PLATO (427 347 )
MAGISCH DUMONISME

HEIDEGGER
Inleiding in de metafysica blz. 221 :
De idee der ideeën, de hoogste idee, is volgens PLATO , de idee van het goede.
Het GOEDE betekent hier niet het moreel betamelijke, maar het degelijke dat presteert wat behoorlijk is en dit kan presteren.
Het is het regulatieve als zodanig, dat wat het zijn pas het vermogen geeft, zelf als voorbeeld te wezen. Datgene wat zon vermogen verleent, is het primair vermogende.
____________________________________________________________
.
PLATO
Vertaald door Xaveer de Win
BOEK 2 - De staat blz. 123/124
Want wie een goede ziel bezit, is zelf goed. Die andere echter, die zo knap is om overal kwaad te ruiken, die zelf duizend onrechtvaardigheden heeft gepleegd en van alle markten thuis is en die zichzelf voor een verstandige kop houdt, die zal, wanneer hij in een gezelschap van mensen van zijn slag is, een wondere schranderheid vertonen in het nemen van voorzorgen, omdat hij slechts te kijken heeft naar de voorbeelden, die hij in zichzelf bezit. Maar laat hij eens in aanraking komen met goede mensen, die reeds een dag ouder zijn, wat een mal figuur slaat hij dan met zijn misplaatst wantrouwen en zijn onbekendheid met een zedelijk gezond karakter. Van zo iets vindt hij immers geen voorbeeld in zichzelf. Maar doordat hij méér met slechte dan met brave mensen te maken heeft, heeft hijzelf- en hebben ook de anderen- de indruk dat hij veeleer een knappe kop dan een domkop is.
BOEK 2 DE STAAT blz. 127
Zo zijn er dan blijkbaar TWEE ELEMENTEN in de menselijke ziel: vurigheid en wijsgerigheid; en nu zou ik durven beweren dat een god aan de mensen beide methoden, muziek en gymnastiek, heeft geschonken met het oog op het ontwikkelen van die twee beginselen en niet van ziel en lichaam, tenzij onrechtstreeks. VURIGHEID en WIJSGERIGHEID dienen zij onderling harmonisch te stemmen, als snaren die men aanspant of ontspant tot zij de gewenste toonhoogte bereikt hebben.
BOEK 2 DE STAAT blz. 236/237
Neem om t even welke zaden of spruiten, zowel van planten als van dieren. Krijgen die niet hun passend voedsel, het klimaat of de plaats die ze nodig hebben, dan weten we dat ze, naarmate ze sterker zijn des te meer behoefte hebben aan dingen die voor hen passen. VOOR IETS WAT GOED IS, IS KWAAD IMMERS EEN ERGERE VIJAND DAN VOOR HET NIET-GOEDE.
- Natuurlijk.
- Zo is het ook maar redelijk, zou ik zeggen, dat de beste natuur op, niet - aangepaste wijze gevoed, er slechter aan toe is dan een doodgewone.
- Dat is inderdaad redelijk.
- En, Adimantus, vroeg ik, mogen we dan ook niet beweren dat de edelaardigste zielen ook bij uitstek slecht worden wanneer ze een slechte opvoeding treffen? Of denkt ge dat de grote misdaden en de volslagen verdorvenheid de vrucht zijn van een ordinaire natuur, en niet veelleer van een jeugdig- sterke, maar door verkeerde opvoeding bedorven natuur, terwijl een zwakke natuur nooit of nimmer grote dingen zomin in goede als in slechte zin, zal voortbrengen?
BOEK 2 BRIEVEN VII blz. 984/985
Zoals bij de meesten het geval is wat hun zielgesteldheid ten opzichte van het leren en van de zogenaamde moraliteit betreft- is deze moraliteit verdorven, dan zou zelfs Lynceus niet kunnen maken dat zulke individuen zien. Met één woord, als ge geen verwantschap bezit met het voorwerp, zal noch een vlugge geest, noch een goed geheugen u er ooit toe brengen kennis te verwerven. Want kennis schiet gewoon geen wortel in zijnswijzen die niet bij elkaar horen. Wie derhalve niet natuurlijk- aangepast is aan, en verwant met het rechtvaardige en al wat schoon is, hij moge op allerlei ander gebied nog zo begaafd zijn zowel om bij te leren als te onthouden; of wie er wél mee verwant is maar traag van leren en slecht van onthouden: zij zullen, de ene zomin als de andere, er nooit toe komen de waarheid te achterhalen nopens deugd of ondeugd, althans niet in de mate waarin dit mogelijk is. Want bij het leren moet men die dingen weten te verzoenen: zoals men ook over de werkelijkheid als geheel tegelijk waarheid en leugen moet vernemen, met voortdurende oefening en veel tijd, zoals ik bij het begin zei. Alleen dank zij het tegen-elkaar aanwrijven, van elk dier factoren:namen, bepalingen, gezichts- en andere zintuiglijke waarnemingen; dank zij een welwillend onderzoek, dat vrij blijft van elke kwaadwilligheid in het vragen zowel als het antwoorden- alleen dan, en moeizaam nog, gaat over elke factor het licht uitstralen van bezonnenheid en verstand, van een verstand dat zich zo intensief inspant als menselijk- mogelijk is.
_________________________________________
STÖRIG
Geschiedenis van de filosofie : blz. 173 :
Het Griekse woord sophrosyne duidt op evenwicht, op het vermogen om het juiste midden te houden tussen genot en ascese, tussen strengheid en toegeeflijkheid, en ook op de voorname houding die in de omgang zowel platte vertrouwelijkheid als koele afstandelijkheid vermijdt. De gerechtigheid ten slotte omvat alle andere deugden: zij bestaat in de harmonische verhouding van de drie functies van de ziel en de daarmee samenhangende deugden
____________________________________________
Er is misplaatst wantrouwen
.maar er is ook
..onverantwoord vertrouwen.
De TWEE ELEMENTEN in de menselijke ziel.
VURIGHEID (Energie + Beheersing) of (Geestkracht +Beheersing)
MORALITEIT
WIJSGERIGHEID (Vlug van geest + Goed geheugen) of (Intelligentie + Geheugen)
KENNIS