Een bezoekje aan de winkel. In het pre-Corona tijdperk was dat een puur
noodzakelijke verplaatsing. Eén van de vele af te werken punten op een drukke
agenda, die je er in een tijdspanne van ongeveer twaalf uur wou doordrukken. Een
checklist aan dingen. Winkelen was een detail. Niets om bij stil te staan.
Gewoon gaan met de beentjes, want er was nog een dozijn andere winkels om ook
even binnen te wippen en net die avond had je al afgesproken.
Vandaag - in het tijdperk waarin Corona heerst - plan ik een bezoekje aan
de winkel minutieus in. Ik heb tijd. Voorbereiding is alles. Eerst stel ik
mezelf tien keer de vraag: heb ik dat echt wel nodig? Zo ja, wanneer ga ik dan?
Even de website checken. Zou het er druk zijn? Neem ik een mondmasker mee? Heb ik handgel
bij? Wat doe ik als het te druk is?
Die laatste vraag is overigens vlot te beantwoorden. De auto keren en terug
naar huis rijden. Dat heb ik vandaag toch gedaan, bij mijn eerste poging. De
parking van de Hubo barstte immers al lichtjes uit haar voegen. Overladen vol
en er stonden nog zeker vijf auto's aan de oprit te duwen om erbij te kunnen.
Tussen al die wagens stond dan ook nog eens een lange rij aan "1,5m-schuivers".
Een term geboren tijdens het Corana-tijdperk. Aanschuiven met 1,5 meter voor en
achter je. Zelfs helemaal tot achter het hoekje. Geen zin in. Omkeren en wegwezen
dus.
Tweede poging. Een half uur voor sluitingstijd. Strategisch gekozen. Nog
redelijk wat auto's op de parking, maar geen wachtenden buiten. Top, ik waag
het erop. Netjes geregeld aan de ingang. Winkelkarretjes worden proper
gedesinfecteerd aangereikt. Iedereen moet er ééntje nemen. Als er dan toch iemand
de 1,5 meter social distancing doorbreekt, heb ik nog altijd 1,5 meter metaal
om iemand in de maag te splitsen. Of tactisch over de tenen heen te walsen. Vroeger
diende dat voornamelijk om je boodschappen in te leggen. Definities veranderen.
Ik neem de kar bij de horens en stap de winkel binnen. Dapper en onbevreesd.
Winkelbediendes lopen er rond met handschoenen en mondmaskers. Het heeft toch
iets onheilspellends. Zonder die twee items voel ik me plots onbeschermd en
onvoorzichtig. Even een rustig hoekje van de winkel opzoeken en mentaal
hergroeperen. Ik kan dit. Het is toch niet de eerste keer zeker. Vroeger was
dit iets van niets. Na deze positieve peptalk ben ik alweer vertrokken. Vijf
meter rechtdoor. Oei, twee mannen. Niet abnormaal voor een doe-het-zelf zaak
natuurlijk. Maar de gang is slechts vier meter breed en er staan twee mannen
naast elkaar. Erger nog, twee mannen die iets zoeken. Iedere vrouw weet dat als
mannen iets zoeken, ze het meestal niet onmiddellijk vinden en doen ze dus
verward. Ze dwarrelen van links naar rechts door de gang. Veilig passeren wordt
zo onmogelijk.
Rustig. We passen onze tactiek aan. Erger dan een potje zeeslag kan dit
toch niet worden. De winkel is het slagveld. Je ziet de pionnen duidelijk
staan. Je duikboot ligt in het water. Je hebt 10x10 hokjes om je doel te
bereiken en ondertussen zelf niet gekelderd te worden. Ik maak me de bedenking
dat een extra torpedo onder mijn winkelkar nu toch welkom zou zijn.
We zijn weer vertrokken. Het eerste item is snel veroverd. Inladen en
verder. Snelheid maken. Niets zo efficiënt als een verrassingsaanval. Gangen
met volk ontwijken. Lege gangen gebruiken om te vorderen. Stealth mode, maar
dan zonder camouflage. Het gedacht is alles. Spijtig dat die kar zo piept en
dat éne wieltje wat schuurt in de bochten.
Het tweede item is onvindbaar. Geduldig zoeken en eventueel eens vragen,
was iets voor het tijdperk zonder besmettelijk virus. Dus scheur ik naar de
kassa. Om me dankbaar terug te trekken tussen twee 1,5 meter afstand stickers
op de grond. Klaar om eventueel 1,5 meter vies voor- of achteruit te kijken indien
nodig. Maar de kust is veilig. Ik ben er geraakt.Nu nog enkel mijn bankkaart tussen de
terminal en het plexiglas erboven manoeuvreren en de klus is geklaard.
Eindelijk buiten. Ik voel me trots en onoverwinnelijk. Voorlopig doe ik dit
wel even niet meer. Een mens moet ook niet overdrijven in het tarten van het
geluk. Ik moest maar eens op een Corona-patrouilleschip botsen. Game over. (Silvy Van Osselaer)
Het is grijs buiten. Veel wind ook. Het groen in de tuin staat dik van de
regen. De wortels van de bomen, de stengels van de bloemen én de grond trekken
zich gulzig vol. De innerlijke reservoirs worden weer tot de nok gevuld. Klaar
om de volgende droge periode het hoofd te bieden.
April was immers warm en ongenadig in haar zonnestralen. Maar bloesemend in
de eerste kleuren van de lente. Genadig voor zij die zochten te ontsnappen aan
het enige hoofdpersonage van dit jaar, COVID-19 of Corona. Het virus dat ons
leven veranderde. Ons dagelijks leven beperkte tot ons kot. Telewerken de
norm werd. Onze ellenlange keuzelijst aan mogelijkheden tot ontspanning en
ontsnapping werd teruggebracht tot de tuin, een wandeling of fietstocht. Solo.
Jij en de wereld rondom. Maar zonder hem of haar erbij. Een terugkeer naar de
natuur. Die ons in deze periode - en ondanks onze vele fouten - opnieuw met
open armen lijkt te ontvangen. Warm in haar temperaturen en vrijgevig in haar
kleuren.
Maar vandaag is er veel wind. De wolken lijken te twijfelen tussen blauw en
grijs, regen of zon. De bomen wiebelen wild op en neer. Regendruppels geselen
met regelmaat de daken en ramen. Onrust heerst. De natuur beweegt zicht voort,
zoals de virologen de laatste week hun woorden hebben gewikt en gewogen. Er is
verandering op komst. Zijn we er al klaar voor? Gaat het niet te snel?
Onzekerheid slaat toe. Vertwijfeling heerst. Maar de politiek heeft gesproken.
De eerste versoepeling van de maatregelen wordt in stelling gebracht. De greep
op het virus wordt zachtjes gelost. Niet meer bij het nekvel, maar als een
speelbal in onze handen. Onvoorspelbaar en grillig. Loerend op een kans. Soms meedogenloos
in de afwerking.
Het is geen feestdag zoals anders. De
1ste mei mag dan wel tot dag van de arbeid gekroond zijn, maar het land
staat ongewoon stil. Geen viering voor sommigen. Geen uitstap voor anderen.
Geen bezoek voor velen. De mens wacht af en bereidt zich voor. De batterij
wordt weer opgeladen. Klaar voor de eerste horde: maandag 4 mei. De dag dat de Belg
officieel terug naar buiten mag treden om de bedrijvigheid aan te vatten. Of
zoals het strijdlied van de socialistische beweging vandaag zou klinken: "Ontwaakt: verworpenen der aarde ". Op 4 mei 2020 neemt de Belg zijn recht op
arbeid weer in eigen handen. Niet tegen de "rijkaard" deze keer, maar wel
gelijk en samen. Hoopvol, maar toch met een klein hartje. Tegen een onzichtbare
vijand deze keer. (Silvy Van Osselaer)