Ik ben begonnen, toen er van PCs of Personal Computers nog nauwelijks spraak was, met een ZX-Spectrum van Sinclair. Daarna kwam een QL, eveneens van Sinclair. Dit toestel kon toen reeds veel meer en beter dan de op dat tijdstip verkrijgbare PCs. Allen spijtig dat het werkte met kleine en kwetsbare microtapes als opslagmedium in plaats van floppys. Er werden wel allerlei afzonderlijke opslagmedia ontwikkeld maar toen was het reeds te laat voor een grote verspreiding. Ik ben toen nog eens overgestapt naar een XT maar die kon toen niet tippen aan de prestaties van de QL. Pas later, met de 486 en zeker de Pentiums enz. moest ik me er bij neerleggen.
Eerst programmeerde ik in de speciale SuperBasic-taal van Spectrum en QL. Later met de PC ook in MS-of DRDos en daarna in Pascal. Uiteindelijk programmeerde ik in Delphi, waarvan ik nu versie 7 gebruik. Deze hobby kost me nu wel reeds een kleine wagen.
Mijn moeder las elke week De Haardvriend. In 1936 vroeg onze krantenman, Janneke Petrol, in de namiddag leurde hij per bakfiets met petroleum, of we geen nieuw tijdschrift HumoRadio wouden proberen. Omdat mijn vader een radioamateur was en het nieuwe blad artikels over het medium en ook de radioprogrammas van onder andere Radio Antwerpen of 'Het Kerksken'. bracht, hapten we toe. Ik was toen 8 jaar en sindsdien lees ik HumoRadio dat later Humo werd, elke week.. Ik herinner mij de liedjesteksten, de artikels over radiotechniek, gegevens over Amerikaanse en Europese radiobuizen, die ik jarenlang heb bewaard. Ook de artikels van Hollywoodcorrespondent Henri Gris, de vroeger meestal met de hand getekende covers, de cartoonstrips over Dientje, Pechvogel, enz. en de vervolgverhalen van o.a. Albrecht Ram, alias Peter Polder, kan ik mij nog voor de geest halen. Ik betwijfel of er nog een andere oudere lezer te vinden is.
In 1948 koos ik als dienstplichtige voor Belgische Zeemacht dewelke toen wel nog ressorteerde onder het Ministerie van Verkeerswezen.
In maart 1949 werden we aangehecht bij het Ministerie van Landsverdediging, waarmee het plots gedaan was met de traditie van de dagelijkse oorlam (rum) voor de bemanningen op zee.
En op zee ben ik geweest want ik voer acht en een halve maand op het fregat Luitenant Victor Billet zowat het enige zeewaardig schip van het twaaftal dat de marine toen bezat.
De Belgische Zeemacht, volgens sommigen de Farce Navale werd toen nog beschouwd als een ongedisciplineerde troep (door de schuld van de landrottenbureaukratie) maar groeide uit tot een keurkorps. Zeg dus nooit tegen een oud milicien van de Zeemacht dat hij maar bij den troep is geweest.
Over mijn werk op het toenmalig meteorologisch schip, als radiotechnicus, in de golf van Gascogne, een bezoek van drie weken aan Edinburg en Schotland, over vliegende stormen en zeeziekte zal het hier niet hebben. Dat komt misschien later.
Ik ben definitief afgezwaaid als kwartiermeester.
Ik ben geboren in een boerenstraat te Sint-Gillis bij Dendermonde, als tweede zoon van een Elektricien en een huisvrouw. Na drie kleuterklasjes bij de nonnen, waar ik verliefd werd op een meisje dat bijna twintig jaar later, na een paar andere jeugdliefdes weliswaar, mijn vrouw zou worden, liep ik school in wat men toen "den col majeng" of "ecole moyenne" noemde, in Dendermonde. Op 1/10/1943, als vijftienjarige, sloot ik mij aan als koerier, bij de weerstandsbeweging PM, beter gekend als het Onafhankelijkheidsfront. Hierover meer in een ander artikel.
De middelbare studies waren voorbij en ik studeerde verder in Brussel aan "De School voor Draadlooze Telegrafie", een afkooksel van "LEcole Centrale De Telegrafie sans Fils" te Parijs, als Radiotechnicus
OORLOGSHERINNERINGEN (en waarom ik 1944 overleefd heb)
Op1/10/1943, als vijftienjarige, sloot ik mij aan als koerier, bij het Onafhankelijkheidsfront, beter gekend als het OF. Mijn taak was het afleveren van berichten en een illegaal krantje dat de oorlogspropaganda van de Duitsers trachtte te weerleggen en nieuws over de geallieerden bracht, bij verschillende leden. Ik hielp toen elke week een paar uur als hulpje in de Bibliotheek "Vooruit"te Sint-Gillis en zo ben ik er ingerold en ook door een ongetrouwde kennis van ons gezin, Rosa Michaut. Toen de bibliothecaris, Frans De Mol, tevens een der leiders van de beweging, werd opgehaald door de Gestapo, moest ik vlug de ledenlijst, die was verstopt tussen de boeken, ophalen en laten verdwijnen.
Benevens Frans De Mol werden in de tweede helft van de oorlog nog enkele vrienden en bekenden,waaronder Roger Caudron en een van mijn leeraars, Mr. Van Doorselaer naar de Duitse kampen gestuurd. Een andere leraar, George Claessens was, in elk geval na de bevrijding, de leider van het OF. Tijdens de bezetting zelf wisten wij zo weinig mogelijk van elkanders activiteiten. Spionage- en sabotageactiveiten bleken later het terein van onder andere Medard Verhelst, Remy Rogge, François Cleemput en nog anderen.
Bij de bevrijding van Dendermonde, op 4 september 1944, kwam ik samen met enkele klasgenoten, allen rond 16 jaar, in het centrum van de stad, om onze bevrijders te zien. Die waren er niet, maar er liepen geruchten dat SS-troepen de Scheldebrug wilden opblazen en dat was vanuit het zuiden de enige toegang tot het land van Waas en verder. In onze jeugdige overmoed liepen we naar de Veerstraat samen met enkele oudere, gewapende, Dendermondenaren. Ik weet niet hoe, maar zelfs ik kreeg voor de eerste keer in mijn leven een pistool in de hand gedrukt. Nog voor de schermutselingen begonnenwerd mij echter gevraagd om het terug te geven om naar de Leopoldlaan te lopen,waar een uit Asse ter hulp gestuurde Pantserwagen in pech stond. Ik heb de kameraden nooit meer levend teruggezien. Enkeleouderen werden van op een afstand neergeschoten, De heer Boerewaard,op slag dood, een andere in het been gewond. De anderen werden oplafhartige wijze gruwelijk afgeslacht nadat ze door een Duitser meteen Rode Kruis armband en witte vlag, werden uitgenodigd om gevallen kameraden, waaronder mijn vriend Louis Ophalvens die naar de brug wasgeslopen en dodelijk getroffen, en een zekere Alfons Willems die opde brug in het been werd geschoten,op te halen. Hen werden de ogen uitgestoken en de tong uitgesneden.- en dat waren dus mijnklasgenoten Raoul Termonia, en Albert De Clippel en Willy Algoed. Wie weet was ik er ook niet bij geweest als men mij niet naar de gestrande hulptroepen had gestuurd.
Na de bevrijding blevenwij nog een paar maanden bij de gewapende militie. Enkele makkers trokken nog naar Nederland waar het nog niet was afgelopen, om er mee te strijden.
Wijzelf bezetten een woning van een collaborateur envoerden acties uit als het opsporen van ondergedoken misdadigecollaborateurs. Daarbij is per ongeluk een daarvan gedood doordat bij een schermutseling het wapen van een weerstander afgevuurd werd.
In de oude kazerne van Dendermonde werden de gearresteerden opgesloten en sommigen daarvan werden, tot onze afkeuring, niet echt zacht aangepakt. De weerstanders van het laatste uur waren, zoals in degeschiedenis steeds gebeurt, het ergst. Omdat wij, van het OF, daarniet mee eens waren, hebben wij daar trouwens niet lang bij de bewaking moeten helpen.
Na een tijdje begon de politiek in Belgie waarschijnlijk te vrezen voor een machtsgreep van de weerstand,vooral van de communisten en werd de weerstand ontwapend.
Ik bleef bij de weerstand tot 17/11/44 en hield er een paar eretekensaan over.
Toch was ik mijn revolutionaire haren nog niet verlorenen ik werd medeoprichter van de plaatselijke "Volksjeugd",een jeugdafdeling van de Kommunistische Partij en medewerker van het nationaal tijdschriftje van deze jeugdafdeling. Later werd ik wel door de KP buitengekeken wegens mijn kritiek op het Stalinisme. Nu ben ik welgeëvolueerd tot overtuigd vrijzinnig (links)liberaal.
Ikzelfbegon, in Brussel, mijn studies van elektronicus maar vond toch nog de tijd om in Sint-Gillis bij Dendermonde,een afdeling van de, alweer links gerichte Volksjeugd op te richten. Ik zat daarvoor ook een tijdje in de redactie van een nationaal tijdschrift van die groepering. Als ik daarvoor overnachtte in Brussel, maakte ik daar kennis met jonge Zionisten die naar Palestina wilden emigreren.
DatBig Brother steeds meekijkt ondervond ik later toen ik bij het begin van mijn legerdienst bij de Belgische Marine op het matje werd geroepen om mij aan te raden geen politieke activiteiten te ontplooien, wat ik ook niet van plan was. De legerleiding was blijkbaar beter op de hoogte van mijn verleden dan ikzelf. Niettemin ben ik toch nog reserve onderofficier geworden.
Maar laten we nog even teruggaan naar het begin van de oorlog.
Op 10 mei 1940 zag ik als twaalfjarige vanaf ongeveer 800 meter het bombardement van de Scheldebrug door Duitse Stukas. Mijn vader lag toen op een paar honderd meter van de brug, plat op zijn buik, maar bleef ongedeerd, wat niet van de brug kon gezegd worden.
Bij de inval van de Duitse troepen zaten we met een paar families verzameld in de stallen vaneen grote boerderij in onze straat. De eerste Duitse soldaten kregen wij te zien doorheen de gaten waar normaal de koeien hun kop doorstaken om gevoederd te worden. Onze vaders en alle oudere mannen waren bijna dood van schrik wegens de gruwelverhalen uit de eerste wereldoorlog, die de meesten nog hadden meegemaakt, maar alles liep goed af.
Uit vrees voor bombardementen op het spoorwegstation, de nabijgelegen spoorwegateliers en de herstelde Scheldebrug herbergden wij een tijdje in ons huis een paar families uit het stadscentrum, maar met een luchtafweerbatterij op slechts 150 meter afstand van onze woning was dat misschien niet eens zo slim.
Naar het einde van debezetting toe organiseerden wij met een paar vrienden van mijn leeftijd een soort nachtelijke alarmbrigade voor de overvliegende geallieerde vliegtuigen. We sliepen in een soort kuil voor bieten enz. en als er alarm was bonsden we op de deuren bij de buren en trok iedereen het veld. Het klinkt nu misschien wel belachelijk. We werden er wel eens uitgehaald door een Duitse patrouille maar wellicht door onze jonge leeftijd liep het goed af.
Tot zover debijzonderste herinneringen uit mijn oorlogsjaren.
Share This:
Ik ben geboren in 1928 en ben technisch ingenieur Elektronica en werkte als zelfstandige.
Ik was in 1948-49 bij de Belgische Zeemacht, waarover later meer.
Mijn hobby is computer en ik schreef reeds verschillende programma's, onder andere in de programmeertaal Delphi. Hierover wordt ook later nog teruggekomen.