Dood. Heb geen angst. Talm niet voor mijn deur. Kom binnen. Lees mijn boeken. In negen van de tien kom je voor. Je bent geen onbekende.
Hou mij niet voor de gek met kwalen waarvan niemand de naam durft noemen. Leg mij niet in een bed tussen kwijlende ouderen die niet weten wat ze zeggen. Klop mij geen geld uit de zak voor nutteloze uren in klinieken.
Ik geloof niet in de werkelijkheid. Ik geloof in mijn droom: dat alles eenmaal leven moet, ook de stenen, de huizen, de aarde aan mijn schoenen. Ik geloof dat ook de regen eens zal ademhalen en verliefd worden. Daarom streel ik de regen. Daarom sla ik de zon.
Wij begrijpen ach zo veel, ja misschien alles wel verkeerd; hebben daarvan het tegendeel misschien te hard geleerd. Ik maak dus mijn verontschuldigingen over het hopeloos misverstand en ons hopeloos onverband met alle dingen. Wat heb ik dan in godsnaam bedoeld zoals ik door de wereld liep tussen de werkelijkheden door? Heb ik dan niet gezien, gevoeld dat ik mijn hele leven sliep? En waar sliep ik dan voor?
De dokter keek op mij neer ik zag zijn gezicht boven het mijne
ik zag wat hij dacht dat ik dood kon gaan - zo keek hij terwijl hij luisterde aan mijn borst
hij keek mij aan met een blik - hoe kan ik dat zeggen - een blik voorbij mijn gezicht, een blik naar iets achter mij naar iets verwegs alsof hij iets in de toekomst probeerde te zien
hij keek mij aan en hij zei hier mag u niet blijven ze komen u halen
Ça travaille à temps plein, ça dort un il ouvert C'est d'garde comme un chien Ça court au moindre petit bruit, ça s'lève au petit jour Ça fait des petites nuits. C'est vrai, ça crève de fatigue Ça danse à tout jamais une éternelle gigue Ça reste auprès de sa couvée Au prix de sa jeunesse, au prix de sa beauté.
Une mère, Ça fait ce que ça peut, ça ne peut pas tout faire, Mais ça fait de son mieux. Une mère, Ça calme les chamailles Ça peigne d'autres cheveux que sa propre broussaille
Une mère, C'est plus com' le autres filles Ca oublie d'être fière Ca vit pour sa famille Une mère, Ca se confine au bercail C'est pris comme un noyau dans le fruit de ses entrailles
Une mère, C'est là qu'ça nous protège Avec les yeux pleins d'eau, les cheveux pleins de neige Une mère, A un moment, ça s'courbe, ça grince quand ça s'penche Ça n'en peut plus d'être lourde Ça tombe, ça se brise une hanche Puis rapidement, ça sombre C'est son dernier dimanche Ça pleure et ça fond à vue d'oeil Ça atteint la maigreur des plus petits cercueils O bien sûr, ça veut revoir ensemble toute sa progéniture entassée dans sa chambre Et ça fait semblant d'être encore forte Jusqu'à c'que son cadet ait bien fermé la porte Et lorsque, tout' seule ça se retrouve Ça attend dignement qu'le firmament s'entr'ouvre Et puis là , ça se donne le droit De fermer pour une fois les deux yeux à la fois Une mère ça ne devrait pas partir Mais on n'y peut rien faire Mais on n'y peut rien dire.