Van de Mango naar Paris XL, de FNAC (mijn favoriete winkel in deze galerij...), de Pearle (waar ik een leesbrilletje kocht), Bart Smit, de Habitat, L & L, kortom te veel winkels om op te noemen. Ik vergeet dan nog de WC-madam en taverne De Passage (en nog veel meer). Geen vergelijking mogelijk met de Grand Bazar van vroeger maar toch vind ik dit één van de leukere winkelcentra: zoals je zelf kan lezen: het shoppinghart van 't stad!
Waar de Leopoldstraat, de Bourlastraat en de Sint-Jorispoort bij mekaar komen, is er een plein aangelegd met centraal een monument van koning Leopold I.
Na de onafhankelijkheidsstrijd waarin België zich los maakte van Nederland werd Leopold (1790 - 1865) , prins van Saksen-Coburg en Gotha de eerste koning van België. Sindsdien is België een parlementaire monarchie die door de dynastie van de Saksen-Coburgs wordt geregeerd. Het monument werd in 1868 onthuld en staat sinds 1873 op zijn huidige plaats.
De stadsschouwburg staat op het Theaterplein, kan 2000 bezoekers ontvangen en beschikt over het grootste podium van Europa. In een tweede fase werd het plein heraangelegd met een grote luifel die ondersteund wordt door witte pilaren.
Op de zijgevel versiert een gedicht van stadsdichter Bart Moeyaert (uit 2001) de gevel. Wie verder wandelt wordt verrast door de veelheid aan trappen die het theater met de grond verbinden. Bij het naderen van de ingang bemerk je dat heel de omgeving met woordspelingen wordt opgeluisterd. Zo ook de ingang van het Paleis aan de rechterzijde (Ziet mijn buitenkant eruit zoals mijn binnenkant zich voelt? Zie wat ik zeg dat ik niet zeggen kan). De linkerzijde toont Geert Hoste in volle glorie, boven de ingang van de taverne.
Op de muur vertellen een heleboel affiches welke artiesten hun opwachting maken: Els De Schepper, Paul Michiels e.a. worden aangekondigd voor de volgende herfst. Naast taverne Gusto bevindt zich een ingang waar ik probeer binnen te komen: helaas wegens proefopnames voor 'The Voice' mag ik binnen geen foto's trekken. Het blijft dus bij een foto van de loketten... Terug buiten wandel ik de hoek om, de enorme gevel van de stadsschouwburg wordt verdeeld door grote ramen terwijl de benedenverdieping hier bijna volledig door taverne Gusto wordt benomen. Nog wat verder kom je aan de ingang van de koninklijke balletschool. Een indrukwekkend kunstwerk van Oscar Jespers: 'België aan de Arbeid' versiert hier de muur. Als wij weer een hoek omdraaien komen wij bij één van de verschillende artiesteningangen van het Ballet en de schouwburg. Het zal niet de laatste zijn...
Nog meer ingangen vind je als je verder rond het gebouw wandelt: een dienstingang om materiaal te lossen, een artiestengang op nummer 2, nog een ingang voor de artiesten én voor het publiek en zo komen wij stilaan terug op het Theaterplein. Als de zon schijnt is dit werkelijk een prachtig zicht: de vele trappen, de witte palen en het indrukwekkend dak. Rond het plein uiteraard: de nodige tavernes en cafeetjes om na te praten over hetgeen je in het theater gezien hebt.
In de loodsen van de legendarische rederij met de rode ster opent op 27 september 2013 het RED STAR LINE MUSEUM. Het brengt de geschiedenis van de migratie van Europa naar Amerika vanaf 1800. Ongeveer 2,5 miljoen emigranten vertrokken sindsdien vanuit Antwerpen, op zoek naar een nieuwe toekomst.
De oude magazijnen werden in hun oorspronkelijke staat hersteld en ingericht als museum met als surplus: een toren die niet enkel als baken dient maar die tegelijk een mooie uitkijk op de haven werd.
Foto's tonen hoe het er aan toe ging aan de Rijnkaai. De nieuwe ingang van het museum is helder verlicht vanwege het vele glas, een schril contrast tegenover de oude inkomdeur. In het museum wordt duidelijke informatie gegeven van de plaats waar je bent, en de functie van die plaats. Een schitterende tijdlijn brengt de geschiedenis van de rondtrekkende mens van 70 000 jaar voor onze tijdrekening tot nu.
Een overzicht van het Red Star Line Complex toont waarvoor de 3 magazijnen oorspronkelijk dienden. Wat verder zijn enkele schaalmodellen van de boten van de rederij geplaatst met daarop volgend de steden waar die schepen o.m. aanlegden (New York, Liverpool, Antwerpen). Het is verbazingwekkend hoeveel mensen (60 miljoen!) tussen 1815 en 1940 uit Europa wegtrekken. De toenmalige passagierslijsten worden getoond, hier en daar met foto's van de passagiers zelf. Onder hen bijvoorbeeld Einstein die poseert samen met de kapitein.
Ook Poolse migranten krijgen hun plaatsje in het museum. Wij zien achtereenvolgens een affiche voor de oversteek van Antwerpen (Anvers, jawel!) naar Canada, de reisroute van Oost-Europa naar Antwerpen, bagagekisten van ongetwijfeld rijkere burgers, de sanitaire installaties van toen, en enkele foto's van het toenmalige Antwerpen met o.a. het Centraal Station. Een verwijzing naar de choleraepidemie van 1892 in Rusland leidt ons naar het doktersbezoek, één verdieping verder.
Vooraleer je aan boord mocht, volgde nog een verplicht doktersbezoek: wie niet gezond was, mocht het vergeten. Wij lezen: " Alleen wie geen besmettelijke ziekte heeft en fysiek in staat is om te werken, mag het land (Amerika) in." Om te vermijden dat immigranten vanuit Amerika werden teruggestuurd op kosten van de rederij gebeurde de medische controle dus op de plaats van vertrek. Enkele infoborden verder lezen wij over de aankomst in Amerika, wie er wel en wie niet werden toegelaten door de havenautoriteiten. Op de laatste foto van deze reeks krijg je een idee van welk soort mensen allemaal de grote overtocht waagde: iedereen met andere woorden...
De Amerikaanse Droom. Bij het lezen van deze tekst (zie foto) wordt snel duidelijk dat voor vele immigranten het leven niet altijd vol rozengeur en maneschijn verliep.
Wij verlaten het eigenlijke gebouw om via de trap naar de uitkijktoren te stappen. Dit is, voor alle duidelijkheid, een volledig nieuwe constructie die tijdens het bestaan van de RSL niet aanwezig was in het gebouw. Er wordt op een tussenverdieping nog een slaapcabine getoond en dan ben je boven. Je kan daar genieten van een mooi panorama, vooral gericht op de haven en het achterliggende dok.
Daarmee ronden wij het bezoek aan dit nieuwste museum (met heel veel oude elementen) van Antwerpen af.
De nabespreking gebeurt beneden in de cafetaria: een kans die niet veel musea je bieden!
Het Noorderterras én het Zuiderterras werden op het einde van de negentiende eeuw aangelegd bij het rechttrekken van de Scheldebocht, ter vervanging van de vele bruggen over de toenmalige vlieten. Aanvankelijk mochten hier enkel mensen van de betere bougeoisie gebruik van maken. De groeiende democratie van de moderne tijden zorgde ervoor dat uiteindelijk iedereen de wandelwegen van beide terrassen mocht gebruiken.
De toren van het Noorderterras bevindt zich nog in de oorspronkelijke staat en wordt gebruikt als horecazaak. Beneden aan het Noorderterras is er een gedenkplaat voor de gesneuvelde soldaten van de U.S. Army tijdens de tweede wereldoorlog. Verder bevindt zich hier ook een museum van de scheepvaart met de oude mijnenveger M 477 als pronkstuk. Enkele gepensioneerde havenarbeiders onderhouden de tentoongestelde boten. Via een ijzeren trap komen wij boven op de lange wandelgalerij die ons tot aan het Steen zal brengen.
Van het Noorderterras kan je de loop van de Schelde in beide richtingen volgen. Noordelijk zie je het verlaten gebouw van het Noorderterras. Langs de kade kan je de activiteiten volgen en aan de andere kant wandel je tot aan het Steen. Langs de binnenplaats verlaten wij het Steen en wandelen naar het voetpad naast de kaaien. Tegenover de Suikerrui kunnen wij weer naar boven en bereiken wij het Zuiderterras.
De toren van het Zuiderterras (ook gebouwd op het einde van de negentiende eeuw) is intussen volledig vernieuwd tot een modern café-restaurant met een prachtig uitzicht op de Schelde. Via het terras kan je opnieuw naar de kaaien en daar beland je tegenover de ingang van de Sint-Annatunnel (voetgangerstunnel).
Gedicht 35 is een ode aan het 'Kot'. Dat is het gebouw waar de havenarbeiders zich sinds 1940 kwamen opgeven om aan werk te raken. Een, voor de buitenstaander, wat vreemd systeem waar de mensen zich 's morgens vroeg aanbieden voor de vroege shift, 's middags voor de namiddag en 's avonds voor de nacht. Dit aanwervingsgebouw is gelegen aan het Kempisch dok op het stadsdeel dat men nu het Eilandje noemt. Eigenlijk handelt het gedicht vooral over de havenarbeider en zijn arbeid (zware arbeid) maar de foto's geven je een beeld van de inkomhal waar alle werkwillige dokwerkers verzamelen om hun dagtaak te krijgen. In de praktijk worden er natuurlijk heel wat mensen telefonisch verwittigd, dat zijn vooral degenen die onder een vaste foreman werken. Door de toegenomen technologische verbeteringen horen daar ook chauffeurs en kraanmannen bij. Desondanks blijft het een zware stiel met, ondanks de strenge veiligheidsvoorschriften, regelmatig zware arbeidsongevallen.
Je ziet de havenarbeiders binnenstromen voor de middagshift. Niet erg veel volk en dat is begrijpelijk want de tijd dat men meer werk dan arbeiders had, ligt al enige tijd achter ons. Als er in de jaren zestig, zeventig, nog werk was voor meer dan 12000 arbeiders is dat nu teruggevallen tot een kleine zesduizend. De arbeiders worden opgeroepen door een foreman die zelf besliste wie hij mee stuurt naar welke werf. Daarbij wordt rekening gehouden met de vaardigheden van de dokwerker.
Van het kot trekken wij naar het museum van de dokwerkers dat gelegen is in een zijstraatje van het Bonapartedok. Hier word je onthaald door echte dokwerkers die intussen hun pensioen gehaald hebben en die samen een museum onderhouden waar je een historisch overzicht van de havenarbeid en de evolutie van het materiaal kan volgen. Wat vroeger met paard en kar gebeurde gaat nu natuurlijk heel wat sneller... Je krijgt een uitleg over de verschillende materialen en werkmiddelen en dat allemaal in het echt 'Antwaarps'!
De nodige formulieren om aan de haven te kunnen werken liggen mooi naast elkaar in een vitrinekast. Het belangrijkste voor de "dokwerker" is zijn boek. Wij zien de blauwe boek van A. Van Reeth voor het jaar 1957. Hiermee was deze persoon zeker van werk op de momenten dat er schepen moesten gelost worden. De mensen met een boek hadden voorrang op de anderen, het was eigenlijk een vorm van bestaanszekerheid die je pas na voldoende werkdagen kreeg. Verder in het museum zien wij nog gereedschappen uit de vorige (20ste) eeuw. Het materiaal was toen nog van die aard dat er echt zware arbeid moest geleverd worden. Intussen heeft de techniek heel wat van die handenarbeid overgenomen en is het vervoer van de goederen een pak gemakkelijker geworden. De laatste foto toont enkele oudere havenarbeiders die dit museum gestalte gaven en voor tekst en uitleg zorgden bij de rondleiding.
Zomer in de Zoo. De titel van dit vierendertigste gedicht uit '52 maal Antwerpen' nodigt je uit om een warme zomerdag door te brengen in de dierentuin van Antwerpen. Die is de oudste van België en tevens één van de oudste in Europa. Op 21 juli 1843 (ook een warme zomerdag...) gingen de deuren voor het eerst open voor het publiek, toen vooral de gegoede burgerij.
De ingang lag toen in de Carnotstraat in plaats van op het Astridplein. Vanaf 1862 kon ook de gewone man zich een bezoek aan de Antwerpse Zoo permitteren. Zo een bezoek op een warme zomerdag begint aan de ingang en brengt je via de kassa (22 ) naar de apen. Het gedicht (het langste uit mijn dichtbundel) volgt chronologisch mijn bezoek in augustus 2013.
Het apengebouw waar wij ons bezoek starten, is mooi ingericht en huisvest heel wat soorten, vooral kleinere, apen. er wordt gestreefd naar een milieu dat zo veel mogelijk de natuurlijke omgeving van de dieren benadert. Verder gaat het langs een prachtige bloementuin naar de okapi's. Hier en daar steekt een mooi kunstwerk het hoofd op in de groene perken.
Zo belanden wij in het gebouw van de mensapen: gorilla's, chimpansees en orang-oetans. Verder langs de pinguïns, reeën en dan naar het prachtige gebouw van de giraffen.
Zebra's, nog meer mooie kunstwerken, het gebouw met de aquaria en dan terug naar buiten, op weg naar de leeuwen. Opvallend: waar vroeger (twintig, dertig jaar geleden) veel roofdieren in een kooi werden opgesloten, hebben ze nu een groot terrein in open lucht en niet meer achter tralies. Het maakt alles zowel voor de bezoekers als voor de dieren veel natuurlijker en vooral aangenamer. Je ziet de dieren als het ware in hun eigen (micro)milieu.