Beleidsverantwoordelijken Engeland, Singapore, Shanghai, Finland ⦠pleiten voor kwaliteitsvolle handboeken/methodes voor wiskunde e.d
Beleidsverantwoordelijken
Engeland,Singapore, Shanghai, Finland
zweren bij kwaliteitsvolle handboeken/methodes voor wiskunde e.d.- maar hetze
tegen gebruik in Vlaanderen
Leve de
leerboeken/methodes versus weg ermee
De Engelse
onderwijsminister Nick Gibb stelde onlangs nog: I believe high quality
textbooks, would bring maximum pedagogical improvements to teachers in the
minimum amount of time. De kwaliteitvan het onderwijs is volgens de Engelse beleidsmakers in een
aanzienlijke mate afhankelijk van het gebruik van degelijke
leerboeken/methodes. Minister Gibb verwijst in dit verband ook naar
hoogpresterende landen als Singapore, Shanghai, Hong Kong,Finland
Ook in het
hoogpresterend Vlaanderen wordt nog steeds veelvuldig gebruik gemaakt van
handboeken en werkboeken voor wiskunde e.d. De hoge kwaliteit van het Vlaams
onderwijs van de voorbije eeuw iso.i.
voor een behoorlijk deel te wijten aan het gebruik ervan.De lagere kwaliteit van het onderwijs in b.v.
Franstalig België wordt door velen in verband gebracht met het feit dat er veel
minder gewerkt wordt met methodes mede het gevolg van minder centen voor
leermiddelen. Finland is eveneens een land waarin het gebruik van leerboeken/methodes
een heel belangrijke rol speelt.
Zon standpunt pro
leerboeken/methodes staat haaks op de vele recente kritiek op het gebruik ervan
in Vlaanderen, op de vele pleidooien om niet langer gebruik te maken van
klassieke methodes en werkboeken die enkel maar de passiviteit van de
leerlingen en van de leerkrachten zouden bevorderen.De leerplanverantwoordelijken voor de nieuwe
ZILL-leerplannen stellen dat hun nieuwe leerplan- en onderwijsfilosofie
nietmeerte rijmen valt met het gebruik van klassieke
handboeken Methode-gebruik zou haaks staan op het open karakter van de nieuwe
leerplannen, de erin gepropageerde gepersonaliseerde aanpak van het leerproces
enontwikkelingsgerichtemethodiek.
Op de
DCBAO-vergadering van 17 juni 2015 over ZILL stelden directeurs hier kritische
vragen over: Is er dan vanuit dit leerplanconcept geen ruimte meer voor
methodes? Daarmee werken de leerkrachten toch wel heel vlot. Methodes van
uitgeverijen spelen tochwel een
belangrijke rol bij de vormgeving en de praktische toepassing van de
leerplannen in klas?
Leerplanverantwoordelijke Ria De Sadeleer repliceerde zo op
die kritiek: Gesneden brood kan en zal het nieuwe leerplan echt niet geven.
Daarvoor is de schoolpopulatie ook te divers geworden. We moeten ook verder
evolueren van (leer)methodes naar databanken met inspiratiebronnen. Wij
verwachten van de uitgevers dat zij enkel inspiratiemateriaal aanmaken dat
gekoppeld wordt aan de persoonsgebonden en aan de cultuurgebonden
ontwikkelvelden.In de bijdrage over
de leerplancampagne van Onderwijskrant formuleerden we al een reeks argumenten
pro gebruik van leerboeken. In deze bijdrage laten wevooreerstTim Oates, chef curriculumhervorming Engeland,aan het woord over de functies van leerboeken
en de aanwending in Singapore, Hong Kong, Shanghai & Finland (deel 1). We
besteden verder aandacht aan de recente hetze tegen het gebruik van
handboeken/werkboeken (zie deel 2).
Deel 1:Tim Oates
over Why Textbooks Count'
1Engelse beleidsmakers: leerboeken prioriteit
In een recente
toespraak poneerde Engels onderwijsminister Nick Gibb eens te meer datde Engelse leerkrachten in de toekomst veel
meer gebruik moeten maken van klassieke leerboeken/methodes.
Gibb meent dat een
degelijk leerboek leerkrachten in sterke mate kan helpenom het niveau van hun onderwijs te verhogen.
Leerboeken zijncruciaal voor het
verhogen van de standaarden. Jammer genoeg werd hun rolin Engeland tot nog toe ernstig
verwaarloosd. Ik zou graag zien dat alle scholen, zowel basisscholen als
middelbare scholen, voor de meeste academische vakken gebruik maken van
schoolboeken van hoge kwaliteit, waardoor we dichter bij de norm komen van
landen met hoge leerprestaties,aldus
Gibb.
Gibbs toespraak over
het belang van leerboekenwas
geïnspireerd op hetboek,' Why Textbooks
Count'van Tim Oates, die aan het hoofd
stond van het nationale curriculumhervorming van de regering.
2Vele functies
van leerboeken/methodes
Oates: Internationale studies over curriculum-evaluatie
hebben de rol aangetoond van hoogwaardige leerboeken bij het realiseren van de
doelstellingen van de nationale leerplannen en bijhet ondersteunen van effectief
onderwijs.
Oates toont in zijn eigen
studie aandat het gebruik van
leerboeken essentieel is om ervoor te zorgen dat scholen in Engeland het
nieuweNational Curriculumzo onderwijzen dat het overeenkomt met de
aanpak van de landen die voor PISA en TIMSS hoog scoren. In het nieuwe Engels
curriculum worden overigens klassieke waarden opnieuw centraal gesteld: o.a.
herwaarderingbasiskennis,
kennisoverdracht & klassikaal onderwijs.duidelijke en meer eisende leerstofpunten geordend per leerjaar - mede
om het opstellen van leerboeken/methodes mogelijk te maken,Oates stelt o.i. terechtdat er een nauwe samenhang moet zijn tussen
het nationale leerplan enerzijds en anderzijds de inhoud van de leerboeken en
de didactische aanpak in klas.Het zijn
volgens hemvooralde leerboeken die de leraren de
gedetailleerde kennis verschaffen die impliciet besloten ligt in de
nationalecurricula, die per definitie
eerder beknoptebeschrijvingen zijn van
de inhoud die onderwezen moet worden. Het is o.i.voldoende bewezen dat ook de Vlaamse leerkrachten
zich vooral oriënteren aan de handboeken/methodes en veel minder aan de
eindtermen en leerplannen.
Oates stelt verder:
Dankzij diepgaande analyses kan er volgens de onderzoekers geen twijfel meer
bestaan over het belang van een effectief gebruik van leerboeken.We moeten afstappen van de vaak gepropageerde
stelling dat het gebruik van een leerboek als centrale bron niet goed is,en de leerkracht en de leerlingen te weinig
activeert.Een degelijk leerboek is van
cruciaal belang voor het succes van de leerlingen;en de meeste leerkrachten beseffen dit
ook.
Volgens Oates studie
vertonen degelijke leerboeken volgende kenmerken:
*onderbouwing door een goed gefundeerde vakspecifieke inhoud
en leertheorie*duidelijke inhoudelijke
afbakeningmet een focus op
sleutelbegrippen en basiskennis *coherente leerprogressie: stapsgewijze aanpak
*ondersteuning van de reflectie van de leerling *gevarieerde toepassing van
concepten en principes *controle van de omvang- en structuurkenmerken van teksten
om ervoor te zorgen dat deze in overeenstemming zijn met de onderliggende
leertheorie.
Het gebruik van leerboeken is volgens Oates omwille van verschillende
redenen belangrijk:
*Leerboeken zorgen samen met degelijke leerplannen voor de
coherentie inzake leerplandoelen.Betrouwbaarheid en consistentie met de leerplandoelen was volgens de
bevraagde leerkrachtenfundamenteel.*Leerboeken maken
ook veel tijd vrij voor de leraar om zich te concentreren op de instructie en
op de vorderingen van de leerling in plaats van telkens zelfleermateriaal te moeten ontwerpen. Ze voorkomen
te hoge taakbelasting.
*In de reacties van de leerkrachtenwerd tevens benadruktdat het gebruik van degelijke schoolboeken
het ook mogelijk maakt om beter in te spelen op de behoeften van de individuele
leerling. Deze terechte stelling staat haaks op de visie van de ZILL-leerplanverantwoordelijken.
In de getuigenissen van Vlaamse praktijkmensen in deel 2vermelden deze nog een aantal andere
voordelen van het gebruik van leerboeken/methodes.
In Singapore en in
tal van landenwordt veel belang gehecht
aanschoolboeken.In Singapore maken70%van de wiskundeleerkrachten gebruik van een leerboek; in Engeland echter
amper 10%. Leerboeken worden erook vaak
door de overheid goedgekeurd en gesponsord. Niettegenstaande een aantal
uitgevers naast elkaar actief zijn, moeten alle boeken voldoen aan de criteria
van de overheid.
Zijn dergelijke
leerboeken die aansluiten bijde
gemeenschappelijke leerplancriteria te normatief? Laten ze te weinig vrijheid
voor de leerkrachten? Hoewel leerboeken door leerkrachten als zeer nuttig
worden beschouwd om de leervorderingenbinnen de vakken gestalte te geven, blijft er volgens Oates tegelijk
voldoende vrijheid.Zo gebruiken bepaalde
leerkrachten voor bepaalde vakken het leerboek vooral als leidraadom hun les voor te bereiden en te
structureren in plaats van het instructiemateriaal in het leerboek stap voor
stap te volgen.
Momenteel worden her
en der in Engeland en de VS zelfsleerboeken voor wiskunde, fysica uit Singapore en China gebruikt die in het Engels werden vertaald.
3Gebruikleerboeken in Hong Kong, Singapore en
Shanghai en Finland
Oates bestuurde ook
het specifieke gebruik van leerboeken in een aantal landen.
Hoegaat Singapore te werk?Het Onderwijsministerie heeft de bevoegdheid
om de leerboeken goed te keuren. Het ministerie laat uitgevers
onderwijsmateriaal ontwikkelen op basis van de nationale curricula. De
kwaliteit van het lesmateriaal wordt bewaaktdoor middel van een leerboek-review proces waarbij de materialen worden
beoordeeld door een panel van professionals, waaronder curriculum-specialisten,
docenten en academici van de universiteiten (MOE 2012). Scholen zijn niet
wettelijk verplicht om schoolboeken te gebruiken, maar als dat wel het geval
is, moeten ze een goedgekeurd leerboek gebruiken.En dat doen ze ook meestal.
De Hong
Kong-leerboekenworden door het Hong
Kong Education Bureau goedgekeurd op basis van afstemming op het Hong Kong
leerplan en formele kwaliteitscriteria. De belangrijkste rol van de overheid in
het leerboekaanbod bestaat erin de door uitgevers ingediende leerboeken te
beoordelen en eventueel bij te werken. Schoolboeken die voldoen aan de eisen
worden opgenomen in de Recommended Textbook Listin functie van dehandboekenkeuze vanwege de scholen
(circulaire nota 42/2013 van het onderwijsbureau). Scholen kunnen kiezen uit
een reeks goedgekeurde middelen, ontwikkeld door particuliere leveranciers.
De rol van leerboeken
in het wiskundeonderwijs in Sjanghai versterkt de lessen' uit Hongkong en
Singapore. Net als in Singapore ligt de nadruk op een diepgaand begrip van
wiskundige concepten en relaties, wat leidt tot een hoge operationele vlotheid
met tegelijk ook voldoende aandacht voor toepassingen/vraagstukken.
De schoolboeken zijn
er nauw verbonden met de pedagogische aanpak, waarbij de les meestal de
volgende vorm vertoont: klassikale lessen van35minutengericht op zeer
specifieke aspecten van wiskundige concepten en bewerkingen. Deze aandacht voor
een goed begrip van specifieke relaties wordt gezien als essentieel voor het
ontwikkelen van een uitgebreid begrip van fundamentele wiskundige
relaties.
De pedagogische
aanpak isgebaseerd op het stellen van
uitdagende vragen, die een rijke uitwisseling van ideeën stimuleert en waarbij
alle leerlingen betrokken worden. De visie op differentiatieis totaal anders dan in Engeland. Alle
kinderen worden verondersteld in staat te zijn om de klassikale instructie te
begrijpen en ideeën worden daartoe op verschillende manieren uitgewerkt om
individueel begrip te bevorderen. Alle kinderen bestuderen hetzelfde onderwerp
enkennen een gezamenlijke
progressie.Dit staat in schril contrast
methet dominante model van
individuele/persoonsgerichte en groepsgerichte differentiatie in het Engelse
systeem en in de ZILL-leerplanvisie van het katholiek onderwijs.
Oates stelde verder
vast dat ook Finse leerkrachten er frequent leerboeken gebruiken. Enleerkracht TimothyWalkergetuigt in zijn recent boek over het Fins onderwijsdat leren er vooralklassikaal lesgeven aan de hand van
leerboeken/methodes. Walker gaf enkele jaren les in de VS engeeft nu al enkele jaren les in een vijfde
leerjaar lager onderwijsin Finland.
Preciesdoor het gebruik van leerboeken
kunnen volgens hemleerkrachten ook op
een meer ontspannen wijze les geven. Er rest daardoor ook meer tijd voor rust
en ontspanning buiten de les dan b.v. in de VS en dan in veel andere
landen.
Geen echt
gedifferentieerd/gepersonaliseerd onder-wijs dus. In Finland beperken de leerkrachten zich volgens Walker ook
tot de essentie, de basiskennis en basisvaardigheden van de vakdisciplines.
Keep it simple, luidt zijn devies. We citeren nog even.In the VS teachers looked down on
textbooks, and I felt the same way. I didnt want to be this robotjust following the teachers guide. But I
found that in Finland, they were showing me that textbooks can be valuable
resources to help teachers stay balanced if we use them skillfully.
Ook Oates
schrijftdat Finlandsinds de grote hervorming van 1968 een lange
traditie kent inzake werken met leerboeken. Tot begin de jaren negentig was er
zelfseen strikte regulering van de vorm
en inhoud van schoolboeken. Tekstboeken werden goedgekeurd door het
examenbureau van de Nationale Onderwijscommissie. Dit waseen heel belangrijk onderdeel van de
onderwijshervorming van 1968.
Oates vraagt zich ook af waarom het gebruik van leerboeken
in Engeland en de VS er de voorbije decennia op achteruit ging. Waarom ontstond
er een hetze tegen het gebruik ervan - vooral ook op de lerarenopleidingen?
Oates stelt o.a.: Postmodernism has inexorably infiltrated the thinking of
educationists. Some postmodernists educational writers have recycled the long
criticised linkage of subjectcentred approaches with traditional textbooks, and
this in turn with an outmoded modernist agenda of subject aggrandisement.
In Britain and the United States therefore, a simplistically polarised coupling
of modernism with anachronism, and of postmodernism with progressivism, has
emerged, (Marsden 2001, p.65).Nog
een getuigenis over Engeland; The textbooks from Singapore, and now China,
will help deliver the new curriculum-ambitions for half of all primary schools
in England more than 8,000 in total to adopt what is known as the south
Asian mastery approach to maths. The schools minister, Nick Gibb, has described
it as one of the most valuable education initiatives undertaken by our government
over the past few years. The mastery approach involves a whole-class approach
to teaching maths. Oxford University Press publishes Inspire Maths, a primary
maths programme based on the Singapore maths series My Pals are Here! which is
used in almost 100% of Singapores state primary schools.
Deel 2: Hetze tegen
leerboeken/werkboeken & reacties van
praktijkmensen
1 Geerinck: Gooi
invulboeken in de prullenmand
In de inleiding
stelden we al dat het ZILL-leerplanproject van het katholiek onderwijskomaf wil maken met het gebruik van
leerboeken/methodes/ werkboeken die enkel passiviteit en oppervlakkige
leerprocessen bij de leerlingen zouden bevorderen.
Op 21 augustus
publiceerde Ilse Geerinck in De Standaard de opiniebijdrage Gooi die invulboeken
in de prullenmand.Die zijn peperduur
enhalen alle creativiteit uit het
onderwijs.Weg ermee! Geerinck is lector
aan de hogeschool UCLL (lerarenopleiding Leuven-Limburg). We citeren even de
belangrijkste passages uit haar vlammend betoog - dat positief onthaald
werddoor een aantal beleidsmakers, door
koepelkopstukken Lieven Boeve en Raymonda Verdyck, door Rik Torfs
Al kuierend tussen
de stapels boeken van mijn kinderen stel ik vast dat ook dit jaar het aantal
invulboeken een viervoud is van het aantal handboeken. Vandaag vullen mijn
kinderen zeven uren per dag (!??) werkbladen in. Vragen zijn door de auteurs
van de werkboeken al voorgekauwd, schemas zijn uitgetekend, kleurtjes zijn
uitgetekend om hoofd- en bijzaak van elkaar te onderscheiden,
standaardoefeningen zijn opgesteld.
Deze vorm van werken
bedwelmt en deactiveert leerlingen. Meer nog, het vraagt van hen (en van de
leraren) een zekere slaafsheid en onderdanigheid. Als het werkboek is
ingevuld, is de les gezien en hebben we hard gewerkt. Leraren kunnen met een
ingevuld werkboek bewijzen aan de inspectie, ouders en directie dat de leerstof
is gegeven enhet leerplan is gevolgd.
Door zo massaal in te zetten op invulboeken komt men er echter niet meer toe
leerlingen te activeren en uit te dagen. Dat doe je wel door hen te doen
nadenken, door hen aan te moedigen argumenten te vinden om voor de klas een
antwoord te formuleren op actuele kwesties.
Onderwijsdat inzet op vorming vraagt om leraren die
zelf eigenaar zijn van het lesmateriaal waarmee ze werken. Dat vraagt om een
andere pedagogische aanpak: vooraf zelf nadenken over het parcours dat je met
de leerlingen wilt afleggen, en over het materiaal (teksten, oefeningen ..).
Het vraagt om leerkrachten die feedback geven op (schrijf) opdrachten, die tijd
maken om te oefenen en te onderzoeken, die diepgang creëren door keuzes te
maken en zich niet te verliezen in de veelheid van feiten en informatie.
Dat betekent dat
leerkrachten zicht hebben op wat belangrijk is voor hun vak. Dat betekent dat
leerkrachten met zelfgekozen (oefen-)materiaal, en rekening houdend met de
diversiteit en uitdagingen van de klas, aan de slag willen gaan. Het is de
hoogste tijd dat leraren hun eigenaarschap terugzien. En dat schooldirecteurs de
moed hebben om die invulboeken naar de prullenmandte verwijzen. Geef leraren opnieuw het
vertrouwen om zelf poortwachter te zijn van het lesmateriaal dat ze in klas
binnenbrengen. Op die manier zal het onderwijs ook meer motiveren en
boeien.
2 Wouter Smets: Waarom invulboeken wel in de klas thuishoren -DS 23 augustus
Er is een goede reden
waarom scholen vaak met invulboeken werken, weet leraar Wouter Smets. Ze helpen
leraren om lessen op maat aan te bieden en bieden leerlingen houvast. Ik ben
overtuigd van de meerwaarde van een invulboek ook voor geschiedenis, wanneer
leraars er doordacht gebruik van maken. Uiteraard blijft het de bedoeling om
leerlingen te stimuleren om na te denken. Als ik ons invulboek geschiedenis
zelf gebruik, dan schept dit voor mij mogelijkheden voor maatwerk in de klas
die ik niet zou hebben met een handboek.
Met een invulboek kan
ik enkele leerlingen aan het werk zetten, terwijl ik andere bijkomende
instructies of remediëring aanbied. Wie later instroomt of tijdens het
schooljaar van richting verandert, heeft aan het invulboek een welkome houvast
om onder begeleiding zijn achterstand op te halen. Leerlingen met nood aan
structuur vinden in het invulboek vaak ook allerlei hulpmiddelen die hen
ondersteunen.
Met een invulboek
krijg ik als leraar ook tal van ideeën en lesvoorbereidingen die gemaakt zijn
door vakmensen, waaruit ik een keuze kan maken om een les op te bouwen.
School- en invulboeken maken is een kunst op zich. Het vergt een grote
beheersing van de eindtermen en leerplannen, en een bijzonder ontwikkeld
didactisch inzicht. Het vraagt complexe vaardigheden om bronmateriaal te vinden
dat toepasselijk is. Chapeau voor leraars die ertoe bereid zijn en in staat
zijn om het zonder te doen
Geerinck stelt in
haar bijdrage: Het is de hoogste tijd dat leraren hun eigenaarschap
terugzien.De vraag is evenwel welke
eigenaarschap we juist willen van leraars. Zijn zelf opgestelde powerpoints en
werkblaadjes noodzakelijk activerender dan invulboeken? Zou het kunnen dat er
meer tijd rest voor echte leerlingenbegeleiding en instructie op maat bij
leraars die hun lessen kunnen opbouwen op basis van het werk dat al in de
uitgeverij is verricht?
3Reactie van directeur Patrick Remmerie: Invulboeken
in de vuilnisbak?DS 22.09
Ik ben al meer dan 18 jaar directeur in het secundair
onderwijs. Sinds begin 2000 zag ik de invulboeken het onderwijs veroveren. Nu
is het bijna niet meer mogelijk om een traditioneel handboek te vinden.De redenen voor het succes van de invulboeken
zijn divers. Voor de leerkrachten zijn invulboeken vaak een zegen. De
leerlingen hoeven niet meer te noteren en de leerstof kan sneller afgewerkt
worden. De leerkracht moet zelf geen teksten en oefeningen meer maken. Gedaan
met illustraties en voorbeelden opzoeken. Bovendien is hij er zeker van dat aan
alle leerplandoelstellingen en vakoverschrijdende eindtermen is voldaan. De druk
bij leerkrachten om zich steeds te verantwoorden is groot. Er zijn zelfs
basisboeken die voorgekauwde toetsen bijleveren.
De leerkracht krijgt
hierdoor ook meer ruimte om aandacht te hebben voor leerlingen met
leerstoornissen en emotionele problemen. ... Het is voor de leerkrachten vaak
onbegonnen werk om zelf een cursus op te stellen (en dit voor verschillende
vakken en leerjaren die in een volgend schooljaar ook kunnen veranderen.) Een
combinatie van een invulboek met een basisboek of eigen lesmateriaal van de
leerkracht is een goede oplossing.
Ook leerlingen staan
ook niet negatief tegenover de invulboeken. Ze kunnen rustig de les volgen en
actief meedenken. We gaan dus niet akkoord met Ilse Geerick die beweert:"Door zo te werken komt de leerkracht er
niet meer toe leerlingen te activeren en uit te dagen."Na een afwezigheid is de cursus vlug
bijgewerkt. Leerlingen met leerstoornissen hebben een gestructureerde cursus
die nadien op een leerplatform wordt gezet.
Moeten we de invulboeken in de vuilnisbakkieperen?Neen.Het is voor de leerkrachten
vaak onbegonnen werk om zelf een cursus op te stellen.Een combinatie van een invulboek met een
basisboek of eigen lesmateriaal is een goede oplossing. Daarnaast moeten de
leerlingen zelf notities nemen in de marge. Een openboektoets nadien doet hen
ook beseffen dat een woordje invullen hier en daar niet voldoende is.
4Besluit
We betreuren dat lerarenopleidster Geerinck weinig
waardering toont voor het gebruik van leer- en werkboeken, en zich zo
laatdunkend uitlaat over de leerkrachten. We hopen dat de
beleidsverantwoordelijken uiteindelijk het belang van leerboekenzullen inzien, en er ook in zullen
investeren.
Contouren eindtermen: gewogen en al te lichtzinnig bevonden!
Contouren eindtermen: een eerste reactie: gewogen en al te lichtzinnig bevonden!
*Contouren liggen vast, maar eindtermen moeten nog opgesteld worden.
*Contouren deugen m.i. niet:
(1)Eindtermen die vertrekken van 16 vage sleutelcompetenties - eindtermen dus los van vakdisciplines= lijkt me complete onzin (zie ook punt 3). De onderwijskoepels mogen zelf uitmaken in welke vakken/vakkenclusters die eindtermen geplaatst worden.
Het zijn precies eindtermen en het vatleggen van de vakdisciplines door de overheid die moeten zorgen voor voldoende gemeenschappelijkheid in het curriculum en de vakken van de verschillende onderwijsnetten/onderwijsverstrekkers. Dat bekom je niet als je de eindtermen loskoppelt van de vakdisciplines.
Duidelijke eindtermen per vakdiscipline zijn belangrijk voor het realiseren van de nodige gemeenschappelijkheid van het leeraanbod voor alle leerlingen en in alle scholen - en dit in functie van het garanderen: van (1) gemeenschappelijkheid in de vakken en leerplannen (2) een aaneensluitende schoolloopbaan - bij verandering van school en onderwijsnet, startkennis bij overgang naar s.o. ... (3) het bieden van gelijke onderwijskansen; (4) het voorkomen van te grote concurrentie tussen scholen en onderwijsnetten; (5) het kunnen ontwerpen van leerboeken/methodes die in de verschillende scholen en onderwijsnetten gebruikt kunnen worden.
P.S. Men zal ook moeilijk vakspecialisten vinden die willen meewerken aan het opstellen van de concrete eindtermen vertrekkende van de sleutelcompetenties.
(2)Nieuwe eindtermen als overschrijvingsformulier leren invullen e. d. horen veelal niet thuis in de basisvorming.
Ik lees in de krant De Morgen: b.v. geld leren overschrijven Een overschrijvingsformulier leren invullen e.d. is geen krachtige & schoolse basiskennis en hoort er dus geenzins n thuis.
De nota over de contouren van de nieuwe eindtermen beroept zich voor de nieuwe voorstellen op de populistische consultatiecampagne. We verwijzen even naar de resultaten Zo lezen we b.v. in het eindverslag: De duidelijke boodschap die we overal hebben gehoord is dat scholieren op eigen benen willen kunnen staan. Veel leerlingen geven aan dat ze bepaalde basisvaardigheden om te overleven missen. Ze weten perfect hoe warm het soms kan worden in de tropen, maar niet op welke temperatuur je de was moet doen. Ze kunnen vierkantswortels trekken, maar geen worteltjes koken. Ze vullen blindelings een matrix in, maar weten niet hoe te beginnen aan een belastingbrief. Echt klaargestoomd voor de toekomst voel je je op die manier niet wanneer je je diploma in de hand hebt. Waarom is dit nuttig? is de centrale vraag die bij het opstellen van de eindtermen altijd in het achterhoofd gehouden moet worden.
De meeste van die nieuwe voorstellen horen niet thuis in het onderwijs, vooral omdat het niet gaat om schoolse & powerful kennis, maar om 'alledaagse' kennis, of om zaken die mensen die deftig onderwijs genoten hebben, later zelfstandig aankunnen: zoals een belastingformulier invullen, weten op welke temperatuur je de was moet doen. (zie verder punt 2)
-----------------------------------------------
1. Uitspraken van minister Crevits 26 oktober
Na een breed maatschappelijk debat en adviezen van de verschillende bevoegde raden heeft het Vlaams Parlement vandaag een akkoord bereikt over de langverwachte contouren van de toekomstige eindtermen. Die bepalen wat elke jongere in de toekomst op school moet leren. Ze vertrekken vanuit 16 sleutelcompetenties, zoals bijvoorbeeld: burgerschap, economische, financiële en digitale competenties, sociaal-relationeel, cultureel en historisch bewustzijn,
Het onderscheid tussen vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen valt zo weg en alle eindtermen moeten op dezelfde manier bereikt worden.
Het staat de onderwijsverstrekkers vrij om te beslissen binnen welke vakken ze welke eindtermen realiseren. In elk geval moeten ook de nieuwe leerplannen, waarin de eindtermen letterlijk zijn opgenomen door de verschillende onderwijsverstrekkers, sober en helder geformuleerd worden. Op die manier behouden leraren voldoende ruimte en autonomie om op basis van hun eigen expertise en passies aan de slag te gaan met de leerstof.
2. Overschrijvingsformulier invullen e.d. is geen basiskennis!
Lessen over financiën Minister Crevits en Co: Groot draagvlak voor lessen financiën op school. Leerlingen krijgen les over financiën en ondernemen.
Commentaar: Een overschrijvingsformulier leren invullen e.d. is geen krachtige & schoolse basiskennis en hoort er dus ook niet thuis. Volgens PISA scoren Vlaamse 15 jarigen overigens vrij goed voor financiële geletterdheid zonder die specifieke eindtermen. Het is moeilijk om hiervoor concrete eindtermen op te stellen en deze in de verschillende leerplannen onder te brengen. We lezen: b.v. een overschrijvingsformulier leren invullen. .
A.u.b ook geen nieuw vak economie & financiële geletterdheid in eerste graad s.o. Welke eindtermen taal, wiskunde, geschiedenis ... moeten plaats ruimen voor eindtermen financiële geletterdheid e.d.?
Reactie van prof. economie: Michel Maus Veel moed aan de leraars die pakweg woonfiscaliteit of notionele interestaftrek aan scholieren.
PISA 2015 : Vlaamse 15-jarigen scoren het hoogst voor financiële geletterdheid -ook zonder vak economie/financiële geletterdheid in de eerste graad s.o. Vlaamse 15-jarigen doen het goed op de PISA-test voor financiële geletterdheid. Met een gemiddelde score van 541 scoren ze het hoogst van alle OESO-landen die deelnamen aan financiële geletterdheid in PISA 2015. P.S. Ook voor PISA-2012 scoorden de Vlaamse 15-jarigen uitstekend: " Uit de bevraagde landen, scoorde Vlaanderen na Shanghai-China het beste. De gemiddelde Vlaamse leerling kon zijn/haar inzicht in de meest gebruikte financiële termen, begrippen en producten toepassen op situaties die relevant zijn voor hen, en kan in beperkte mate de gevolgen van een financiële beslissing inschatten."
3.Geen ontkoppeling tussen eindtermen en vakdisciplines/leerstof
.Onderwijskrant en ook COC-vakbond voeren momenteel een campagne tegen ontkoppeling eindtermen van vakken. In het COC-vakbondsblad van oktober 2017 wordt de COC-campagne tegen de ontkoppeling eindtermen/leerplannen - vakken uitvoerig geargumenteerd.
Een paar argumenten van de COC. Het voornemen van de Vlaamse regering om de eindtermen van de basisvorming los te koppelen van vakken, doet in elk geval vermoeden dat je ze moet kunnen ontkoppelen. Dat wil zeggen dat de eindtermen zelf geen noodzakelijke link mogen leggen met of geen onderdeel mogen zijn van een bepaald vak. Wat voor eindtermen zijn dat dan? Welke vorm nemen die aan? Wel, dat zijn competenties? Competenties omschrijven, strikt gezien althans, welk gedrag, welke handelingen leerlingen in een bepaalde context moeten kunnen stellen. Bijvoorbeeld: leerlingenkunnen een gezinsbudget opmaken en reflecteren op het beheer ervan. Gewoonlijk worden die competenties ook geclusterd, niet binnen een vak of leergebied, maar volgens de functionele context of de rol waarin dat gedrag wordt gesteld (bijvoorbeeld het gezin, het persoonlijk leven, het beroep ).
Bovendien maken competenties ook abstractie van het aanbod of de leerstof die aangereikt moet worden om die handelingen te kunnen stellen. Of minstens, als een competentie al verbonden wordt met elementen van kennis, vaardigheden en attitudes, dan staan die altijd louter in dienst van te ontwikkelen gedrag. In die zin zijn competenties dus letterlijk ontstoft. Het is niet de stof, maar het leerresultaat dat telt. Radicaal doorgetrokken betekent dit dat de (vak)inhouden op zich geen waarde hebben en perfect inwisselbaar zijn.
De nieuwe eindtermen moeten voor COC nog echte leerstof bevatten. Het kan niet dat eindtermen zouden verwateren tot vage leerresultaten of competenties. Dat zou een slag in het gezicht zijn van elke (vak-)leraar. Die wil namelijk niet gereduceerd worden tot simpele coach van leerprocessen. Hij/zij wil de vakinhoudelijke en vakdidactische expertise als onmisbaar instrument blijven inzetten voor vormend onderwijs. Leerlingen moeten ook in de toekomst nog kunnen blijven leren voor het leven en niet alleen voor de economie van vandaag.
Velen pleitten de voorbije jaren precies voor een herwaardering van de vakdisciplines en klassieke leerplannen. De Duitse socioloog Niklas Luhmann drukte hun belang zo uit: "In onderwijscontexten worden schakelingen van opeenvolgend te induceren vormen van weten of kunnen gecondenseerd in curricula. Vakdisciplines als condensaties en ordeningen van weten en kunnen, vormen een essentieel kenmerk van degelijk onderwijs. (Das Erziehungssystem der Gesellschaft, Frankfurt am Mein, Suhrkamp, 2002).
Op ons O-ZON-symposium (2007) wees ook prof. Hans Van Crombrugge op het grote belang van vakdisciplines. Het onderwijs heeft als eerste en laatste bestaansreden het richten van de aandacht naar de werkelijkheid. De vakdisciplines - grepen uit de beproefde cultuur - spelen hierbij een belangrijke rol. Deze canon verschaft de inhouden, vaardigheden en houdingen eigen aan een bepaalde cultuur, wetenschap, e.d. Deze canon wordt opgesteld door de gemeenschap van mensen die deskundig zijn in het betreffende domein. De leerkracht is de vertegenwoordiger van de gemeenschap van deskundigen. De canon levert de inhouden waaruit de leerkracht kan en moet putten. In wetenschappen, kunsten, wijsbegeerten, levensbeschouwingen liggen houdingen, vaardigheden en inzichten vervat die door generaties mensen als waardevol ervaren zijn en als zodanig bewaard worden.
Leerlingen moeten ingeleid worden in die beproefde cultuur. Elke wetenschap, elke kunst, elke filosofie en elke levensbeschouwing staat elk op zich voor een bepaalde vorm van aandacht voor de werkelijkheid. Elk cultiveert een aspect van de redelijkheid. Elk vak heeft zijn eigen geletterdheid die neergelegd moet worden in de eigen canon van het vak en het erbij aansluitend leerplan. Het is niet aan de individuele leerkracht of leerling uit te maken wat belangrijk is. (O-ZON-symposium van 5 mei 2007 in de Blandijnberg).
De Engelse kennissocioloog Michael Young nam een aantal jaren geleden afstand van zijn vroegere relativering van de klassieke leerinhouden en vakdisciplines. Sindsdien stelt hij: We need to put subjects at the heart of the curriculum. Neither subjects (vakdisciplines) nor the boundaries between them are arbitrary. They are a form of specialisation of knowledge with powerful educational possibilities. There is powerful knowledge that all pupils were entitled to. Powerful knowledge is systematic. Its concepts are systematically related to one another and shared in groups, such as subject or disciplinary associations. It is not, like common sense, rooted in the specific contexts of our experience (Bringing Knowledge Back in, 2007). This means that powerful knowledge can be the basis for generalisations and thinking beyond particular contexts or cases. Powerful knowledge is specialised. The important curriculum point about subjects is that they are based on the shared rules and knowledge of communities within which their questions, methods, concepts and criteria are debated, discussed and improved. In other words, it has been developed by clearly distinguishable groups with a well-defined focus and relatively fixed boundaries, separating different forms of expertise.
Typisch voor vakdisciplines is ook hun uitgekiende stapsgewijze, cumulatieve opbouw: Or cest lorganisation systémique,cest-à-dire sous forme hiérarchisée, des outils de pensé, qui soustend les possibilités les facultés réflexives de la pensée consciente (prof. Nathalie Bulle). Dit betekent ook dat b.v. eindtermen eind lager onderwijs weinig houvast bieden omdat ze enkel de eindterm uitdrukken (b.v. bepaald soort tekst kunnen lezen) en niets zeggen over de lange weg erheen. Daarom hebben de leerkrachten nood aan leerplannen die de leerinhoud per leeftijdsgroep vastleggen en die ook binnen de leerinhouden voor elke leeftijdsgroep de opeenvolgende stappen uitstippelen.
Bijlage
Reactie van rector Rik Torfs op Consultatiecampagne
In een reactie naar aanleiding van de Dag van de leraar alludeerde rector Rik Torfs op 6 oktober 2016 vrij vernietigend over de eindtermenrapporten: "Leraren moeten kinderen leren koken bijvoorbeeld, dat vinden we tussen de gesuggereerde eindtermen op school. Kan het waanzinniger? Misschien weldra ook nog: hoe neem je een douche, hoe poets je je tanden, hoe tart je een leraar? We merken verder dat de ouders almaar vaker van de leraren vragen hun ouderlijke taken over te nemen.
Reacties in De Standaard 5 oktober
Op 5 oktober 2016 verscheen in De Standaard de bijdrage: Voorbereiden ouderrol is geen taak voor het onderwijs. We lazen: Moet een school jongeren opleiden tot goede ouders? Die kwestie ligt voor in het debat over de vernieuwde eindtermen. Experts huiveren bij het idee.
Wat moet een school kinderen aanleren in 2030? Als het van de Vlaamse opinie afhangt: ongeveer alles. Jongeren moeten niet alleen leren typen, koken, klussen, programmeren en juridische en economische contracten lezen, het onderwijs moet bij uitstek de plek zijn waar leerlingen ook zelfkennis opdoen en zelfvertrouwen kweken - en waar ze leren omgaan met alle facetten van de dood én met het toekomstige ouderschap.
Dat blijkt uit het eindrapport over de nieuwe eindtermen, dat gisteren 4 oktober werd voorgesteld in het Vlaams Parlement. Een jaar lang discussieerden leerlingen, leerkrachten, ouders en burgers via het internet en op provinciale debatavonden over de minimumdoelen in het onderwijs van de toekomst. Met het resultaat, een catalogus aan ideeën en ballonnetjes, gaat de politiek nu aan de slag.
Maar experts waarschuwen voor sommige suggesties, zoals het belang van het voorbereiden van jongeren op hun latere rol als ouder. Dat behoort eigenlijk helemaal niet tot het takenpakket van het onderwijs, zegt professor Roger Standaert, die twintig jaar geleden mee aan de wieg stond van de eindtermen. Hoe te leven, hoe op te voeden, dat behoort in eerste instantie tot de verantwoordelijkheid van de ouders, de buurt, de media. Het is te gemakkelijk om dat af te schuiven op het onderwijs, dat het al lastig genoeg heeft met het inwijden van kinderen in de taal, de wetenschappen en de wiskunde.
Kindvolgend ZILL-ontwikkelingsplan kleuteronderwijs haaks op wetenschappelijke studies over effectief kleuteronderwijs
Kindvolgend ZILL-ontwikkelingsplan kleuteronderwijs haaks op wetenschappelijke studies over effectief kleuteronderwijs
De ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs zijn in het recente ZILL- ontwikkelingsplan eens te meer opgesteld vanuit een overwegend kindvolgend ontwikkelingsmodel, in het Engels vaak child-development- of developmental-constructivist approach genoemd.
De koepelverantwoordelijke voor het ontwikkelingsplan van 1998, An Cardinael, zei me onlangs dat zij inmiddels besefte en betreurde dat de opstellers destijds ten onrechte voor het kindvolgend ontwikkelingsmodel à la CEGO kozen. Jammer genoeg is dit weer het geval met het ZILL-ontwikkelingsplan. Die visie staat nochtans haaks op tal van studies.
We lezen in het TIMSS-rapport - 2015:In ons kleuteronderwijs er opvallend minder aandacht voor cijfers en letters dan in andere landen, zegt onder- zoekster Margo Vandenbroeck (KU Leuven), die meewerkte aan de Vlaamse analyse van TIMSS: Leren lezen e n schrijven b.v. behoort bij ons veel strikter tot het lager onderwijs (De Standaard, 30 november 2016).
Prof. Wim Van den Broeck reageerde instemmend: "Volgens TIMSS doet Vlaanderen het erg slecht qua voorbereiding op de lagere school. Dit is een erfenis van de ervaringsgerichte aanpak (CEGO-Leuven & Ferre Laevers). Zon aanpak creëert vooral ook sociale ongelijkheid."
In wetenschappelijke publicaties maakt men een onderscheid tussen twee aanpakken: de zgn. childdevelopment-aanpak (kindvolgend ontwikkelingsmodel à la CEGO) en de meer gebalanceerde aanpak. De voorstanders van een ontwikkelingsgerichte aanpak vinden dat het in het kleuteronderwijs vooral moet gaan over spel, simulatiespel, muzisch bezig zijn, exploreren, voorlezen ... In dergelijke programmas krijgen gericht woordenschatonderwijs en technische vaardigheden als letterkennis en klankbewustzijn, voorbereidend rekenen nauwelijks een plaatsje. Vrij spel in speelhoeken staat centraal, with open-ended activities such as fingerpainting, sand and water tables, a dress-up corner, a puppet theatre, blocks, cars and trucks, and so on. Teachers roles are primarily supportive rather than directive (Slavin).
(1)EURYDICE-studie van 2009
In een EURYDICE-studie van 2009 werd al gewezen op de eenzijdigheid van het child-developmentmodel. Het rapport pleit voor een gebalanceerde aanpak met een dosis aanbodgerichte aanpak (directed curriculum voor woordenschat-ontwikkeling, voorbereidend rekenen en lezen, ...) die toeneemt naarmate de kleuters ouder worden (Early Childhood Education and Care in Europe: Tackling Social and Cultural Inequalities, 2009 ).
De algemene conclusie luidt dat een uitgebalanceerde aanpak met een toename van de aanbodgerichte aanpak/directed curriculum naarmate de kleuters ouder zijn, tot betere resultaten leidt en de leerlingen ook beter voorbereid op het lager onderwijs. Er wordt ook verwezen naar onderzoek van Spiked e.a. (1998) waarin geconcludeerd werd: There is no reason on why an orientation on emerging school skills using authentic activities in which teachers participate, cannot go together with a positive socio-emotional climate.
(2)Studie van prof. Slavin en co
In een recente reviewstudie van 32 programmas komen Slavin en CO tot een analoge conclusie met betrekking tot geletterdheid (voorbereidend lezen) en algemene taalontwikkeling: Chambers, B., Cheung, A., & Slavin, R. (2015). Literacy and language outcomes of balanced and developmental approaches to early childhood education: A systematic review (zie Internet). De onderzoekers stelden vast dat bij een meer gerichte/gebalanceerde gerichte aanpak kleuters beter scoren op metingen van beginnende geletterdheid (klankbewust & letterkennis) en voor mondelinge taalontwikkeling dan bij een ontwikkelingsgerichte.
De kleuters die een gebalanceerd model gevolgd hadden, waren ook beter voorbereid op leren lezen en hun mondelinge taalvaardigheid was ook beter: Early childhood programs that have a balance of skill-focused and child-initiated activities programs had significant evidence of positive literacy and language outcomes at the end of preschool and on kindergarten follow-up measures. Effects were smaller and not statistically significant for developmental-constructivist programs.
Nog een andere onderzoeksconclusie in verband met de taalontwikkeling luidt: Child-centred education turns children away from the teacher both physically and metaphorically. If they are spending most of their time in groups speaking to each other, they are being denied the opportunity to learn new vocabulary and correct pro-nunciation from the one person in the class who may have a better command of the English language." De leerkracht als taalmodel is uiteraard ook uiterst belangrijk binnen NT2-onderwijs. Het volstaat niet dat de leerlingen veel optrekken met elkaar.
(3)Blog prof. Daniël Willingham 24 april 2017
Op zijn blog bracht de Amerikaanse hoogleraar Daniel Willingham onlangs een voorstelling van een heel recent Amerikaans onderzoek naar de effecten van voorschools en vroegschools onderwijs(=vve): The Current State of Scientific Knowledge on (Pre-) Kindergarten Effects.
Willingham: Ik geef hieronder letterlijk vier centrale conclusies uit dit rapport weer, samen met wat commentaar.
Overtuigend bewijs laat zien dat kinderen die een divers palet van voorschoolse programmas volgen, meer klaar zijn voor school dan kinderen die geen volgen. De meeste vorderingen zien we op onderwijsgebieden als lezen, schrijven en rekenen; een kleiner aantal studies naar sociaal-emotionele ontwikkeling tonen in het algemeen meer bescheiden vorderingen op die gebieden.
De programmas zijn niet allemaal even effectief. In de succesvolste programmas kunnen verscheidene effectiviteitsfactoren meespelen. Het curriculum doet ertoe, en het trainen en richting geven aan leraren helpt. De basisconclusie luidt: Curricula die zich op het hele kind richten slagen er onvoldoende in om geletterdheid, rekenvaardigheid en zelfs sociaalemotionele vaardigheden te ontwikkelen. Curricula die ook gericht zijn op vaardigheden als rekenen, lezen scoren veel beter.
Uit onderzoek onder verschillende groepen vve-kinderen blijkt vaak dat economisch achtergestelde en tweetalige kinderen aan het eind van het vooorschools programma sterker vooruit zijn gegaan dan meer bevoordeelde kinderen en kinderen die bedreven zijn in het Engels.
Rijke en arme kinderen zouden andere ervaringen hebben als ze geen vve zouden volgen, waarbij kansarme kinderen een kleinere kans hebben op een verrijkende omgeving dan welgestelde kinderen. Academische en sociale resultaten zijn ook niet alleen een product van ervaringen op school, maar ook van ervaringen thuis of andere buitenschoolse ervaringen. Als die niet bijzonder verrijkend zijn, hebben kinderen (in meer of mindere mate) baat bij vervangende voorschoolse ervaringen. Onderzoekers stellen terecht dat dergelijke programmas zich ruimschoots terugbetalen.
Dat voorschoolse programmas minder succesvol zijn voor het sociaal-affectieve domein heeft te maken met het feit dat de erfelijke aanleg - b.v. temperament - hier een sterkere rol speelt dan bij het lezen e.d.
(4)The Current State of Scientific Knowledge on Pre-Kindergarten Effects Conclusies uit studie van het Brookings Institute
Given the large, persistent and consequential gaps in literacy and numeracy between high- and lowincome children when they enter kindergarten, perhaps the most important policy goal of pre-k and other publicly supported early childhood education programs should be to boost early achievement skills and promote the socio-emotional behaviors that support these skills.
Our review of the evidence highlights that curricular supplements focused on specific school readiness skills are more successful at boosting these skills than are widely used whole-child curricula. Recent data show no advantages in improving academic skills from popular whole-child curricula such as Creative Curriculum, compared with a usual practice curricular approach developed by the teacher or district themselves.
Whole-child (sometimes termed global or developmental constructivist curricula emphasize childcentered active learning that is cultivated by strategically arranging the classroom environment. Rather than explicitly targeting developmental domains such as early math skills, whole-child approaches seek to promote learning by encouraging children to interact independently with the equipment, materials and other children in the classroom environment.
The authors of the report note that children from disadvantaged backgrounds tend to start school just over one standard deviation behind their more advantaged peers in literacy and numeracy.
ZILL-leerplanarchitecten sturen aan op ontscholing & neomanie; Â Â illusoire voorstellen: petite religion
ZILL-leerplanarchitecten sturen aan op ontscholing & illusoire voorstellen: petite religion
1 Inleiding
De ZILL-leerplanarchitecten & andere nieuwlichters nemen afstand van de typische schoolgrammatica, leerplannen, methodes, jaarklassen Dit komt op tal van vlakken tot uiting. Ze schakelen nu naar eigen zeggen over op open leerplannen die veel vrijheid laten voor de leerkrachten en scholen. Ze gewagen van sterke ontstoffing van de leerinhouden, geïntegreerde leerplannen, leerplannen die enkel nog puzzelstukken aanbieden, leerplannen die vertrekken van de 12 sleutelcompetenties en niet langer van de vakdisciplines Ze pleiten ook voor ontwikkelend, leerlinggericht, ontdekkend, constructivistisch onderwijs.
We tonen dit nu in de volgende punten uitvoerig aan aan de hand van het nieuwe ZILL-curriculum. 2 Wervend & verlossend etiket: Zin in leren! Zin in leven
2. Hoogdraveend concept & pedagogische. overmoed
Nieuwlichters pakken graag uit met een ronkend concept & een wervend etiket; zon conceptnaam wekt de indruk van een totale & beloftevolle hervorming. Zin in leren! Zin in leven belooft de leerlingen dat ze door dit nieuwe leerplan eindelijk zin in leren - en nog veel meer, zelfs zin in het leven zullen krijgen. Dat houdt in dat de leerlingen intrinsiek gemotiveerd zijn om te leren en te leven. De doelen maken ook het verhaal van de katholieke dialoogschool operationeel, waardoor de dialoog levendig wordt. Dat bietdt kansen voor een update van het schooleigen christelijk opvoedingsproject en voor de concrete realisatie ervan in de dagelijkse praktijk.
De katholieke onheilsprofeten pakken naast de vele zegenngen ook uit met een ware verlossingsideologie. In Zin in wiskunde beweert ZILL dat ons levensvreemd wiskunde-onderwijs niet echt zinvol is; dat het enkel weerzin opwekt bij de leerlingen (school + visie, december 2015). ZILL brengt de verlossing uit al die ellende. Geen zin in leren, fnuikende lessen en saaie leerstof meer als met het huidige leerplan - dat nochtans destijds door Jan Saveyn van dezelfde Guimardstraat geprezen werd.
Het feit dat men een curriculum uitpakt met de reclameslogan Zin in leren! Zin in leven! is overigens heel opvallend en uniek. Het is dus blijkbaar geen gewoon curriculum. Lieven Boeve drukte de ambitie op 28 september zo uit: "Zin in leren! Zin in leven! maakt de lerarenteams opnieuw eigenaar van het leren op school. Geïntegreerd over vakken en leergebieden heen, kunnen leraren creatief vorm geven aan hun onderwijs, rekening houdend met de specifieke leerlingen in de klas en context van de school. Het nieuw leerplan katholiek basisonderwijs, dat op 1 september 2018 van start gaat, geeft schoolteams zuurstof geven om vernieuwend aan de slag te gaan. (BELGA-bericht).
3 Ontwikkelingsgericht, ontdekkend ... leren
In Forum van januari 2015 stellen Machteld Verhelst en Kris De Ruysscher dat het bij ZILL om een echte perspectiefwissel gaat, om een resolute klemtoon op het ontwikkelingsgerichte karakter van de doelen en van de didactische aanpak naar het model van het huidige kleuteronderwijs actief leren, verantwoordelijkheid geven aan jongeren voor eigen leerproces, contextueel & ontdekkend leren,... Nieuwe inzichten vanuit wetenschappelijke hoek over didactiek & leren werden nog niet in het (oude) leerplanconcept geïntegreerd. Die nieuwe inzichten zijn niet nieuw; ze stonden ook al in de controversiële Uitgangspunten bij de eindtermen van 1996 en al 100 jaar in de bijbel van de zgn. reformpedagogiek. Ze worden overigens door de meeste praktijkmensen, leerpsychologen en onderwijsdeskundigen ten zeerste gecontesteerd. We namen er zelf ook al expliciet afstand van bij de opstelling van het leerplan wiskunde van 1998. De voormalige pedagogische coördinator Jan Saveyn bestempelde destijds een visie als deze van zijn opvolgers in de Guimardstraat als petites religions Hij schreef in 2007: Men kan kritische vragen stellen bij de hoge verwachtingen van het zelfont-dekkend leren en het zelfstandig leren van leer-lingen, Of bij het vele heil dat men verwacht van leren van elkaar, en daarmee verbonden het minimaliseren van het effect van expliciete sturing door de leerkracht. Sommigen gaan in die zin, onder de vlag van Het Nieuwe Leren al dergelijke eenzijdigheden propageren. Het referentiekader van Het Nieuwe Leren gaat zich dan als petites religions gedragen. Daarvoor is typisch dat ze algemene geldigheid claimen en dat ze meer absoluut vooropstellen dan ze met resultaten kunnen aantonen (Nova et Vetera, september 2007).
4 Gepersonaliseerd leren & vaarwel jaarklassen
Ontwikkelingsgericht leren betekent tegelijk ook gepersonaliseerd eren - gericht op de allerpersoon- lijkste ontwikkeling van elke leerling. In BASIS (COV-blad, eind oktober) lezen we volgende illustratie van gepersonaliseerd leren: "Je kan uiteraard geen cijferen geven als leerlingen niet tot tien kunnen tellen. Maar dat hoeft niet per se op 9 jaar, dat kan ook op 10 jaar of 8 jaar. We kijken nu meer: wat heeft dat kind nodig?" De leerkracht moet dus telkens voor elke les leerstof zoeken die past bij de ontwikkeling van elk kind: de leerkracht 2de leerjaar zou ook al een aantal leerlingen moeten leren cijferen; de leerkracht 3de mag geen klassikale les cijferen meer geven: geen cijferen meer voor zwakkere leerlingen; en voor hen die al leerden cijferen in het tweede leerjaar kan hij niet meer starten met cijferend optellen. De leerkracht van het 4de moet de zwakkere leerlingen nog apart de start van het cijferen aanleren. Er is ook veel overleg tusen de leerkrachten nodig.
Ria De Sadeleer e.a. schrijven expliciet dat de jaarklasprincipes in strijd zijn met de nieuwe richting in het leerplanconcept: Zin in leren! gaat uit van een ontwikkelingsgerichte benadering van leren. Dat houdt in dat we (wie?) zo nauw mogelijk willen aansluiten bij de individuele ontwikkelingsbehoeften van elke leerling. De verwachting van het jaarklassenprincipe dat kinderen op dezelfde leeftijd en in dezelfde tijdspanne dezelfde leerstof verwerven, toont de enge visie op onderwijs en doet onrecht aan de verschillen tussen de leerlingen. (Bijdrage in school+visie -april-mei 2016).
Een leerkracht moet dus ook elke dag zelf gepersonaliseerde lessen geven, werkbladen maken, enz. En toch stellen de ZILL-archtecten dat het vooral ook de bedoeling is de plan- en werklast te verminderen. Commentaar van COV (Isabelle Rots): "VerZill!verd basisonderwijs vraagt tijd om te leren van en met elkaar. Dus: Minder kindgebonden lesuren in de opdracht van de leerkracht, meer kindgericht overleg en samenwerking. Daar dringt het COV op aan." De Sadeleer stelt verder: Het jaarklassenprincipe moet doorbroken worden: heterogene leergroepen, graadklassen, niveaugroepen ... zijn aangewezen. Onderzoek (welk?) wijst uit dat, wat leerprestaties betreft, graadklassen niet meer of minder effectief zijn. En voor het welbevinden van leerlingen zijn graadklassen beter. Ze betreuren ook dat leerkrachten vanuit het leerstofjaarklassensysteem nog steeds geneigd zijn te werken vanuit vakdisciplines & met methodes.
Met het argument van de toegenomen diversiteit stelt ZILL dat enkel nog sterk persoonsgebonden onderwijs mogelijk en verantwoord is. In tal van studies wordt echter aangetoond dat dit niet wenselijk en ook niet haalbaar is. Bij het uittekenen van de ZILL-leerplanvisie gingen Lieven Boeve en de onderwijskoepel er ook nog van uit dat het buitengewoon onderwijs afgeschaft zou worden, waadoor het leerlingenpubliek diverser zou worden. Ook nog op 15 december 2016 verkondigde Boeve dat het b.o. zou en moest afgeschaft worden.Maar het b.o. wordt gelukkig niet afgeschaft. De Unesco betreurde in een recentepublicatie nog dat praktisch nergens sprake is van echt inclusief on-derwijs omdat de landen en de scholen niet bereid zijn over te schakelen op totaal geïndividualiseerd onderwijs. 5 Minder leerschool, meer opvoedingsgesticht & total institution: pedagogische incest ...
Lieven Boeve omschreef op 29 september de perspectiefwisseling als volgt: Het nieuwe leerplan basisonderwijs stelt de ontwikkeling van kinderen voorop. Op de eerste plaats komt nu de persoonsgebonden ontwikkeling van kinderen zoals bijvoorbeeld de emotionele ontwikkeling en de ontwikkeling van initiatief en verantwoordelijkheid. In het katholiek onderwijs gaat het dus niet in de eerste plaats meer om een leerschool, maar om een soort opvoedingsgesticht.
De verbondenheid - religie - van alles met alles, wordt voorgesteld in een kleurrijke cirkel, met in de binnencirkel de 4 persoonsgebonden ontwikkel-velden en in de buitencirkel de 6 klassieke (cultuurgebonden) leergebieden
ZILL-architect Kris De Ruysscher schrijft dat hij en zijn medewerkers er heus in slaagden het basisonderwijs te herverkavelen (Leerrijk 29 september j.l.) De zes klassieke vakken werden omgetoverd tot ontwikkelgebieden:wereldoriëntatie wordt ontwikkeling van de oriëntatie op de wereld; wiskunde wordt ontwikkeling van het wiskundig denken - en di laatste is volgens ZILL totaal anders dan het klassieke rekenen; de taalvakken krijgen nu samen het etiket taalontwikkeling opgekleefd. Ontwikkeling is het toverwoord geworden.
Daarnaast en wellicht nog belangrijker zijn er vier leerplannen voor sociaal-affectieve of zgn. persoonsgebonden ontwikkeling met een uitgebreid aantal leerdoelen. De Ruysscher: Vroeger streefde men ook wel een aantal persoonsgebonden ontwikkelingen na, maar ze werden nauwelijks geëvalueerd. Met ZILL zal dit veranderen. De leerkracht zal niet alleen meer zeggen: hoe het staat met wiskunde, wereldoriëntatie. Maar ook: hoe is het gesteld met het regulerend vermogen, inlevend vermogen, veerkracht van die of die leerling? De almachtige school - als total institution - moet er voor zorgen dat de leerling zich goed voelt in zijn vel en zich voorbeeldig gedraagt. De leerkracht krijgt ook de rol toebedeeld psycholoog/psychiater die om de zoveel maanden verslag uitbrengt over de psychische toestand van de leerling/patiënt. Dus straks op het rapport: Uw zoon/dochter vertoont een veerkracht 1, 2, 3, 4 ; situeert zich inzake verantwoordelijkheid, initiatief nemen, zelfbesef op het niveau x; hij/zij is schuchter, Zon benadering wordt ook wel eens kritisch met pedagogische incest en inbreuk op de gevoelswereld bestempeld.
6 Geïntegreerde, holistische aanpak
Volgens De Ruysscher en Co gaat het ook om een totaal geïntegreerd curriculum Als het b.v. gaat om een les over de tafels van vermenigvuldiging, dan moet men daar ook alle andere leergebieden en leerdoelen op betrekken. Het doel moet zijn om de verschillende ontwikkelvelden (vroeger leergebieden) samen in één les aan te pakken. In een les WO bijvoorbeeld, kan je ook het wiskundig denken oefenen en werken aan de onderzoekscompetentie van de leerlingen. Enz.
De ZILL-architect illustreert dit laatste met een les over kippen. De Ruysscher: Een leerkracht die werkt volgens ZILL, zal niet starten met een uiteenzetting over kippen. Hij zal eerst focussen op het formuleren van onderzoeksvragen en de vraag stellen: Wat weten we al over kippen? Wat weten we er nog niet over? En wat zou jij daarover willen weten?En dus ook: Wat weten we al over breuken en wat niet (Leerrijk, september 2017).
De Ruysscher: Zo leren de kinderen bijvoorbeeld dat Zijn er veel kippen in België geen goede leervraag is omdat het een gesloten leervraag is. En dat Hoeveel kippen zijn er in België? wel een goede leervraag is aangezien het een open vraag is. Een inzicht dat ze ook op andere onderwerpen en lessen kunnen toepassen. Jammer dat De Ruysscher er niet aan toevoegt hoe de leerkracht de les over kippen moet koppelen aan persoonsgebonden doelen als veerkracht, zelfbesef e.d.
Lieven Boeve illustreerde de geïntegreerde en holistische aanpak zo: "Als een leerkracht bijvoorbeeld met zijn klas Bokrijk bezoekt, dan leren de leerlingen niet alleen historisch besef, ze leren ook samen de trein nemen, respect te tonen voor de andere treinreizigers, ... Dat zijn allemaal leerkansen voor de leerlingen en het nieuwe leerplan helpt lerarenteams om die actief op elkaar te betrekken". De leerkracht zou idealiter dus ook bij de voorbereiding van zijn les, een uitstap ... alle ontwikkelvelden bewust moeten betrekken.
7 Enkel nog open raamleerplannen
Verhelst en De Ruysscher schrijven verder: In de geest van het ontwikkelingsplan voor de kleuterschool gaan we uit van een indeling op basis van persoonsgebonden en cultuurgebonden ontwikkelvelden met onderliggende ontwikkelthemas. Leerplannen zullen niet langer verwijzen naar vakdomeinen en hun klassieke rubrieken, maar naar brede ontwikkelvelden.
Ria De Sadeleer poneerde op de DCBAO-vergadering van 17 juni 2015 : Gesneden brood kunnen en zullen de nieuwe ZILL-leerplannen niet geven. Daarvoor is de schoolpopulatie te divers geworden. Dus voor wiskunde b.v. niet langer leerdoelen per leerjaar.
8 Vaarwel klassieke leerboeken/methodes
Omwille van het gepersonaliseerd en ontdekkend leren moeten ook de klassieke methodes/leerboeken volgens ZILL verdwijnen. Methodes zouden tevens leiden tot passiviteit bij de leerkrachten en leerlingen en diepgaand leren belemmeren. ZILL poneert: We moeten ook verder evolueren van leermethodes naar databanken met enkel inspiratiebronnen. Wij verwachten van de uitgevers dat zij enkel nog inspiratiemateriaal aanmaken dat gekoppeld wordt aan de persoonsgebonden en aan de cultuurgebonden ontwikkelvelden. Wij verwachten dus dat de uitgeverijen een toegankelijke tool ontwikkelen die kan aangesloten worden op de centrale rooter die ontwikkeld wordt door de koepel en die gratis ter beschikking wordt gesteld aan al onze scholen. Hun deel kan betalend zijn. Op dit moment is het antwoord van de uitgeverijen nog niet voldoende. Op dit moment is het zeer stil!
Het is o.i. ook duidelijk dat de koepelmensen zelf niet weten wat het ontwerpen van inspiratiemateriaal concreet betekent. De uitgevers zeggen ons dat ook zij dit niet weten en dat dit financieel niet haalbaar zou zijn. De grote bezorgdheid omtrent het opdoeken van klassieke methodes en leerplannen kwam tot uiting in kritische vragen van vertegenwoordigers van directeurs op de DCBAOvergadering van 17 juni 2015. Een directeur stelde de vraag: Is er dan vanuit het leerplanconcept geen ruimte meer voor methodes? Daarmee werken de leerkrachten toch wel heel vlot. Een andere: Uitgeverijen spelen toch een belangrijke rol bij de vormgeving en de praktische toepassing van de leerplannen. In voor PISA- en TIMSS sterk presterende landen als Singapore, Shanghai, Finland, Vlaanderen spelen methodes een heel belangrijke rol. In Engeland is het opstellen van degelijke methodes momenteel een beleidsprioriteit. 9 Elke school/leerkracht eigen schoolwerk plan - Dagelijks schoolwerkplanning!? Planlast!
Waarop kunnen leerkrachten zich nog oriënteren als er geen klassieke methodes en leerplannen meer zijn? Volgens ZILL luidt de oplossing: de leerkrachten moeten zelf elke dag schoolwerkplannen en zo weer eigenaar worden van het leerproces. De leerkrachten moeten met de aangeboden puzzelstukken schooleigen puzzels leggen. Bij punt 4 illustreerden we al wat dit concreet betekent voor de lessen wiskunde.
Ria De Sadeleer en Ludo Guelinx stellen verder: We willen schoolwerkplanning herwaarderen als instrument voor de schoolontwikkeling en onderwijsvernieuwing. Het decreet op het basisonderwijs (1997) stelt overigens dat elk schoolbestuur (!) voor elk van zijn scholen een schoolwerkplan moet opmaken. Dat betekent meteen dat geen 2 scholen hetzelfde schoolwerkplan kunnen voorleggen.
De Guimardstraatkoepel geeft toe dat de scholen en leerkrachten beide decreetverwachtingen al 20 jaar naast zich neerleggen. De idee dat elke school haar eigen schoolwerkplan moet opmaken dateert al van de tijd van het VLO (Vernieuwd Lager Onderwijs) opgestart op 1 september 1973. We stelden toen al dat dit een onnodige en niet haalbare opdracht was. Vanuit de praktijk van doordeweeks onderwijs en vanuit slechte ervaringen met zon ambitieus en onrealistisch project weten we dat dergelijke schoolwerkplanverwachtingen totaal utopisch zijn en al te veel taak- en planlast zouden opleveren.
8 Ontwikkelingsgericht kleuteronderwijs als model voor het lager onderwijs!?
ZILL-kleutercurriculum te eenzijdig en te weinig systematiek
In een bijdrage in school+visie van maart 2015 verwijst de koepel voor de zgn. ontwikkelingsgerichte aanpak naar de aanpak in het gangbare kleuteronderwijs. Enkel het huidige ontwikkelingsgericht concept van het kleuteronderwijs en de ontwikkelingsdoelen zouden ten volle het opvoedingsproject van het katholieke onderwijs ondersteunen. Ook de lagere school zou volgens ZILL in de toekomst moeten werken als in het ontwikkelingsplan van 1998.
De centrale gedachte in dit plan luidde: Kinderen tot 7 jaar ontwikkelen zich eerder op een incidentele en speelse, minder gerichte wijze en we moeten telkens inspelen op de individuele noden en rijpheid van elk kind. Het ontwikkelingsplan van 20 jaar gelden is opgesteld vanuit een overwegend kindvolgend ontwikkelingsmodel:child-developmentapproach,,ervaringsgerichte aanpak à la CEGO ... De vroegere koepelverantwoordelijke voor het ontwikkelingsplan 1998, An Cardinael, liet me onlangs nog weten dat zij zich destijds deerlijk had vergist en dat ze nu een totaal andere visie is toegedaan.
In tal van recente studies werd de voorbije jaren en maanden aangetoond dat zon ontwikkelingsgerichte aanpak ook voor het kleuteronderwijs minder effectief is dan een meer uitgebalanceerd en rijker curriculum, een mengeling van kindgerichte en aanbodgerichte activiteiten die in steeds meer landen wordt toegepast. Zon evenwichtige aanpak bevordert meer gericht de taal-en woordenschatontwikkeling, het beginnend lezen en rekenen ..., en tegelijk ook attitudes die belangrijk zijn voor de schoolrijpheid: concentratie- en doorzettingsvermogen, aandachtig leren luisteren, gerichtheid op de leerkracht en de medeleerlingen ...
In TIMSS-2015 wordt betreurd dat ons Vlaams kleuteronderwijs te weinig aandacht besteedt aan aanbodgerichte activiteiten en pre-academische vaardigheden voor lezen, rekenen, ... In Onderwijskrant nr. 176 & 181 beschrijven we uitvoerig wat uitgebalanceerd kleuteronderwijs zoal inhoudt. We betreuren dan ook dat het nieuwe ZILL-curriculum voor het kleuteronderwijs geen rekening houdt met de recente studies en ontwikkeling in tal van landen. Het kleuteronderwijs is nochtans het belangrijkste aangrijpingspunt voor het optimaliseren van de ontwikkelingskansen. Gelukkig werken heel wat kleuterleerkrachten overigens al op vandaag meer gericht dan in het oude en nieuwe ontwikkelingsplan.
ZILL wil die eenzijdige ontwikkelingsgerichte aanpak nu ook doortrekken in het lager onderwijs. Dit zou rampzalig zijn. (Zie ook onze uitgebreide kritiek op ervaringsgericht (kleuter)onderwijs van Laevers CEGO in Onderwijskrant nr. 139.)
9 Contextueel & ontdekkend rekenen? Neen!
Dat de koepel aanstuurt op een ontwikkelingsgerichte kanteling van ons onderwijs, blijkt ook uit een bijdrage over de contouren voor het nieuwe leerplan wiskunde. In Zin in wiskunde beweert Sabine Jacobs dat ons levensvreemd wiskundeonderwijs niet echt zinvol is, en enkel weerzin opwekt bij de leerlingen (in: school + visie, december 2015). We lezen o.a.: De leerlingen zien het verband niet tussen het dagelijks leven en de saaie stof. De leerllingen moeten zoveel mogelijk hun eigen(zinnige) berekeningswijzen e.d. zelf construeren vanuit alledaagse probleemsituaties. Het verlossend ZILL-alternatief sluit aan bij de constructivistische en contextuele aanpak van het Nederlandse Freudenthal Instituut, die in Nederland, Canada, Australië .. tot een wiskunde-oorlog en een fikse niveaudaling leidde.
Het belang van de klassieke inhouden van de wiskunde als vakdiscipline wordt sterk gerelativeerd Zon wiskundeonderwijs verwacht al te veel van de leerling die zijn wiskundekennis zelf construeert en te weinig instructie krijgt. We namen bij de opstelling van het leerplan wiskunde van 1998 expliciet afstand van de eenzijdige visie die de koepel nu propageert en werden daar destijds voor geprezen door Jan Saveyn, de toenmalige pedagogische coördinator van de koepel (zie ook bijdrage over ZILL-wiskunde in Onderwijskrant nr. 176).
10 Geen correctie voor uitholling taalonderwijs
In Onderwijskrant nr. 176 betreuren we ook dat ZILL voor het leerplan Nederlands geen rekening houdt met de vele kritiek op het leerplan van 1998 en op de door Van den Branden gepropageerde wholelanguage-visie. Het is precies dat leerplan dat sterk bijgewerkt moest worden. Aangezien een gewezen medewerkster van Van den Brandens taalcentrum, Machteld Verhelst, pedagogisch directeur van de
koepel geworden is, mochten we dan ook geen correcties verwachten. Het ZILL-leerplan vraagt ook geen aandacht voor het invoeren van intensief NT2 vanaf eerste dag van het kleuteronderwijs. We betreuren ook dat sommige leerstofpunten eens te meer naar een latere leeftijd opgeschoven worden. 11 Geïntegreerde leerplannen en vakkeclusters - ook voor het s.o.!??
Lieven Boeve stelde bij de aankondiging van de goedkeuring van de ZILL-leerplannen voor het basisonderwijs op 28 september dat de ZILL-leerplan-filosofie straks doorgetrokken wordt naar het s.o. -met inbegrip van geïntegreerde leerplannen.
De COC-lerarenvakbond maakt zich daar terecht grote zorgen over. "Vakken clusteren is slecht voor de kwaliteit van het onderwijs". Brigitte Vermeersch schreef op de VRT-website: Binnenkort kunnen de onderwijsverstrekkers ervoor kiezen om bepaalde vakken te clusteren. De christelijke onderwijsbond COC vreest dat dit tot kwaliteitsverlies zal leiden, omdat vakleerkrachten dan ook delen van andere vakken waar ze niet voor opgeleid zijn zullen moeten geven. Tot nog toe besliste de Vlaamse regering welke vakken moeten worden gegeven op school, maar dat staat op het punt te veranderen. De Vlaamse regering heeft daarvoor een voorontwerp van decreet klaar dat wel nog moet worden goedgekeurd in het Vlaams Parlement. Als het erdoor komt kunnen leerplanmakers zoals het Katholiek Onderwijs of Gemeenschapsonderwijs ervoor kiezen om bepaalde vakken samen te clusteren; zoals een cluster milieu en maatschappij
De Franse prof. Alain Beitone schrijft: Croire que lon peut partir des objets indépendamment des disciplines et que ce travail sur les objets va permettre aux élèves de construire les savoirs disciplinaires pertinents est une dangereuse illusion. Les disciplines scolaires sont un cadre organisateur des apprentissages, une modalité de classification des savoirs et de cadrage des activités des élèves. Accorder une primauté au transdisciplinaire sous prétexte de susciter lintérêt des élèves ou de les confronter à des tâches complexes, cest créer des difficultés supplémentaires et cest surtout faire un usage du temps scolaire. Bijlage: dubieuze uitspraken over beperkte omvang ZILL-leerplannen
We hoorden op 29 september in het VRT-nieuws;"Het katholiek onderwijs vervangt de meer dan 20 leerplannen die nu bestaan door 1 geïntegreerd leerplan. Het ZILLcurriculum telt niet 1 leerplan, maar 10 grote leergebieden. Bij de opstelling van het vorige leerplan wiskunde werden we vanuit de koepel verplicht om naast de leerdoelen ook nog lange hoofdstukken over beginsituatie, methodiek, evaluatie e.d. op te nemen. Klassieke leerplannen bevatten enkel de leerstofpunten per leeftijdsgroep. Er werd dus ook geen methodiek opgelegd; en terecht. Maar ZILL legt wel een pedagogisch-didactische aanpak op.
Besluit: oproep voor verzet tegen neomanie & voor lippendienst
Vlaanderen kent een sterke onderwijstraditie en presteert internationaal gezien vrij goed. We moeten voorkomen dat ons onderwijs door de neomanie en verlossingsideologie voor lange tijd op het verkeerde spoor belandt. We waarschuwden in 1993 al voor de neomanie en verlossingsdrang in de Uitgangspunten van de eindtermen, voor de uitholling van het taalonderwijs, voor de constructivistische aanpak in het leerplan wiskunde 1ste graad ... En achteraf gezien blijkbaar terecht. De neomanie en de modieuze voorstellen klinken nog luider dan 20 jaar geleden. Hoog tijd dus voor een leerplancampagne.
De Vlaamse leerkrachten bewezen de voorbije twintig jaar gelukkig heel wat lippendienst aan de ontscholende visie in de tekst Uitgangspunten van de eindtermen van 1996, aan de uitholling van het taalonderwijs ... Zo werkten de lagere scholen meer dan ooit met systematische leerpakketten voor spelling, tegen de visie van de leerplannen en Van den Branden in. Zo bleven de jaarklasprincipes - ook al pleitte het decreet basisonderwijs van 1997 al voor hun afschaffing. We voorspelden dat de scholen dit voostel niet zouden volgen. Veel voorstellen klinken ook nu illusoir. We hopen en vermoeden dat de scholen en leerkrachten ook dit keer veel lippendienst zullen bewijzen aan de neomanie, dat de meesten zullen blijven werken met klassieke methodes en jaarklasprincipes, enz. Van het opstellen van een eigen schoolwerkplan zal ook niet veel in huis komen. De leerkrachten zullen vermoedelijk voor rekenen ook niet zomaar overschakelen op het controversiële contextuele en ontdekkende rekenen dat ZILL propageert. Maar intussen wordt veel verwarring gesticht en worden de scholen en leerkrachten met een pak extra planlast opgezadeld.
Volgens Larry Cuban, professor onderwijsgeschiedenis, hebben scholen in bijna alle landen al meer dan 100 jaar de storm van kritiek op de schoolgrammatica & jaarklassen doorstaan. Cuban vergelijkt de evolutie in het onderwijs met de evolutie van de autos. De basisstructuur van de autos is dezelfde gebleven. Een totaal nieuw onderwijs is er ook niet gekomen, ondanks de claims van de alternatieve schoolbeweging Een leerkrachtgestuurde benadering heeft nog steeds de overhand in de meeste scholen en het kerncurriculum is grotendeels gebleven.
Vooraleer we in deel 4 illustreren hoe onderwijskoepels en andere ontcholers radicaal afstand willen ne-men van de eeuwenoude schoolgrammatica, omschrijven we eerst een aantal kenmerken van die schoolgrammatica, het schools-leren en de jaarklas-principes ... die niettegenstaande de vele aanvallen van de voorbije eeuw grotendeels en bijna overal overeind zijn gebleven.
In deel 2 formuleerden een aantal professoren/docenten al een aantal kenmerken van het schoolsleren en van de identiteit van een echte school. We diepen de kenmerken schoolgrammatica nu verder uit.
2 Duidelijke leerplannen, totale curriculum- samenhang, gemeenschappelijk aanbod, jaarklassen
De al vele decennia en in alle landen toegepaste onderwijsgrammatica kenmerkt zich vooreerst door een totale curriculum-samenhang binnen een context van jaarklassen.
Die samenhang komt tot uiting in (1) de gemeenschappelijke curriculumkaders in de leerplannen met leerstofpunten veelal per jaarklas én die aansluiten bij de vakdisciplines, (2) de hierbij aansluitende leerboeken/methodes (3) een klaspraktijk die de curriculumsamenhang & de gezamenlijke normen doortrekt tot op het niveau van de klas (4) vormen van niveaubewaking via landelijke toetsen die aansluiten bij de leerplandoelstellingen -via b.v. centrale toetsen in Finland eind 3de en 6de leerjaar, na lagere cyclus s.o....).
Duidelijke leerplannen voor de meeste vakken zijn ook belangrijk voor het realiseren van de nodige gemeenschappelijkheid van het leeraanbod voor alle leerlingen en in alle scholen - en dit in functie van het garanderen: (1) een aaneensluitende schoolloopbaan - bij verandering van school en onderwijsnet, startkennis bij overgang naar s.o. ... (2) het bieden van gelijke onderwijskansen; (3) het voorkomen van te grote concurrentie tussen scholen en onderwijsnetten; (4) het kunnen ontwerpen van leerboeken/methodes die in de verschillende scholen en onderwijsnetten gebruikt kunnen worden. Dt is overigens ook een functie van gemeenschappelijke eindtermen.
3 Didactische én pragmatische functies van leerplannen en vakdisciplines & belang voor gezag van de school/ leerkrachten
De bekende socioloog Niklas Luhman betreurde al jaren geleden dat de klassieke interactie leerkracht/ leerling in onbruik dreigde te geraken door het steeds minder beklemtonen van de gestructureerde leerplannen die aansluiten bij de vakdisciplines: "In onderwijscontexten worden in principe schakelingen van opeenvolgend te induceren vormen van weten of kunnen gecondenseerd in curricula, in (vak)disciplines. Vakdisciplines als condensaties en ordeningen van weten en kunnen, vormen een essentieel kenmerk van degelijk onderwijs (Das Erziehungssystem der Gesellschaft, Frankfurt am Mein, Suhrkamp, 2002). Hij stelt ook terecht dat het afstand nemen van de vakdisciplines en klassieke leerplannen meestal ook samen gaat met pedagogische hypes als zelfsturing, constructivisme, leren leren, de leraar als coach on the side ...
En de Franse prof. Nathalie Bulle stelde: Les erreurs pédagogiques qui conduisent à la déstructuration de lenseignement des disciplines sont éclairées par le psychologue russe Lev Vygotski. Vygotski montre en particulier comment labstraction opérée par les savoirs organisés soustend la prise de conscience et la pensée volontaire.
Het werken met klassieke leerplannen en leerboeken voor wiskunde e.d. die aansluiten bij de vakdisciplines is vanuit didactisch en pragmatisch standpunt heel belangrijk. Leerkrachten beschikken meestal ook niet over de tijd en de deskundigheid om uit te zoeken welke leerinhouden voor al hun vakken belangrijk zijn, in welke volgorde en voor welk leerjaar.
Leerkrachten moeten hun tijd en aandacht vooral investeren in het voorbereiden van de lessen; en tijdens de les aan de interactie met - en reacties van - de leerling. Hierbij moeten ze zich kunnen oriënteren aan duidelijke leerplannen en aan metho- des/handleidingen. Elke leerkracht moet ook precies weten wat zijn aandeel is in de ontwikkeling, welke leerstof al in de vorige jaren werd verworven en wat de leraar van het volgende leerjaar van hem verwacht. Leerplannen zorgen ook voor continuïteit als een leerling midden of op het einde van een schooljaar van school verandert. Enkel duidelijke leerplannen maken ook het opstellen van methodes/ handleidingen mogelijk; en deze bepalen in sterke mate ook de kwaliteit van het onderwijs: zeker voor leerlingen tussen 6 en 15 jaar. Er is nog een belangrijke reden voor het behoud van de klassieke leerplannen en voor het niet doorknippen van het verband met de vakdisciplines. Leerkrachten en scholen moeten zich kunnen beroe -pen op het gezag van de vakdisciplines en de erbij aansluitende leerplannen. Leerkrachten kunnen moeilijk onderwijzen en gezag verwerven zonder de verantwoording vanuit de referentieleerplannen en de erbij horende vakdisciplines.
De Franse prof. Alain Beitone drukt het zo uit: Il ne peut pas sautoriser de lui-même. il peut (et doit souvent) dire à ses élèves vous pouvez me croire, ce nest pas moi qui le dit. Il doit pouvoir se fonder sur lautorité dune communauté savante ou dune communauté professionnelle qui légitiment les savoirs quil enseigne. ... (Disciplines scolaires et disciplines savantes, in: Skhole.fr, november 2015).
In het COC-vakbondsblad van oktober 2017 voert de COC campagne tegen de ontkoppeling van eindtermen/lerplannen van de vakken (zie p. 27).
4 Belang expliciete instructie & de meester
Naast en samen met die curriculum-samenhang kenmerkt de schoolgrammatica zich door de aanwezigheid van voldoende expliciete instructie waarbij de leraar meester blijft en niet gereduceerd wordt tot een coach/begeleider. Geen focus dus op leerlinggecentreerde en sterk gepersonaliseerde vor -men van leren, die eveneens tot ontscholing leiden. Geen open leertrajecten, open leeromgevingen of zgn. Learning Parks waarin Crevits en Co in Vlaanderen 2050 voor kozen.
Ook PISA-2015 en prof. John Hattie wezen op het grote belang van expliciete instructie - ook bij het leren oplossen van vraagstukken/problemen.
J.E. Stone beschrijft in Education Policy Analysis Archives hoe kindgerichte onderwijsmethoden een gevolg zijn van een al lang bestaande onderwijsideologie die developmentalism (ontwikkelingsgerichte aanpak) wordt genoemd, een vorm van romantisch naturalisme gericht op natuurlijke ontwikkeling. In oktober 2014 publiceerde de Britse Sutton Trust een overzicht van meer dan 200 onderzoeksstudies om onderwijselementen met het sterkste bewijs van effectief onderwijs op te sporen. De Trust identificeerde veel geprezen praktijken die niet door onderzoek gestaafd worden, maar wel schadelijk zijn: als leerlingen zelf sleutelideeën laten ontdekken, informatie aan leerlingen pr-senteren op basis zogezegd van hun favoriete leerstijl, leerlingen voortdurend prijzen, ...
Volgens de Nederlandse prof. Paul Kirschner toont ook inzicht in de architectuur van geheugen duidelijk aan dat onderwijsmethoden die gericht zijn op de minimale begeleiding van leerlingen niet tot effectief leren leiden. Het werkgeheugen kan slechts een klein aantal elementen verwerken, en bijna alle informatie die daar is opgeslagen en niet wordt ingeoefend gaat snel weer verloren. Ontdekkend & ontwikkelend leren doet alsof het werkgeheugen geen beperkingen kent bij het omgaan met nieuwe informatie. Expliciete instructie is gericht op het begeleiden van de leerlingen bij het stapgsgewijs verwerken van informatie en bij het opslaan van de resultaten in het langetermijngeheugen. Als er niets wordt toegevoegd aan het langetermijngeheugen, wordt er niets geleerd. Automatiseren, memoriseren, oefenen en gespreid herhalen van de leerstof is heel belangrijk. Ook bij het oplossen van problemen hebben we de uitgebreide kennis nodig die in het langetermijngeheugen is opgeslagen. 5 Belang van leerboeken/methodes
Bij dit alles spelen ook de leerboeken als instrumenten voor de leraar een belangrijke rol. Ze verschaffen de leraren dagelijks de gedetailleerde kennis die slechts impliciet besloten ligt in de leerplannen, maar meer in de traditie van de vakdisciplines en de praktijkervaring. Het zijn ook ervaren leraren met meer zicht op de vakdisciplines die meestal participeren aan de opstelling van de leerplannen en van de leerboeken.
De leerboeken zorgen voor de instrumentalisering van de leerstofdoelen. Ze zijn veelal de belangrijkste oriëntatiebasis en steun voor de dagelijkse praktijk van b.v. leerkrachten lager onderwijs die een groot aantal vakken moeten geven en ook met meer diverse zaken moeten bezig zijn dan vroeger het geval was. Ook voor de meeste leerkrachten in de lagere cyclus s.o. die wel minder vakken geven, maar veelal in meerdere leerjaren, bieden leerboeken de nodige ondersteuning. Zo weten de leerkrachten ook wat precies van hen verwacht wordt in een bepaald leerjaar en wat de leerlingen al de vorige leerjaren geleerd hebben.
Niet enkel duidelijke leerplannen met leerstofpunten per leerjaar, maar nog meer de leerboeken zorgen voor de nodige gemeenschappelijkheid tussen de verschillende scholen en schoolnetten; - belangrijk ook als leerlingen van school of schoolnet veranderen. Ze bieden verder ook een belangrijke steun voor zorg- of remedieerleerkrachten, voor parascolaire ondersteuning van bepaalde leerlingen, voor de ouders, voor leerlingen die wegens ziekte een aantal lessen missen ... Leerboeken/methodes liggen mede aan de basis van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie. In bepaalde landen kunnen scholen zich jammer genoeg de aankoop van leerboeken minder permitteren. Dit laatste is volgens tal van onderwijsexperts ook het geval in Franstalig België; en dit verklaart volgens hen mede de lagere leerprestaties cf. ook publicaties van Nico Hirtt. Dit alles staat haaks op de hetze die de laatste tijd gevoerd wordt tegen het gebruik van leerboeken/methodes en werkboeken.
De Finse leerkracht Tomothy Walker getuigt in zijn recent boek dat ook Finland de klassieke schoolgrammatica respecteert: veel expliciete en klassikale instructie en dit veelal aan de hand van leerboeken/methodes. In Finland theres a lot of textbook instruction, which is kind of counterntuitive, because when we think of Finland, we think of them as this global innovator We focus on the essentials and avoid adding too many moving parts into lessons that might become distractions. In Finland all kids are learning a similar thing at similar times, and tea-chers who are using similar materials they feel are high-quality, designed by fellow educators. Theyre intentionally keeping the classroom interaction rigid, in a way. Keep it simple, luidt het devies in Finland.
6 Eindtermen eind lager onderwijs bieden al te weinig steun
20 jaar geleden beweerde DVO-directeur en eindtermen-verantwoordelijke Roger Standaert ook al dat de leerkrachten en de scholen voldoende houvast hadden aan de eindtermen. Leerplannen en methodes waren volgens hem overbodig en zelfs nefast. In deze bijdrage maakten we al duidelijk waarom Standaert en Co ongelijk hebben. We betreuren ook dat leden van de commissie onderwijs het belang van leerplannen en methodes in sterke mate relativeren.
Jan Saveyn, pedagogisch coördinator katholiek onderwijs, was het 20 jar geleden niet eens met Standaert; en stelde terecht dat de leerkrachten aan eindtermen eind lager onderwijs al te weinig steun hadden om b.v. uit te maken welke leerstofpunten in elk leer-jaar aangeboden moesten worden. Als mede-ontwerper van het leerplan wiskunde lager onderwijs 1998 deden we ons uiterste best om per leerjaar de leerinhoud heel precies en extensief te omschrijven. We bestudeerden hierbij de vakdis-cipline wiskunde zoals ze gestalte kreeg in de leerplannen, in de praktijk van de 20ste eeuw. Op basis van dit leerplan konden de uitgeverijen ook makkelijk wiskundemethodes per leerjaar opstellen. In de praktijk baseren de leerkrachten zich vooral op die methodes - en ze willen dat ook blijven doen.