Inhoud blog
  • Waarom leerlingen steeds slechter presteren op Nederlandse scholen; en grotendeels ook toepasselijk op Vlaams onderwijs!?
  • Waarom leerlingen steeds slechter presteren op Nederlandse scholen; en grotendeels ook toepasselijk op Vlaams onderwijs!?
  • Inspectie in Engeland kiest ander spoor dan in VlaanderenI Klemtoon op kernopdracht i.p.v. 1001 wollige ROK-criteria!
  • Meer lln met ernstige gedragsproblemen in l.o. -Verraste en verontwaardigde beleidsmakers Crevits (CD&V) & Steve Vandenberghe (So.a) ... wassen handen in onschuld en pakken uit met ingrepen die geen oplossing bieden!
  • Schorsing probleemleerlingen in lager onderwijs: verraste en verontwaardigde beleidsmakers wassen handen in onschuld en pakken uit met niet-effective maatregelen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Onderwijskrant Vlaanderen
    Vernieuwen: ja, maar in continuïteit!
    28-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beleidsverantwoordelijken Engeland,  Singapore, Shanghai, Finland … pleiten voor kwaliteitsvolle handboeken/methodes voor wiskunde e.d

    Beleidsverantwoordelijken Engeland,  Singapore, Shanghai, Finland … zweren bij kwaliteitsvolle handboeken/methodes voor wiskunde e.d.- maar hetze tegen gebruik in Vlaanderen  

    Leve de leerboeken/methodes versus weg ermee

     De Engelse onderwijsminister Nick Gibb stelde onlangs nog: “I believe high quality textbooks, would bring maximum pedagogical improvements to teachers in the minimum amount of time.” De kwaliteit  van het onderwijs is volgens de Engelse beleidsmakers in een aanzienlijke mate afhankelijk van het gebruik van degelijke leerboeken/methodes. Minister Gibb verwijst in dit verband ook naar hoogpresterende landen als Singapore, Shanghai, Hong Kong,  Finland … 

     Ook in het hoogpresterend Vlaanderen wordt nog steeds veelvuldig gebruik gemaakt van handboeken en werkboeken voor wiskunde e.d. De hoge kwaliteit van het Vlaams onderwijs van de voorbije eeuw is  o.i. voor een behoorlijk deel te wijten aan het gebruik ervan.  De lagere kwaliteit van het onderwijs in b.v. Franstalig België wordt door velen in verband gebracht met het feit dat er veel minder gewerkt wordt met methodes – mede het gevolg van minder centen voor leermiddelen. Finland is eveneens een land waarin het gebruik van leerboeken/methodes een heel belangrijke rol speelt.  

     Zo’n standpunt pro leerboeken/methodes staat haaks op de vele recente kritiek op het gebruik ervan in Vlaanderen, op de vele pleidooien om niet langer gebruik te maken van klassieke methodes en werkboeken die enkel maar de passiviteit van de leerlingen en van de leerkrachten zouden bevorderen.   De leerplanverantwoordelijken voor de nieuwe ZILL-leerplannen stellen dat hun nieuwe leerplan- en onderwijsfilosofie niet  meer  te rijmen valt met het gebruik van klassieke handboeken Methode-gebruik zou haaks staan op het open karakter van de nieuwe leerplannen, de erin gepropageerde gepersonaliseerde aanpak van het leerproces en  ontwikkelingsgerichte  methodiek.  

     Op de DCBAO-vergadering van 17 juni 2015 over ZILL stelden directeurs hier kritische vragen over: “Is er dan vanuit dit leerplanconcept geen ruimte meer voor methodes? Daarmee werken de leerkrachten toch wel heel vlot. Methodes van uitgeverijen spelen toch  wel een belangrijke rol bij de vormgeving en de praktische toepassing van de leerplannen in klas?“ 

    Leerplanverantwoordelijke Ria De Sadeleer repliceerde zo op die kritiek: “Gesneden brood kan en zal het nieuwe leerplan echt niet geven. Daarvoor is de schoolpopulatie ook te divers geworden. We moeten ook verder evolueren van (leer)methodes naar databanken met inspiratiebronnen. Wij verwachten van de uitgevers dat zij enkel inspiratiemateriaal aanmaken dat gekoppeld wordt aan de persoonsgebonden en aan de cultuurgebonden ontwikkelvelden.”   In de bijdrage over de leerplancampagne van Onderwijskrant formuleerden we al een reeks argumenten pro gebruik van leerboeken. In deze bijdrage laten we  vooreerst  Tim Oates, chef curriculumhervorming Engeland,  aan het woord over de functies van leerboeken en de aanwending in Singapore, Hong Kong, Shanghai & Finland (deel 1). We besteden verder aandacht aan de recente hetze tegen het gebruik van handboeken/werkboeken (zie deel 2).

     

    Deel 1:  Tim Oates over ‘Why Textbooks Count'  

     1   Engelse beleidsmakers: leerboeken prioriteit

     In een recente toespraak poneerde Engels onderwijsminister Nick Gibb eens te meer dat  de Engelse leerkrachten in de toekomst veel meer gebruik moeten maken van klassieke leerboeken/methodes. 

     Gibb meent dat een ‘degelijk leerboek leerkrachten in sterke mate kan helpen  om het niveau van hun onderwijs te verhogen’. Leerboeken zijn  cruciaal voor het verhogen van de standaarden. Jammer genoeg werd hun rol  in Engeland tot nog toe ‘ernstig verwaarloosd’. “Ik zou graag zien dat alle scholen, zowel basisscholen als middelbare scholen, voor de meeste academische vakken gebruik maken van schoolboeken van hoge kwaliteit, waardoor we dichter bij de norm komen van landen met hoge leerprestaties”,  aldus Gibb.  

     Gibbs toespraak over het belang van leerboeken  was geïnspireerd op het  boek,' Why Textbooks Count'  van Tim Oates, die aan het hoofd stond van het nationale curriculumhervorming van de regering.   

    2     Vele functies van leerboeken/methodes  

    Oates: “Internationale studies over curriculum-evaluatie hebben de rol aangetoond van hoogwaardige leerboeken bij het realiseren van de doelstellingen van de nationale leerplannen en bij  het ondersteunen van effectief onderwijs.” 

     Oates toont in zijn eigen studie aan  dat het gebruik van leerboeken essentieel is om ervoor te zorgen dat scholen in Engeland het nieuwe  National Curriculum  zo onderwijzen dat het overeenkomt met de aanpak van de landen die voor PISA en TIMSS hoog scoren. In het nieuwe Engels curriculum worden overigens klassieke waarden opnieuw centraal gesteld: o.a. herwaardering  basiskennis, kennisoverdracht & klassikaal onderwijs.  duidelijke en meer eisende leerstofpunten geordend per leerjaar - mede om het opstellen van leerboeken/methodes mogelijk te maken,    Oates stelt o.i. terecht  dat er een nauwe samenhang moet zijn tussen het nationale leerplan enerzijds en anderzijds de inhoud van de leerboeken en de didactische aanpak in klas.  Het zijn volgens hem   vooral  de leerboeken die de leraren de gedetailleerde kennis verschaffen die impliciet besloten ligt in de nationale  curricula, die per definitie eerder beknopte  beschrijvingen zijn van de inhoud die onderwezen moet worden. Het is o.i.  voldoende bewezen dat ook de Vlaamse leerkrachten zich vooral oriënteren aan de handboeken/methodes en veel minder aan de eindtermen en leerplannen. 

     Oates stelt verder: “Dankzij diepgaande analyses kan er volgens de onderzoekers geen twijfel meer bestaan over het belang van een effectief gebruik van leerboeken.  We moeten afstappen van de vaak gepropageerde stelling dat het gebruik van een leerboek als centrale bron niet goed is,  en de leerkracht en de leerlingen te weinig activeert.  Een degelijk leerboek is van cruciaal belang voor het succes van de leerlingen;  en de meeste leerkrachten beseffen dit ook.” 

     Volgens Oates’ studie vertonen degelijke leerboeken volgende kenmerken:   

    *onderbouwing door een goed gefundeerde vakspecifieke inhoud en leertheorie  *duidelijke inhoudelijke afbakening  met een focus op sleutelbegrippen en basiskennis *coherente leerprogressie: stapsgewijze aanpak *ondersteuning van de reflectie van de leerling *gevarieerde toepassing van concepten en principes *controle van de omvang- en structuurkenmerken van teksten om ervoor te zorgen dat deze in overeenstemming zijn met de onderliggende leertheorie. …  

    Het gebruik van leerboeken is volgens Oates omwille van verschillende redenen belangrijk:  

    *Leerboeken zorgen samen met degelijke leerplannen voor de coherentie inzake leerplandoelen.    Betrouwbaarheid en consistentie met de leerplandoelen was volgens de bevraagde leerkrachten  fundamenteel.  *Leerboeken maken ook veel tijd vrij voor de leraar om zich te concentreren op de instructie en op de vorderingen van de leerling in plaats van telkens zelf  leermateriaal te moeten ontwerpen. Ze voorkomen te hoge taakbelasting.

    *In de reacties van de leerkrachten  werd tevens benadrukt  dat het gebruik van degelijke schoolboeken het ook mogelijk maakt om beter in te spelen op de behoeften van de individuele leerling. Deze terechte stelling staat haaks op de visie van de ZILL-leerplanverantwoordelijken. In de getuigenissen van Vlaamse praktijkmensen in deel 2  vermelden deze nog een aantal andere voordelen van het gebruik van leerboeken/methodes.

     In Singapore en in tal van landen  wordt veel belang gehecht aan  schoolboeken.  In Singapore maken  70%  van de wiskundeleerkrachten gebruik van een leerboek; in Engeland echter amper 10%. Leerboeken worden er  ook vaak door de overheid goedgekeurd en gesponsord. Niettegenstaande een aantal uitgevers naast elkaar actief zijn, moeten alle boeken voldoen aan de criteria van de overheid. 

     Zijn dergelijke leerboeken die aansluiten bij  de gemeenschappelijke leerplancriteria te normatief? Laten ze te weinig vrijheid voor de leerkrachten? Hoewel leerboeken door leerkrachten als zeer nuttig worden beschouwd om de leervorderingen  binnen de vakken gestalte te geven, blijft er volgens Oates tegelijk voldoende vrijheid.  Zo gebruiken bepaalde leerkrachten voor bepaalde vakken het leerboek vooral als leidraad  om hun les voor te bereiden en te structureren in plaats van het instructiemateriaal in het leerboek stap voor stap te volgen.  

     Momenteel worden her en der in Engeland en de VS zelfs  leerboeken voor wiskunde, fysica  … uit Singapore en China gebruikt die in het Engels werden vertaald.

    3    Gebruik  leerboeken in Hong Kong, Singapore en Shanghai en Finland

     Oates bestuurde ook het specifieke gebruik van leerboeken in een aantal landen. 

     Hoe  gaat Singapore te werk?  Het Onderwijsministerie heeft de bevoegdheid om de leerboeken goed te keuren. Het ministerie laat uitgevers onderwijsmateriaal ontwikkelen op basis van de nationale curricula. De kwaliteit van het lesmateriaal wordt bewaakt  door middel van een leerboek-review proces waarbij de materialen worden beoordeeld door een panel van professionals, waaronder curriculum-specialisten, docenten en academici van de universiteiten (MOE 2012). Scholen zijn niet wettelijk verplicht om schoolboeken te gebruiken, maar als dat wel het geval is, moeten ze een goedgekeurd leerboek gebruiken.  En dat doen ze ook meestal.

     De Hong Kong-leerboeken  worden door het Hong Kong Education Bureau goedgekeurd op basis van afstemming op het Hong Kong leerplan en formele kwaliteitscriteria. De belangrijkste rol van de overheid in het leerboekaanbod bestaat erin de door uitgevers ingediende leerboeken te beoordelen en eventueel bij te werken. Schoolboeken die voldoen aan de eisen worden opgenomen in de Recommended Textbook List  in functie van de  handboekenkeuze vanwege de scholen (circulaire nota 42/2013 van het onderwijsbureau). Scholen kunnen kiezen uit een reeks goedgekeurde middelen, ontwikkeld door particuliere leveranciers.

     De rol van leerboeken in het wiskundeonderwijs in Sjanghai versterkt de ‘lessen' uit Hongkong en Singapore. Net als in Singapore ligt de nadruk op een diepgaand begrip van wiskundige concepten en relaties, wat leidt tot een hoge operationele vlotheid met tegelijk ook voldoende aandacht voor toepassingen/vraagstukken. 

     De schoolboeken zijn er nauw verbonden met de pedagogische aanpak, waarbij de les meestal de volgende vorm vertoont: klassikale lessen van  35minuten  gericht op zeer specifieke aspecten van wiskundige concepten en bewerkingen. Deze aandacht voor een goed begrip van specifieke relaties wordt gezien als essentieel voor het ontwikkelen van een uitgebreid begrip van fundamentele wiskundige relaties. 

     De pedagogische aanpak is  gebaseerd op het stellen van uitdagende vragen, die een rijke uitwisseling van ideeën stimuleert en waarbij alle leerlingen betrokken worden. De visie op differentiatie  is totaal anders dan in Engeland. Alle kinderen worden verondersteld in staat te zijn om de klassikale instructie te begrijpen en ideeën worden daartoe op verschillende manieren uitgewerkt om individueel begrip te bevorderen. Alle kinderen bestuderen hetzelfde onderwerp en  kennen een gezamenlijke progressie.  Dit staat in schril contrast met  het dominante model van individuele/persoonsgerichte en groepsgerichte differentiatie in het Engelse systeem en in de ZILL-leerplanvisie van het katholiek onderwijs.

     Oates stelde verder vast dat ook Finse leerkrachten er frequent leerboeken gebruiken. En  leerkracht Timothy  Walker  getuigt in zijn recent boek over het Fins onderwijs  dat leren er vooral  klassikaal lesgeven aan de hand van leerboeken/methodes. Walker gaf enkele jaren les in de VS en  geeft nu al enkele jaren les in een vijfde leerjaar lager onderwijs  in Finland. Precies  door het gebruik van leerboeken kunnen volgens hem  leerkrachten ook op een meer ontspannen wijze les geven. Er rest daardoor ook meer tijd voor rust en ontspanning buiten de les dan b.v. in de VS en dan in veel andere landen. 

     Geen echt gedifferentieerd/gepersonaliseerd onder-  wijs dus. In Finland beperken de leerkrachten zich volgens Walker ook tot de essentie, de basiskennis en basisvaardigheden van de vakdisciplines. “Keep it simple’, luidt zijn devies. We citeren nog even.   “In the VS teachers looked down on textbooks, and I felt the same way. I didn’t want to be this robot  just following the teacher’s guide. But I found that in Finland, they were showing me that textbooks can be valuable resources to help teachers stay balanced if we use them skillfully.”

     Ook Oates schrijft  dat Finland  sinds de grote hervorming van 1968 een lange traditie kent inzake werken met leerboeken. Tot begin de jaren negentig was er zelfs  een strikte regulering van de vorm en inhoud van schoolboeken. Tekstboeken werden goedgekeurd door het examenbureau van de Nationale Onderwijscommissie. Dit was  een heel belangrijk onderdeel van de onderwijshervorming van 1968.

     

    Oates vraagt zich ook af waarom het gebruik van leerboeken in Engeland en de VS er de voorbije decennia op achteruit ging. Waarom ontstond er een hetze tegen het gebruik ervan - vooral ook op de lerarenopleidingen? Oates stelt o.a.: “Postmodernism has inexorably infiltrated the thinking of educationists. Some postmodernists educational writers have recycled the long criticised linkage of subjectcentred approaches with traditional textbooks, and this in turn with an outmoded ‘modernist’ agenda of ‘subject aggrandisement’. In Britain and the United States therefore, a simplistically polarised coupling of ‘modernism’ with anachronism, and of ‘postmodernism’ with progressivism, has emerged, …’ (Marsden 2001, p.65).     Nog een getuigenis over Engeland; “The textbooks from Singapore, and now China, will help deliver the new curriculum-ambitions for half of all primary schools in England – more than 8,000 in total – to adopt what is known as the south Asian mastery approach to maths. The schools minister, Nick Gibb, has described it as “one of the most valuable education initiatives undertaken by our government over the past few years”. The mastery approach involves a whole-class approach to teaching maths. Oxford University Press publishes Inspire Maths, a primary maths programme based on the Singapore maths series My Pals are Here! which is used in almost 100% of Singapore’s state primary schools.”  

    Deel 2: Hetze tegen leerboeken/werkboeken  & reacties van praktijkmensen

    1 Geerinck: Gooi invulboeken in de prullenmand

     In de inleiding stelden we al dat het ZILL-leerplanproject van het katholiek onderwijs  komaf wil maken met het gebruik van leerboeken/methodes/ werkboeken die enkel passiviteit en oppervlakkige leerprocessen bij de leerlingen zouden bevorderen. 

     Op 21 augustus publiceerde Ilse Geerinck in De Standaard de opiniebijdrage ‘Gooi die invulboeken in de prullenmand.  Die zijn peperduur en  halen alle creativiteit uit het onderwijs.  Weg ermee! Geerinck is lector aan de hogeschool UCLL (lerarenopleiding Leuven-Limburg). We citeren even de belangrijkste passages uit haar vlammend betoog’ - dat positief onthaald werd  door een aantal beleidsmakers, door koepelkopstukken Lieven Boeve en Raymonda Verdyck, door Rik Torfs … 

     “Al kuierend tussen de stapels boeken van mijn kinderen stel ik vast dat ook dit jaar het aantal invulboeken een viervoud is van het aantal handboeken. Vandaag vullen mijn kinderen zeven uren per dag (!??) werkbladen in. Vragen zijn door de auteurs van de werkboeken al voorgekauwd, schema’s zijn uitgetekend, kleurtjes zijn uitgetekend om hoofd- en bijzaak van elkaar te onderscheiden, standaardoefeningen zijn opgesteld. 

     Deze vorm van werken ‘bedwelmt’ en ‘deactiveert’ leerlingen. Meer nog, het vraagt van hen (en van de leraren) een zekere slaafsheid en onderdanigheid. ‘Als het werkboek is ingevuld, is de les gezien en hebben we hard gewerkt.’ Leraren kunnen met een ingevuld werkboek bewijzen aan de inspectie, ouders en directie dat de leerstof is gegeven en  het leerplan is gevolgd. Door zo massaal in te zetten op invulboeken komt men er echter niet meer toe leerlingen te activeren en uit te dagen. Dat doe je wel door hen te doen nadenken, door hen aan te moedigen argumenten te vinden om voor de klas een antwoord te formuleren op actuele kwesties. 

     Onderwijs  dat inzet op vorming vraagt om leraren die zelf eigenaar zijn van het lesmateriaal waarmee ze werken. Dat vraagt om een andere pedagogische aanpak: vooraf zelf nadenken over het parcours dat je met de leerlingen wilt afleggen, en over het materiaal (teksten, oefeningen ..). Het vraagt om leerkrachten die feedback geven op (schrijf) opdrachten, die tijd maken om te oefenen en te onderzoeken, die diepgang creëren door keuzes te maken en zich niet te verliezen in de veelheid van feiten en informatie. 

     Dat betekent dat leerkrachten zicht hebben op wat belangrijk is voor hun vak. Dat betekent dat leerkrachten met zelfgekozen (oefen-)materiaal, en rekening houdend met de diversiteit en uitdagingen van de klas, aan de slag willen gaan. Het is de hoogste tijd dat leraren hun eigenaarschap terugzien. En dat schooldirecteurs de moed hebben om die invulboeken naar de prullenmand   te verwijzen. Geef leraren opnieuw het vertrouwen om zelf ‘poortwachter’ te zijn van het lesmateriaal dat ze in klas binnenbrengen. Op die manier zal het onderwijs ook meer motiveren en boeien. 

     2    Wouter Smets: Waarom invulboeken wel  in de klas thuishoren -  DS 23 augustus

     Er is een goede reden waarom scholen vaak met invulboeken werken, weet leraar Wouter Smets. Ze helpen leraren om lessen op maat aan te bieden en bieden leerlingen houvast. Ik ben overtuigd van de meerwaarde van een invulboek – ook voor geschiedenis, wanneer leraars er doordacht gebruik van maken. … Uiteraard blijft het de bedoeling om leerlingen te stimuleren om na te denken. Als ik ons invulboek geschiedenis zelf gebruik, dan schept dit voor mij mogelijkheden voor maatwerk in de klas die ik niet zou hebben met een handboek. 

     Met een invulboek kan ik enkele leerlingen aan het werk zetten, terwijl ik andere bijkomende instructies of remediëring aanbied. … Wie later instroomt of tijdens het schooljaar van richting verandert, heeft aan het invulboek een welkome houvast om onder begeleiding zijn achterstand op te halen. Leerlingen met nood aan structuur vinden in het invulboek vaak ook allerlei hulpmiddelen die hen ondersteunen. 

     Met een invulboek krijg ik als leraar ook tal van ideeën en lesvoorbereidingen die gemaakt zijn door vakmensen, waaruit ik een keuze kan maken om een les op te bouwen. …School- en invulboeken maken is een kunst op zich. Het vergt een grote beheersing van de eindtermen en leerplannen, en een bijzonder ontwikkeld didactisch inzicht. Het vraagt complexe vaardigheden om bronmateriaal te vinden dat toepasselijk is. Chapeau voor leraars die ertoe bereid zijn en in staat zijn om het zonder te doen

     Geerinck stelt in haar bijdrage: “Het is de hoogste tijd dat leraren hun eigenaarschap terugzien.”  De vraag is evenwel welke eigenaarschap we juist willen van leraars. Zijn zelf opgestelde powerpoints en werkblaadjes noodzakelijk activerender dan invulboeken? Zou het kunnen dat er meer tijd rest voor echte leerlingenbegeleiding en instructie op maat bij leraars die hun lessen kunnen opbouwen op basis van het werk dat al in de uitgeverij is verricht?

     

    3     Reactie van directeur Patrick Remmerie:  Invulboeken in de vuilnisbak?   DS 22.09  

    “Ik ben al meer dan 18 jaar directeur in het secundair onderwijs. Sinds begin 2000 zag ik de invulboeken het onderwijs veroveren. Nu is het bijna niet meer mogelijk om een traditioneel handboek te vinden.  De redenen voor het succes van de invulboeken zijn divers. Voor de leerkrachten zijn invulboeken vaak een zegen. De leerlingen hoeven niet meer te noteren en de leerstof kan sneller afgewerkt worden. De leerkracht moet zelf geen teksten en oefeningen meer maken. Gedaan met illustraties en voorbeelden opzoeken. Bovendien is hij er zeker van dat aan alle leerplandoelstellingen en vakoverschrijdende eindtermen is voldaan. De druk bij leerkrachten om zich steeds te verantwoorden is groot. Er zijn zelfs basisboeken die voorgekauwde toetsen bijleveren.

     De leerkracht krijgt hierdoor ook meer ruimte om aandacht te hebben voor leerlingen met leerstoornissen en emotionele problemen. ... Het is voor de leerkrachten vaak onbegonnen werk om zelf een cursus op te stellen (en dit voor verschillende vakken en leerjaren die in een volgend schooljaar ook kunnen veranderen.) Een combinatie van een invulboek met een basisboek of eigen lesmateriaal van de leerkracht is een goede oplossing. 

     Ook leerlingen staan ook niet negatief tegenover de invulboeken. Ze kunnen rustig de les volgen en actief meedenken. We gaan dus niet akkoord met Ilse Geerick die beweert:  "Door zo te werken komt de leerkracht er niet meer toe leerlingen te activeren en uit te dagen."  Na een afwezigheid is de cursus vlug bijgewerkt. Leerlingen met leerstoornissen hebben een gestructureerde cursus die nadien op een leerplatform wordt gezet.  

    Moeten we de invulboeken in de vuilnisbak  kieperen?  Neen.  Het is voor de leerkrachten vaak onbegonnen werk om zelf een cursus op te stellen.  Een combinatie van een invulboek met een basisboek of eigen lesmateriaal is een goede oplossing. Daarnaast moeten de leerlingen zelf notities nemen in de marge. Een openboektoets nadien doet hen ook beseffen dat een woordje invullen hier en daar niet voldoende is.

     

    4   Besluit

     

    We betreuren dat lerarenopleidster Geerinck weinig waardering toont voor het gebruik van leer- en werkboeken, en zich zo laatdunkend uitlaat over de leerkrachten. We hopen dat de beleidsverantwoordelijken uiteindelijk het belang van leerboeken  zullen inzien, en er ook in zullen investeren.   

     

    28-10-2017 om 14:10 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Tags:lerboeken, methodes
    >> Reageer (0)
    27-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contouren eindtermen: gewogen en al te lichtzinnig bevonden!

    Contouren eindtermen: een eerste reactie: gewogen en al te lichtzinnig bevonden!


    *Contouren liggen vast, maar eindtermen moeten nog opgesteld worden.

    *Contouren deugen m.i. niet:

    (1)Eindtermen die vertrekken van 16 vage sleutelcompetenties - eindtermen dus los van vakdisciplines= lijkt me complete onzin (zie ook punt 3). De onderwijskoepels mogen zelf uitmaken in welke vakken/vakkenclusters die eindtermen geplaatst worden.

    Het zijn precies eindtermen en het vatleggen van de vakdisciplines door de overheid die moeten zorgen voor voldoende gemeenschappelijkheid in het curriculum en de vakken van de verschillende onderwijsnetten/onderwijsverstrekkers. Dat bekom je niet als je de eindtermen loskoppelt van de vakdisciplines.

    Duidelijke eindtermen per vakdiscipline zijn belangrijk voor het realiseren van de nodige gemeenschappelijkheid van het leeraanbod voor alle leerlingen en in alle scholen - en dit in functie van het garanderen: van (1) gemeenschappelijkheid in de vakken en leerplannen (2) een aaneensluitende schoolloopbaan - bij verandering van school en onderwijsnet, startkennis bij overgang naar s.o. ... (3) het bieden van gelijke onderwijskansen; (4) het voorkomen van te grote concurrentie tussen scholen en onderwijsnetten; (5) het kunnen ontwerpen van leerboeken/methodes die in de verschillende scholen en onderwijsnetten gebruikt kunnen worden.

    P.S. Men zal ook moeilijk vakspecialisten vinden die willen meewerken aan het opstellen van de concrete eindtermen vertrekkende van de sleutelcompetenties.

    (2)Nieuwe eindtermen als overschrijvingsformulier leren invullen e. d. horen veelal niet thuis in de basisvorming.

    Ik lees in de krant De Morgen: b.v. geld leren overschrijven Een overschrijvingsformulier leren invullen e.d. is geen krachtige & schoolse basiskennis en hoort er dus geenzins n thuis.

    De nota over de contouren van de nieuwe eindtermen beroept zich voor de nieuwe voorstellen op de populistische consultatiecampagne. We verwijzen even naar de resultaten Zo lezen we b.v. in het eindverslag: “De duidelijke boodschap die we overal hebben gehoord is dat scholieren op eigen benen willen kunnen staan. Veel leerlingen geven aan dat ze bepaalde basisvaardigheden om te overleven missen. Ze weten perfect hoe warm het soms kan worden in de tropen, maar niet op welke temperatuur je de was moet doen. Ze kunnen vierkantswortels trekken, maar geen worteltjes koken. Ze vullen blindelings een matrix in, maar weten niet hoe te beginnen aan een belastingbrief. Echt klaargestoomd voor de toekomst voel je je op die manier niet wanneer je je diploma in de hand hebt. ‘Waarom is dit nuttig?’ is de centrale vraag die bij het opstellen van de eindtermen altijd in het achterhoofd gehouden moet worden”.
    De meeste van die nieuwe voorstellen horen niet thuis in het onderwijs, vooral omdat het niet gaat om schoolse & ‘powerful’ kennis, maar om 'alledaagse' kennis, of om zaken die mensen die deftig onderwijs genoten hebben, later zelfstandig aankunnen: zoals een belastingformulier invullen, weten op welke temperatuur je de was moet doen. (zie verder punt 2)
    -----------------------------------------------


    1. Uitspraken van minister Crevits 26 oktober

    Na een breed maatschappelijk debat en adviezen van de verschillende bevoegde raden heeft het Vlaams Parlement vandaag een akkoord bereikt over de langverwachte contouren van de toekomstige eindtermen. Die bepalen wat elke jongere in de toekomst op school moet leren. Ze vertrekken vanuit 16 sleutelcompetenties, zoals bijvoorbeeld: burgerschap, economische, financiële en digitale competenties, sociaal-relationeel, cultureel en historisch bewustzijn,

    … Het onderscheid tussen vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen valt zo weg en alle eindtermen moeten op dezelfde manier bereikt worden.
    Het staat de onderwijsverstrekkers vrij om te beslissen binnen welke vakken ze welke eindtermen realiseren. In elk geval moeten ook de nieuwe leerplannen, waarin de eindtermen letterlijk zijn opgenomen door de verschillende onderwijsverstrekkers, sober en helder geformuleerd worden. Op die manier behouden leraren voldoende ruimte en autonomie om op basis van hun eigen expertise en passies aan de slag te gaan met de leerstof.

    2. Overschrijvingsformulier invullen e.d. is geen basiskennis!

    Lessen over financiën Minister Crevits en Co: Groot draagvlak voor lessen financiën op school. Leerlingen krijgen les over financiën en ondernemen.

    Commentaar: Een overschrijvingsformulier leren invullen e.d. is geen krachtige & schoolse basiskennis en hoort er dus ook niet thuis. Volgens PISA scoren Vlaamse 15 jarigen overigens vrij goed voor financiële geletterdheid zonder die specifieke eindtermen. Het is moeilijk om hiervoor concrete eindtermen op te stellen en deze in de verschillende leerplannen onder te brengen. We lezen: b.v. een overschrijvingsformulier leren invullen. .

    A.u.b ook geen nieuw vak economie & financiële geletterdheid in eerste graad s.o. Welke eindtermen taal, wiskunde, geschiedenis ... moeten plaats ruimen voor eindtermen financiële geletterdheid e.d.?

    Reactie van prof. economie: Michel Maus Veel moed aan de leraars die pakweg woonfiscaliteit of notionele interestaftrek aan scholieren.
    PISA 2015 : Vlaamse 15-jarigen scoren het hoogst voor financiële geletterdheid -ook zonder vak economie/financiële geletterdheid in de eerste graad s.o. Vlaamse 15-jarigen doen het goed op de PISA-test voor financiële geletterdheid. Met een gemiddelde score van 541 scoren ze het hoogst van alle OESO-landen die deelnamen aan financiële geletterdheid in PISA 2015. P.S. Ook voor PISA-2012 scoorden de Vlaamse 15-jarigen uitstekend: " Uit de bevraagde landen, scoorde Vlaanderen na Shanghai-China het beste. De gemiddelde Vlaamse leerling kon zijn/haar inzicht in de meest gebruikte financiële termen, begrippen en producten toepassen op situaties die relevant zijn voor hen, en kan in beperkte mate de gevolgen van een financiële beslissing inschatten."

    3.Geen ontkoppeling tussen eindtermen en vakdisciplines/leerstof

    .Onderwijskrant en ook COC-vakbond voeren momenteel een campagne tegen ontkoppeling eindtermen van vakken. In het COC-vakbondsblad van oktober 2017 wordt de COC-campagne tegen de ontkoppeling eindtermen/leerplannen - vakken uitvoerig geargumenteerd.

    Een paar argumenten van de COC. “ Het voornemen van de Vlaamse regering om de eindtermen van de basisvorming los te koppelen van vakken, doet in elk geval vermoeden dat je ze moet kunnen ontkoppelen. Dat wil zeggen dat de eindtermen zelf geen noodzakelijke link mogen leggen met of geen onderdeel mogen zijn van een bepaald vak. Wat voor eindtermen zijn dat dan? Welke vorm nemen die aan? Wel, dat zijn competenties? Competenties omschrijven, strikt gezien althans, welk gedrag, welke handelingen leerlingen in een bepaalde context moeten kunnen stellen. Bijvoorbeeld: leerlingenkunnen een gezinsbudget opmaken en reflecteren op het beheer ervan. Gewoonlijk worden die competenties ook geclusterd, niet binnen een vak of leergebied, maar volgens de functionele context of de rol waarin dat gedrag wordt gesteld (bijvoorbeeld het gezin, het persoonlijk leven, het beroep…).

    Bovendien maken competenties ook abstractie van het aanbod of de leerstof die aangereikt moet worden om die handelingen te kunnen stellen. Of minstens, als een competentie al verbonden wordt met elementen van kennis, vaardigheden en attitudes, dan staan die altijd louter in dienst van te ontwikkelen gedrag. In die zin zijn competenties dus letterlijk ontstoft. Het is niet de stof, maar het leerresultaat dat telt. Radicaal doorgetrokken betekent dit dat de (vak)inhouden op zich geen waarde hebben en perfect inwisselbaar zijn.
    De nieuwe eindtermen moeten voor COC nog echte ‘leerstof’ bevatten. Het kan niet dat eindtermen zouden verwateren tot vage leerresultaten of competenties. Dat zou een slag in het gezicht zijn van elke (vak-)leraar. Die wil namelijk niet gereduceerd worden tot simpele coach van leerprocessen. Hij/zij wil de vakinhoudelijke en vakdidactische expertise als onmisbaar instrument blijven inzetten voor vormend onderwijs. Leerlingen moeten ook in de toekomst nog kunnen blijven leren voor het leven en niet alleen voor de economie van vandaag.”

    Velen pleitten de voorbije jaren precies voor een herwaardering van de vakdisciplines en klassieke leerplannen. De Duitse socioloog Niklas Luhmann drukte hun belang zo uit: "In onderwijscontexten worden schakelingen van opeenvolgend te induceren vormen van weten of kunnen gecondenseerd in curricula. Vakdisciplines als condensaties en ordeningen van weten en kunnen, vormen een essentieel kenmerk van degelijk onderwijs.” (Das Erziehungssystem der Gesellschaft, Frankfurt am Mein, Suhrkamp, 2002).

    Op ons O-ZON-symposium (2007) wees ook prof. Hans Van Crombrugge op het grote belang van vakdisciplines.“ Het onderwijs heeft als eerste en laatste bestaansreden het richten van de aandacht naar de werkelijkheid. De vakdisciplines - ‘grepen uit de beproefde cultuur’ - spelen hierbij een belangrijke rol. Deze canon verschaft de inhouden, vaardigheden en houdingen eigen aan een bepaalde cultuur, wetenschap, e.d. Deze canon wordt opgesteld door de gemeenschap van mensen die deskundig zijn in het betreffende domein. De leerkracht is de vertegenwoordiger van de gemeenschap van deskundigen. De canon levert de inhouden waaruit de leerkracht kan en moet putten. In wetenschappen, kunsten, wijsbegeerten, levensbeschouwingen liggen houdingen, vaardigheden en inzichten vervat die door generaties mensen als waardevol ervaren zijn en als zodanig bewaard worden.
    Leerlingen moeten ingeleid worden in die beproefde cultuur. Elke wetenschap, elke kunst, elke filosofie en elke levensbeschouwing staat elk op zich voor een bepaalde vorm van aandacht voor de werkelijkheid. Elk cultiveert een aspect van de redelijkheid. Elk vak heeft zijn eigen ‘geletterdheid’ die neergelegd moet worden in de eigen ‘canon’ van het vak en het erbij aansluitend leerplan. Het is niet aan de individuele leerkracht of leerling uit te maken wat belangrijk is.” (O-ZON-symposium van 5 mei 2007 in de Blandijnberg).
    De Engelse kennissocioloog Michael Young nam een aantal jaren geleden afstand van zijn vroegere relativering van de klassieke leerinhouden en vakdisciplines. Sindsdien stelt hij: “We need to put subjects at the heart of the curriculum. Neither subjects (vakdisciplines) nor the boundaries between them are arbitrary. They are a form of specialisation of knowledge with powerful educational possibilities. There is ‘powerful knowledge’ that all pupils were entitled to. Powerful knowledge is systematic. Its concepts are systematically related to one another and shared in groups, such as subject or disciplinary associations. It is not, like common sense, rooted in the specific contexts of our experience (Bringing Knowledge Back in, 2007). This means that powerful knowledge can be the basis for generalisations and thinking beyond particular contexts or cases. Powerful knowledge is specialised. The important curriculum point about subjects is that they are based on the shared rules and knowledge of communities within which their questions, methods, concepts and criteria are debated, discussed and improved. In other words, it has been developed by clearly distinguishable groups with a well-defined focus and relatively fixed boundaries, separating different forms of expertise.”

    Typisch voor vakdisciplines is ook hun uitgekiende stapsgewijze, cumulatieve opbouw: “Or c’est l’organisation systémique,c’est-à-dire sous forme hiérarchisée, des outils de pensé, qui soustend les possibilités les facultés réflexives de la pensée consciente” (prof. Nathalie Bulle). Dit betekent ook dat b.v. eindtermen eind lager onderwijs weinig houvast bieden omdat ze enkel de eindterm uitdrukken (b.v. bepaald soort tekst kunnen lezen) en niets zeggen over de lange weg erheen. Daarom hebben de leerkrachten nood aan leerplannen die de leerinhoud per leeftijdsgroep vastleggen en die ook binnen de leerinhouden voor elke leeftijdsgroep de opeenvolgende stappen uitstippelen.

    Bijlage

    Reactie van rector Rik Torfs op Consultatiecampagne

    In een reactie naar aanleiding van de ‘Dag van de leraar’ alludeerde rector Rik Torfs op 6 oktober 2016 vrij vernietigend over de eindtermenrapporten: "Leraren moeten kinderen leren koken bijvoorbeeld, dat vinden we tussen de gesuggereerde eindtermen op school. Kan het waanzinniger? Misschien weldra ook nog: hoe neem je een douche, hoe poets je je tanden, hoe tart je een leraar? We merken verder dat de ouders almaar vaker van de leraren vragen hun ouderlijke taken over te nemen.”

    Reacties in ‘De Standaard’ 5 oktober

    Op 5 oktober 2016 verscheen in De Standaard de bijdrage: Voorbereiden ouderrol is geen taak voor het onderwijs. We lazen: ”Moet een school jongeren opleiden tot goede ouders? Die kwestie ligt voor in het debat over de vernieuwde eindtermen. Experts huiveren bij het idee.

    Wat moet een school kinderen aanleren in 2030? Als het van de Vlaamse opinie afhangt: ongeveer alles. Jongeren moeten niet alleen leren typen, koken, klussen, programmeren en juridische en economische contracten lezen, het onderwijs moet bij uitstek de plek zijn waar leerlingen ook zelfkennis opdoen en zelfvertrouwen kweken - en waar ze leren omgaan met alle facetten van de dood én met het toekomstige ouderschap.

    Dat blijkt uit het eindrapport over de nieuwe eindtermen, dat gisteren 4 oktober werd voorgesteld in het Vlaams Parlement. Een jaar lang discussieerden leerlingen, leerkrachten, ouders en burgers via het internet en op provinciale debatavonden over de minimumdoelen in het onderwijs van de toekomst. Met het resultaat, een catalogus aan ideeën en ballonnetjes, gaat de politiek nu aan de slag.

    Maar experts waarschuwen voor sommige suggesties, zoals het belang van het voorbereiden van jongeren op hun latere rol als ouder. ‘Dat behoort eigenlijk helemaal niet tot het takenpakket van het onderwijs’, zegt professor Roger Standaert, die twintig jaar geleden mee aan de wieg stond van de eindtermen. ‘Hoe te leven, hoe op te voeden, dat behoort in eerste instantie tot de verantwoordelijkheid van de ouders, de buurt, de media. Het is te gemakkelijk om dat af te schuiven op het onderwijs, dat het al lastig genoeg heeft met het inwijden van kinderen in de taal, de wetenschappen en de wiskunde.’




    .

    27-10-2017 om 12:26 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    Tags:eindtermen, vakdisciplines
    >> Reageer (0)
    26-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kindvolgend ZILL-ontwikkelingsplan kleuteronderwijs haaks op wetenschappelijke studies over effectief kleuteronderwijs

    Kindvolgend ZILL-ontwikkelingsplan kleuteronderwijs haaks op wetenschappelijke studies over effectief kleuteronderwijs

    De ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs zijn in het recente ZILL- ontwikkelingsplan eens te meer opgesteld vanuit een overwegend kindvolgend ontwikkelingsmodel, in het Engels vaak child-development- of developmental-constructivist approach genoemd.

    De koepelverantwoordelijke voor het ontwikkelingsplan van 1998, An Cardinael, zei me onlangs dat zij inmiddels besefte en betreurde dat de opstellers destijds ten onrechte voor het kindvolgend ontwikkelingsmodel à la CEGO kozen. Jammer genoeg is dit weer het geval met het ZILL-ontwikkelingsplan. Die visie staat nochtans haaks op tal van studies.

    We lezen in het TIMSS-rapport - 2015:“In ons kleuteronderwijs er opvallend minder aandacht voor cijfers en letters dan in andere landen’, zegt onder- zoekster Margo Vandenbroeck (KU Leuven), die meewerkte aan de Vlaamse analyse van TIMSS: ‘Leren lezen e n schrijven b.v. behoort bij ons veel strikter tot het lager onderwijs’ (De Standaard, 30 november 2016).

    Prof. Wim Van den Broeck reageerde instemmend: "Volgens TIMSS doet Vlaanderen het erg slecht qua voorbereiding op de lagere school. Dit is een erfenis van de ervaringsgerichte aanpak (CEGO-Leuven & Ferre Laevers). Zo’n aanpak creëert vooral ook sociale ongelijkheid."

    In wetenschappelijke publicaties maakt men een onderscheid tussen twee aanpakken: de zgn. childdevelopment-aanpak (kindvolgend ontwikkelingsmodel à la CEGO) en de meer gebalanceerde aanpak. De voorstanders van een ontwikkelingsgerichte aanpak vinden dat het in het kleuteronderwijs vooral moet gaan over spel, simulatiespel, muzisch bezig zijn, exploreren, voorlezen ... In dergelijke programma’s krijgen gericht woordenschatonderwijs en technische vaardigheden als letterkennis en klankbewustzijn, voorbereidend rekenen nauwelijks een plaatsje. Vrij spel in speelhoeken staat centraal, “with open-ended activities such as fingerpainting, sand and water tables, a dress-up corner, a puppet theatre, blocks, cars and trucks, and so on. Teachers’ roles are primarily supportive rather than directive” (Slavin).

    (1)EURYDICE-studie van 2009

    In een EURYDICE-studie van 2009 werd al gewezen op de eenzijdigheid van het child-developmentmodel. Het rapport pleit voor een gebalanceerde aanpak met een dosis aanbodgerichte aanpak (directed curriculum voor woordenschat-ontwikkeling, voorbereidend rekenen en lezen, ...) die toeneemt naarmate de kleuters ouder worden (Early Childhood Education and Care in Europe: Tackling Social and Cultural Inequalities, 2009 ).

    De algemene conclusie luidt dat een uitgebalanceerde aanpak met een toename van de aanbodgerichte aanpak/directed curriculum naarmate de kleuters ouder zijn, tot betere resultaten leidt en de leerlingen ook beter voorbereid op het lager onderwijs. Er wordt ook verwezen naar onderzoek van Spiked e.a. (1998) waarin geconcludeerd werd: “There is no reason on why an orientation on emerging school skills using authentic activities in which teachers participate, cannot go together with a positive socio-emotional climate.”

    (2)Studie van prof. Slavin en co

    In een recente reviewstudie van 32 programma’s komen Slavin en CO tot een analoge conclusie met betrekking tot geletterdheid (voorbereidend lezen) en algemene taalontwikkeling: Chambers, B., Cheung, A., & Slavin, R. (2015). Literacy and language outcomes of balanced and developmental approaches to early childhood education: A systematic review “ (zie Internet). De onderzoekers stelden vast dat bij een meer gerichte/gebalanceerde gerichte aanpak kleuters beter scoren op metingen van beginnende geletterdheid (klankbewust & letterkennis) en voor mondelinge taalontwikkeling dan bij een ‘ontwikkelingsgerichte’.

    De kleuters die een gebalanceerd model gevolgd hadden, waren ook beter voorbereid op leren lezen en hun mondelinge taalvaardigheid was ook beter: “Early childhood programs that have a balance of skill-focused and child-initiated activities programs had significant evidence of positive literacy and language outcomes at the end of preschool and on kindergarten follow-up measures. Effects were smaller and not statistically significant for developmental-constructivist programs.”

    Nog een andere onderzoeksconclusie in verband met de taalontwikkeling luidt: “Child-centred education turns children away from the teacher both physically and metaphorically. If they are spending most of their time in groups speaking to each other, they are being denied the opportunity to learn new vocabulary and correct pro-nunciation from the one person in the class who may have a better command of the English language." De leerkracht als taalmodel is uiteraard ook uiterst belangrijk binnen NT2-onderwijs. Het volstaat niet dat de leerlingen veel optrekken met elkaar.

    (3)Blog prof. Daniël Willingham 24 april 2017

    Op zijn blog bracht de Amerikaanse hoogleraar Daniel Willingham onlangs een voorstelling van een heel recent Amerikaans onderzoek naar de effecten van voorschools– en vroegschools onderwijs(=vve): The Current State of Scientific Knowledge on (Pre-) Kindergarten Effects.

    Willingham: “Ik geef hieronder letterlijk vier centrale conclusies uit dit rapport weer, samen met wat commentaar.

    Overtuigend bewijs laat zien dat kinderen die een divers palet van voorschoolse programma’s volgen, meer klaar zijn voor school dan kinderen die geen volgen. De meeste vorderingen zien we op onderwijsgebieden als lezen, schrijven en rekenen; een kleiner aantal studies naar sociaal-emotionele ontwikkeling tonen in het algemeen meer bescheiden vorderingen op die gebieden.

    De programma’s zijn niet allemaal even effectief. In de succesvolste programma’s kunnen verscheidene effectiviteitsfactoren meespelen. Het curriculum doet ertoe, en het trainen en richting geven aan leraren helpt. De basisconclusie luidt: Curricula die zich op het hele kind richten slagen er onvoldoende in om geletterdheid, rekenvaardigheid en zelfs sociaalemotionele vaardigheden te ontwikkelen. Curricula die ook gericht zijn op vaardigheden als rekenen, lezen scoren veel beter.

    Uit onderzoek onder verschillende groepen vve-kinderen blijkt vaak dat economisch achtergestelde en tweetalige kinderen aan het eind van het vooorschools programma sterker vooruit zijn gegaan dan meer bevoordeelde kinderen en kinderen die bedreven zijn in het Engels.

    Rijke en arme kinderen zouden andere ervaringen hebben als ze geen vve zouden volgen, waarbij kansarme kinderen een kleinere kans hebben op een verrijkende omgeving dan welgestelde kinderen. Academische en sociale resultaten zijn ook niet alleen een product van ervaringen op school, maar ook van ervaringen thuis of andere buitenschoolse ervaringen. Als die niet bijzonder verrijkend zijn, hebben kinderen (in meer of mindere mate) baat bij vervangende voorschoolse ervaringen. Onderzoekers stellen terecht dat dergelijke programma’s zich ruimschoots terugbetalen.

    Dat voorschoolse programma’s minder succesvol zijn voor het sociaal-affectieve domein heeft te maken met het feit dat de erfelijke aanleg - b.v. temperament - hier een sterkere rol speelt dan bij het lezen e.d.

    (4)The Current State of Scientific Knowledge on Pre-Kindergarten Effects
    Conclusies uit studie van het Brookings Institute

    Given the large, persistent and consequential gaps in literacy and numeracy between high- and lowincome children when they enter kindergarten, perhaps the most important policy goal of pre-k and other publicly supported early childhood education programs should be to boost early achievement skills and promote the socio-emotional behaviors that support these skills.

    Our review of the evidence highlights that curricular supplements focused on specific school readiness skills are more successful at boosting these skills than are widely used whole-child curricula. Recent data show no advantages in improving academic skills from popular whole-child curricula such as Creative Curriculum, compared with a “usual practice” curricular approach developed by the teacher or district themselves.

    Whole-child (sometimes termed global or developmental constructivist curricula emphasize childcentered active learning that is cultivated by strategically arranging the classroom environment. Rather than explicitly targeting developmental domains such as early math skills, whole-child approaches seek to promote learning by encouraging children to interact independently with the equipment, materials and other children in the classroom environment.”

    The authors of the report note that children from disadvantaged backgrounds tend to start school just over one standard deviation behind their more advantaged peers in literacy and numeracy.

    26-10-2017 om 18:44 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Tags:kleuteronderwijs, ZILL
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZILL-leerplanarchitecten sturen aan op ontscholing & neomanie;    illusoire voorstellen: petite religion

     ZILL-leerplanarchitecten sturen aan op ontscholing  &  illusoire voorstellen: petite religion
     
    1 Inleiding
     
     
    De ZILL-leerplanarchitecten & andere nieuwlichters nemen afstand van de typische schoolgrammatica, leerplannen, methodes, jaarklassen … Dit komt op tal van vlakken tot uiting.  Ze  schakelen nu naar eigen zeggen over op open leerplannen die veel vrijheid laten voor de leerkrachten en scholen.  Ze gewagen van sterke ontstoffing van de leerinhouden, geïntegreerde leerplannen, leerplannen die enkel nog puzzelstukken aanbieden, leerplannen die vertrekken van de 12 sleutelcompetenties en niet langer van de vakdisciplines … Ze pleiten ook voor ontwikkelend, leerlinggericht, ontdekkend, constructivistisch onderwijs.
     
     We tonen dit nu in de volgende punten uitvoerig aan aan de hand van het nieuwe ZILL-curriculum.    2 Wervend & verlossend etiket:              Zin in leren! Zin in leven   
     
    2. Hoogdraveend concept & pedagogische. overmoed 
     
    Nieuwlichters pakken graag uit met een ronkend concept & een wervend etiket;  zo’n conceptnaam wekt de indruk van een totale & beloftevolle hervorming. ‘Zin in leren! Zin in leven’ belooft de leerlingen dat  ze door dit nieuwe leerplan eindelijk ‘zin in leren’  - en nog veel meer, zelfs ‘zin in het leven‘ zullen krijgen. “Dat houdt in dat de leerlingen intrinsiek gemotiveerd zijn om te leren en te leven.” “De doelen maken ook het verhaal van de ’katholieke dialoogschool operationeel, waardoor de dialoog levendig wordt. Dat bietdt kansen voor een update van het schooleigen christelijk opvoedingsproject  en voor de concrete realisatie ervan in de dagelijkse praktijk.” 
     
    De  katholieke onheilsprofeten pakken naast de vele zegenngen ook uit met een ware verlossingsideologie. In ‘Zin in wiskunde’ beweert ZILL dat ons levensvreemd wiskunde-onderwijs niet  echt zinvol is; dat het enkel weerzin opwekt bij de leerlingen (‘school + visie’, december 2015).  ZILL brengt de verlossing uit al die ellende. Geen ’zin in leren’, fnuikende lessen en saaie leerstof meer als met het huidige leerplan -  dat nochtans destijds door Jan Saveyn van dezelfde Guimardstraat geprezen werd. 
     
    Het feit dat men een curriculum uitpakt met  de reclameslogan Zin in leren! Zin in leven! is overigens heel opvallend en uniek. Het is dus blijkbaar geen gewoon curriculum.  Lieven Boeve  drukte de ambitie op  28 september zo uit: "Zin in leren! Zin in leven! maakt de lerarenteams opnieuw  eigenaar van het leren op school. Geïntegreerd over vakken en leergebieden heen, kunnen leraren creatief vorm geven aan hun onderwijs, rekening houdend met de specifieke leerlingen in de klas en  context van de school. Het nieuw leerplan katholiek basisonderwijs, dat op 1 september 2018 van start gaat, geeft schoolteams zuurstof geven om vernieuwend aan de slag te gaan.” (BELGA-bericht).
     
    3    Ontwikkelingsgericht, ontdekkend ... leren
     
    In ‘Forum’ van  januari 2015 stellen  Machteld Verhelst  en Kris De Ruysscher  dat het bij ZILL om een  echte perspectiefwissel gaat, om een ‘resolute klemtoon op het ontwikkelingsgerichte karakter van de doelen en van de didactische aanpak’ naar het model van het huidige kleuteronderwijs”   actief leren, verantwoordelijkheid geven aan jongeren voor eigen leerproces, contextueel & ontdekkend leren,... Nieuwe inzichten vanuit wetenschappelijke hoek over didactiek & leren werden nog niet in het (oude) leerplanconcept geïntegreerd.“    Die ’nieuwe’ ’inzichten’ zijn niet nieuw; ze stonden ook al in de controversiële ’Uitgangspunten bij de eindtermen van 1996 en al 100 jaar in de bijbel van de zgn. reformpedagogiek. Ze  worden overigens door de meeste praktijkmensen, leerpsychologen en onderwijsdeskundigen ten zeerste gecontesteerd. We namen er zelf ook al expliciet afstand van bij de opstelling van het  leerplan wiskunde van 1998.    De voormalige pedagogische coördinator Jan Saveyn bestempelde destijds een visie als deze van zijn opvolgers in de Guimardstraat als ’petites religions’ Hij schreef in 2007: “Men kan kritische vragen stellen bij de hoge verwachtingen van het zelfont-dekkend leren en het zelfstandig leren van leer-lingen, Of bij het vele heil dat men verwacht van leren van elkaar, en daarmee verbonden het minimaliseren van het effect van expliciete sturing door de leerkracht. Sommigen gaan in die zin, onder de vlag van Het Nieuwe Leren  al dergelijke eenzijdigheden propageren. Het referentiekader van Het Nieuwe Leren gaat zich dan als petites religions
    gedragen. Daarvoor is typisch dat ze algemene geldigheid claimen en dat ze meer absoluut vooropstellen dan ze met resultaten kunnen aantonen”     (Nova et Vetera, september 2007).
     
    4   Gepersonaliseerd leren & vaarwel jaarklassen  

    Ontwikkelingsgericht leren betekent tegelijk ook gepersonaliseerd eren - gericht op de allerpersoon-    lijkste ontwikkeling van elke leerling.  In BASIS (COV-blad, eind oktober) lezen we volgende illustratie van gepersonaliseerd leren: "Je kan uiteraard geen cijferen geven als leerlingen niet tot tien kunnen tellen. Maar dat hoeft niet per se op 9 jaar, dat kan ook op 10 jaar of 8 jaar. We kijken nu meer: wat heeft dat kind nodig?" De leerkracht moet dus telkens voor elke les leerstof zoeken die past bij de ontwikkeling van elk kind: de leerkracht 2de leerjaar zou ook al een aantal leerlingen moeten leren cijferen; de leerkracht 3de  mag geen klassikale les cijferen meer geven: geen cijferen meer voor  zwakkere leerlingen; en voor hen die al leerden cijferen in het tweede leerjaar kan hij  niet meer starten met cijferend optellen. De leerkracht van het 4de  moet de zwakkere leerlingen nog apart de start van het cijferen aanleren. Er is ook veel overleg tusen de leerkrachten nodig.
     
    Ria De Sadeleer e.a. schrijven expliciet dat de  jaarklasprincipes in strijd zijn met de nieuwe richting in het leerplanconcept: “Zin in leren! gaat uit van een ‘ontwikkelingsgerichte benadering van leren’. Dat houdt in dat ‘we’ (wie?) zo nauw mogelijk willen    aansluiten bij de individuele ontwikkelingsbehoeften van elke leerling. De verwachting van het jaarklassenprincipe dat kinderen op dezelfde leeftijd en in dezelfde tijdspanne dezelfde leerstof verwerven, toont de enge visie op onderwijs en doet onrecht aan de verschillen tussen de leerlingen.  (Bijdrage in ‘school+visie’ -april-mei 2016).
     
    Een leerkracht moet dus ook elke dag zelf gepersonaliseerde lessen geven, werkbladen maken, enz. En toch stellen de ZILL-archtecten dat het vooral ook de bedoeling is de plan- en werklast te verminderen. Commentaar van COV (Isabelle Rots): "VerZill!verd basisonderwijs vraagt tijd om te leren van en met elkaar. Dus: “Minder kindgebonden lesuren in de opdracht van de leerkracht, meer kindgericht overleg en samenwerking. Daar dringt het COV op aan."  De Sadeleer stelt verder:  Het jaarklassenprincipe moet doorbroken worden: heterogene leergroepen, graadklassen, niveaugroepen ... zijn aangewezen.  Onderzoek (welk?) wijst uit dat, wat leerprestaties betreft, graadklassen niet meer of minder effectief zijn. En voor het welbevinden van leerlingen zijn graadklassen beter.”  Ze betreuren ook dat leerkrachten vanuit het leerstofjaarklassensysteem nog steeds geneigd zijn te werken vanuit vakdisciplines & met methodes.
     
    Met het argument van de toegenomen diversiteit  stelt ZILL dat  enkel  nog sterk persoonsgebonden onderwijs mogelijk en verantwoord is. In tal van studies wordt echter aangetoond  dat dit niet wenselijk en ook niet haalbaar is. Bij het uittekenen van de ZILL-leerplanvisie gingen Lieven Boeve en  de onderwijskoepel er ook nog van uit dat het buitengewoon onderwijs afgeschaft zou worden, waadoor het leerlingenpubliek diverser zou worden. Ook nog op 15 december 2016 verkondigde Boeve dat het b.o. zou en moest afgeschaft worden.Maar het b.o. wordt gelukkig niet afgeschaft. De Unesco betreurde in een recentepublicatie nog dat praktisch nergens sprake is van echt inclusief on-derwijs omdat de landen en de scholen niet bereid zijn over te schakelen op totaal geïndividualiseerd onderwijs. 
     
    5     Minder leerschool, meer opvoedingsgesticht         & total institution: pedagogische incest ...

     
    Lieven Boeve omschreef op 29 september de perspectiefwisseling als volgt:  “Het nieuwe leerplan basisonderwijs stelt de ontwikkeling van kinderen voorop. Op de eerste plaats komt nu de persoonsgebonden ontwikkeling van kinderen zoals bijvoorbeeld de emotionele ontwikkeling en de ontwikkeling van initiatief en verantwoordelijkheid.” In het  katholiek onderwijs gaat het dus niet in de eerste plaats meer om een leerschool, maar om een soort opvoedingsgesticht. 
     
    De verbondenheid - religie - van alles met alles, wordt voorgesteld in een kleurrijke cirkel, met in de binnencirkel de 4 persoonsgebonden ontwikkel-velden en in de buitencirkel de 6 klassieke (cultuurgebonden) leergebieden
     
    ZILL-architect Kris De Ruysscher schrijft  dat hij en zijn  medewerkers er heus in slaagden  het  ‘basisonderwijs te herverkavelen” (Leerrijk 29 september j.l.) De zes klassieke vakken werden omgetoverd tot ontwikkelgebieden:wereldoriëntatie wordt ontwikkeling van de oriëntatie op de wereld;  wiskunde wordt ontwikkeling van het wiskundig denken  - en di laatste is volgens ZILL totaal anders dan het klassieke rekenen; de taalvakken krijgen nu samen het etiket taalontwikkeling opgekleefd. Ontwikkeling is het toverwoord geworden. 
     
    Daarnaast en wellicht nog belangrijker zijn  er vier
    leerplannen voor sociaal-affectieve of zgn. ‘persoonsgebonden ontwikkeling’ met een uitgebreid aantal leerdoelen. De Ruysscher:  “Vroeger streefde men ook wel een aantal  persoonsgebonden ontwikkelingen na, maar ze werden nauwelijks geëvalueerd. Met ZILL zal dit veranderen. De leerkracht  zal niet alleen meer zeggen: hoe het  staat  met wiskunde, wereldoriëntatie. Maar ook: hoe is het gesteld met het regulerend vermogen, inlevend vermogen, veerkracht … van die of die leerling?“  De almachtige school - als total institution -  moet er voor zorgen dat de leerling zich goed voelt in zijn vel   en zich voorbeeldig gedraagt. De leerkracht krijgt  ook de rol toebedeeld  psycholoog/psychiater die om de zoveel maanden verslag uitbrengt over de psychische toestand van de leerling/patiënt.  Dus straks op het rapport:  “Uw zoon/dochter vertoont een veerkracht 1, 2, 3, 4 … ; situeert zich inzake verantwoordelijkheid, initiatief nemen, zelfbesef  … op het niveau x; hij/zij  is schuchter, …”  Zo’n benadering wordt ook wel eens kritisch met ‘pedagogische incest’ en ‘inbreuk op de gevoelswereld‘ bestempeld.
     
    6  Geïntegreerde, holistische aanpak
     
    Volgens De Ruysscher en Co gaat het ook om een totaal geïntegreerd curriculum   Als het b.v. gaat om een les over de tafels van vermenigvuldiging, dan moet men daar ook alle andere leergebieden en leerdoelen op  betrekken.  “Het doel moet zijn om de verschillende ontwikkelvelden (vroeger leergebieden) samen in één les aan te pakken. In een les WO bijvoorbeeld, kan je ook het wiskundig denken oefenen en werken aan de onderzoekscompetentie van de leerlingen. Enz.”
     
    De ZILL-architect illustreert dit laatste met een les over kippen. De Ruysscher: “Een leerkracht die werkt volgens ZILL, zal niet starten met een uiteenzetting over kippen. Hij zal eerst focussen op het formuleren van onderzoeksvragen en de vraag stellen: ‘Wat weten we al over kippen? Wat weten we er nog niet over? En wat zou jij daarover willen weten?”En dus ook: ‘Wat weten we al over breuken en wat niet” (Leerrijk, september 2017).
     
    De Ruysscher: “Zo leren de kinderen bijvoorbeeld dat ‘Zijn er veel kippen in België’ geen goede leervraag is omdat het een gesloten leervraag  is. En dat ‘Hoeveel kippen zijn er in België?’ wel een goede leervraag is aangezien het een open vraag is. Een inzicht dat ze ook op andere onderwerpen en lessen kunnen toepassen.” Jammer dat De Ruysscher er niet aan toevoegt hoe de leerkracht de les over kippen moet koppelen aan persoonsgebonden doelen als veerkracht, zelfbesef e.d.
     
    Lieven Boeve illustreerde de geïntegreerde en holistische aanpak zo: "Als een leerkracht bijvoorbeeld met zijn klas Bokrijk bezoekt, dan leren de leerlingen niet alleen historisch besef, ze leren ook samen de trein nemen,  respect te tonen voor de andere treinreizigers, ... Dat zijn allemaal leerkansen voor de leerlingen en het nieuwe leerplan helpt lerarenteams om die actief op elkaar te betrekken". De leerkracht zou idealiter dus ook bij de voorbereiding van zijn les, een uitstap ... alle ontwikkelvelden  bewust moeten betrekken.
     
    7   Enkel nog open raamleerplannen 
     
    Verhelst en De Ruysscher schrijven verder: “In de geest van het ontwikkelingsplan voor de kleuterschool gaan we uit van een indeling op basis van persoonsgebonden en cultuurgebonden ontwikkelvelden met onderliggende ontwikkelthema’s.  Leerplannen zullen niet langer verwijzen naar vakdomeinen en hun klassieke rubrieken, maar naar brede ‘ontwikkelvelden’. 
     
    Ria De Sadeleer poneerde op de DCBAO-vergadering van 17 juni 2015 : “Gesneden brood  kunnen  en zullen de nieuwe  ZILL-leerplannen  niet geven. Daarvoor is de schoolpopulatie te divers geworden.”  Dus voor wiskunde b.v. niet langer leerdoelen per leerjaar.
     
    8    Vaarwel klassieke leerboeken/methodes

    Omwille van het gepersonaliseerd en ontdekkend  leren moeten ook de klassieke methodes/leerboeken volgens ZILL verdwijnen.  Methodes zouden tevens leiden tot passiviteit bij de leerkrachten en leerlingen en diepgaand leren belemmeren. ZILL poneert: “We moeten ook verder evolueren van      leermethodes naar databanken met enkel inspiratiebronnen. Wij verwachten van de uitgevers dat zij enkel nog inspiratiemateriaal aanmaken dat gekoppeld wordt aan de persoonsgebonden en aan de cultuurgebonden ontwikkelvelden. Wij verwachten dus dat de uitgeverijen een toegankelijke tool ontwikkelen die kan aangesloten worden op de centrale rooter die ontwikkeld wordt door de koepel  en die gratis ter beschikking wordt gesteld aan al onze scholen. Hun deel kan betalend zijn. Op dit moment is het antwoord van de uitgeverijen nog niet voldoende. Op dit moment is het  zeer stil! “
     
     
    Het is o.i. ook duidelijk dat de koepelmensen zelf niet weten wat het ontwerpen van ‘inspiratiemateriaal’  concreet  betekent. De uitgevers zeggen ons dat ook zij dit niet weten en dat dit financieel niet haalbaar zou zijn.   De grote bezorgdheid omtrent het opdoeken van klassieke methodes en  leerplannen kwam tot uiting in  kritische vragen van vertegenwoordigers van directeurs op de DCBAOvergadering van 17 juni 2015. Een directeur stelde de vraag:  “Is er dan vanuit het leerplanconcept  geen ruimte meer voor methodes? Daarmee werken de leerkrachten toch wel heel vlot.” Een andere: “Uitgeverijen spelen toch een belangrijke rol bij de vormgeving en de praktische toepassing van de leerplannen.“ In voor PISA- en TIMSS sterk presterende landen als Singapore, Shanghai, Finland, Vlaanderen … spelen methodes een heel belangrijke rol. In Engeland is het opstellen van degelijke  methodes momenteel een beleidsprioriteit. 
     
    9         Elke school/leerkracht  eigen schoolwerk plan - Dagelijks schoolwerkplanning!?  Planlast!

     
    Waarop kunnen leerkrachten zich nog oriënteren als  er geen klassieke methodes en leerplannen meer zijn? Volgens ZILL luidt de oplossing: de leerkrachten moeten zelf ‘elke dag schoolwerkplannen’ en zo weer eigenaar worden van het leerproces.  De leerkrachten moeten “met de aangeboden puzzelstukken ‘schooleigen’ puzzels leggen.” Bij punt  4 illustreerden we al wat dit concreet betekent voor   de lessen wiskunde.
     
    Ria De Sadeleer en Ludo Guelinx  stellen verder:  “We willen schoolwerkplanning herwaarderen als instrument voor de schoolontwikkeling en onderwijsvernieuwing. Het decreet op het basisonderwijs (1997) stelt overigens dat elk schoolbestuur (!) voor elk van zijn scholen een schoolwerkplan moet opmaken. Dat betekent meteen dat geen 2   scholen hetzelfde schoolwerkplan kunnen voorleggen.“
     
    De Guimardstraatkoepel  geeft toe dat de scholen en leerkrachten beide decreetverwachtingen al 20 jaar naast zich neerleggen.  De idee dat elke school haar eigen schoolwerkplan moet opmaken dateert  al van de tijd van het VLO (Vernieuwd Lager Onderwijs) opgestart op 1 september 1973. We stelden toen al dat dit een onnodige en niet haalbare opdracht was. Vanuit de praktijk van doordeweeks onderwijs en vanuit slechte ervaringen met zo’n ambitieus en onrealistisch project weten we dat dergelijke schoolwerkplanverwachtingen totaal utopisch zijn en al te veel taak- en planlast zouden opleveren. 

      
    8    Ontwikkelingsgericht kleuteronderwijs als       model voor het lager onderwijs!?
     
          ZILL-kleutercurriculum te eenzijdig  en te weinig systematiek 
     
    In een bijdrage in ‘school+visie’ van  maart 2015 verwijst de koepel voor de zgn. ‘ontwikkelingsgerichte aanpak’ naar de aanpak in het gangbare kleuteronderwijs. Enkel het huidige ontwikkelingsgericht concept van het kleuteronderwijs en de ontwikkelingsdoelen zouden “ten volle het  opvoedingsproject van het katholieke onderwijs ondersteunen.”  Ook de lagere school zou volgens ZILL in de toekomst  moeten werken als in het ontwikkelingsplan van 1998.
     
    De centrale gedachte in dit plan  luidde: “Kinderen tot 7 jaar ontwikkelen  zich eerder op een incidentele en speelse, minder gerichte wijze” en  we moeten telkens inspelen op de individuele noden en rijpheid van elk kind.”  Het ontwikkelingsplan van 20 jaar gelden is opgesteld vanuit een overwegend kindvolgend ontwikkelingsmodel:child-developmentapproach,,ervaringsgerichte aanpak à la CEGO ... De vroegere koepelverantwoordelijke voor het ontwikkelingsplan 1998, An Cardinael, liet me onlangs nog weten dat zij zich destijds deerlijk had vergist en dat ze nu een totaal andere visie is toegedaan. 
     
    In tal van recente studies  werd de voorbije jaren en maanden aangetoond  dat zo’n ontwikkelingsgerichte aanpak ook voor het kleuteronderwijs minder effectief is dan een meer uitgebalanceerd en rijker curriculum, een mengeling van kindgerichte en aanbodgerichte activiteiten die in steeds meer landen wordt toegepast. Zo’n evenwichtige aanpak bevordert meer gericht de taal-en woordenschatontwikkeling, het beginnend lezen en rekenen ...,  en tegelijk ook attitudes die belangrijk zijn voor de schoolrijpheid: concentratie- en doorzettingsvermogen,  aandachtig leren luisteren,  gerichtheid op de leerkracht en de medeleerlingen ... 
     
    In TIMSS-2015 wordt betreurd dat ons Vlaams kleuteronderwijs te weinig aandacht besteedt aan aanbodgerichte activiteiten en pre-academische vaardigheden voor lezen, rekenen, ... In Onderwijskrant nr. 176 & 181 beschrijven we uitvoerig wat uitgebalanceerd kleuteronderwijs zoal inhoudt.      We betreuren dan ook dat het nieuwe  ZILL-curriculum voor het kleuteronderwijs geen rekening houdt met de recente studies en ontwikkeling in tal
    van landen. Het kleuteronderwijs is nochtans het belangrijkste aangrijpingspunt voor het optimaliseren van de ontwikkelingskansen. Gelukkig werken heel wat kleuterleerkrachten overigens al op vandaag meer gericht dan in het oude en nieuwe ontwikkelingsplan. 
     
    ZILL wil  die eenzijdige  ontwikkelingsgerichte aanpak nu ook doortrekken in het lager onderwijs. Dit zou rampzalig zijn.  (Zie ook onze uitgebreide kritiek op ervaringsgericht (kleuter)onderwijs van Laevers’ CEGO in Onderwijskrant nr. 139.)   
     
    9    Contextueel & ontdekkend  rekenen? Neen!
     
    Dat de koepel aanstuurt op een ‘ontwikkelingsgerichte’  kanteling van ons onderwijs, blijkt ook uit  een bijdrage over de contouren voor het nieuwe leerplan wiskunde. In ‘Zin in wiskunde’ beweert Sabine Jacobs dat ons levensvreemd wiskundeonderwijs niet  echt zinvol is,  en enkel weerzin opwekt bij de leerlingen (in: ‘school + visie’, december 2015).  We lezen o.a.: “De leerlingen zien het verband niet tussen het dagelijks leven en de saaie stof.”   De leerllingen moeten zoveel mogelijk hun eigen(zinnige) berekeningswijzen e.d. zelf construeren vanuit alledaagse probleemsituaties. Het verlossend ZILL-alternatief sluit aan bij de constructivistische en contextuele aanpak van het Nederlandse Freudenthal Instituut, die in Nederland, Canada, Australië .. tot een wiskunde-oorlog en een fikse niveaudaling leidde. 
     
    Het belang van de klassieke inhouden van de wiskunde als vakdiscipline wordt sterk gerelativeerd Zo’n ‘wiskundeonderwijs  verwacht  al te veel van de leerling die zijn wiskundekennis zelf construeert en te weinig instructie krijgt. We namen  bij de opstelling van het leerplan wiskunde van 1998  expliciet afstand van de eenzijdige visie die de koepel nu propageert  en werden daar destijds voor geprezen door Jan Saveyn, de  toenmalige pedagogische coördinator van de koepel (zie ook bijdrage over ZILL-wiskunde in Onderwijskrant nr. 176). 
     
    10    Geen correctie voor uitholling taalonderwijs

     
    In Onderwijskrant nr. 176 betreuren we ook dat ZILL voor het leerplan Nederlands geen rekening houdt met de vele kritiek op het leerplan van 1998 en op de door Van den Branden gepropageerde wholelanguage-visie. Het is precies dat leerplan dat sterk bijgewerkt moest worden. Aangezien een gewezen medewerkster van Van den Brandens taalcentrum, Machteld  Verhelst, pedagogisch directeur van de
     koepel geworden is, mochten we dan ook geen correcties verwachten. Het ZILL-leerplan vraagt ook geen aandacht voor het invoeren van intensief NT2 vanaf eerste dag van het kleuteronderwijs. We betreuren ook dat sommige leerstofpunten eens te meer naar een latere leeftijd opgeschoven worden.    11 Geïntegreerde leerplannen en vakkeclusters - ook voor het s.o.!??
     
    Lieven Boeve stelde bij de aankondiging van de goedkeuring van de ZILL-leerplannen voor het basisonderwijs op 28 september dat de ZILL-leerplan-filosofie straks doorgetrokken wordt naar het s.o. -met inbegrip van geïntegreerde leerplannen. 
     
    De COC-lerarenvakbond  maakt zich daar terecht grote zorgen over. "Vakken clusteren is slecht voor de kwaliteit van het onderwijs". Brigitte Vermeersch schreef op de VRT-website: “Binnenkort kunnen de onderwijsverstrekkers ervoor kiezen om bepaalde vakken te clusteren. De christelijke onderwijsbond COC vreest dat dit tot kwaliteitsverlies zal leiden, omdat vakleerkrachten dan ook delen van andere vakken waar ze niet voor opgeleid zijn zullen moeten geven. Tot nog toe besliste  de Vlaamse regering welke vakken moeten worden gegeven op school, maar dat staat op het punt te veranderen. De Vlaamse regering heeft daarvoor een voorontwerp van decreet klaar dat wel nog moet worden goedgekeurd in het Vlaams Parlement. Als het erdoor komt kunnen leerplanmakers zoals het Katholiek Onderwijs of Gemeenschapsonderwijs ervoor kiezen om bepaalde vakken samen te clusteren; zoals een cluster ‘milieu en maatschappij’” 
     
    De Franse prof. Alain Beitone schrijft: “Croire que l’on peut ‘partir des objets’ indépendamment des disciplines et que ce travail sur les objets va permettre aux élèves de ‘construire’ les savoirs disciplinaires pertinents est une dangereuse illusion. Les disciplines scolaires sont un cadre organisateur des apprentissages, une modalité de classification des savoirs et de cadrage des activités des élèves. Accorder une primauté au ‘transdisciplinaire’ sous prétexte de susciter l’intérêt des élèves ou de les confronter à des tâches complexes, c’est créer des difficultés supplémentaires et c’est surtout faire un usage du temps scolaire.” 
     
    Bijlage: dubieuze uitspraken over beperkte omvang ZILL-leerplannen

     
    We hoorden op 29 september in het VRT-nieuws;"Het katholiek onderwijs vervangt de meer dan 20 leerplannen die nu bestaan door 1 geïntegreerd leerplan. Het  ZILLcurriculum telt niet 1 leerplan, maar 10 grote leergebieden. Bij de opstelling van het vorige leerplan wiskunde  werden we vanuit de koepel verplicht om naast de leerdoelen ook nog lange hoofdstukken over beginsituatie, methodiek, evaluatie e.d. op te nemen. 
    Klassieke leerplannen bevatten enkel de leerstofpunten per leeftijdsgroep.  Er werd dus ook geen methodiek opgelegd; en terecht. Maar ZILL legt wel een pedagogisch-didactische aanpak op.
     
    Besluit:  oproep voor verzet tegen  neomanie  & voor lippendienst    

    Vlaanderen kent een sterke onderwijstraditie en presteert internationaal gezien vrij goed. We moeten  voorkomen dat ons onderwijs door de neomanie en verlossingsideologie voor lange tijd op het verkeerde spoor belandt. We waarschuwden in 1993 al voor de neomanie en verlossingsdrang in de ’Uitgangspunten van de eindtermen’, voor de uitholling van het taalonderwijs, voor de constructivistische aanpak in het leerplan wiskunde 1ste graad ... En achteraf gezien blijkbaar terecht. De neomanie en de modieuze voorstellen klinken  nog luider dan 20 jaar geleden. Hoog tijd dus voor een   leerplancampagne.
     
    De Vlaamse leerkrachten bewezen de voorbije twintig jaar gelukkig heel wat lippendienst aan de ontscholende visie in de tekst ’Uitgangspunten van de eindtermen’ van 1996, aan de uitholling van het          taalonderwijs ...  Zo werkten de lagere scholen meer dan ooit met systematische leerpakketten voor spelling,  tegen  de visie van de leerplannen en Van den Branden in. Zo bleven de jaarklasprincipes - ook al pleitte het decreet basisonderwijs van 1997 al voor hun afschaffing. We voorspelden dat de scholen dit voostel niet zouden volgen.      Veel voorstellen klinken ook nu illusoir. We  hopen en  vermoeden dat de scholen en leerkrachten ook dit keer veel lippendienst zullen  bewijzen aan de neomanie, dat  de meesten zullen blijven werken met klassieke methodes en jaarklasprincipes, enz.  Van het opstellen van een eigen schoolwerkplan zal ook niet veel in huis komen. De leerkrachten zullen vermoedelijk voor rekenen ook niet zomaar overschakelen op het controversiële contextuele en ontdekkende rekenen dat ZILL propageert. Maar intussen wordt veel verwarring gesticht en worden de scholen en leerkrachten  met een pak extra planlast opgezadeld. 
     
    Volgens Larry Cuban, professor onderwijsgeschiedenis,  hebben scholen  in bijna alle landen al meer dan 100 jaar de storm van kritiek op de schoolgrammatica & jaarklassen doorstaan.  Cuban vergelijkt de evolutie in het onderwijs met de evolutie van de auto’s. De basisstructuur van de auto’s is dezelfde gebleven. Een totaal nieuw onderwijs  is er ook niet gekomen, ondanks de claims van de ‘alternatieve’ schoolbeweging Een leerkrachtgestuurde benadering heeft nog steeds de overhand in de meeste scholen en het kerncurriculum is grotendeels gebleven. 

    26-10-2017 om 10:48 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Tags:ZILL, leerplan
    >> Reageer (0)
    23-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herwaarderen i.p.v. afbreken van schoolgrammatica, schools-leren, jaarklasprincipes, klassieke leerplannen, vakdisciplines, expliciete instructie ...

    Leerplancampagne Onderwijskrant

    Herwaarderen i.p.v. afbreken van schoolgrammatica, schools-leren, jaarklasprincipes, klassieke leerplannen, vakdisciplines, expliciete instructie ...

    1 Inleiding

    Vooraleer we in deel 4 illustreren hoe onderwijskoepels en andere ontcholers radicaal afstand willen ne-men van de eeuwenoude schoolgrammatica, omschrijven we eerst een aantal kenmerken van die schoolgrammatica, het schools-leren en de jaarklas-principes ... die niettegenstaande de vele aanvallen van de voorbije eeuw grotendeels en bijna overal overeind zijn gebleven.

    In deel 2 formuleerden een aantal professoren/docenten al een aantal kenmerken van het ‘schoolsleren’ en van de identiteit van een echte school. We diepen de kenmerken schoolgrammatica nu verder uit.

    2 Duidelijke leerplannen, totale curriculum- samenhang, gemeenschappelijk aanbod, jaarklassen

    De al vele decennia en in alle landen toegepaste onderwijsgrammatica kenmerkt zich vooreerst door een totale curriculum-samenhang binnen een context van jaarklassen.

    Die samenhang komt tot uiting in (1) de gemeenschappelijke curriculumkaders in de leerplannen met leerstofpunten veelal per jaarklas én die aansluiten bij de vakdisciplines, (2) de hierbij aansluitende leerboeken/methodes (3) een klaspraktijk die de curriculumsamenhang & de gezamenlijke normen doortrekt tot op het niveau van de klas (4) vormen van niveaubewaking via landelijke toetsen die aansluiten bij de leerplandoelstellingen -via b.v. centrale toetsen in Finland eind 3de en 6de leerjaar, na lagere cyclus s.o....).

    Duidelijke leerplannen voor de meeste vakken zijn ook belangrijk voor het realiseren van de nodige gemeenschappelijkheid van het leeraanbod voor alle leerlingen en in alle scholen - en dit in functie van het garanderen:
    (1) een aaneensluitende schoolloopbaan - bij verandering van school en onderwijsnet, startkennis bij overgang naar s.o. ... (2) het bieden van gelijke onderwijskansen; (3) het voorkomen van te grote concurrentie tussen scholen en onderwijsnetten; (4) het kunnen ontwerpen van leerboeken/methodes die in de verschillende scholen en onderwijsnetten gebruikt kunnen worden. Dt is overigens ook een functie van gemeenschappelijke eindtermen.

    3 Didactische én pragmatische functies van leerplannen en vakdisciplines & belang voor gezag van de school/ leerkrachten

    De bekende socioloog Niklas Luhman betreurde al jaren geleden dat de klassieke interactie leerkracht/ leerling in onbruik dreigde te geraken door het steeds minder beklemtonen van de gestructureerde leerplannen die aansluiten bij de vakdisciplines: "In onderwijscontexten worden in principe schakelingen van opeenvolgend te induceren vormen van weten of kunnen gecondenseerd in curricula, in (vak)disciplines. Vakdisciplines als condensaties en ordeningen van weten en kunnen, vormen een essentieel kenmerk van degelijk onderwijs (Das Erziehungssystem der Gesellschaft, Frankfurt am Mein, Suhrkamp, 2002). Hij stelt ook terecht dat het afstand nemen van de vakdisciplines en klassieke leerplannen meestal ook samen gaat met pedagogische hypes als zelfsturing, constructivisme, leren leren, de leraar als ‘coach on the side’ ...

    En de Franse prof. Nathalie Bulle stelde: “Les erreurs pédagogiques qui conduisent à la déstructuration de l’enseignement des disciplines sont éclairées par le psychologue russe Lev Vygotski. Vygotski montre en particulier comment l’abstraction opérée par les savoirs organisés soustend la prise de conscience et la pensée volontaire.”

    Het werken met klassieke leerplannen en leerboeken voor wiskunde e.d. die aansluiten bij de vakdisciplines is vanuit didactisch en pragmatisch standpunt heel belangrijk. Leerkrachten beschikken meestal ook niet over de tijd en de deskundigheid om uit te zoeken welke leerinhouden voor al hun vakken belangrijk zijn, in welke volgorde en voor welk leerjaar.

    Leerkrachten moeten hun tijd en aandacht vooral investeren in het voorbereiden van de lessen; en tijdens de les aan de interactie met - en reacties van - de leerling. Hierbij moeten ze zich kunnen oriënteren aan duidelijke leerplannen en aan metho- des/handleidingen. Elke leerkracht moet ook precies weten wat zijn aandeel is in de ontwikkeling, welke leerstof al in de vorige jaren werd verworven en wat de leraar van het volgende leerjaar van hem verwacht. Leerplannen zorgen ook voor continuïteit als een leerling midden of op het einde van een schooljaar van school verandert. Enkel duidelijke leerplannen maken ook het opstellen van methodes/ handleidingen mogelijk; en deze bepalen in sterke mate ook de kwaliteit van het onderwijs: zeker voor leerlingen tussen 6 en 15 jaar. Er is nog een belangrijke reden voor het behoud van de klassieke leerplannen en voor het niet doorknippen van het verband met de vakdisciplines. Leerkrachten en scholen moeten zich kunnen beroe -pen op het gezag van de vakdisciplines en de erbij aansluitende leerplannen. Leerkrachten kunnen moeilijk onderwijzen en gezag verwerven zonder de verantwoording vanuit de referentieleerplannen en de erbij horende vakdisciplines.

    De Franse prof. Alain Beitone drukt het zo uit: “Il ne peut pas s’autoriser de lui-même. il peut (et doit souvent) dire à ses élèves ‘vous pouvez me croire, ce n’est pas moi qui le dit’. Il doit pouvoir se fonder sur l’autorité d’une communauté savante ou d’une communauté professionnelle qui légitiment les savoirs qu’il enseigne. ...” (Disciplines scolaires et disciplines savantes, in: Skhole.fr, november 2015).

    In het COC-vakbondsblad van oktober 2017 voert de COC campagne tegen de ontkoppeling van eindtermen/lerplannen van de vakken (zie p. 27).

    4 Belang expliciete instructie & de ‘meester’

    Naast en samen met die curriculum-samenhang kenmerkt de schoolgrammatica zich door de aanwezigheid van voldoende expliciete instructie waarbij de leraar meester blijft en niet gereduceerd wordt tot een coach/begeleider. Geen focus dus op leerlinggecentreerde en sterk gepersonaliseerde vor -men van leren, die eveneens tot ontscholing leiden. Geen open leertrajecten, open leeromgevingen of zgn. ‘Learning Parks’ waarin Crevits en Co in ‘Vlaanderen 2050’ voor kozen.

    Ook PISA-2015 en prof. John Hattie wezen op het grote belang van expliciete instructie - ook bij het leren oplossen van vraagstukken/problemen.

    J.E. Stone beschrijft in Education Policy Analysis Archives hoe kindgerichte onderwijsmethoden een gevolg zijn van een al lang bestaande onderwijsideologie die developmentalism (ontwikkelingsgerichte aanpak) wordt genoemd, een vorm van romantisch naturalisme gericht op natuurlijke ontwikkeling. In oktober 2014 publiceerde de Britse Sutton Trust een overzicht van meer dan 200 onderzoeksstudies om onderwijselementen met het sterkste bewijs van effectief onderwijs op te sporen. De Trust identificeerde veel geprezen praktijken die niet door onderzoek gestaafd worden, maar wel schadelijk zijn: als leerlingen zelf sleutelideeën laten ontdekken, informatie aan leerlingen pr-senteren op basis zogezegd van hun favoriete leerstijl, leerlingen voortdurend prijzen, ...

    Volgens de Nederlandse prof. Paul Kirschner toont ook inzicht in de architectuur van geheugen duidelijk aan dat onderwijsmethoden die gericht zijn op de minimale begeleiding van leerlingen niet tot effectief leren leiden. Het werkgeheugen kan slechts een klein aantal elementen verwerken, en bijna alle informatie die daar is opgeslagen en niet wordt ingeoefend gaat snel weer verloren. Ontdekkend & ontwikkelend leren doet alsof het werkgeheugen geen beperkingen kent bij het omgaan met nieuwe informatie. Expliciete instructie is gericht op het begeleiden van de leerlingen bij het stapgsgewijs verwerken van informatie en bij het opslaan van de resultaten in het langetermijngeheugen. Als er niets wordt toegevoegd aan het langetermijngeheugen, wordt er niets geleerd. Automatiseren, memoriseren, oefenen en gespreid herhalen van de leerstof is heel belangrijk. Ook bij het oplossen van problemen hebben we de uitgebreide kennis nodig die in het langetermijngeheugen is opgeslagen. 5 Belang van leerboeken/methodes

    Bij dit alles spelen ook de leerboeken als instrumenten voor de leraar een belangrijke rol. Ze verschaffen de leraren dagelijks de gedetailleerde kennis die slechts impliciet besloten ligt in de leerplannen, maar meer in de traditie van de vakdisciplines en de praktijkervaring. Het zijn ook ervaren leraren met meer zicht op de vakdisciplines die meestal participeren aan de opstelling van de leerplannen en van de leerboeken.

    De leerboeken zorgen voor de instrumentalisering van de leerstofdoelen. Ze zijn veelal de belangrijkste oriëntatiebasis en steun voor de dagelijkse praktijk van b.v. leerkrachten lager onderwijs die een groot aantal vakken moeten geven en ook met meer diverse zaken moeten bezig zijn dan vroeger het geval was. Ook voor de meeste leerkrachten in de lagere cyclus s.o. die wel minder vakken geven, maar veelal in meerdere leerjaren, bieden leerboeken de nodige ondersteuning. Zo weten de leerkrachten ook wat precies van hen verwacht wordt in een bepaald leerjaar en wat de leerlingen al de vorige leerjaren geleerd hebben.

    Niet enkel duidelijke leerplannen met leerstofpunten per leerjaar, maar nog meer de leerboeken zorgen voor de nodige gemeenschappelijkheid tussen de verschillende scholen en schoolnetten; - belangrijk ook als leerlingen van school of schoolnet veranderen. Ze bieden verder ook een belangrijke steun
    voor zorg- of remedieerleerkrachten, voor parascolaire ondersteuning van bepaalde leerlingen, voor de ouders, voor leerlingen die wegens ziekte een aantal lessen missen ... Leerboeken/methodes liggen mede aan de basis van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie. In bepaalde landen kunnen scholen zich jammer genoeg de aankoop van leerboeken minder permitteren. Dit laatste is volgens tal van onderwijsexperts ook het geval in Franstalig België; en dit verklaart volgens hen mede de lagere leerprestaties – cf. ook publicaties van Nico Hirtt. Dit alles staat haaks op de hetze die de laatste tijd gevoerd wordt tegen het gebruik van leerboeken/methodes en werkboeken.

    De Finse leerkracht Tomothy Walker getuigt in zijn recent boek dat ook Finland de klassieke schoolgrammatica respecteert: veel expliciete en klassikale instructie en dit veelal aan de hand van leerboeken/methodes. “In Finland there’s a lot of textbook instruction, which is kind of counterntuitive, because when we think of Finland, we think of them as this global innovator We focus on the essentials” and avoid adding too many moving parts into lessons that might become distractions. In Finland all kids are learning a similar thing at similar times, and tea-chers who are using similar materials they feel are high-quality, designed by fellow educators. They’re intentionally keeping the classroom interaction rigid, in a way.“ Keep it simple, luidt het devies in Finland.

    6 Eindtermen eind lager onderwijs bieden al te weinig steun

    20 jaar geleden beweerde DVO-directeur en eindtermen-verantwoordelijke Roger Standaert ook al dat de leerkrachten en de scholen voldoende houvast hadden aan de eindtermen. Leerplannen en methodes waren volgens hem overbodig en zelfs nefast. In deze bijdrage maakten we al duidelijk waarom Standaert en Co ongelijk hebben. We betreuren ook dat leden van de commissie onderwijs het belang van leerplannen en methodes in sterke mate relativeren.

    Jan Saveyn, pedagogisch coördinator katholiek onderwijs, was het 20 jar geleden niet eens met Standaert; en stelde terecht dat de leerkrachten aan eindtermen eind lager onderwijs al te weinig steun hadden om b.v. uit te maken welke leerstofpunten in elk leer-jaar aangeboden moesten worden. Als mede-ontwerper van het leerplan wiskunde lager onderwijs 1998 deden we ons uiterste best om per leerjaar de leerinhoud heel precies en extensief te omschrijven. We
    bestudeerden hierbij de vakdis-cipline wiskunde zoals ze gestalte kreeg in de leerplannen, in de praktijk van de 20ste eeuw. Op basis van dit leerplan konden de uitgeverijen ook makkelijk wiskundemethodes per leerjaar opstellen. In de praktijk baseren de leerkrachten zich vooral op die methodes - en ze willen dat ook blijven doen.

    23-10-2017 om 10:10 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:leerplannen, eindtermen
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs