Contact maken met de onbegrensde ruimte die wij in wezen zijn, met onze ware natuur, kunnen we onder de vorm van formele meditatie. Ondanks het feit dat er talloze meditatievormen afkomstig uit verschillende tradities bestaan, beogen ze in essentie hetzelfde: onze identificatie met het ego oplossen, zodat er ruimte vrijkomt om volledig samen te vallen met het hier en nu. Als we onze geest observeren, dan merken we op dat we het merendeel van de tijd volledig in beslag genomen worden door een ononderbroken stroom van gedachten en emoties die ons onderdompelen in de illusie van verleden of toekomst en op die manier een ondoordringbare sluier vormen die onze rechtstreekse ervaring van de realiteit (die zich altijd hier en nu afspeelt) vertroebelt. Kijkend door de ogen van het ego, is het alsof de realiteit door kermisspiegels vervormd wordt.
Als je ophoudt met roeren in een emmer troebel water kan het vuil bezinken en wordt het water terug helder. Dit is het principe waar meditatie om draait. Vasthouden aan onze gedachten en emoties, er energie in stoppen om er verder over na te denken, en steeds nieuwe associaties de vrije loop te geven is als roeren in het water- de bodem van de emmer blijft onzichtbaar. Op het moment dat we ons bewust worden van een gedachte, een gedachte als gedachte herkennen en ze kunnen benoemen als een herinnering, een fantasie, een plan, een verwachting, een beeld, lost onze identificatie ermee op en kunnen we haar loslaten: het water wordt helder en we zien de bodem van de emmer. Op het moment van loslaten maken we contact met onze ware natuur, verblijven we onvoorwaardelijk in het nu en dit duurt tot de volgende gedachte ongevraagd opkomt, herkend wordt en losgelaten is. Deze voortdurende oefening van bewustwording en loslaten, van opmerken dat we afgeleid worden en onszelf op een milde, maar besliste manier terugbrengen naar het nu is meditatie. Uiteraard vergt dit oefening, het gaat hier om het trainen van de geest, en deze oefening is in alle omstandigheden van het dagelijkse leven mogelijk door met onze onverdeelde aandacht aanwezig te zijn bij wat we op een bepaald moment aan het doen zijn, maar in het geval van formele meditatie zijn de voorwaarden het gunstigst om je aan deze praktijk te wijden.
Hoe gaat dit nu concreet in zijn werk? Om te mediteren heb je niets anders nodig dan een rustige ruimte en een stoel. Je gaat met een rechte rug ergens halverwege het zitvlak van de stoel zitten, zodat je rug niet gaat steunen tegen de leuning. Je voeten plaats je op schouderbreedte plat op de grond en je handen laat je met gespreide vingers op je knieën rusten, terwijl je schouders ontspannen naar beneden hangen. Je trekt je kin een beetje in zodat het topje van je kruin recht naar boven wijst, alsof er met een onzichtbaar touwtje aan je getrokken wordt. Je plaatst je tanden ontspannen op elkaar en raakt met het puntje van je tong de bovenkant van je gehemelte aan waar je snijtanden beginnen. Neem je tijd om ieder detail van je houding de nodige aandacht te geven. Ademen doe je door je neus. Die ademhaling wordt het object van je aandacht. Zij vormt immers een brug tussen je lichaam en je geest en ademen doe je altijd in het nu. Zonder haar op enige manier te manipuleren (je hoeft niet opzettelijk trager of dieper te ademen, maar laat de ademhaling gewoon 'gebeuren') volg je je ademhaling en bij elke uitademing tel je: in en uit: één, in en uit: twee, in en uit: drie, enz. Tellen doe je van één tot tien en dan begin je weer bij één. Als je merkt dat je niet meer aan het tellen bent, of dat je voorbij tien bent, dan wijst dit erop dat je opmerkzaamheid gedaald is: je hebt je laten meeslepen door gedachtes en bent niet meer aanwezig in het nu. Wanneer je je hiervan bewust wordt, richt je je aandacht terug volledig op de ademhaling en begin je weer te tellen bij één. Het tellen op zich is slechts een methode, een techniek die je kan helpen om je bewust te worden van je verslappende aandacht voor de ademhaling, waar het echt om gaat is het moment dat je doorhebt dat je afgeleid bent en je aandacht terug herstelt door opnieuw bij één te beginnen. Dat is immers het moment dat je loslaat en, al is het maar een moment, in je ware natuur verblijft. Uiteraard zullen de momenten van afleiding veel langer zijn dan die van onverdeelde opmerkzaamheid en aandacht, maar regelmatige oefening zal de nu-momenten na verloop van tijd in duur en frequentie doen toenemen. Het is bovendien van het grootste belang het hebben van gedachten niet als 'slecht' te beschouwen en ze daarom te onderdrukken. Je hoeft geen verzet te bieden tegen het opkomen ervan: je observeert de verschijning van gedachten tegen de achtergrond van je bewustzijn en laat ze los zonder dat ze je wezenlijk beïnvloed hebben. Zonder er energie in te steken, zonder erdoor meegesleurd te worden, zonder je ermee te identificeren neem je ze waar als de vergankelijke verschijnselen die ze zijn: ze komen op en verdwijnen weer. Wees ook mild voor jezelf: herinner je het 'oordeel niet' van de vorige posts: er bestaat geen 'slechte' meditatie: mediteren is ervaren wat zich ook voordoet, ook al is dat verwarring, onrust of chaos. Toon echter steeds de bereidwilligheid om je aandacht terug te brengen naar het nu. Van jezelf vinden dat je slecht aan het mediteren bent is een gedachte onder de vorm van een oordeel en ook die moet je loslaten. Probeer deze oefening dagelijks te herhalen. Begin met tien minuten of een kwartiertje gedurende een week en bouw dit de komende weken telkens met vijf minuten verder uit. Ideaal is dat je twee keer per dag tussen de dertig en veertig minuten mediteert. Het rechtstreekse contact met het nu zal je algemeen gevoel van welbevinden doen terugkeren onder de vorm van rust, sereniteit, innerlijke vrede en verhoogde concentratie: weldadige toestanden die ik je van ganser harte en zo snel mogelijk toewens.