Foto
Welkom op dit bijbel lees blog. Dat de Here u mag zegenen, veel leesplezier in Zijn woord.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Zoeken in blog

Foto
Foto
Inhoud blog
  • De eindtijd
  • Openbaring aan Daniël over de zeventig weken
  • Het visioen van de ram en de geitenbok
  • Het visioen van de vier dieren
  • Daniël in de leeuwenkuil
  • Het feestmaal van Belsassar
  • Nebukadnessar door de mensen verstoten
  • Het gouden beeld
  • De droom van Nebukadnessar
  • Aan het Babylonische hof
    De Bijbel online lezen.
    Daniël
    Het boek Daniël ontleent zijn naam aan de hoofdpersoon, Daniël. Mogelijk gaat deze naam terug op een overlevering die in Ezechiël 14:14 en 20 als bekend wordt verondersteld. In de Hebreeuwse bijbel wordt het boek Daniël gerekend tot de Ketoeviem, de Geschriften, en staat het tussen de boeken Ester en Ezra in. In vele bijbeluitgaven heeft Daniël na Ezechiël een plaats gekregen tussen de profetische boeken. De gebeurtenissen in het boek Daniël zijn gesitueerd in de tijd van de Babylonische ballingschap, de periode waarin de bovenlaag van de Judese bevolking als ballingen in Babylonië verbleef, na de inname en verwoesting van Jeruzalem door de Babylonische koning Nebukadnessar in 597 en 586 v.Chr. De situering in de zesde eeuw v.Chr. hoeft niet te betekenen dat Daniël ook in die tijd geschreven is. Op grond van historisch onderzoek en de taal en de stijl van het boek nemen velen tegenwoordig aan dat het boek in zijn huidige vorm uit de eerste helft van de tweede eeuw v.Chr. stamt. Het boek is dan te plaatsen tegen de achtergrond van het Makkabese verzet tegen de wrede Griekse heerser Antiochus IV Epifanes. Dat verzet gold ook de toenemende Griekse invloeden op godsdienstig en cultureel gebied. Het boek Daniël bevat naast Hebreeuwse ook Aramese tekst, namelijk het gedeelte 2:4b-7:28.
    07-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nebukadnessar door de mensen verstoten
    31 Koning Nebukadnessar aan alle volken en naties, welke taal zij ook spreken en waar ter wereld zij ook wonen: moge uw voorspoed groot zijn!
    32 Het heeft mij behaagd de tekenen die de hoogste God mij heeft gegeven en de wonderen die hij heeft gedaan, bekend te maken. 33 Hoe groots zijn zijn tekenen, hoe machtig zijn wonderen! Zijn koningschap is een eeuwig koningschap en zijn heerschappij duurt van generatie tot generatie voort!

    Daniël 4

    Ik, Nebukadnessar, leidde een zorgeloos bestaan in mijn huis, een weelderig leven in mijn paleis, totdat ik een droom had die mij verontrustte. De beelden die ik in mijn slaap zag en de visioenen die door mijn hoofd gingen, brachten me in verwarring. Ik gaf bevel alle wijzen van Babylonië bij me te brengen om me mijn droom uit te leggen. De magiërs, bezweerders, Chaldeeën en waarzeggers kwamen, ik vertelde hun mijn droom, maar zij konden hem niet verklaren. Ten slotte ontving ik Daniël, die de naam van mijn god Beltesassar draagt en in wie de geest van de heilige goden woont. En ik vertelde hem mijn droom: ‘Beltesassar, eerste onder de magiërs, ik weet dat de geest van de heilige goden in u woont en dat u elk mysterie kunt ontraadselen. Zeg mij wat de visioenen betekenen die ik in mijn droom gezien heb. Dit zijn de beelden die tijdens mijn slaap door mijn hoofd gingen: Ik zag een hoge boom in het midden van de aarde staan. De boom werd groter en sterker, zijn kruin reikte tot aan de hemel en zijn kroon overspande de hele aarde. Zijn bladeren waren prachtig, zijn vruchten overvloedig en hij bood voedsel aan allen. De dieren van het veld zochten zijn schaduw op, de vogels van de hemel nestelden in zijn takken, alles wat leeft werd door hem gevoed. 10 In de beelden die ik in mijn slaap voor me zag, daalde een wachter, een heilige engel, uit de hemel neer. 11 Hij riep met luide stem: “Vel de boom en kap zijn takken, stroop het gebladerte af en verstrooi zijn vruchten, opdat de dieren eronder vandaan vluchten en de vogels opvliegen van zijn takken. 12 Maar laat zijn wortelstronk in de aarde staan, in het jonge groen van het veld, aan een ketting van ijzer en brons. Laat hem vochtig worden van de dauw van de hemel, en laat hem het gras van de aarde delen met de dieren. 13 Zijn hart zal geen mensenhart meer zijn, een dierenhart zal hij krijgen; zeven jaren zullen zo voorbijgaan. 14 Dit vonnis is geveld door de wachters, dit oordeel is gesproken door de heilige engelen, opdat de levenden weten dat de hoogste God boven het koningschap van de mensen staat: hij bepaalt wie het ambt krijgt toebedeeld, zelfs de laagste onder de mensen kan daartoe verheven worden.”
    15 Dit is de droom die ik, koning Nebukadnessar, heb gehad. En u, Beltesassar, moet hem voor mij duiden, want geen van de wijzen uit mijn koninkrijk heeft hem kunnen uitleggen. U kunt het, omdat de geest van de heilige goden in u woont.’
    16 Daniël, die ook Beltesassar wordt genoemd, stond een ogenblik verbijsterd, in verwarring gebracht door zijn gedachten. De koning sprak hem toe: ‘Beltesassar, laten de droom en zijn betekenis u niet in verwarring brengen.’ Beltesassar antwoordde: ‘Mijn heer, moge de droom uw vijanden gelden en zijn betekenis uw tegenstanders. 17 De boom die u hebt gezien, die groter en sterker werd, waarvan de kruin tot aan de hemel reikte en de kroon de hele aarde overspande, 18 waarvan de bladeren prachtig waren en de vruchten overvloedig, die voedsel bood aan allen, waaronder de dieren van het veld beschutting zochten en die takken had waarin de vogels van de hemel nestelden – 19 dat bent u, majesteit! U bent machtig en sterk geworden, uw grootheid is zo toegenomen dat ze tot aan de hemel reikt, en uw heerschappij omspant de hele aarde. 20 De wachter of heilige engel die de koning uit de hemel heeft zien neerdalen en die uitriep: “Vel de boom en vernietig hem, maar laat zijn stronk in de aarde staan, in het jonge groen van het veld, aan een ketting van ijzer en brons, laat hem vochtig worden van de dauw van de hemel en zijn lot delen met de dieren van het veld, totdat er zeven jaren voorbij zijn gegaan” – 21-22 dat alles, majesteit, is het vonnis dat de hoogste God over mijn heer en koning heeft geveld. Het betekent dat u zult worden verstoten door de mensen en zult leven onder de dieren van het veld. U zult gras eten als de runderen en vochtig worden van de dauw van de hemel. Zeven jaren zullen zo voorbijgaan, totdat u erkent dat de hoogste God boven het koningschap van de mensen staat en dat hij bepaalt aan wie hij het verleent. [21–22] 22  23 Dat de stronk van de boom mocht blijven staan, betekent dat uw koningschap bestendig zal zijn vanaf het moment dat u de macht van de hemel erkent. 24 Daarom, majesteit, laat mijn raad u welgevallig zijn: doe uw zonden teniet door vrijgevig te zijn en maak uw onrechtvaardigheid goed door u te ontfermen over de armen – misschien dat uw welzijn dan mag voortduren.’
    25 Dit alles overkwam koning Nebukadnessar. 26 Twaalf maanden later, toen de koning op het dak van het koninklijk paleis van Babel liep te wandelen, 27 zei hij: ‘Is Babel niet indrukwekkend, de koningsstad die ik door mijn grote macht heb gebouwd tot eer van mijn majesteit?’ 28 De koning had deze woorden nog niet gesproken, of er klonk een stem uit de hemel: ‘Dit wordt u aangekondigd, koning Nebukadnessar: Het koningschap is u ontnomen. 29 U wordt verstoten door de mensen; u zult leven onder de dieren van het veld en u zult gras eten als de runderen. Zo zullen zeven jaren voorbijgaan, totdat u erkent dat de hoogste God boven het koningschap van de mensen staat en dat hij bepaalt aan wie hij het verleent.’ 30 En op hetzelfde ogenblik werd het vonnis over Nebukadnessar voltrokken. Hij werd door de mensen verstoten, hij at gras als de runderen, zijn lichaam werd vochtig van de dauw van de hemel, en ten slotte was zijn haar even lang als de veren van een arend en waren zijn nagels uitgegroeid als de klauwen van een vogel.
    31 Maar toen de zeven jaren verstreken waren, sloeg ik, Nebukadnessar, mijn ogen naar de hemel op en keerde mijn verstand in mij terug. Ik prees de hoogste God, ik roemde en verheerlijkte de eeuwig Levende: zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij en zijn koningschap duurt van generatie tot generatie voort. 32 De mensen op aarde zijn slechts nietige wezens; hij doet met de hemelse machten en met de mensen op aarde wat hij wil. Er is niemand die hem kan tegenhouden of tegen hem kan zeggen: ‘Wat hebt u gedaan?’ 33 Op hetzelfde moment dat ik mijn verstand terugkreeg herwon ik, tot eer van mijn koningschap, ook mijn majesteit en luister. Mijn raadsheren en machthebbers zochten mij weer op, mijn koningschap werd in ere hersteld en mijn macht nam zelfs nog toe. 34 Ik, Nebukadnessar, roem, verhef en verheerlijk nu de koning van de hemel. Al zijn daden zijn juist en zijn paden recht. Wie hoogmoedig zijn, kan hij vernederen.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het gouden beeld
    Daniël 3

    O
    p een dag gaf koning Nebukadnessar opdracht een gouden beeld te maken, zestig el hoog en zes el breed, en hij liet het opstellen in de provincie Babel, in de vlakte van Dura. Vervolgens ontbood hij de satrapen, stadhouders, gouverneurs, staatsraden, schatbewaarders, rechters, magistraten en alle bestuurders van de provincies; ze moesten de inwijding bijwonen van het beeld dat koning Nebukadnessar had opgericht. De satrapen, stadhouders, gouverneurs, staatsraden, schatbewaarders, rechters, magistraten en alle bestuurders van de provincies kwamen bijeen om het beeld dat koning Nebukadnessar had opgericht in te wijden. Ze stelden zich op voor het door Nebukadnessar opgerichte beeld. Een heraut riep met luide stem: ‘Volken en naties, welke taal u ook spreekt, luister naar dit bevel. Zodra u de muziek hoort van hoorn, panfluit, lier, luit, citer, dubbelfluit en andere instrumenten, valt u op uw knieën neer en buigt u in aanbidding voor het gouden beeld dat koning Nebukadnessar heeft opgericht. Wie niet neerknielt en buigt, zal onmiddellijk in een brandende oven worden gegooid.’ En dus knielden alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, zodra ze de muziek van hoorn, panfluit, lier, luit, citer en andere instrumenten hoorden, en bogen zij in aanbidding voor het gouden beeld dat koning Nebukadnessar had opgericht.
    Enkele Chaldeeën namen de gelegenheid te baat en traden naar voren om de Judeeërs te beschuldigen. Ze zeiden tegen koning Nebukadnessar: ‘Majesteit, leef in eeuwigheid! 10 U hebt bevolen dat iedereen die de muziek van hoorn, panfluit, lier, luit, citer, dubbelfluit en andere instrumenten hoort, op zijn knieën moet neervallen en het gouden beeld moet aanbidden, 11 en dat ieder die weigert in een brandende oven moet worden gegooid. 12 Er zijn enkele Judese mannen aan wie u het bestuur over de provincie Babel hebt opgedragen, Sadrach, Mesach en Abednego. Deze mannen storen zich niet aan uw bevel, majesteit. Ze vereren uw goden niet en buigen niet voor het gouden beeld dat u hebt opgericht.’
    13 Nebukadnessar barstte in woede uit en beval Sadrach, Mesach en Abednego bij hem te brengen. Toen de mannen voor de koning waren geleid, 14 voer Nebukadnessar uit: ‘Is het waar, Sadrach, Mesach en Abednego, dat jullie mijn goden niet vereren en niet willen neerknielen voor het gouden beeld dat ik heb opgericht? 15 Luister goed, als jullie je bereid tonen om, zodra je de muziek van hoorn, panfluit, lier, luit, citer, dubbelfluit en andere instrumenten hoort, op je knieën te vallen en in aanbidding te buigen voor het beeld dat ik gemaakt heb ... Maar weigeren jullie te buigen, dan worden jullie onmiddellijk in een brandende oven gegooid. En welke god zal jullie dan uit mijn handen kunnen redden?’ 16 Sadrach, Mesach en Abednego zeiden hierop tegen de koning: ‘Wij vinden het niet nodig, Nebukadnessar, uw vraag te beantwoorden, 17 want als de God die wij vereren ons uit een brandende oven en uit uw handen kan redden, zal hij ons redden. 18 Maar ook al redt hij ons niet, majesteit, weet dan dat wij uw goden niet zullen vereren, noch zullen buigen voor het gouden beeld dat u hebt opgericht.’
    19 Nebukadnessar werd razend, en met een van woede vertrokken gezicht keek hij Sadrach, Mesach en Abednego aan. Hij gaf opdracht de oven zevenmaal heter op te stoken dan men gewoonlijk deed. 20 En hij beval enkele van de sterkste mannen uit zijn leger om Sadrach, Mesach en Abednego te knevelen en in de brandende oven te gooien. 21 De mannen werden gekneveld en met kleren en al, met jassen, broeken en mutsen, in de brandende oven gegooid. 22 Omdat het bevel van de koning strikt was opgevolgd en de oven uitzonderlijk heet was gestookt, werden de mannen die Sadrach, Mesach en Abednego naar boven brachten door de uitslaande vlammen gedood. 23 De drie, Sadrach, Mesach en Abednego, vielen gekneveld in de laaiende oven.
    24 Toen sloeg de schrik koning Nebukadnessar om het hart. Hij stond haastig op en zei tegen zijn raadsheren: ‘Wij hebben toch drie geknevelde mannen in het vuur gegooid?’ Zij antwoordden: ‘Zeker, majesteit.’ 25 Hij vervolgde: ‘Maar ik zie vier mannen vrij rondlopen in het vuur. Ze zijn ongedeerd en de vierde lijkt op een godenzoon!’ 26 Nebukadnessar liep naar de deur van de brandende oven en riep: ‘Sadrach, Mesach en Abednego, dienaren van de hoogste God, kom naar buiten, kom hier!’ Toen kwamen Sadrach, Mesach en Abednego uit de vlammen naar buiten. 27 De satrapen, stadhouders, gouverneurs en raadsheren van de koning drongen naar voren. Ze bekeken de mannen en zagen dat het vuur geen vat had gekregen op hun lichaam. Geen haar op hun hoofd was verschroeid, hun jassen waren nog heel, er hing zelfs geen brandlucht om hen heen.
    28 Nebukadnessar nam het woord. Hij zei: ‘Geprezen zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego, die zijn engel heeft gezonden en zijn dienaren gered. Zij hebben zich op hem verlaten, zij hebben het bevel van de koning genegeerd en hun lichaam prijsgegeven, omdat zij voor geen andere dan hun eigen God willen neerknielen of buigen.



    29 
    Daarom vaardig ik het bevel uit dat eenieder, van welk volk, welke natie of taal ook, die zich oneerbiedig uitlaat over de God van Sadrach, Mesach en Abednego, in stukken wordt gehakt en dat zijn huis in puin wordt gelegd, want er is geen god die kan redden als deze.’ 30 Vervolgens gaf de koning Sadrach, Mesach en Abednego een hogere positie in de provincie Babel.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De droom van Nebukadnessar
    Daniël 2

    I
    n het tweede jaar van zijn regering kreeg Nebukadnessar een droom die hem zo verontrustte dat hij de slaap niet meer kon vatten. De koning gaf opdracht de magiërs, bezweerders, tovenaars en Chaldeeën bijeen te roepen om hem te vertellen waar zijn droom over ging. Toen ze voor de koning verschenen waren, zei hij tegen hen: ‘Ik heb een droom gehad die mij verontrust, daarom wil ik weten wat ik gedroomd heb.’ De Chaldeeën zeiden tegen de koning: ‘Majesteit, leef in eeuwigheid! Vertel uw dienaren uw droom, dan zullen wij hem verklaren.’ Toen zei de koning tegen de Chaldeeën: ‘Mijn besluit staat vast. Als u me niet vertelt wat ik heb gedroomd en wat die droom betekent, laat ik u in stukken hakken en zal ik uw huizen in puin leggen. Voldoet u aan mijn verzoek, dan zal ik u overladen met kostbare geschenken en eerbewijzen. Zeg me dus wat ik gedroomd heb en wat die droom betekent.’ Zij antwoordden nogmaals: ‘Laat de koning zijn droom aan zijn dienaren vertellen, dan zullen wij hem verklaren.’ Daarop zei de koning: ‘Ik weet heel goed dat u tijd probeert te winnen, want u merkt dat mijn besluit vaststaat. Er is maar één oordeel over u mogelijk als u niet kunt vertellen wat ik heb gedroomd. U hebt afgesproken mij iets voor te liegen in de hoop dat de situatie verandert. Vertel me dus mijn droom, dan weet ik dat u die kunt verklaren.’ 10 De Chaldeeën antwoordden de koning: ‘Er is geen mens ter wereld die aan het verzoek van de koning kan voldoen; daarom heeft geen koning, hoe groot en machtig ook, iets dergelijks ooit van een magiër, bezweerder of Chaldeeër gevraagd. 11 Wat de koning vraagt is te moeilijk, niemand zal het de koning kunnen vertellen, behalve de goden, maar die verkeren niet onder de stervelingen.’ 12 Hierop verloor de koning zijn geduld en hij gaf woedend het bevel alle wijzen van Babylonië ter dood te brengen.
    13 Toen het bevel werd uitgevaardigd om de wijzen te doden, liepen ook Daniël en zijn vrienden gevaar. 14 Daarom wendde Daniël zich discreet en tactvol tot Arjoch, de commandant van de koninklijke lijfwacht, die de wijzen van Babylonië moest doden. 15 Hij vroeg de gevolmachtigde van de koning: ‘Waarom heeft de koning zo’n wreed bevel uitgevaardigd?’ Daarop legde Arjoch hem de zaak uit. 16 Daniël ging naar de koning en vroeg hem respijt, opdat hij hem zijn droom zou kunnen verklaren. 17 Vervolgens ging hij naar huis, bracht zijn vrienden Chananja, Misaël en Azarja op de hoogte 18 en vroeg hun de God van de hemel te smeken zich barmhartig te tonen en het mysterie te onthullen, zodat hij en zijn vrienden niet met de rest van de wijzen van Babylonië ter dood zouden worden gebracht.
    19 Het mysterie werd aan Daniël onthuld in een nachtelijk visioen. Daarop prees hij de God van de hemel. 20 Hij zei:
    ‘Geprezen zij de naam van God, van eeuwigheid tot eeuwigheid,
    want hij bezit wijsheid en kracht.
    21 Hij verandert tijden en uren,
    hij zet koningen af en stelt koningen aan,
    hij geeft de wijzen hun wijsheid,
    en de verstandigen hun kennis.



    22 
    Hij onthult diepe, verborgen dingen,
    hij weet wat in duister is gehuld,
    en het licht woont bij hem.
    23 U, God van mijn voorouders, loof ik en roem ik,
    want u hebt mij wijsheid en kracht geschonken,
    en mij onthuld wat wij u hebben afgesmeekt,
    u hebt ons laten weten wat de koning verontrust.’
    24 Toen ging Daniël naar Arjoch, die van de koning opdracht had gekregen de wijzen van Babylonië ter dood te brengen. Hij ging naar hem toe en zei: ‘Breng de wijzen van Babylonië niet ter dood. Leid mij voor de koning. Ik zal de droom van de koning duiden.’ 25 Arjoch leidde Daniël zo snel hij kon voor de koning en zei tegen hem: ‘Ik heb onder de Judese ballingen iemand gevonden die de droom van de koning kan uitleggen.’ 26 De koning vroeg Daniël, die ook Beltesassar genoemd werd: ‘Kunt u me werkelijk vertellen wat ik heb gedroomd en wat die droom betekent?’ 27 Daniël antwoordde de koning: ‘Wijzen, bezweerders, magiërs noch toekomstvoorspellers kunnen het mysterie dat de koning wil begrijpen aan hem onthullen. 28 Maar er is een God in de hemel die mysteries onthult. Hij heeft koning Nebukadnessar laten weten wat er aan het einde van de tijd zal gebeuren. De droom en de visioenen die tijdens uw slaap in u opkwamen, waren deze: 29 Tijdens uw slaap, majesteit, kwamen gedachten bij u op over wat er in de toekomst gebeuren zal; hij die mysteries onthult, heeft u laten weten wat de toekomst zal brengen. 30 Dit mysterie is mij onthuld, niet door enige wijsheid die ik op anderen voor zou hebben, maar opdat ik de uitleg aan de koning zou overbrengen en u zou begrijpen wat er in uw hart omgaat. 31 U, majesteit, hebt een visioen gehad. U zag een groot beeld. Dat beeld was reusachtig en bezat een prachtige glans. Het stond voor u en de aanblik ervan was afschrikwekkend. 32 Het hoofd van het beeld was van zuiver goud, zijn borst en armen waren van zilver, zijn buik en lendenen van brons, 33 zijn benen van ijzer, zijn voeten deels van ijzer, deels van leem. 34 U zag hoe een steen losraakte, zonder dat er een mensenhand aan te pas kwam, hoe de steen tegen de ijzeren en lemen voeten van het beeld sloeg en ze verbrijzelde. 35 Op hetzelfde ogenblik verpulverden het ijzer, leem, brons, zilver en goud. Het werd als kaf op een dorsvloer in de zomer; de wind voerde het mee, totdat er geen spoor meer van te vinden was. Maar de steen die tegen het beeld was geslagen, werd een hoge berg die de hele aarde bedekte.
    36 Dit was uw droom, en nu zullen wij de koning zeggen wat hij betekent: 37 U, majesteit, koning der koningen, aan wie de God van de hemel het koningschap, en macht, kracht en eer heeft verleend, 38 aan wiens hand hij de mensen, de dieren van het veld en de vogels van de hemel heeft toevertrouwd, waar zij ook wonen, aan wie hij heerschappij heeft geschonken over allen – u bent dat hoofd van goud! 39 Na u zal een ander koninkrijk opkomen, minder machtig dan het uwe, en daarna nog een, van brons, dat zal heersen over de hele aarde. 40 Een vierde koninkrijk ten slotte zal hard als ijzer zijn. IJzer verbrijzelt en vermorzelt alles, en net als ijzer dat verplettert, zal het al die andere rijken verbrijzelen en verpletteren. 41 U zag dat de voeten en tenen voor een deel uit pottenbakkersleem en voor een deel uit ijzer bestonden; dat betekent dat het koninkrijk verdeeld zal zijn. Het zal iets van de hardheid van ijzer hebben, daarom zag u ijzer voor u, vermengd met kleiachtige leem. 42 Dat de tenen en voeten deels van ijzer en deels van leem waren, betekent dat het koninkrijk voor een deel sterk zal zijn, voor een deel broos. 43 U zag ijzer vermengd met kleiachtige leem; dat betekent dat die delen zich zullen vermengen in het nageslacht, maar ze zullen zich niet verbinden, zoals ijzer zich niet met leem laat verbinden. 44 Maar ten tijde van die koninkrijken zal de God van de hemel een rijk laten opkomen dat nooit te gronde zal gaan en dat nooit op een ander volk zal overgaan. Het zal al die koninkrijken verbrijzelen en vernietigen, maar zelf zal het eeuwig bestaan – 45 precies zoals u zag dat er een steen van de berg losraakte zonder dat er een mensenhand aan te pas kwam, en het ijzer, brons, leem, zilver en goud verbrijzelde. De grote God heeft de koning laten weten wat er in de toekomst te gebeuren staat. De droom is waar, en de uitleg betrouwbaar.’
    46 Toen knielde koning Nebukadnessar neer en boog voor Daniël, en hij beval een offer te bereiden en reukwerk aan hem op te dragen. 47 De koning zei tegen Daniël: ‘Het is waar, uw God is de God der goden en de Heer der koningen. Hij onthult mysteries en daardoor hebt u dit mysterie kunnen onthullen.’ 48 Toen benoemde de koning Daniël in een hoge functie en gaf hem vele grote geschenken; hij maakte hem heerser over de hele provincie Babel en benoemde hem tot hoofd van alle wijzen van Babylonië. 49 Op Daniëls verzoek droeg de koning het bestuur van de provincie Babel over aan Sadrach, Mesach en Abednego, terwijl Daniël zelf aan het hof van de koning bleef.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aan het Babylonische hof
    Klik op de afbeelding om de link te volgen






    Daniël 1


    I
    n het derde regeringsjaar van Jojakim, de koning van Juda, trok Nebukadnessar, de koning van Babylonië, op naar Jeruzalem en belegerde de stad. De Heer leverde Jojakim, de koning van Juda, aan hem uit en gaf hem een deel van de voorwerpen van Gods tempel in handen. Hij nam ze mee naar Sinear, naar de tempel van zijn eigen god, en liet ze daar in de schatkamer zetten.
    De koning gaf het hoofd van zijn eunuchen, Aspenaz, opdracht een aantal Israëlieten van koninklijke en voorname afkomst naar zijn paleis te brengen. Het moesten jongemannen zonder lichamelijke gebreken zijn, aantrekkelijk om te zien, rijk aan kennis, ontwikkeld en met een scherp verstand, en bovendien geschikt om aan het hof te dienen. Aspenaz moest hen onderwijzen in de geschriften en de taal van de Chaldeeën. De koning wees hun een dagelijkse hoeveelheid toe van de spijzen en de wijn van zijn tafel. Na drie jaar onderricht zouden ze in dienst van de koning treden.
    Onder hen waren enkele Judeeërs: Daniël, Chananja, Misaël en Azarja. Maar de hoofdeunuch gaf hun andere namen; Daniël noemde hij Beltesassar, Chananja Sadrach, Misaël Mesach en Azarja Abednego. Daniël was vastbesloten zich aan de reinheidsvoorschriften te houden en hij vroeg de hoofdeunuch toestemming zich van de spijzen en de wijn van de tafel van de koning te onthouden. God zorgde ervoor dat de hoofdeunuch Daniël gunstig gezind was. 10 Toch zei de hoofdeunuch tegen hem: ‘Ik ben bang voor mijn heer, de koning; hij heeft bepaald wat jullie zullen eten en drinken, en als hij vindt dat jullie er slechter uitzien dan jullie leeftijdsgenoten zal hij mij daarvoor verantwoordelijk stellen.’ 11 Daarop richtte Daniël zich tot de kamerheer die de hoofdeunuch aan hem en aan Chananja, Misaël en Azarja had toegewezen: 12 ‘Neem de proef op de som en laat uw dienaren tien dagen alleen groente eten en water drinken. 13 Vergelijk ons uiterlijk daarna met dat van de jongemannen die de koninklijke spijzen eten, en beslis dan over uw dienaren op grond van wat u ziet.’ 14 De kamerheer ging op het voorstel in en gaf hun tien dagen. 15 Aan het eind van de tien dagen zagen zij er gezonder en beter doorvoed uit dan alle jongemannen die de koninklijke spijzen voorgezet hadden gekregen. 16 Dus diende de kamerheer hun geen koninklijke spijzen en wijn meer op, maar gaf hij hun alleen nog groente. 17 En God schonk de vier jongemannen wijsheid, kennis en verstand van alle geschriften; bovendien was Daniël bij machte alle mogelijke visioenen en dromen uit te leggen.
    18 Toen de door de koning vastgestelde tijd verstreken was, leidde de hoofdeunuch alle jongemannen voor Nebukadnessar. 19 De koning sprak met hen, en niemand kon zich met Daniël, Chananja, Misaël en Azarja meten. Zij traden in dienst van de koning. 20 En over welke kwestie van wijsheid of inzicht de koning hen ook raadpleegde, hij vond hen tien keer zo voortreffelijk als alle magiërs en bezweerders in heel zijn rijk.
    21 Daniël bleef aan het hof tot het eerste jaar van het koningschap van Cyrus.



    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs