wanner Bethina haarDeense boek toont van de kustroute, merkt overgrootmoeder dat er een foto van haar huis in staat. Fier dat ze is , en terecht.
We krijgen compagnie van een Canadees koppeltje, een Duitse grapjas, een Amerikaanse Natomederweker en een Spaanse jonge dame die de camino op eigen wijze verwerkt. Van strand naar strand en dan met de bus naar een auberge. Het wordt weer veel te laat, ook omdat het eten pas tegen 8.30 uur klaar is, maar dat is niet erg in Spanje. Spanjaarden hebben tijd, veel tijd.
Ps, deze is voor Ruben. Los arboles estan en flor. Sommigen toch.
Met 50 mensen bijeengepropt op een kamer, het blijft een belevenis. Hoe sommigen snurken, je zou er een doctoraat over kunnen schrijven. Bethina, mijn stapmaatje van vandaag, beschrijft het al 'between human and animal'. Goed gezegd.
Diane moet op doktersbevel haar voeten even laten rusten, te veel blaren. Zij neemt de trein om de laatste 6 kilometer te voet te gaan. Ik vertek met Bethina al voor 6 uur. Het is nog donker en het is mistig. Het is doodstil op straat in Santander. Ik dacht dat Spanjaarden zo' n vroege vogels waren?
Ik ben blij dat we de stad mogen verlaten. We gaan voor een zware etappe van 36 km. Vooral over asfalt. De omgeving is niet spectaculair. Veel industrie, appartementen,, grote wegen. Ook veel nieuwbouw, hele wijken in aanbouw waarvan de bouw stilgelegd is. Desporen van de crisis zijn hier duidelijk aanwezig.
We schieten goed op. Het ritme van stappen, afgewisseld door het bezoek aan een bar voor een sterke koffie of later een frisse cola begint vlot te lopen. Speciaal aan de dag is dat we een spoorwegbrug moeten nemen om 10 km af te snijden. Lijkt gevaarlijk, vereist inderdaad enige voorzichtigheid, maar is best te doen. En alle pelgrims doen het. Ik ben wel blij als we veilig de overkant bereiken.
Voor 3 uur zit de wandeling er op. Diane komt ons tegen en de laate 2 kilometer lopen we samen met zijn drieën. Zij heeft reeds een auberge gereserveerd, El Arco Iris. Wat een verschil met gisteren. Een warm onthaal bij een familie, gaande van overgrootvader en overgrootmoeder, een grootmoeder, een moeder en vader en een kind. En daartussen een grootnonkel die wat interessant loopt te doen. Zij proberen hun oude boerderij te exploiteren als private auberge, en daar hebben ze gelijk in. En dat doen ze goed, het is echt gezellig. Na de dagelijkse karweien zitten we met zijn allen buiten, samen met de familie. Overgrootmoeder wilt allerlei vertellen in het Spaans, en wij begrijpen er meestal geen jota van, maar niemand stoort zich daaraan. De grootmoeder nog het allerminst. 'Mucha calor' zegt ze, en dat is waar. Wanner Bethina haarDeense boek toont van de kustroute, merkt overgrootmoeder dat er een foto van haar huis in staat. Fier dat ze is , en terecht.
We krijgen compagnie van een Canadees koppeltje, een Duitse grapjas, een Amerikaanse Natomederweker en een Spaanse jonge dame die de camino op eigen wijze verwerkt. Van strand naar strand en dan met de bus naar een auberge. Het wordt weer veel te laat, ook omdat het eten pas tegen 8.30 uur klaar is, maar dat is niet erg in Spanje. Spanjaarden hebben tijd, veel tijd.
Ps, deze is voor Ruben. Los arboles estan en flor. Sommigen toch.
We ontbijten opnieuw samen in groep. Voor het eerst terug een echt ontbijt met brood en koffie op een gewone stoel.Op de achtergrond de 4 jaargetijden van Vivaldi gevolgd door de canon van Pachebel. Toch even de krop in de keel gekregen.
We nemen elk een aparte route, ieder naar zijn voorkeur. We komen terug samen in Santander waar we een bed vindenin de auberge. Het is hier een echte grootstad, mensen zijn minder vriendelijk. De drukte is belastend. Een afknapper na gisteren. Maar, we zitten op schema, het weer blijft droog maar wordt koeler, en op de camino kruisen ons nu eenmaal ook minder aangename dingen. Net zoals in het leven.
dag 10 - door het vagevuur, verleid door de Duvel, maar toch naar de hemel
Echte grapjassen die nonnetjes. Toen ik na de laatste blogsessie terug naar het klooster ging, was de poort, 3 meter hoog, gesloten. Het was 23 uur, geen enkele plaats om naar toe te gaan. Nochthans had het nonnetje verteld dat we altijd binnen en buiten konden. We hadden 4 sleutels gekregen, maar geen paste op het zware slot. Bleef niets over dan mijn legerdienst boven te halen en over het hek te kruipen. Gelukkig waren er geen getuigen.
Diane begint vroeger aan de tocht, zodat ze tijdig de veerboot bereikt. Jammer voor haar loopt ze verkeerd, maar ze wordt op de juiste weg gebracht door Marou, een Mexicaans Canadees meisje dat honderd uit vertelt. Na 4 kilometer bereiken we de overzetplaats, waar tientallen pelgrims verzamelen. Een boottocht is leuk, en vroeger deden de pelgrims het ook.
We vorderen traag en Diane besluit haar voeten verder te laten rusten en neemt een taxi naar de auberge. Ik heb veel tijd verloren en tracht die in te halen, over een steile duin naar een strand, langsheen de zee. De route is heerlijk afwisselend, maar het is heet. Wanneer ik -s middags een baancafe bereik, besluit ik mezelf te tracteren op een cola. Als de barman mij vraagt waarvan ik kom, verwijs ik naar het flesje Duvel dat op de toog staat. Het beste bier ter wereld vertel ik fier. Een toogzitter wil mij absoluut op een Duvel tracteren, wat ik resoluut afwijs, het is nog te ver en te heet. Verleiding op de camino, het bestaat echt.
Tot 16 uur stap ik nog over het gloeiend asfalt, blij met elk beetje schaduw dat ik krijg. Ik ben zo overververhit dat ik in een bar onmiddellijk de pint krijg van een pelgrim. Even twijfel ik, maar drink het toch ad fundum uit. 2 kilometer nog, dat moet lukken.
En dat lukt vlot. Ik kom aan in de hemel. Een grote auberge, maar met plaats voor velen. Jongeren keuvelen en zingen gezellig op het grasplein, minder jongeren zitten in groepjes bij elkaar. Hiertussen loopt een grote hond, een zware loebas die geniet van alle aandacht die hij krijgt. Uiteindelijk zoekt hij een plaatsje bij ons inde schaduw en valt in slaap, snurkend als een ervren pelgrim, har dus.
We krijgen in grote groep nog achtergrondinformatie over de camino, vertaald van het Spaans naar het Engels door Marou. Heerlijk meisje, daar zijn we het over eens. We eten met zijn allen samen en gaan slapen, in mijn geval met 3 mooie Duitse meisjes in de bedden boven mij. De hemel, hij bestaat echt.
Dag 9 - Nu moeten ze echt niet overdrijven, die van de kleuterschool ...
... gisteren al een bijna doodervaring, vandaag vliegen er een tiental gieren op beperkte hoogte boven ons. En ze blijven ons even volgen. We zijn allebei al wat gewicht verloren langsheen de camino, maar dat we er zo slecht uitzien?
We lopen een heel deel van de dag met 2 Nederlanders, aangenaam gezelschap. Veel valt van het stappen niet te vertellen. Maar we zijn aangekomen in een oud klooster. En moe en oververhit als we waren, zijn we ontvangen door een mooi en lief nonnetje in een oud robuust klooster waar de geschiedenis van de muren druipt. We zijn samen met 3 andere pelgrims toegekomen en ze brengt ons naar onze kleine kamers voor 2 personen. Engelen bestaan.
's Avonds eten we in groep in een restaurant in de buurt. Het gezelschschap van de eerste dagen is sinds Bilbao helemaal uit elkaar geslagen, we vinden nieuwe mensen op onze weg: een Deense, Amerikanen, Noren, een Canadese, ... Ter plaatse wordt een nieuwe taal uitgevonden, een esperanto bis. Weerom moet ik besluiten, wonderen op de camino, ze bestaan.
We verlaten het Baskenlan en bevinden ons in Cantabrië. Ik zal het sfeertje missen. De Basken zijn ruw, zeer trots, maar vriendelijk.Misschien wel honderden hebben ons een buen camino, een ola, een buenes dias of iets onverstaanbaars Baskisch toegewenst. Jong en oud. Ze houden van sporten, jong en oud fietst loopt, wandelt. Mooie mensen zijn dit niet, het schoonheidsideaal is ver weg. Maar de blik in hun ogen is onbeschrijfelijk. Ik geloof dat deze mensen zowel tot het mooiste als tot het gewelddadige in staat zijn.
We lopen terug naar de kust via een breed en goed onderhouden fiets- en voetpad. De infrastructuur is zeer goed onderhouden of zeer nieuw. Aan de kust is het druk, het is immers zondag en talloze eendagstoeristen trachten tegen beter weten in een gunstigeparkeerplaats te bemachtigen. We lopen tussen mensen in badpak in talloze maten en gewichten - zowel de mensen als de badpakken. We voelen ons buietnaardse wezens, vooral als we een wandelpad volgen langsheen de zee op circa 100 meter hoogte. Wel mooi, maar de toeristen bekijken ons eerder meewarig. Ik verwacht elk moment een bord te zien met de vermelding 'Don't feed the pelgrims', maar dan in het Spaans naturlijk. Of iets in de zin van 'Verboden de pelgrims te aaien. Ze zien er lief en vredelievend uit, maar ze kunnen lelijk uit de hoek komen als je een pijnlijke plek raakt!' En na een week stappen is dat niet geheel ondenkbaar.
We volgen een tijdje een rijksweg zoals voorgeschreven door het boekje. Maar enkele locals roepen ons toe dat we absoluut 'el tunel' moeten nemen. El tunel is nekel voorbestemd voor wandelaars en fietsers en is 400 meter lang (waarschijnlijk lag er nog wat geld in een kast waarvan de beleidsmakers zich afvroegen wat daarmee te doen ...). 'Het lijkt wel een bijna doodervaring', grapt Diane, 'Met dat hevige licht aan het eind van de tunnel'. Even moet ik denken aan Wilfried Martens maar vraag toch enigszins ongerust: 'We hebben toch geen ongeluk gehad op de rijksweg?' Immers, we zien de kleuterschool graag, maar ons leven geven gaat toch wat te ver.
Oh ja, we komen bijna te laat aan in de auberge. Geen bed meer over, maar als we willen, mogen we in een tent slapen. Joepie!
Door Bilbao trekken is zo dubbel. De binnenstad zelf is een parel. Daarheen trekken is ook nog leuk. Een nijdige col dient beklommen, dan wacht er een spectaculair zicht op de stad. De kerk die ik bezoek is prachtig. De historische rijkdom van Spanje is immens. Dan moet langsheen een heel lange trap naar de historische binnenstad waar ik verdwaal in de kris-kras van straatjes. Maar uiteindelijk kom je altijd bij de ria, de rivier terecht. Die volgen, en je komt uit bij het Gugenheimmuseum, waar een deel van onze medepelgrims zitten. Tof, je vindt elkaar steeds terug, en na 5 dagen is het alsof je oude vrienden na jaren terugziet. Diane heeft mij aan de ingang van het ñuseum aangepat en samen brengen we een krt bezoek.
Het gebouw is een wonder. Ik bedenk dat de architect ofwel chronisch zat, ofwel geniaal moet geweest zijn. Misschien wel beide? De kunst kan ons maar matig boeien. Het verschil met het pelgrimmeren is danig groot, dit is een andere wereld. We eten nog in het museum terwijl we buiten de jeugd inde fonteintjes zien spelen. Eerst voorzichtig, uiteindelijk doornat.
Eenmaal buiten splitsen we terug op. Diane gaat te voet naar Portugalete, ik langsheen de ria doorheen een grauw industriegebied. Geen spatje groen, beton en asfalt overheersen alles. Niets is er over van de schoonheid van Bilbao. Het overgrote deel van de pelgrims laat dan ook dit stuk aan van de camino aan zich voorbijgaan.
De brug in Portugalete is een ingenieuze hoge constructie waaraan een soort treinwagon hangt. Te ingewikkeld voor mij, deze deathride, dus neem ik het veer waar Diane op mij wacht.
's Avonds eten we in het oude stadsdeel, in een smal straatje. Een groep Baskische meisjes komt roepend aangelopen, in traditionele klederdracht - veel wit met een strookje rood. Eén van hen is helemaal in het zwart metstierenhoorns. Met een strijdvaardige 'viva' (spreek uit als 'biba' en steek ondertussen met een ferm gebaar de rechtervuist in de lucht) enteren ze het restaurant. We horen veel lawaai en even later verdwijnen de meisjes met veel kabaal uit het zicht, op zoek naar een nieuw slachtoffer. Als de restauranthouder terug buiten naar onze tafel komt is hij bespat met rode wijn waar hij gelukkig nog mee kan lachen.
Er volgt nog een heel gesprek met Amin, een Marokaanse onderwijzer die recent verhuisd is naar Vilvoorde. Hij maakt deel uit van de stromtroepen. Behalve Amin zijn dat een oudere Duister en een jonge Oostenrijker. As ze voorbij komen riskeren we een verkoudheid, ze hollen van de berg. Een uurtje later zien we ze dan weer voorbijstormen. Zijn ze blijkbaar ergens verkeerd gelopen. Hen een derde keer tegenkomen, is niet uitzonderlijk. Wonderen op de Camino, het bestaat echt.