Notenbalk
De theorie begint bij de notenbalk die bestaat uit 5 lijntjes 
De notenbalk wordt geopend met de G of de Vioolsleutel  dat is in dit geval de bovenste sleutel (rechterhand). Hij heet de vioolsleutel omdat hij op de lijn van de G begint. De onderste sleutel, de F of de Bassleutel genoemd (linkerhand), heet zo omdat op de lijn van e puntjes de F geschreven wordt. Dat zijn de twee sleutels die bij keyboard spelen gebruikt worden, er is ook nog een derde sleutel, de C sleutel maar die wordt bij het keyboard spelen niet gebruikt.
Vervolgens vindt je altijd vlak naast de sleutel de maataanduiding. Er zijn een aantal verschillende, ik zal er een paar noemen zoals, tweekwartsmaat, driekwartsmaat vierkwartsmaat, zes achtstemaat en de twaalf achtstemaat .
Centrale C
Dan nu de notatie,we beginnen bij de Centrale C Dat is voor keyboardspelers de derde C van links op je keyboard, dat ziet er op een noten balk zo uit.
Dit is één octaaf, de C, D, E, F, G, A, B, C Oftewel de eerste is de Centrale C en de laatste noem je C2.
Voorbeeld van een Keyboard en hoe je de noten leest!

Dus noten lezen om keyboard te spelen moet je zien zoals hier boven Vioolsleutel (rechterhand) dat is de bovenste sleutel en de Bassleutel (linkerhand) dat is de onderste leutel of te wel de begeleiding(dus je akkoorden). Akkoorden via de sleutel lezen dat doe je pas veel later, je begint de akkoorden te spelen door akkoord grepen uit het hoofd te leren, die dan boven de notenbalk staan aan gegeven in een vierkantje of gewoon met een losse letter aanduiding. Wat we hier doen is dus noten lezen voor de rechterhand, dat is de solo die je bij je akkoorden speelt. De linkerhand kan je terug vinden bij de akkoordenleer pagina van deze website.
Schrijfmethodes
We hebben vier soorten schrijf methodes om noten te schrijven. Door de lijn, tussen de lijn, onder de balk / boven de balk en dan nog met hulplijntjes.
Door de lijn Tussen de lijn Onder de balk Boven de balk
Dus vier methodes, alles wat buiten de notenbalk valt, daar worden hulplijntjes voor gebruikt.
Waarden van de noten
Wat je nog meer moet weten is hoe lang iedere noot duurt , daarmee wordt bedoelt in het geval van keyboard spelen hoe lang je de toets ingedrukt houdt. Daarvoor zal ik hier onder een schema tekenen.

Een hele noot is een open rondje zonder stok,deze is 4 tellen. Een halve noot is een open rondje met een stokje er aan, deze is 2 tellen. Een kwart noot is een dicht gemaakt rondje met een stok er aan, deze is 1 tel. Een achtste noot is ook een dicht rondje met een stok, alleen hangt aan de stok een wimpeltje, deze is een halve tel. Twee achtste noten zoals hier boven beschreven schrijf je ook wel zo ...gewoon meerdere noten naast elkaar verbonden door een vertikaal streepje. Verder is er nog een zestiende, tweeëndertigste en vierenzestigste noot, als je meerdere schrijft ziet dat er zo uit.
= 4 zestiende = 4 twee en dertigste = 4 vier en zestigste
Uitleg van hier boven genoemde noten: Zestiende noten worden verbonden met elkaar door twee streepjes die vlak onder elkaar komen. Tweeendertigste noten worden verbonden met elkaar door drie streepjes die vlak onder elkaar komen. Vierenzestigste noten worden verbonden met elkaar door vier streepjes die vlak onder elkaar komen.
Het spreekt voor zich dat als ze enkel geschreven worden. er gewoon iedere keer een wimpeltje bij komt.
Dan hebben we ook nog de waarde van een punt achter een noot bijv. zo  Een punt achter een noot betekent, dat de noot waar de punt achter geschreven is met de helft van die nootwaarde verlengt wordt. Dus als de noot zoals hier boven twee tellen duurt, en de helft komt erbij dan duurt hij 2+1=3 tellen
Let , het is dus de helft van de noot waarbij hij geschreven staat,als hij bij een noot van 1 tel staat wordt het 1+½=1½ enz. Ook zijn er meerdere soorten triolen, triool ven 1 tel, triool van 2 tellen, een duool ,een kwartool en een kwintool.
Fermate
Het Fermate teken ziet er zo uit.  Hij wordt boven een noot, of een rust geschreven en op 2 manieren gebruikt. De eerste manier is dat je hem tegen komt, midden in een muziekstuk boven een noot of rust, dat betekent dat je die noot of rust langer mag aanhouden, maar dat als je verder speelt je dat precies in de maat moet doen!
Voorbeeld:We gaan even uit van 4/4 maat. Stel dat het Fermate teken boven de derde tel geschreven is, dan hou je die noot langer aan, dat mag een aantal tellen zijn. Maar als je verder speelt moet dat wel op de vierde tel zijn, van de maat waar je weer verder wilt spelen. En zou het een 3/4 maat zijn, moet je verder spelen op tel 1 van de volgende maat. Doe je dat niet, dan ben je uit de maat! De tweede manier is als het Fermate teken aan het eind van je muziekstuk staat. Ook dan mag je de noot langer aan houden, zo lang als je mooi vindt. Alleen hoef je daarna geen rekening te houden met andere dingen. Je kan daarna je muziekstukje gewoon netjes beëindigen, bijvoorbeeld door de endingknop in te drukken.
Triool
De triool heb je in meerdere soorten, de triool van 1 tel, en de triool van 2 tellen! De triool van 1 tel wordt geschreven met 3 noten aan elkaar, waar 2 korte boogjes boven of onderaan staan, met het cijfer 3 er tussen. Maar wordt ook wel eens geschreven met 3 noten aan elkaar met alleen het cijfer 3 er boven. Voorbeeld:  Drie noten naast elkaar verbonden met een dwarsbalkje, met daar boven een onderbroken boogje met daar tussen het cijfer 3.
Je speelt dan 3 noten in 1 tel (1/4), ze zijn dan ieder net iets korter in 1/8 noot en alle drie precies even lang! Zo'n triool werkt meestal enigszins versnellend. De triool van 2 tellen wordt geschreven met 3 noten aan elkaar waar 2 korte haakjes boven of onder staan, met het cijfer 3 er tussen. Voorbeeld: Drie noten naast elkaar verbonden met een dwarsbalkje, met daar boven een onderbroken haak met het cijfer 3 er tussen. Je speelt dan 3 noten in 2 tellen (2/4), deze noten zijn dan ook ieder net iets korter als 1/4 noot. Je moet ze dan ook netjes verdelen over die 2 tellen.
Als het goed is zal deze triool enigszins vertragend klinken. Let op, dat je niet per ongeluk 2 maal 1/8 noot met 1/4 noot speelt, die fout wordt nogal eens gemaakt.
Duool
De duool wordt geschreven met 2 noten los van elkaar, met daar boven of onder 2 haakjes met het cijfer 2 er tussen. Voorbeeld: Je speelt dan 2 noten in 3 tellen (3/4), ook dan komt het op verdeling van de drie noten aan!
En ook dan klinken ze als je ze goed speelt enigszins vertragend. De duool wordt over het algemeen in de maten zoals, 3/4, 6/8 en 12/8 gebruikt. Een hulpje bij de duool is ook wel, dat als je goed nadenkt iedere noot net zo veel is als een noot van anderhalve tel! Voorbeeld: + = is ook 3 Twee zwarte noten van één tel ieder met ieder een punt er achter is ook 3 tellen. Zo zie je maar, op 2 manieren geschreven en je speelt het precies hetzelfde!
Kwartool
De kwartool wordt geschreven met 4 noten los van elkaar, met daar boven of onder een onderbroken haak met het cijfer 4 er tussen. Voorbeeld:  Je speelt dan 4 noten netjes verdeelt over 3 tellen (3/4). Deze klinkt weer versnellend!
Kwintool
De kwintool wordt geschreven met 5 noten, verbonden aan elkaar met 2 lijnen (zoals zestiende noten). Ook daar staat boven of onder onderbroken haak met daar tussen het cijfer 5. Voorbeeld: Je speelt dan 5 noten in de tijd van 1 tel (1/4). Iedere noot die je speelt is dan net iets korter als 1/16 noot, en ook deze moeten netjes verdeelt espeelt worden. Het spreekt voor zich dat de kwintool ook versnellend werkt!
Rustteken
Rusttekens zijn net zo belangrijk in de muziek als de noten die gespeeld worden, ze bepalen mede de sfeer van de muziek. Het is belangrijk dat de rusten die geschreven worden ook in acht genomen worden, en dat ze niet overspeelt worden met de noot die er voor staat. Het gebeurt nog al eens dat als men een rust leest, men gewoon de toets vast houdt die er voor staat. Dat is jammer want daardoor wordt het muziekstuk wat men speelt minder mooi. Dus let daar op! Dan nu hier wat rusttekens en de waarde er van.
= een hele rust (4 tellen) net zo veel als maar in een driekwartsmaat duurt deze rust 3 tellen (één hele maat)dus dit teken is één hele maat rust). Het ziet er uit als een plat hoedje wat onder een lijn van de notenbalk is vast gemaakt. = een halve rust (2 tellen) net zo veel als  Het ziet er uit als een plat hoedje wat bovenop een lijn van de notenbalk is vast gemaakt. = een kwart rust (1 tel) net zo veel als  Het ziet er een beetje uit als een bliksemschicht. = een achtste rust (halve tel) net zo veel als  Deze ziet er uit als het cijfer 7 alleen het dwarse streepje is dan een rondje.
Dan hebben we nog een zestiende, een tweeëndertigste en een vierenzestigste rust die zien er als een achtste uit, alleen komt er voor iedere vermindering een balletje bij aan de stok.
Ook naast een rust kan een punt geschreven worden, dan geldt dezelfde theorie als een punt bij een noot.
Ook dan wordt de helft van de waarde waarbij hij geschreven wordt erbij geteld.
Maatsoorten
De maatsoort wordt aangegeven gelijk naast de sleutel, daarmee wordt bedoelt de ruimte tussen iedere maatstreep (maatstrepen zijn verticale lijnen door de notenbalk) Bij keyboard spelen worden een aantal verschillende maten gebruikt zoals:
vierkwarts (4/4) driekwarts (3/4) tweekwarts (2/4) zesachtste (6/8) Twaalfachtste (12/8)
Je ziet dan altijd twee cijfers boven elkaar staan, gescheiden door een lijntje wat er tussen staat. Het bovenste cijfer geeft aan hoeveel tellen er in de maat voorkomen. 
Het onderste cijfer geeft aan de naam van de tel, dus welke nootwaarde één tel duurt (dat noem je een teleenheid).
Bijvoorbeeld als je een driekwarts maat ziet, dan betekent het cijfer drie dat je drie tellen in een maat hebt, en het cijfer vier betekent één vierde.
Dus een drievierde maat is drie maal één vierde noot in iedere maat.
En in een zesachtste maat betekent het dat je zes maal één achtste noot hebt in iedere maat. (een maat is van maatstreep tot maatstreep).
Bij een sterk rustpunt in de muziek, zie je meestal een dubbele streep staan (2 dunne streepjes vlak achter elkaar).
De laatste maatstreep dat noem je ook wel de slotstreep, daar zie je vaak een extra dikke streep staan. Wat je dan ziet is een dunne streep en daar vlak achteraan een extra dikke streep.
Opmaat
Dan hebben we ook nog de Opmaat. Dat is een maat meestal aan het begin van het muziekstuk. Soms is een opmaat niet compleet, in dit geval mag dat gewoon. Met niet compleet bedoel ik dan, dat er naast de sleutel bijvoorbeeld een vierkwartsmaat staat aangegeven, terwijl de opmaat maar uit driekwart bestaat. Bij keyboard spelen betekent een opmaat altijd dat je de opmaat solo (rechterhand) speelt zonder ritme.
Het ritme start je dan pas bij de maat waar het eerste akkoord vermeldt staat. Je zet dan voor je gaat spelen de synchro start (automatische start via een akkoord aanslag) aan. Altijd als er sprake is van een opmaat zal je de ontbrekende tellen uit de opmaat in de laatste maat van het muziekstuk zien staan,zodat ze samen weer één hele maat vormen.
Herhalingsteken Herhalingstekens zijn er in vele soorten, ik zal een aantal veel voorkomende bespreken.
Dikke/Dunne streep/2puntjes.
Het herhalingsteken ,Dikke streep/ Dunne streep/ twee puntjes ziet er zo uit! Het eerste teken staat altijd bij het begin van het gedeelte wat je moet herhalen, en het tweede teken bij het einde. En betekent dat alle maten die tussen deze tekens staan, herhaalt moeten worden. Prima Volta & Seconda Volta Oftewel een Eentje, Tweetje zoals het ook wel genoemd wordt ziet er uit als  Twee haken met in de eerste haak het cijfer 1, en in de tweede haak is aan de achterkant open gelaten en daar staat het cijfer 2 in. met daar tussen het herhalingteken van de puntjes/ dunne streep/dikke streep. Het betekent dat je eerst t/m de 1 moet spelen ,daarna ga je herhalen. Als je dan de tweede keer gepeeld hebt tot 1, sla je de 1 over en speel de noten die onder de 2 staan.
Daarna maak je het muziekstuk af! Coda= een teken... van waar af, of tot waar moet worden herhaalt, en ziet er zo uit  Ook de uitdrukking Al Coda en To Coda wordt soms gebruikt. Zowel de woorden als het teken....een ovaal met een kruis er doorheen worden gebruikt.
En vaak in combinatie met het Dal Segno teken.
Voorbeeld:Dal Segno - Al Coda - Coda. Je moet dan spelen vanaf Dal Segno, tot Al Coda en vanaf Al Coda ga je gelijk door naar het Coda teken en maak je het muziekstuk af.
D.S. = Dal Segno wordt aangeduid met de twee letter aanduiding D.S, maar ook zo ......een grote S met diagonaal een streep er door met naast de streep aan weerskanten een puntje. Dal Segno wordt vaak gebruikt, in combinatie met het Coda teken! Als je de letters D.S. tegenkomt, ga je terug naar het Dal Segno teken vandaar speel je tot Al Coda, van Al Coda ga je naar het Coda teken en maak je het muziekstuk af. D.C. = Da Capo betekent van voren af aan spelen. Je begint dan weer opnieuw van voren af aan te spelen.
Fine = Einde van je muziekstuk.
D.C. al Fine = Da Capo al Fine en betekent, vanaf het begin spelen tot het woord Fine. Meestal vervallen dan alle herhalingen en tussentijdse herhalingen. En kom je dan dus dit tegen , twee haken die beide kanten gesloten zijn dan sla je dus 1 over en speelt gelijk 2.
Nu, dat is een heel verhaal geworden, de herhalingstekens is voor iedere leerling altijd een moeilijk onderwerp!
Herhaling voorgaande maat
Het herhalingsteken dat je de voorgaande maat moet herhalen, ziet er als volgt uit,  Twee rechtop staande lijntjes met daar tussen een diagonaal lijntjes met aan weerskanten een puntje.
Dit betekent dat je de voorgaande maat moet herhalen. Het kan voorkomen dat er een aantal van deze tekens achter elkaar geschreven worden, je ziet dan in iedere maat de schuine streep met de 2 puntjes staan. Het aantal maten waar in het teken staat, bepaalt hoe vaak je de voorgaande maat herhalen moet.
Met de voorgaande maat bedoel ik de laatst met noten beschreven maat!
Tempo
Een tempo aanduiding vind je meestal boven je muziekstuk, het getal wat je naast het woord tempo ziet geeft aan de hoeveel tikken per minuut. Hier onder zie je nog een paar tempo aanduidingen.
Largo |
Zeer langzaam |
40 - 60 |
Larghetto |
Minder langzaam dan Largo |
60 - 66 |
Adagio |
Langzaam |
66 - 76 |
Andante |
Langzaam (gaande) |
76 - 108 |
(Allegro) Moderato |
Matig snel |
108 - 120 |
Allegro |
Snel |
120 - 168 |
Presto |
Zeer snel |
168 - 200 |
Prestissimo |
Meer presto (sneller dan presto) |
200 - 208 |
De achterste getallen, zijn een indicatie hoeveel tikken per minuut bij deze aanduiding ongeveer gespeelt wordt. Om te oefenen hebben veel keyboards tegenwoordig een metronoom. Die kan je precies instellen op de hoeveelheid tikken per minuut die je nodig hebt. Zo kan je goed leren, tellend precies in de maat te spelen.
Dynamiek
Dynamiek is de klanksterkte waarin de muziek uitgevoerd wordt Daar zijn een aantal aanduidingen voor,we noemen dat dynamische tekens. Een aantal hiervan zal ik hier onder omschrijven.
ppp = pianissimo possible = uiterst zacht pp = pianissimo = zeer zacht p = piano = zacht mp = mezzo piano = matig zacht mf = mezzo forto = matig sterk f = forte = sterk ff = fortissimo = zeer sterk fff = forte- fortissimo = uiterst sterk ffff = fortissimo possibile = zo sterk mogelijk
Verbindingsboog
Een verbindingsboog is een boog, die van een noot naar een zelfde noot gaat. Het betekend dat hij qua tellen en gehoor aanéén moet klinken, oftewel dat je de volgende noot niet opnieuw moet aanslaan.
Met andere woorden, als er een F geschreven wordt van één tel, verbonden met een F in de volgende maat van één tel, dan hoor je een F van één plus één, is een F van twee tellen.
Dat geldt natuurlijk ook voor noten die een andere nootwaarde hebben, beide waarden klinken dan als één!
Het gebeurt vaak dat een verbindingsboog door de maatstreep (streep tussen 2 maten) heen geschreven wordt.
Dat is heel gebruikelijk, want stel dat je een noot van 4 tellen hebt en hij moet 6 tellen duren, dan staan de andere 2 tellen in de volgende maat als je een 4 kwarts maat hebt.
Het is dan logisch dat de verbindingsboog door de maat heen geschreven is.
Let wel op dat je ze niet verward met een Legato boog. Deze heeft een andere functie, dat zal ik bij mijn volgende onderwerp uitleggen!
Legate en Stacato
Dit is een articulatie, daar verstaan we onder de manier waarop de tonen elkaar opvolgen.(dus de speelmanier).
Ik begin met legato, dat wordt weer gegeven met vaak hele lange bogen over een aantal verschillende noten.
Verwar ze dus niet met een verbindingsboog, want die gaat enkel over dezelfde noten.
Voorbeeld: Hier onder zie je een aantal verschillende noten waar hele lange bogen overheen geschreven zijn.

En een legato boog gaat over verschillende noten zoals je hier boven kan zien.
De aanduiding van een legato boog betekent dat de noten waarover hij staat, aanéén moeten klinken. Er mogen dan geen klankloze ruimtes te horen zijn tussen de verschillende klanken (aanéén klinken). Dan staccato dat is eigenlijk een beetje de tegenpool hiervan die ziet er zo uit.  losse noten met boven iedere noot een puntje geschreven.
Staccato wordt aangegeven met een punt recht onder of boven de noot waar hij voor is bedoelt.
De betekenis is, dat je de noot waaronder hij schreven staat kort en afgebonden speelt. Je krijgt dan als ware het effect dat er een hele korte leegte achter komt voor dat je de volgende noot speelt.
Deze twee speelmanieren worden nogal eens gebruikt ,bij de tango en de wals.
Dat wil niet zeggen dat ze bij andere soorten muziek niet gebruikt worden hoor, daar
komen ze natuurlijk ook wel voor. Wij zeggen wel eens dat juist door de extra’s in de speelwijze demuziek een ziel krijgt, daardoor ga je de muziek diep in je voelen.
8Va.....
Nog zo’n begrip wat je tegen kan komen in de muziek, is het begrip 8va...... Je komt het tegen boven de notenbalken, en het betekent eigenlijk dat de noten die je leest een octaaf (8 toetsen) hoger gespeelt moet worden. Met andere woorden je leest een centrale C, en je speelt een C2. Of je leest een A, dan speel je een A2. Zo speel je ook de daar opvolgende noten, tot er staat dat het niet meer moet, of tot je muziekstuk ten einde is.
Kruizen, Mollen en Herstellingsteken
Dan nu tot slot de kruizen, mollen en het herstellingsteken, ik leg ze ieder apart uit. We beginnen met een kruis dat betekent een halve toonsoort omhoog . Met andere woorden een F wordt Fis. Als het kruis aan de voorkant van de regel staat, staat hij direct naast de sleutel. Je zal dan altijd eerst moeten kijken op welke lijn van de notenbalk het hart van het kruis geschreven is. Als het de lijn is waar de F geschreven is dan geldt het kruis voor alle F noten(dus F1, F2 en F3). Zolang je geen herstellingsteken tegen komt speel je dus Fis. Als je een herstellingsteken tegen komt aan de voorkant van de regel, naast de sleutel, dan speel je vanaf dat moment weer gewoon F. Maar als je een herstellingsteken tegen komt bij een enkele F noot, dan wordt alleen die F noot en alle F noten in die Zelfde Maat herstelt. Na de eerste maatstreep, die je tegen komt geldt het kruis aan de voorkant naast de sleutel opnieuw, dus speel je weer Fis.
Ik heb nu de F als voorbeeld genomen, maar het spreekt voor zich dat deze uitleg over een kruis ook voor andere noten geldt.
Je zal altijd eerst moeten kijken voor welke noot hij geldt. Met andere woorden: C kruis= Cis D kruis=Dis E kruis= Eis(Eis is ook F) F kruis=Fis G kruis=Gis A kruis=Ais B kruis=Bis(C)
Hier onder zie je een voorbeeld met een kruis vlak naast de sleutel op de F lijn. In dit geval speel je dan dus Fis.

De volgende mogelijkheid is, als je aan de voorkant naast de sleutel geen kruis ziet, maar alleen bij een enkele F noot . Dan geldt hij alleen voor die noot en alle F noten die er achteraan geschreven zijn in dezelfde maat. (die worden dan ook Fis) Na de eerste maatstreep die je tegen komt geldt weer wat bij de sleutel geschreven is. Met andere woorden, dan speel je gewoon weer F. Als er in dezelfde maat bij een volgende F een herstellingteken staat, speel je ook die weer gewoon F.
Hier onder zie een voorbeeld met een mol vlak naast de sleutel op de B lijn. In dit geval speel je dus Bes.

Dan nu de mol, ook daarin zijn meerdere mogelijkheden. De mol betekent een halve toonsoort omlaag. Bijvoorbeeld bij een B, dan is het B wordt Bes. Ook die staat direct naast de sleutel, en ook dan zal je eerst moeten kijken waar het bolletje van de mol geschreven is. Staat hij op de B lijn dan geldt hij voor de B ( dus voor alle B noten ) Zolang je geen herstellingstekentegen komt speel je dus Bes. Als je een herstellingsteken tegen komt aan de voorkant van de regel, naast de sleutel, dan speel je vanaf dat moment weer gewoon B. Maar als je een herstellingsteken tegen komt bij een enkele B noot, dan wordt alleen die B noot en alle B noten in die Zelfde Maat herstelt. Na de eerste maatstreep die je tegen komt geldt de mol aan de voorkant naast de sleutel opnieuw, dus speel je weer Bes.
Het spreekt voor zich dat deze uitleg over de mol ook voor andere noten geldt. Je zal altijd eerst moeten kijken voor welke noot hij geldt Met andere woorden: C mol= Ces (B) D mol= Des , E mol= Es F mol= Fes (E) G mol= Ges A mol=As B mol= Bes
Tot slot de kruizen en mollen. Als je deze notenleer gebruikt om keyboard te leren spelen, zal je ook wel horen zeggen.......
"ach die moeilijke kruizen en mollen, je kan ook gewoon de Transposeknop van je keyboard daarvoor gebruiken dat is veel makkelijker".
Strikt genomen is dat wel waar, maar ik raad dat ten zeerste af. Als je de transpose gaat gebruiken, inplaats van kruizen en mollen te spelen zal je nooit goed leren omgaan met de notenleer en mis je een heel belangrijk deel
om te leren noten lezen.En de Transposeknop kan je dan altijd nog gebruiken, voor als je midden in een muziekstuk een halve toonsoort omhoog of omlaag wil spelen en het staat niet in de notenbalk geschreven.
Als je niet weet wat er met een Transposeknop bedoeld wordt, kan je de uitleg daarvan vinden op de Begrippen Pagina van deze website!
Dan nu het laatste deel van het kruizen en mollen verhaal, als je aan de voorkant naast de sleutel geen mol ziet, maar alleen bij een enkele noot bijvoorbeeld een B.   Dan geldt hij alleen voor die noot, en alle B noten die er achteraan geschreven zijn in dezelfde maat (die worden dan ook Bes).
Na de maatstreep , geldt dan weer wat bij de sleutel geschreven is. Met andere woorden, dan speel je gewoon weer B. Als er in dezelfde maat bij een volgende B een herstellingteken staat , speel je ook die weer gewoon B.
Wat ik hier uit gelegd heb voor de B, geldt natuurlijk voor alle andere noten waar een mol bij staat ook!
Dit stukje hier boven geldt op precies dezelfde manier ook voor een kruis , alleen wordt dan de noot een halve toonsoort verhoogd natuurlijk!
Zo zie je maar het kruizen en mollen verhaal is nog niet zo simpel, dus lees het één voor één verschillende keren door of vraag je leerkracht het nog een keer uit te leggen.
20-01-2011, 03:53
Geschreven door blues 
|