'En nu heb ik honger,' zucht oma. Het is tijd voor een koekje. 'Eerst mijn bril op mijn neus,' zegt oma, 'anders vind ik de koekjestrommel niet.' Hé, waar is oma's brilletje gebleven? Het brilletje is weg. 'Het brilletje heeft zich verstopt,' giechelt oma. 'Zonder bril zie ik zo slecht. En ik kan ook de krant niet lezen zonder bril. De krant ligt half opengevouwen op tafel. Oma pakt ze beet en wil ze netjes dichtvouwen. 'Kijk!' roept Pieter. 'Je brilletje heeft zich in de krant verstopt.' Oma zet haar bril op haar neus. Ze is blij dat hij terecht is. 'Zullen we dan nu een koekje eten?' vraagt ze. Pieter knikt en duwt haar naar de keuken. 'Wat goed dat je je brilletje terug hebt, oma.' 'Vind je dat ook?' grinnikt ze. 'Ja,' zegt Pieter. 'Want nu kun je de koekjestrommel weer heel goed zien staan.'
|