EIGEN MANFRED
MAGISCH DUMONISME
"ONTMOETING"
CAPRA: Het levensweb. Blz. 98.
MANFRED EIGEN, die een Nobelprijs voor scheikunde kreeg en directeur is van het Max Planckinstituut voor fysische chemie in Göttingen, suggereerde aan het begin van de jaren 1970 dat de oorsprong van het leven het resultaat zou kunnen zijn van een proces van voortgaande organisatie in chemische systemen die zich ver van een evenwichtstoestand bevinden. Daarbij zouden hypercycli van gekoppelde terugkoppelingskringen een rol hebben gespeeld. EIGEN postuleerde in feite een VOOR -BIOLOGISCHE EVOLUTIEFASE, waarin op een moleculair niveau selectieprocessen optraden als een materiële eigenschap die inherent is aan speciale reactiesystemen. Voor zulke processen bedacht hij de term moleculaire zelforganisatie.
EIGEN veronderstelt dat dit eerste levensvonkje ontspringt uit een louter toevallige ONTMOETING van de juiste circa honderd nucleotiden.

CASTI/ Verloren paradigmas: Blz. 112 /113/114
HET SCENARIO VAN EIGEN
A Begin met een oersoep die bestaat uit toevallig ontstane kleine eiwitten, een voldoende hoeveelheid lipiden (vetzuren) om fragmenten van celmembranen te kunnen maken en uiteenlopende actieve energierijke nucleotide-eenheden die geschikt zijn voor de constructie van kernzuren.
B Veronderstel dat zich in bovenstaande soep bij toeval minstens één replicerend RNA molecule vormt. Het ontstaan van een dergelijke molecule wordt mogelijk bevorderd door de aanwezigheid in de soep van eiwitten die zich ook toevallig hebben gevormd. Verder is dat molecule geen gen, omdat het geen eiwit codeert; het is louter een replicator. Het heeft geen unieke nucleotide- volgorde tot een familie van nauw verwante, individuele moleculen die EIGEN een pseudo-soort noemt.
C Op de een of ander manier leren die RNA-moleculen vervolgens de eiwitten te beheersen en ontwikkelt zich een primitieve genetische code. De diverse pseudo-soorten specialiseren zich in verschillende functies, waadoor de populatie als geheel in staat is een eiwit te maken.
D Nu ontstaat er een reeks complexe en op elkaar inwerkende wisselwerkingen hypercyclussen. Deze zijn het onderwerp geweest van uigebreide analyse, wiskundig en in het laboratorium, zoals we zo dadelijk zullen zien. Uiteindelijk leren de hypercyclussen hun omgeving te beheersen, totdat ze een niveau bereiken dat de capaciteit van die omgeving te boven gaat.
E Op dat punt is het voor een verdere vooruitgang noodzakelijk dat de strijd om het bestaan weer in beeld komt. De lipiden die aanvankelijk in de soep zaten worden nu gebruikt om compartimenten te bouwen, waarbij elk compartiment in eerste instantie ongeveer hetzelfde mengsel pseudo soorten bevat. Door willekeurige mutaties ontstaan er echter verschillende soorten hypercyclussen, elk binnen zijn eigen membraan. Die membranen concurreren met elkaar en vormen het prototype van wat later de huidige cel zal worden.
F Nu neemt de biologische evolutie het over van de eerdere scheikundige evolutie, wat uiteindelijk tot de huidige levensvormen leidt.
Het scenario van EIGEN heeft het bevredigende aspect dat het één algemeen principe hanteert, de darwinistische evolutie, vanaf de eerste replicator. Dit scenario lijdt echter aan hetzelfde euvel als het beeld van GILBERT, in dit geval in stap B: het ontstaan van de eerste replicator. EIGEN veronderstelt dat dit eerste levensvonkje ontspringt uit een louter toevallige ontmoeting van de juiste circa honderd nucleotiden. Omdat dit toevallige ontstaan de kern vormt van de weg naar leven van zowel GILBERT als EIGEN, is het zinvol om eens met een wat kwantitatieve onderbouwing na te gaan hoe aannemelijk dit is.
|