Deze week voelde ik me verwend,
zelfs twee dagen na elkaar. Ik mocht naar de kapster en het nagelsalon. Bij beiden
dateerde mijn laatste afspraak al van maanden geleden. Tijdens de lockdown
moesten de 'contactberoepen' hun activiteiten immers terugschroeven tot niets. De
schaar aan de haak en nagelbijtend afwachten.
Het rondlopen met een 'Coupe
Corona' werd één van de symbolen van de 'Lockdown Light'. Het niet laten knippen
of kleuren van je haren en het niet laten verzorgen van je uitgegroeide nagels
werd een teken van solidariteit. Samen tegen het virus. Eén voor iedereen. Of
toch velen. Ik heb die van mij met trots gedragen. Maar ondertussen was de
veerkracht uit mijn haar verdwenen en mijn kleur door de zon verbleekt. En het
enige wat er nog op mijn nagels zat, was grond van de tuin waar ik al dagenlang
in heb gewroet.
Waar ik alvast niet naar uitkeek,
was het dragen van een mondmasker. Zeker niet in combinatie met mijn astma.
Gelukkig had ik dit op voorhand getest en ik kan nu proefondervindelijk
verklaren dat het ademen door zo'n blauw chirurgisch masker betere scoort dan
door een stoffen. Zeker in combinatie met de warmte van de huidige lentedagen.
En nog meer wanneer ze met een haardroger extra hete lucht in je nek staan te
blazen.
Ik stapte dus - uitgerust met
blauw chirurgisch mondmasker en de resten van mijn coupe verward - binnen bij
mijn kapster. Zij droeg ook ééntje. Na veertien weken was ik blij om haar terug
te zien. Zij ook, denk ik. Want achter zon mondmasker valt echt nog weinig op
te merken van éénder welke gezichtsuitdrukking. Van bijna de hals tot en met de
neus is alles achter stof verdwenen. Je kan enkel hopen op mensen met
uitzonderlijk sprekende ogen. Twinkelende ogen voor ja. Doffe ogen voor nee.
Niet simpel. "Kleuren en een stukje knippen zeker?", vroeg ze me. "Graag",
antwoordde ik met veel overtuiging. Daarbij mijn hoofd flink van boven naar
beneden wiegend, om mijn woorden toch fysiek wat kracht bij te zetten. Dat
aangroeiend nekmatje was ik al grondig beu. En de dagelijkse worsteling met de
veel te lange sprieten rond mijn oren eveneens. Ik wou ze weg en zij wilden
steeds opnieuw op de eerste rij zitten. Met allerlei discussies tot gevolg. Ik
heb nochtans regelmatig met de schaar gedreigd, maar ze hebben me gelukkig
nooit tot het gaatje gedreven. Bon, eens mijn nieuwe kleur lang genoeg de tijd
had gehad om zijn intrek te nemen, mocht ik naar de wastafel. Voor het eerst in
veel te lange tijd voelde ik nog eens vreemde handen op mijn hoofd. Zonder dat
het strafbaar was of laakbaar of niet essentieel. Mits toelating van alle
bevoegde partijen. Zalig. Zelfs het nat in mijn oren - wat ik anders
inwendig luidruchtig verfoei - nam ik er deze keer met veel plezier bij.
Vervolgens pakte de kapster haar schaar en begon ze aan het noodzakelijke knip-
en oplapwerk. Vooraf waren er daarbij hele scenario's door mijn hoofd
gepasseerd. Want met die rekkertjes van dat mondmasker erbij, toch
geen sinecure dacht ik. Stel je voor dat ze die per ongeluk afknipt. Ik zag
mijn maskertje in gedachten reeds meermaals alle richtingen uitvliegen. Maar
nee, er zat al een hele nieuw techniek in haar vingers. Rekkertje vanachter het
oor - met genoeg spanning om het voor mijn mond te houden - met de éne hand. In
dezelfde hand een te knippen lok en de andere gewapend met een schaar. De weerbarstige
sprietjes achter mijn oor vlogen alle richtingen uit. Tsjak-tsjak-tsjak.
Genadeloos. Ik zat er met respect en bewondering naar te kijken. Rekkertje
terug op zijn plaats en dan dezelfde procedure aan de andere kant. Precies of
ze deed het al jaren zo. Ze was net tien dagen terug bezig. Het begin van dit
artikel werd hier geboren: veerkracht. Als de mens één ding had getoond,
tijdens deze hele periode, was het toch wel dat.De kracht om iets te aanvaarden en zich aan
te passen, gewapend met wilskracht en creativiteit. Van de grote zaken, zoals
verplicht thuisblijven, tot de kleine dingen des levens. In het geval van mijn
kapster was dit het opnieuw 'coronaproof' maken van alle grijze en ontplofte kapsels, op
een veilige manier. Na het knippen werd er nieuw leven en wat volume in mijn
haar geblazen en ik kon er weer tegen. Het was maar een paar centimeter aan lokken
minder, maar toch voelde ik me verlicht.
De dag erna had ik een afspraak
bij het nagelsalon. Het was ondertussen een half jaar geleden, maar ik werd met
evenveel warmte opnieuw verwelkomd. Letterlijk en figuurlijk. Want ook de
temperatuur was zomers en het mondmasker opnieuw een moeilijke te verdragen
gezel. Maar ook hier was alles tot in de puntjes voorbereid. Er hing een
plexiglas tussen ons in. Enkel mijn handen - die ik buiten eerst flink had
ontsmet, met een aangeboden product - gingen onder het glas door. Ik voelde me
veilig en dus op mijn gemak. Voor het eerst in lang kon ik nog eens iemand de
hand reiken. Terwijl mijn omhoog kruipende nagelriemen terug in hun bedding
werden gestopt, hadden we tijd om gezellig bij te babbelen. Onze gezichten op
minder dan een meter afstand van elkaar. Precies zoals vroeger. Enkel twee
mondmaskers en een plexiglas van elkaar verwijderd. Toch deed het deugd om
terug met iemand - buiten mijn bubbel - een face-to-face gesprekje te houden.
Sinds lange tijd kon ik nog eens de kleur van iemands ogen zien. Vanop meer dan
1,5 meter wordt dat toch eerder gokken. Ondertussen werden mijn nagels terug in
vorm gezet en een 'nieuw' zomers rood kleurtje aangebracht. Vrolijk, zoals ik
er zelf van werd. Vervolgens mocht ik op de verzorgingstafel voor de nagels van
mijn tenen. Ik nog steeds gewapend met mijn mondmasker en de
schoonheidsspecialiste met een extra gelaatsscherm boven haar mondmasker. Ik
begon al te blazen in haar plaats. Ze knikte bevestigend. Lastig dus. Maar ze
deed fluks verder. De teennageltjes werden geknipt. Het bijkomende voordeel van
zon 'face shield' - na het voorkomen van besmetting natuurlijk - was het gegeven
dat wegspringende nageltjes vrolijk op haar scherm afketsten. Toch een
pluspuntje, dacht ik dan. Even later stonden ook mijn teennagels te blinken van
trots, in hun nieuw zwarte jasje. Mijn voeten werden vervolgens nog even
ingewreven en de spanning uit de zool verwijderd. Klaar om er
terug flink tegenaan te gaan in de 1,5 meter-samenleving.
Na twee dagen voelde ik me toch
een beetje als herboren. En dankbaar. Voor de aandacht die 'vreemden' aan mij
hadden besteed. Ja, het is hun beroep, maar je kon letterlijk voelen dat ze
blij waren. Niet alleen omdat ze hun stiel opnieuw konden uitoefenen en een
centje konden verdienen, maar ook omdat ze "hun klantjes" terug mochten
ontvangen. De mensen die ze, na veel toewijding, terug blijgezind de wereld insturen.
Corona of niet. Respect. Ook voor de beoefenaars van alle 'contactberoepen' die
nu van 's morgens tot 's avonds mondmaskers en gezichtsschermen dragen om hun vak veilig uit te voeren. Want ook dat is zorgen voor een ander.
En nog meer respect voor de
mensen in de zorgsector zelf - ziekenhuizen en woonzorgcentra - die zo hele
dagen, verpakt als halve marsmannetjes, tegen het virus ten strijde trekken. Al sinds
het begin van deze crisis, maar nu nog steeds en waarschijnlijk nog voor een
tijdje. Niet alleen corona, maar ook de zomerse temperaturen, zullen hen nog
zwaar op de proef stellen.
Dus ... voor alle mensen die dagelijks zorg dragen voor anderen ... petje af.Een dikke dank u wel maakt zich van mij
meester. (Silvy Van Osselaer)