Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    22-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De bruine kiekendief blijft het zorgenkind van het Linker-Schelde-oevergebied


    Geraadpleegde bron: Beestenboel: De bruine kiekendief [Dirk Draulans]

     

    De bruine kiekendief is een prachtige roofvogel, maar een zorgenkind van het natuurbehoud: zijn bestand neemt sterk af.

     

    Als je naar een meeuwenkolonie kijkt in een omgeving met bruine kiekendieven, weet je meteen dat er zo’n roofvogel passeert: alle meeuwen gaan krijsend de lucht in en de jongen duiken ogenblikkelijk in beschermende vegetatie.

    Toch is de kiekendief geen echte vogelvanger. Hij eet vooral muizen, ratten en konijnen.

    Zijn naam zegt meer over hoe de doorsneemens tegen roofvogels aankijkt dan over zijn gedrag.

     

    De bruine kiekendief is een zorgenkind.

    Tot de jaren 1970 broedden er in Vlaanderen jaarlijks amper een 20-tal koppels. Meedogenloze verdelging en schadelijke effecten van pesticiden dreven de dieren in de vernieling.

    Nadat beide problemen door diervriendelijke wetgeving onder controle waren gebracht, steeg de broedpopulatie naar ongeveer 150 koppels. De soort broedt in riet- of graanvelden.

    De vrouwtjes zijn donkerbruin met crèmekleurige vleugelranden en kop, mogelijk om niet op te vallen als ze op hun nest zitten. De mannetjes zijn gevarieerder van kleur, wellicht om indruk te maken op de vrouwtjes. Als ze een prooi hebben gevangen, geven ze die boven de nestplaats met een spectaculaire buiteling door aan hun eega.

     

    Sinds het begin van de jaren 2000 is het aantal broedkoppels van de kiekendief weer gehalveerd, hoewel andere roofvogels het goed doen. Dat is zorgwekkend.

    Oorspronkelijke broedgebieden in de Kempen tellen amper nog enkele exemplaren.

    De soort komt nog overwegend in poldergebieden in Oost- en West-Vlaanderen voor.

    Zelfs in regio’s die geschikt lijken voor kiekendieven, nemen de aantallen af.

    Om na te gaan of er kan worden ingegrepen, is er onder impuls van biologe  Anny Anselin  van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek [INBO] een studie opgezet.

    Elk jaar worden tientallen jonge kiekendieven met goed zichtbare vlaggetjes gemerkt.

    Dat bevordert het onderzoek naar hun verspreiding.

    In Nederland zijn er kiekendieven met dataloggers uitgerust: apparaten die registreren waar ze geweest zijn en de gegevens automatisch doorzenden aan registratietoestellen opgesteld in hun broedgebied.  Zo hoopt men inzicht te krijgen in waar het fout gaat.

    Mogelijk schuilt het probleem in een gebrekkig aanbod van geschikte voedselgronden in de broedgebieden. Hoe verder een vogel moet vliegen om te jagen, hoe minder jongen hij kan grootbrengen. Nederlandse gegevens wijzen uit dat kiekendieven graag jagen langs sloten en akkerranden.

    In ons geïndustrialiseerd  landbouwbestel zijn die meestal omgeploegd of bespoten, zodat er amper begroeiing is waarin kiekendieven prooien kunnen vinden.

    Vandaar dat er onder meer in de Waaslandpolders wordt gewerkt aan kiekendiefvriendelijke landbouw met bloemrijke akkerranden en gewassen als grasklaver en luzerne.

     

    De stromannen van de Boerenbond in het Vlaamse parlement waren er als de kippen bij om te eisen dat boeren voor die inspanningen dienen vergoed. Zo gaat dat met de meeste boeren: ze moeten worden betaald om een beetje natuurvriendelijk het land te bewerken. De ironie wil dat een van de bevlagde kiekendieven in Sierra Leone terechtkwam. Daar werd hij gevangen door een boer die uit de vangst een slaatje wilde slaan met de dood van de roofvogel tot gevolg.

    Immers, een deel van onze kiekendieven overwintert in West-Afrika; een klein deel probeert onze winters te doorstaan. De kiekendief is dus niet alleen bij ons slachtoffer van de boerende medemens.  

     

    De bruine kiekendief heeft een duidelijke voorkeur voor moerasgebieden.

    In Vlaanderen wordt vooral gebroed in rietvelden, langsheen kreken, sloten of kanalen.

    Door lage waterstanden en het uitblijven van een goed maaibeheer, raken steeds meer rietvelden echter overwoekerd door ruigtekruiden en struiken als vlier en wilg. Slecht nieuws voor de bruine kiekendief die een deel van zijn favoriete broedhabitat verloren ziet gaan.

    Een deel van de Nederlandse en vermoedelijke ook Belgische broedvogels overwintert in de estuaria van de Ebro en de Taag in Spanje, maar veel vogels steken via Gibraltar over naar Marokko om er te overwinteren in West-Afrika (Senegal, Guinea-Bissau, Sierra Leone, Ghana).

     

    Half maart, begin april keren de bruine kiekendieven terug naar de broedgebieden.

    Zodra beide partners aanwezig zijn, begint de balts. Die is echt spectaculair. Beide vogels voeren daarbij een acrobatisch luchtballet uit, draaiend rond elkaar; een adembenemend schouwspel. Enkele dagen erna wordt de nestbouw aangevat. De bruine kiekendief maakt een grondnest waarin tot 6 eieren kunnen worden gelegd.

     

    In 2011 werd een onderzoek opgestart om meer inzicht te verkrijgen in het broedsucces, de invloeden van habitatkeuze (moerassen of graanvelden) en het omgevend landschap, plaatstrouw en interacties tussen de populaties. Het project wou ook achterhalen waar de jonge kiekendieven vandaan komen die elk jaar in behoorlijk aantal in Zeeland – de noordelijkste overwinteringsplaats van de soort in Europa – overwinteren.

    Zijn dat vogels van bij ons?

    Trekt een gedeelte van de jonge vogels dan toch niet weg naar het zuiden?

     

    Het project bestudeert niet enkel de Vlaamse populatie: ook de nabijgelegen populaties in Zeeland en Noord-Frankrijk worden mee in het project betrokken. Het INBO coördineert het Vlaamse luik en doet hiervoor beroep op een aantal veldornithologen, die de broedplaatsen lokaliseren en de legsels opvolgen.

    In 2011 werd een aantal jonge vogels voorzien van vleugelmerken, de zogenaamde wintags.

    Dit zijn zachte, plastic rechthoekjes in verschillende kleuren, elk met een specifieke code.

    Elke vogel kan aan de hand van die unieke wintagcombinatie individueel worden herkend.

    Op deze manier kunnen de gevleugelmerkte bruine kiekendieven worden gevolgd en hoopt het INBO een aantal onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. In totaal werden in het kader van dit project (in Vlaanderen en Zeeland samen) al 92 exemplaren van vleugelmerken voorzien.

     

    De bruine kiekendief kent een sterk dalende trend sinds het begin van de monitoring.

    Ook internationaal deed de roofvogel het niet goed. De daling in de Waaslandhaven is echter sterker dan de internationale trend. Hiervoor kunnen verschillende oorzaken worden aangewezen.

    Enerzijds werden een aantal gebieden waar de soort broedde intussen ingenomen voor havenactiviteiten.

    Anderzijds raakte ook het resterend havengebied meer en meer versnipperd en daalden zowel het aantal kwalitatieve broedplaatsen als de oppervlakte beschikbaar foerageergebied.

     

    Wie eerder verschenen artikels en foto’s over de bruine kiekendief wenst te raadplegen, kan in het archief via de zoekrobot de volgende bijdragen opsnorren:

     

    11/06/2016       De bruine kiekendief

    27/08/2011       Een gracieuze zwever (bruine kiekendief)

    30/08/2011       Schatten van nesten (kiekendieven nestelen en broeden op de grond)











    22-07-2017 om 18:42 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    16-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De slangenarend

     

    De slangenarend is een grote imposante vogel die soms van naderbij kan worden gezien, als hij op een hoge paal op boomtop zit.

    In grote delen van zuidelijk Europa is dit één van de opvallendste roofvogels: een grote arend die veel tijd in de lucht doorbrengt. Het is een magnifiek zicht waarbij de lichte onderzijde prachtig het zonlicht reflecteert als hij tegen een helderblauwe lucht zijn zweefrondjes draait.

    Van dichtbij – wat vaker voorkomt dan bij andere grote arenden – toont de bandering van de onderzijde helder en strak, terwijl de grote, ronde gele ogen hem een doordringende, intelligente uitdrukking geven. De staart heeft 3 tot 4 brede donkere banden.

     

    Deze slangen etende arend is de Europese vertegenwoordiger van een groep die in Afrika gevarieerder is. Ze worden gekenmerkt door een grote uilachtige kop, die doorgaans bruin is alsof die een bivakmuts draagt, gele ogen en krachtige, naakte poten. De lichaamslengte varieert tussen 62 en 68 cm; de spanwijdte reikt tussen 160  en 180 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 1.5 en 2.5 kg.

     

    De jachtvluchten zijn lange en hoge patrouilletochten boven open ruimtes en warme met struiken begroeide hellingen, onderbroken door frequente periodes waarbij de slangenarend al biddend de omgeving afspeurt. De arend staart intens naar de grond, met de kop in de wind. Met gespreide, naar beneden wijzende staart en gespreide vleugels of slaand in een bijna verende actie – afhankelijk van de heersende wind – fixeert hij een slang of hagedis, of soms bij slecht of nat weer een klein zoogdier (ratten, muizen). Daarna laat hij zich als het ware op zijn prooi vallen. Soms stort hij zich van grote hoogte met uitgestoken poten, borst naar voren en kop teruggetrokken in een duikvlucht op zijn prooi.

    Op andere momenten jaagt hij vanaf een zitpost, vaak een hoogspanningsmast. Tot zijn prooien behoren gladde slangen, ringslangen en minder vaak adders, die hij kenmerkend achter de kop grijpt en naar een zitpost draagt om hem te doden.

     

    Net als andere arenden en buizerds baltst de slangenarend door diep golvend over zijn broedgebied te vliegen. Paren vliegen vaak samen, met gesloten staart, kop naar voren en vleugels vlak en recht uitgestrekt om een duidelijk kruis te vormen. De diverse roepen doen denken aan de schelle kreten van meeuwen.

     

    In het voorjaar keren de arenden terug naar dezelfde locatie en vormen een paar voor het leven.

    Samen bouwen ze een nest van takken in een hoge boom, zoals een eik. Er wordt slechts één ei uitgebroed, grotendeels door het vrouwtje gedurende 45 – 47 dagen. Het jong vliegt na 10 weken uit. Het is geslachtsrijp na 3 tot 4 jaar.

    In de herfst trekken alle Europese slangenarenden naar Midden-Afrika, met een geconcentreerde trek bij Gibraltar en de Bosphorus in augustus en september. De adulte vogels keren terug in maart of april.

     

    De slangenarend vertoont enige gelijkenis met de visarend, maar deze laatste heeft meer hoekige vleugels, een afgetekende donkere polsvlek en een donkerdere bovenzijde.

     

    Wim Dekelver kon in het Groot Schietveld in Brecht een 4-tal slangenarenden zien ronddwalen. Dat is geen toeval; het is namelijk één van de weinige plekken in Vlaanderen waar nog adders zitten. Lang blijven de roofvogels niet hangen in ons land. Vooral tijdens de zomermaanden komen jonge slangenarenden op bezoek. Wanneer in de herfst slangen en andere prooidieren zich klaarmaken voor een winterslaap, trekt de slangenarend terug naar het zuiden om er te overwinteren. Zonder voedsel maakt de slangenarend dan ook geen kans om te overleven. Broeden doet de slangenarend in de zuidwestelijke helft van Frankrijk en Spanje (waar wellicht de ‘onzen’ vandaan komen) en Noordwest-Afrika, in de Balkan over Turkije tot Iran en noordwaarts tot in het meest westelijke deel van Rusland ter hoogte van Estland. In onze streken zijn dan ook vooral jonge exemplaren terug te vinden. Om te broeden is het voedselaanbod hier te beperkt, maar voor jeugdige uitstapjes is het best oké. Meestal worden de roofvogels hier gespot in hun tweede levensjaar. De kans dat een jonge slangenarend het jaar nadien naar ons land terugkeert, is dus eerder klein.











    16-07-2017 om 18:56 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    09-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nuttige insecten leren waarderen

    Geraadpleegde bron: Trouw: Professor Dave Goulson: Als we de insecten kwijtraken, ontstaat er echt chaos [Paul de Vries]

     

    Professor Dave Goulson zet zich in voor het behoud van insecten, met name voor bijen, wespen en hommels.

     

    De hoogleraar biologie aan de universiteit van Sussex is in Nederland om bekendheid te geven aan zijn jongste boek ‘De vlucht van de hommel’.

    Hij probeerde ooit vogelaar te worden, maar hij had geen goed oor voor vogelzang. Vlinders waren zijn eerste liefde, omdat ze zo mooi zijn tot hij zich realiseerde dat ze best saai zijn en een beetje dom ook. Niet te vergelijken met bijen en hun sociale organisatie, leefwijze en gedrag.

    Weet je dat bijen een bloem overslaan als ze ruiken dat die net bezocht is door een andere bij?

    Dan is er namelijk niets meer te halen.

     

    Er bevindt zich een hele wereld onder onze neus waarvan we vrijwel niets weten. Al die beestjes die gewoon hun leven leiden in onze tuinen en huizen, terwijl de meeste mensen er totaal geen erg in hebben. Er zijn ongeveer 10 miljoen diersoorten op aarde en de meeste daarvan zijn insecten.

    De meeste daarvan hebben we nog niet eens een naam gegeven, laat staan dat we weten wat ze doen. We hebben nog zó veel te ontdekken.

    Inmiddels weet wel iedereen dat hommels en bijen nuttig zijn voor ons. Driekwart van onze gewassen heeft bestuiving nodig. Anders hebben we geen frambozen, aardbeien, tomaten, koffie.

     

    Dave Goulson gebruikt bijen als vertrekpunt om uit te leggen hoe belangrijk insecten zijn voor ecosystemen. Ze recycleren mest, maken de grond vruchtbaar, ruimen dode dieren op. Maar nuttig of niet, ook bijen gaan in aantal schrikbarend achteruit.

    Het is treurig vast te stellen dat we zelfs voor insecten geen ruimte over laten. We nemen zoveel landschap in beslag. Onze steden zijn niet vriendelijk voor insecten en onze industriële landbouw met al die pesticiden en monocultuur van gewassen evenmin.

     

    Er wordt gedacht aan drones om gewassen te bestuiven …

    “Robotbijen, volslagen krankzinnig!”, meent Goulson.

    De gedachtegang lijkt te zijn: het gaat niet goed met bijen; we maken een robot om ze te vervangen, mochten ze toch ooit helemaal verdwijnen.

    Dan kunnen we ondertussen doorgaan met al die chemicaliën in de landbouw. Maar zo’n robot maken kost geld en materiaal en ze zullen lang niet zo goed werken als bijen.

    Bestuiven dat doen bijen al zo’n 120 miljoen jaar, dus ze zijn inmiddels behoorlijk gespecialiseerd.

    En ze doen het nog gratis ook! Dit kan moeilijk als een serieus alternatief worden bestempeld.

     

    Insecten zijn belangrijk en interessant

     

    Je kan mensen wijzen op de gave kanten van insecten, je kan ze dingen uitleggen, maar eigenlijk wil de hoogleraar iedereen aansporen om naar buiten te gaan en gewoon te gaan zitten in het veld, in een bos of in de tuin. Ga het zelf ervaren in plaats van er boeken over te lezen.

    Dave Goulson wordt nog veel gevraagd voor ‘bug hunts’.

    Dan trekt hij met een groep kinderen met potten en netjes de natuur in om sprinkhanen en oorwormen te vangen. Pret verzekerd! Vijfjarigen zijn dol op insecten. Maar tieners vinden er niets aan. Ze vinden ze vies en eng en willen vooral alles doodtrappen. Ergens is het dan misgegaan.

    Lekker op ontdekking gaan in het bos, in bomen klimmen, ravotten en vuil worden, het gebeurt almaar minder. Vandaag de dag wonen de meeste mensen in steden en komen ze nog nauwelijks in contact met de natuur. Men vindt het al snel onveilig of onhygiënisch. Je kan tegenwoordig gel kopen om je handen te wassen zodra je een dier hebt aangeraakt. We zijn daarin wel een beetje paranoïde geworden.

     

    Om insecten te helpen moeten we vooral dingen laten. Niet meer zo vaak maaien, niet zo veel gif gebruiken, stukjes land even met rust laten. Wonderbaarlijk hoe snel de natuur dan opveert en de biodiversiteit op zo’n plek toeneemt.

    Zelf bijen houden in de stad is ook trendy geworden. Maar een groot probleem voor de bijen is dat er nog maar zo weinig bloemen voor ze zijn. Als iedereen bijen gaat houden, hebben we straks een grote populatie ondervoede en kwetsbare bijen.

    Plant liever bloemen, daar help je de bijen echt mee. Al is het een enkele bloempot op je balkon op vier hoog, bijen weten die wel te vinden.

     

    Bij bedreigde dieren denken we altijd aan olifanten, tijgers, ijsberen. Als de reuzenpanda zou uitsterven, zou dat vreselijk zijn, maar de bossen van China zouden het overleven.

    Maar als we insecten kwijtraken – bijen, hommels, mieren, vele andere soorten – ontstaat er echt chaos. Dat realiseren we ons niet. We maken ons alleen zorgen over de economie. Maar zonder bestuiving en vruchtbare grond heb je geen economie meer. It’s the little things that run the world.











    09-07-2017 om 18:21 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    04-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het tinnen jubileum van de blog

     

    Een terugblik naar het prille begin, onthult dat het aanlokkelijk aspect van de educatieve blog niet meteen denderend was.

    De gekozen thema’s misten verhelderende beelden en kwamen bij de verkennende lezer allicht nogal saai over.

     

    Voorheen had ik gedurende 3 jaar bij de bewoners van de Kille Meutel de aandacht voor huismussen en populaire tuinvogels met geïllustreerde nieuwsbrieven wat aangezwengeld.

    Onder de geïnteresseerde omwonenden ontstond een kern, die zich naast de observatie van bekende gevederde tuinbezoekers, na alarmerende berichten over de spectaculaire daling van huismussenpopulaties, ook ontfermde over het (nood)lot van onze trouwe cultuurvolger.

     

    Deze vrijwillig samengestelde huismussenwerkgroep heeft in de luchthavengemeente in samenwerking met verscheidene partners al veelvuldige acties ondernomen om de bestaande huismussenpopulaties mee te helpen in stand houden.

    Je kan de initiatieven van de Kille Meutel Vogelvrienden rond de actie; ‘Red de Zaventemse Straatket!’ terugvinden via de zoekrobot. Je hoeft maar ‘huismus’ in te tikken om alle artikels, opgenomen in het archief, op te snorren.

     

    Daar waar het eertijds volstond jaarlijks een 4-tal nieuwsbrieven te verdelen, legde ik mij vanaf 04/07/2007 de discipline op geregeld een artikel te posten en vanaf 2009 minstens wekelijks een bijdrage te leveren. Uiteraard was het geen optie om enkel over de huismus te rapporteren, daar we tijdens onze kernmeetings al eerder hadden ondervonden dat je de belangstelling niet louter kan scherp stellen op onze trouwe mensenvriend.

    Toch gaan de bijdragen hoofdzakelijk over vogels, maar ook over andere vliegende dieren, zoals vleermuizen, vlinders, libellen, bijen, hommels, zelfs vliegende vissen, … Andere thema’s die aan bod komen, zijn: nestgelegenheid, gedragspatronen, vliegtechnieken, milieuzorg, evolutieleer, bedreigde of nieuwe natuurgebieden, milieuvriendelijke projecten, de historische afkomst van de benaming ‘Kille Meutel’, limericks, haiku’s, quizwedstrijden en nog meer.

    Op die manier lukte het langzamerhand om ieder weekend met ‘wat nieuws’ uit te pakken, ook omdat ik vanaf toen kon rekenen op het knappe beeldmateriaal van goede vriend en natuurfotograaf, Wim Dekelver. De kwalitatieve blikvangers zorgden vrij snel voor een gevoelige toename van het aantal bezoekers.

     

    Het is fijn dat in de loop der jaren het aantal lezers exponentieel is toegenomen en een schare trouwe bezoekers geregeld hun waardering uiten.

    Momenteel hebben meer dan 100 000 natuurfans en vogelliefhebbers de blog bezocht, die inmiddels 570 artikels en 2 780 foto’s telt.

    Voor de statistici onder jullie, kan ik nog verklappen dat de bezoekers uit Nederland (47.2%), België (46.7%), Verenigde Staten, Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Israël, Italië, Spanje en Zweden (top 10) komen. Doorgaans raadplegen ze op zondag en maandag tussen 13.00 en 19.00 u het vaakst de gepubliceerde artikels.

    Het is niet altijd evident een pakkende of uitnodigende titel te bedenken, maar dan maken de fascinerende beelden dat weer goed. Ik ben dan ook de gulle schenkers van prachtig en vaak uniek fotomateriaal bijzonder dankbaar.

     

    Toen ik ook Facebook en Twitter inschakelde om mijn volgers attent te maken op pas verschenen publicaties kreeg de blog nog meer aandacht en vandaag ben ik trots te mogen vermelden dat Birdyfans heel frequent in de top 20 staat van de meer dan 6 000 bestaande educatieve blogs op www.bloggen.be

    Leuk ook is als je de lezer via een weblink naar een wetenschappelijk rapport of aanvullend filmfragment (YouTube) kan loodsen. Het educatieve concept van mijn blog is wellicht nog voor verbetering vatbaar, want de perfectie haal je nooit. Je kan altijd via ‘Laatste commentaren’ of via ‘Voeg berichtje toe’ reageren en suggesties formuleren.











    04-07-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    02-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De magie van Harry Potter is een vloek voor de uilen


    Geraadpleegde bron: De Standaard [Lotte Alsteens]

     

    ‘Hedwig’ was bij momenten niet meer dan een veredelde postduif. Toch inspireerde het personage heel wat Harry Potter-fans tot een impulsaankoop: een uil als huisdier.

     

    Al in 2010 rapporteerden wetenschappers dat de wilde uilenpopulaties in India onder druk staan door het succes van de boeken en de films. Schrijfster J.K. Rowling voelde zich genoodzaakt een verklaring af te leggen:

     

    “Als het waar is dat mensen door het lezen van mijn boeken denken dat een uil gelukkig is wanneer hij opgesloten zit in een kleine kooi, in een huis, dan wil ik bij deze graag zeggen, zo krachtig als ik kan: Doe het niet alsjeblieft!” 

     

    Ook bij ons hadden de Harry Potter-films een stevig impact.

    “Het hoogtepunt is wellicht voorbij, maar we spreken vandaag nog steeds van een ‘Harry Potter-effect’”, zegt Inge Buntinx van Vogelbescherming Vlaanderen.

    Daarmee bedoelen we, in de brede zin, het effect op kinderen wanneer roofvogels worden getoond in een publieke context, op de arm van mensen of terwijl ze kunstjes uitvoeren. Het wekt de indruk dat deze vogels geschikte gezelschapsdieren zijn en maakt dat kinderen aan hun ouders vragen om een roofvogel te houden.

     

    ‘Alleen uilen kopen echte uilen’, ging de slogan die Vogelbescherming Vlaanderen enkele jaren geleden lanceerde. Hoeveel uilen er vandaag in gevangenschap worden gehouden, is niet bekend, omdat er veel niet via de officiële weg worden verhandeld. Maar wat we wel kunnen vaststellen, is dat het aantal evenementen met roofvogels blijft toenemen. Roofvogelshows, het aanvliegen van ringen op een huwelijksfeest, het poseren voor foto’s als attractie op bedrijfsfeesten, … je kan het zo gek niet bedenken, het bestaat!

     

    “Wij zouden willen dat dit ophoudt; dat er strengere regels komen; dat gemeenten de evenementen tegenhouden. Roofvogels, waaronder uilen, zijn enkel thuis in het wild.”

     

    Inge Buntinx wijst erop dat gedomesticeerde roofvogels volledig uit hun ecologisch verband zijn gerukt. De sneeuwuil – ‘Hedwig’ van Harry Potter – is ook hier te koop, terwijl het om een Scandinavische soort gaat die lagere temperaturen gewoon is. Maar dat is lang niet het enige probleem. Vele Harry Potter-fans namen genoegen met een kerkuil, die wel thuis is in België en toch redelijk op de sneeuwuil lijkt. De opvallende kerkuil, met zijn hartvormig gezicht en gitzwarte ogen is bovendien een kleine soort die als gemakkelijke ‘beginnersvogel’ geldt. Maar ook kerkuilen zijn niet gelukkig als huisdier.

    Ze worden overdag actief gehouden, terwijl het nachtdieren zijn. Hun hormoonhuishouding wordt daardoor in de war gestuurd en zo ook hun levenswijze.

    Bovendien worden ook bij ons uilen in het wild gevangen.

    Af en toe wordt melding gemaakt van opengebroken nestkasten, waaruit de jongen van de kerkuil zijn verdwenen. Niet dat ze de dieven veel geld opleveren, want ze zijn voor een prijsje te vinden op tweedehandssites. Een roofvogel is vaak een impulsaankoop, die mensen snel beu geraken.

     

    Visie van Vogelbescherming Vlaanderen op het houden van roofvogels in gevangenschap

     

    Uilen en roofvogels horen in het wild, niet in gevangenschap. Ze vervullen een belangrijke taak in de natuur. Daarom horen ze niet thuis in een kooi of vastgeketend aan een blok. Roofvogels zijn geen schoothondjes die je kunstjes laat uitvoeren. Roofvogels en uilen in gevangenschap houden, veroorzaakt heel wat dierenleed:

     

    ·         roofvogels stellen hoge eisen aan hun leefomgeving, dit door hun opmerkelijke bouw en levenswijze. Zelfs al zijn roofvogels in gevangenschap geboren, ze wennen nooit aan het leven in een kooi of huiskamer;

    ·         vandaag willen mensen nog steeds zo’n prachtige roofvogel in huis halen. Hierdoor zijn ze mede verantwoordelijk voor heel wat dierenleed en illegale praktijken. Handelaars, die het niet nauw nemen met de wet, roven eieren of jonge roofvogels uit het nest. Sommige mensen doen alles om geld te verdienen op de kap van dieren.

    ·         roofvogels benutten elke kans om te ontsnappen, … op weg naar de vrijheid en een leven waarin ze hun vleugels kunnen uitslaan. Helaas hebben ze niet geleerd hoe een muis te verschalken. Vaak raken ze met de riempjes om hun poten verstrikt in een boom. In beide gevallen sterven ze langzaam van de honger.

     

    Deze wantoestanden kunnen we niet langer dulden!

     

    De foto’s van de kerkuil zijn van  Tim White











    02-07-2017 om 17:52 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    26-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gezocht: Vlaams Boerenhart voor de akkervogel

     

    Geraadpleegde bron: De Standaard [Inge Ghijs]

     

    Steeds meer Nederlandse boeren tonen hun hart voor vogels en leveren inspanningen om ze te beschermen. Een andere aanpak dringt zich ook in Vlaanderen op.

    ‘Het geluid van de veldleeuwerik zou in het DNA van de Vlaamse boer moeten zitten.’

     

    De Nederlandse boer Henk Pelleboer heeft een weiland van 54 ha als een soort mozaïek.

    Op een deel grazen zijn 175 koeien, een ander deel ligt er kortgeschoren bij, daartussenin bevinden zich stroken land met hoog grasland vol bloemen.

    Het contrast met zijn buurman is groot; alle weiland is er even kort geschoren.

     

    “Ja, zo kan het ook natuurlijk, 3 uur werk en klaar! Maar het is niet goed voor het bodemleven en er blijft geen vogelnest meer over”, zegt Pelleboer.

    Toch verkiest hij dit natuurinclusief boeren, want het geeft hem meer voldoening en het is beter voor de mensen en de natuur.

    Boeren met aandacht voor de natuur, zodat je de biodiversiteit in stand houdt, de bodem gezond en de negatieve effecten van landbouw op het milieu verkleint.

    Toen Pelleboer op zijn 35ste de melkveehouderij van zijn ouders overnam, koos hij voor bio, maar hij had ook een hart voor vogels. Als hij zijn grasland maaide en hij vond een vogelnest, dan maaide hij eromheen. Maar hij wilde meer doen en zocht contact met Vogelbescherming Nederland.

     

    Sindsdien staat zijn weidebeheer volledig in het teken van de grutto’s, tureluurs, wulpen en kieviten. Hij begint laat in het voorjaar te maaien. Vrijwilligers helpen hem om de nesten op te sporen, zodat hij weet waar hij wel en niet kan maaien.

    Hier en daar ligt een plas dras: een lager gelegen stuk dat van april tot augustus onder water staat, zodat vogels worden aangetrokken en er vlakbij kunnen broeden en voedsel zoeken.

    Eén derde van zijn grasland maait hij extreem laat, pas na 15 juni. Immers, het is niet alleen belangrijk dat er eieren worden uitgebroed, de jongen moeten ook groot genoeg zijn om te kunnen uitvliegen. Opdat jonge vogels voldoende voedsel zouden kunnen vinden, is 1/3 van zijn weiland kruiden- en bloemenrijk grasland.

     

    Die manier van werken is arbeidsintensief en kost dus geld. Ook kan Pelleboer minder vaak maaien. Een gemiddelde boer doet dat 5 keer per seizoen, om hooi te maken voor zijn koeien in de winter, hij 4 keer. Maar omdat hij inspanningen doet om de bedreigde weidevogels te beschermen, krijgt hij een vergoeding van de overheid.

    Eén derde van zijn grasland bestaat uit kruidig grasland. Met de melk die de koeien, die daarop grazen, leveren, produceert een kaasmakerij vlakbij weidekaas. Eén euro per verkochte kilo kaas gaat naar een apart fonds, waar Vogelbescherming Nederland extra investeringen mee doet in de uitbreiding van het weidevogelgebied bij Pelleboer. Omdat hij een bioboer is, krijgt hij meer voor zijn biomelk.

     

    De resultaten van zijn inspanningen mogen er best wezen. In 2009 telde Pelleboer nog 22 weidevogelnesten, nu zijn er 85.

    Ondertussen zijn er in Nederland naast Pelleboer nog zo’n 100 weidevogelboeren.

    Zijn ervaring is dat boeren zich verantwoordelijker voelen voor de natuur en elkaar daar ook over aanspreken. Als de boeren hun plek in de samenleving willen behouden, moeten ze inspanningen leveren en daar hoort weidevogelbeheer of natuurbeheer bij, als er tenminste financiële middelen tegenover staan.

    Besprekingen op verscheidene niveaus over het nieuwe toekomstige Europese landbouwbeleid gaan daar ook over. De platte hectaresteun (subsidies afhankelijk van hoeveel hectare je als boer in je bezit hebt) zou niet meer van deze tijd zijn. Landbouwers zouden, behalve voor de productie van voedsel ook moeten worden vergoed voor zorg voor de natuur en voor vogels.

     

    Uit het jongste rapport van Birdlife International blijkt dat 1/3 van alle Belgische broedvogels op Europese schaal bedreigd zijn. Vooral weide- en akkervogels zijn er slecht aan toe. Door de intensivering van de landbouw verliezen ze broedgebied en voedsel. Europa heeft jaren geleden al beslist dat Nederland een inspanning moet leveren om de weidevogels in stand te houden en Vlaanderen de akkervogels.

    Ook in Vlaanderen kunnen landbouwers in ruil voor Europese subsidies hun steentje bijdragen om de akkervogels te beschermen met kruidengrasstroken aan akkerranden en door later te maaien. Maar voorlopig blijft het succes uit!

     

    De afgelopen 7 jaar waren er 14% minder veldleeuweriken, 20% minder kieviten en 23% minder patrijzen, terwijl die vogelbestanden al sterk waren achteruitgegaan.

    Zo is ook de grauwe gors bijna uitgestorven; er zijn nog amper 82 broedparen in heel Vlaanderen.

    Natuurpunt vreest dat de uitbreiding van het aardappelareaal, zoals die nu bezig is, de doodsteek voor de veldleeuwerik zal worden. Hij vindt er in tegenstelling tot graanakkers geen voedsel.

     

    Ook in Nederland lukken niet alle maatregelen, maar het agrarische natuurbeheer is er beter onderbouwd. In Vlaanderen weet men dat het zo niet verder kan maar de staving met cijfermateriaal ontbreekt en er is een gebrek aan begeleiding.

    Het is ook een stuk cultureel bepaald. De grutto is een algemeen bekende vogel en zijn geluid zit in het DNA van de Nederlandse boer.

    Geldt hetzelfde voor de Vlaamse boer? Zit het geluid van de veldleeuwerik zijn DNA?

     

    Als zij verdwijnen is het een teken dat ons ecosysteem verstoord is. Terwijl een gezond ecosysteem belangrijk is voor de voedselproductie. De vogels hebben ook een niet te onderschatten invloed op ons welzijn.

    Wie de bedreiging dat vogelsoorten uitsterven niet ernstig neemt, is vergeten wat de kanarie in de mijnen overkwam wanneer de luchtkwaliteit in de schachten plots verontreinigd was.

    De weide- en akkervogels zijn de geluidsband op het platteland.

    Helaas realiseren we ons dat pas als het doodstil is op de akkers en velden.











    26-06-2017 om 20:35 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waterralkuikens zijn geen rasechte nestvlieders  


    Bij het waarnemen van 3 tot 4 dagen oude kuikens van de waterral valt op dat de kuikens niet rechtop staan of rondlopen in het nest. Ze liggen dicht tegen elkaar aan met de pootjes onder de buik, de hals enigszins gestrekt in het nest. Wanneer je dicht bij het nest komt, weerklinkt doorgaans een felle en heftige alarmroep van de adulte rallen. Dan werken de kuikens zich zo vlug mogelijk met krabbende en strekkende bewegingen binnen enkele seconden naar de rand van het nest en tuimelen er vervolgens vaak overheen. Er is dan immers levensgevaar.

    Ze vluchten dus niet lopend uit het nest.

    Toch ontbreekt het hun niet aan spierkracht, want de lichaampjes worden door de als hefbomen werkende pootjes, waarbij de nageltjes van de tenen op verscheidene plaatsen in het nestmateriaal vasthaken, uit het nest geduwd.

    Al hebben waterralkuikens, als ze uit het ei komen, een compleet nestdonskleed, toch lijken ze de eerste 4 tot 5 dagen op het nest te verblijven met een adulte ral alvorens het te verlaten.

    Het poetsen van het donskleed vangt aan vanaf de 4de dag, waarbij de kuikens evenwel vaak het evenwicht verliezen, evenals bij het krabben.

    Vanaf de 5de dag zijn de juvenielen in staat te hurken en te staan.

     

    Het nest ligt meestal goed verscholen tussen of op de vegetatie. De slordige kom is gemaakt van droge riethalmen en verdorde bladeren van oeverplanten. Het nest wordt gecamoufleerd door de omliggende rietstengels omlaag te trekken. De 6 tot 12 eieren worden door beide ouders in 3 weken uitgebroed. De kuikens zijn zwart, zoals bij de meeste rallen. Vaak wordt ook nog een tweede broedsel uitgebroed in juli.

     

    Zoals eerder beschreven werken bij enig onraad de kuikens zich meteen uit het nest over de rand. Vallen ze in het water, dan kunnen ze blijkbaar meteen drijven en wegzwemmen en zich vervolgens verstoppen. Staat er geen water rond het nest, dan liggen zij eerst hulpeloos tussen de vegetatie of op de grond te spartelen om zich vervolgens, zo vlug als mogelijk, onder plantenmateriaal te verbergen. Als de omgeving weer veilig is, worden de kuikens door de ouders op het gehoor, door uitwisseling van geluid, teruggevonden. Vervolgens beetgepakt met de snavel en in het nest gelegd. De ouders pakken namelijk het kuiken achter de kop bij het nekvel vast en dragen het ergens naartoe.

     

    Vooral nertsen zijn een gevreesde vijand, omdat die eieren en jongen stelen. Maar ook katten en grotere vogels, zoals de roerdomp, de oehoe, de velduil, de bosuil, de torenvalk of de blauwe reiger zijn geduchte rovers.

    Toch is het verlies aan nesten en eieren vrij gering. Enerzijds is dat te wijten aan het feit dat de broedende waterral niet goed zichtbaar is, anderzijds doordat de dreigende predator zeer gewiekst wordt afgeleid. Immers de waterral trekt alle aandacht naar zich toe door zich opdringerig, luidruchtig en zichtbaar te gedragen tegen de indringer. Op die manier wordt de vijand van het nest weggelokt.

     

    Het bewijst nog maar eens hoe lovend de inspanningen zijn van onze senior huisfotograaf, die geen enkele moeite ontziet om mij en de talrijke vogelliefhebber op prachtige foto’s te trakteren.

    Binnenkort zullen 100 000 bezoekers deze blog hebben geraadpleegd en dat is dan ook in grote mate de verdienste van Wim Dekelver

     

    Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot de volgende bijdragen opsnorren:

     

    14/01/2011        De waterral

     

    17/10/2016       De schichtige waterral











    18-06-2017 om 18:59 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boerenzwaluwen helpen

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen – Mens & Vogel 2009 – 2

     Jenny De Laet

     

    Op het ogenblik dat de mens overstapte van een jagersbestaan naar een gevestigd landbouwerbestaan, evolueerde de boerenzwaluw van een grottenbroeder naar een broedvogel van het platteland met een voorliefde voor veestallen.

    Tot de jaren ’70 werd een doorsnee boerderij gekenmerkt door donkere en vrij lage stallingen met ruwhouten balken die een goede aanhechting boden voor zwaluwnesten; dit in tegenstelling tot de huidige metalen constructies.

    De stallen waren omringd door open terrein dat de boerenzwaluw de mogelijkheid bood om voedsel en nestmateriaal, zoals modder of klei met mest of strootjes te verzamelen.

    De mestvaalt lag meestal ook in de onmiddellijke omgeving van de stallen. Kleinschalige kruidenrijke graslanden met grazend vee zorgden voor een rijk en gevarieerd insectenaanbod om er de jongen mee groot te brengen. Dat alles bezorgde de boerenzwaluw de primaire voorwaarden tot broeden.

     

    De moderne landbouwbedrijven raken echter in toenemende mate ongeschikt voor zwaluwen. De boerenzwaluw mag dan wel als een cultuurvogel bij uitstek gelden, de drastische veranderingen binnen de landbouwwereld volgen elkaar zo snel op dat dit dappere acrobaatje het allemaal niet meer kan volgen. De huidige landbouwbedrijven zijn te groot, te veel verlicht, te netjes, te giftig en ontoegankelijk.

    Door monotone graslanden, ontwatering en vee dat meer en meer – tot zelfs permanent – op stal moet blijven, ontstaan slechtere foerageeromstandigheden in de omgeving van de nestplaats.

    Boerenzwaluwen die ondervinden dat er te weinig voedsel is om hun jongen groot te brengen, stappen over op broedreductie en laten de kleinste of zwakste jongen gewoon doodgaan.

     

    Gerichte acties zoals het spannen van draden, waarop de zwaluwen post kunnen vatten, het aanleggen van modderpoeltjes, het plaatsen van kunstnesten, zijn absoluut noodzakelijk als beschermingsmaatregelen.

    Maar deze kunnen slechts optimaal werken indien ook de primaire voorwaarden niet uit het oog worden verloren. Heel wat stallingen vertonen tegenwoordig sporen van een verdwenen broedkolonie.

    Traditioneel werkende boerderijen, hobbyboerderijen, maneges, … bieden nog steeds belangrijke potentiële broedplaatsen voor zwaluwen. Omdat de boerenzwaluw liefst binnen broedt, moet de broedruimte vanaf begin april de hele dag toegankelijk zijn. Laat bv. de deur van garage, paardenstal of schuur openstaan. Een raampje openzetten kan ook of maak juist onder de dakgoot een zogenaamd vlieggat. Bij een houten schuur volstaat een luikje van 15 cm hoog en 13 cm breed. Het uitgezaagde plankje kan je terugzetten zodra de zwaluwen in september terug naar Afrika zijn vertrokken.

     

    De boerenzwaluw moet ook nestmateriaal vinden om een oud nest te renoveren of een nieuw te maken. Giet op een modderige plaats op het erf (tijdens een droge lente) nu en dan water zodat in het vroege voorjaar steeds nestmateriaal aanwezig is. Je kan ook wat modderige klei verzamelen in een ondiepe bak, schaal of vuilniszak en deze wat ingraven.

     

    Maar de moeilijkste primaire factor is en blijft natuurlijk voedsel in de vorm van vliegende insecten. Grazend vee, een gediversifieerd weidelandschap of bloemrijke akker- of grasranden en een gevarieerde haagkant zijn stuk voor stuk elementen die insecten aantrekken en voldoende voedsel verzekeren voor onze broedende zwaluwen.

     

    Kleinere, gemengde familiebedrijven verdwijnen de laatste jaren aan een razendsnel tempo en worden vervangen door grote, industriële landbouwbedrijven met grote ligboxstallen en loopstallen.

    Het overmatig pesticiden-gebruik heeft natuurlijk ook een belangrijke negatieve impact.

    Een nest met 5 jongen heeft dagelijks ongeveer 6 000 insecten nodig. Per week verslindt een boerenzwaluw maar liefst 50 000 insecten. Er is dus geen enkele spuitbus die daar tegen op kan.

     

    Grote bedrijfstallen (ligbox- en loopstallen) met een metalen geraamte hebben het nadeel dat de balken geen goede aanhechtingsplaats vormen voor de kleinesten van de boerenzwaluw.

    Bij wisselende temperaturen krimpt en rekt het ijzer zodat de nesten kunnen loskomen en afvallen.

    Uit onderzoek bleek dat dit vooral gebeurde tijdens de jongerenfase wanneer de ouders aan het nest hangen om te voeren en de jongen zich over de nestrand strekken.

    Open loopstallen zijn ook beter bereikbaar voor predators, zoals ekster, steenuil en kerkuil.

    Hoe meer boerenzwaluwenkoppels in een stal hoe efficiënter ze een predator kunnen verjagen door hun typische ‘mobbinggedrag’ waarbij ze in groep de predator verjagen.

    Nesten in open loopstallen zijn tenslotte meer onderhevig aan temperatuurschommelingen en tocht. Vooral jonge boerenzwaluwen ondervinden een sterke afkoeling wanneer een koude luchtstroom langs het dak scheert.

     

    Jonge vogels die uitvliegen, staan voor de gevaarlijkste periode in hun leven en dat geldt evenzeer voor jonge boerenzwaluwen. In juli en vooral augustus ondernemen ze ongeoriënteerde vliegbewegingen. In 10 dagen kunnen ze zich op die manier al verplaatsen over een afstand van 25 tot 30 km. Ook volwassen vogels kunnen zich reeds in augustus in beweging zetten. Hun verplaatsingen hangen meestal samen met het opzoeken van een gekende, gunstige slaapplaats, die tot 40 km van de broedplaats kan liggen.

     

    Aangezien jonge vogels vrijwel nooit terugkeren naar hun geboorteplaats, zouden zij deze zwerfperiode kunnen benutten om uit te kijken naar potentiële plaatsen waar ze later zelf kunnen broeden. Daarom spreekt men ook wel over ‘ontdekkingsdispersie’. Toch dekt deze term de lading niet volledig omdat ook een aantal oudervogels een zwerfperiode onderneemt.

    Pas in september neemt de treksnelheid toe en gaan de zwaluwen zich gericht verplaatsen.

     

    Boerenzwaluwen leven van insecten die ze in de lucht vangen. Naarmate het kouder wordt, laten vliegende insecten het afweten en worden onze zwaluwen verplicht om naar het zuiden te trekken. Al insecten happend trekken zowel ouders als jongen over Europa richting zuiden. Stuk voor stuk zijn onze zwaluwen gestroomlijnde acrobaten die enorme afstanden afleggen. Al dat heen en weer gereis is echter niet zonder gevaren. Van elke 5 zwaluwen die vertrekken, komt er slechts één terug en gemiddeld worden ze slechts 4 jaar oud.

     

    Trekkende zwaluwen staan bloot aan twee soorten gevaren.

    Enerzijds hebben we de vogels die verhongeren of ten prooi vallen aan predators.

    Een specialist onder die predators is de Eleonora’s valk die zijn broedseizoen heeft aangepast aan de trekperiode van de zangvogels. De kusten van de Middellandse Zee vormen zijn rijk gevulde tafel. Ook de boomvalk bevindt zich dikwijls in het gezelschap van boerenzwaluwen, reist vaak met hen mee en vormt zo ook een geduchte vijand.

    Anderzijds verdwalen er ook vele miljoenen trekvogels omdat ze uit koers worden gedreven door slechte weersomstandigheden of navigatiefouten.

    Alsof al deze natuurlijke gevaren, inherent aan de vogeltrek, nog niet voldoende zijn, vallen miljoenen vogels in handen van jagende mensen, ook in hun overwinteringsgebied.

     

    Onze boerenzwaluwen overwinteren vooral in het bekken van de Niger (Mali) en de Zaïre (Congo) alsook in het kustgebied van westelijk tropisch Afrika.

    In tegenstelling tot de huiszwaluw vertonen boerenzwaluwen in hun wintergebied een even grote belangstelling voor de mens, zijn gebouwen en veestapels als in hun broedgebied.

    Naast de teloorgang van haar broedplaatsen heeft de boerenzwaluw ook te kampen met de aantasting van haar winterverblijfplaatsen. In de Afrikaanse overwinteringsgebieden nemen de bedreigingen zelfs toe.

    De kleine fragiele vogeltjes moeten de Sahara oversteken: een tocht van 2 000 km waar de temperatuur kan oplopen tot ver boven de 40°C.

    Voor de mens is het al moeilijk, maar hoe kan een vogeltje van amper 20 g dit overleven?

    De oases en de voedselrijke ‘wetlands’ aan de rand van de Sahara zijn dus van levensbelang, niet alleen voor de boerenzwaluw maar ook voor honderdduizenden trekvogels.

    De woestijn rukt echter steeds verder op.

     

    Boerenzwaluwen slapen bij voorkeur op gezamenlijke slaapplaatsen in moerasgebieden met rietvelden. Precies deze gebieden komen door de bevolkingstoename steeds mee onder druk te staan en worden drooggelegd voor landbouwdoeleinden. Het droogleggen van moerassen en het kappen van bomen en struiken voor brandhout zorgen voor een verarming van de voedselgebieden voor de zwaluwen.

    Ook jacht en vervolging door de plaatselijke bevolking bedreigen de boerenzwaluw in Afrika.

     

    Landbouwers kunnen stallen aantrekkelijker maken door latjes, broedplankjes of kunstnesten aan te brengen op plaatsen waar marters of katten niet bij kunnen. Bij voorkeur plaats je het kunstnest, waar ze verder kunnen op bouwen in een permanent geopende schuur, loods of plaatsen waar de boerenzwaluw zich thuis voelt. In de maanden april en mei hebben ze behoefte aan een modderpoel, maar een nat karrenspoor volstaat daarvoor al.

    De fotoreeks is van  Robin Bruneel

     

    Wie eerder verschenen artikels over de boerenzwaluw wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de volgende bijdragen opdiepen:

     

    19/12/2008       Vogel van het jaar: de boerenzwaluw

    08/04/2012      Boerenzwaluwkolonie bedreigd

    17/03/2013       De lente komt eraan

    26/10/2014       Help de boerenzwaluw

     











    10-06-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De koekoek, een koele killer  


    Geraadpleegde bronnen: Natuurpunt, Vogelbescherming Nederland

     

    De koekoek legt zijn ei in het nest van een andere vogel en roept zijn eigen naam.

    De eigenaardige gewoonten van de parasiterende koekoeken, zoals het gebrek aan kinderliefde bij het vrouwtje en het feit dat hij andere vogels overheerst, wekten altijd al de nieuwsgierigheid van natuuronderzoekers.

     

    De koekoek eet bijna uitsluitend insecten. Vooral harige of fel gekleurde rupsen, die door andere vogels worden gemeden, staan op het menu. De harige rupsen zijn giftig, maar de koekoek heeft geen last van het mierenzuur dankzij de dikke, beschermende laag op de maagwand. Van de haren maakt hij een braakbal. Het rupsendieet wordt aangevuld met kevers, krekels, sprinkhanen, oorwormen en libellen.

     

    De koekoek komt vooral voor in bossen, heide en moerasgebieden. Relatief open terreinen met enkele hoge uitkijkposten – vanwaar ze speuren naar nesten van waardvogels – genieten de voorkeur.

    De koekoek legt zijn ei in het nest van een waardvogel, die het ei uitbroedt.

    Elk koekoeksvrouwtje is gespecialiseerd in het nabootsen van de eieren van één specifieke soort(groep). Er zijn dus heggenmuskoekoeken, karekietkoekoeken, kwikstaartkoekoeken, … Per broedseizoen legt een koekoekswijfje 1 tot 25 eieren, maar in elk nest wordt normaal slechts één ei gedropt.

    Voor het vrouwtje haar ei legt, eet ze doorgaans één of twee eieren van de waardvogel op.

    De ontwikkeling van de jonge koekoek in het ei verloopt snel. In 12 dagen en enkele uren – een tijdsduur die korter is dan voor de meeste andere vogels, waar het uitbroeden 13 tot 14 dagen duurt. Zo heeft de jonge koekoek kans eerder ter wereld te komen dan zijn nestgenoten.

    In het begin is hij vrij kalm. Daarna beweegt hij zich onrustig ten gevolge van irritatie van zijn huid (vooral in de flanken en op de rug). Daarbij werpt hij de andere jongen of de nog niet uitgekomen eieren uit het nest, een gruweldaad jegens de kroost van het moedertje dat hem uitvoerig voert. Als er 2 koekoekseieren in één nest zijn gelegd, moet de zwakste eraan geloven. Ook die wordt koelbloedig uit de weg geruimd.

     

    De koekoek verraadt zijn aanwezigheid steeds door zijn verdragende zang. Hij zit bij het roepen vaak op een opvallende plek. Speur dus zeker weidepaaltjes, prikkeldraden, uitstekende takken van dode bomen, struik- en boomtoppen af. De koekoek reageert ook vrij goed op zijn nagebootst gezang, waardoor deze vogel zich redelijk gemakkelijk laat lokken.

     

    Aparte weetjes

     

    De voornaamste waardvogels in België zijn heggenmus, kleine karekiet, bosrietzanger, roodborst, gele kwikstaart en rietzanger. In totaal zijn er in Europa 45 soorten waardvogelsoorten bekend die succesvol zijn in het grootbrengen van  een jonge koekoek. Toch wordt in 10 tot 30% van de gevallen een geparasiteerd nest door de waardvogel opgegeven.

     

    De koekoek is een uitstekende vlieger. Hij kan zeer lange afstanden afleggen. Tijdens het broedseizoen van 2011 werden in Engeland 5 koekoeksmannetjes voorzien van een satellietzender. Hierdoor konden hun vliegbewegingen zeer gedetailleerd worden opgevolgd. Eén van de meest intrigerende bevindingen was dat koekoeken ongekend vroeg de broedplaatsen verlieten. Een 1ste koekoek begon de trekroute richting zuid al begin juni.

    Eind juni verbleven 3 van de 5 met zenders uitgeruste vogels al in Zuid-Europa, op weg naar Afrika.  Alle 5 volgden totaal verschillende vliegroutes; 2 vlogen via Spanje en West-Afrika; 3 kozen om via Italië Centraal-Afrika te bereiken. Uiteindelijk overwinterden ze allemaal niet zo gek ver van elkaar in de woudgordel in Congo, terwijl ze onderweg tot 3600 km van elkaar waren gescheiden.

     

    Vroeger werd gedacht dat de koekoek na het broedseizoen veranderde in een sperwer – waarmee die inderdaad gelijkenissen vertoont – om dan later weer als een koekoek te verschijnen. Met die aanname probeerde men te verklaren waarom de koekoek in ons land enkel in het broedseizoen werd gezien. Dat de soort in werkelijkheid vanaf augustus wegtrok om de winter bezuiden de evenaar door te brengen, werd pas veel later ontdekt.

    De koekoek lijkt door zijn dwarsgestreepte borst behoorlijk goed op de sperwer. Door die gelijkenis kan een koekoek makkelijker zijn nesten vinden. Aan de intensiteit van de paniekreacties bij mogelijke waardvogels – die denken dat er een voor hen gevaarlijke sperwer aan komt vliegen, wanneer ze een sterk op de sperwer gelijkende koekoek zien – kan de koekoek afleiden hoe dicht hij bij het nest van een potentiële waardvogel (waarin hij zijn ei wil leggen) is.

     

    De koekoek heeft het moeilijk. In heel West-Europa zijn we in enkele tientallen jaren misschien wel de helft van de koekoeken kwijtgeraakt. De oorzaken zijn nog onduidelijk. Daarom werd 2017 door Vogelbescherming Nederland en Sovon Vogelonderzoek uitgeroepen tot het jaar van de koekoek.

    Zo hoopt men aandacht te genereren voor de bescherming van de koekoek en extra kennis te vergaren over het waarom van de achteruitgang.

    Wat men alvast weet is dat waar het met de waardvogels slecht gaat, de koekoek in aantal afneemt. Ook de afname van veel vlindersoorten is nadelig voor de soort. Over de problemen in de winterkwartieren is nog weinig bekend.

     

    De fotoreeks is van  Robin Bruneel

     

    In dit filmfragment ‘Herken de koekoek’ van Kees Vanger zie je de kleine moordenaar aan het werk; zijn machiavellistisch overlevingsinstinct

     

    https://www.youtube.com/watch?v=RGwPV3pykJA

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de bijdrage opsnorren:

     

    02/09/2011       De koekoek, een zonderling











    03-06-2017 om 17:22 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    28-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bijen zijn slimmer (en kwetsbaarder) dan u denkt

     

    Geraadpleegde bron: Knack mei 2017 – Dirk Draulans

     

    Nieuw wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat bijen en hommels nog inventiever zijn dan we al dachten. Maar ze krijgen het kwaad, vooral door de pesticiden en het verlies van wilde bloemen.

     

    Eén van de eerste nobelprijzen voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek ging in 1973 naar de Oostenrijkse bijenexpert Karl von Frisch.

    Hij ontdekte onder meer de complexe dansjes waarmee honingbijen elkaar in een kolonie de weg naar interessante voedselbronnen wijzen.

     

    Vandaag hebben wetenschappers de principes van de bijendans zo goed in de vingers dat ze hem kunnen decoderen en ermee bepalen waar de diertjes geschikte bloemen vonden.

    Hoewel er al lang intens naar honingbijen wordt gekeken, komen er nog altijd nieuwe inzichten bij. Ook de naar schatting 20 000 wilde bijensoorten (hommels inbegrepen) leveren boeiende verhalen op.  Ze illustreren hoe slim en flexibel de diertjes zijn.

     

    Zo meldde het vakblad Science dat het mogelijk is hommels in experimentele omstandigheden te leren hoe ze een balletje in een mini-goal moeten rollen. Een volslagen onnatuurlijk gedrag, maar het bewijst dat insecten vrij makkelijk complexe gedragingen machtig kunnen worden.

    Hommels kunnen ook leren van andere individuen en kunnen wat ze leren verfijnen door te oefenen. Dat bleek uit experimenten waarin hommels aan een touwtje moesten trekken om aan voedsel te komen. Sommige geniale hommels slaagden er zelfs in dat trucje te leren zonder dat ze het andere diertjes zagen doen; ze dokterden het zelf uit!

     

    Een studie in Scientific Reports toonde aan dat hommels aan een bloem kunnen ruiken of ze er recent al eens passeerden. Ze pikken ook de geur van nestgenoten of vreemdelingen op.

    Aan de hand van deze informatie bepalen ze hoe lang ze op een bloem zullen blijven zitten, want als er te veel volk is gepasseerd, dreigt de nectarvoorraad waar ze voor gekomen zijn, uitgeput te zijn.

     

    Andere wetenschappers legden uit dat hommels zelfs in staat zijn planten te selecteren waarvan het stuifmeel rijk is aan voedingsstoffen; immers stuifmeel is een belangrijke bron van eiwitten en vetten voor de bezoekers. Het zijn dus niet uitsluitend de zichtbare en geurende kenmerken van een bloem die bepalen waar een hommel landt.

     

    Het is evenmin uitgesloten dat bijen soms profiteren van de inzichten van immigranten.

    Een studie toonde aan dat bijen af en toe bijen uit een andere nestkast in hun korf tolereren. Vooral als bijenkasten dicht bij elkaar staan, verzeilen diertjes al eens in een fout nest. Een nest wordt in principe bewaakt door jonge bijen, die controleren wie er binnen wil en beslissen wie er binnen mag. Ongeveer 1/3 van de migranten wordt toegelaten, vooral als er veel eten in het nest is. Dan worden de grenzen soms zelfs opengezet, zonder bewaking.

    Of een kolonie hieruit voordeel haalt, is vooralsnog niet duidelijk.

     

    Ideale beharing

     

    Bijen zijn belangrijke bestuivers van landbouwgewassen. Wereldwijd zijn ze goed voor een opbrengst aan groenten en fruit ter waarde van 280 miljard euro.

    Europa produceert elk jaar 250 000 ton commerciële honing. Alleen China doet beter.

    Het aantal imkers in Europa daalt gestaag, maar het aantal bijenkasten blijft licht stijgen.

    De imkers die overblijven, hebben dus een groter aantal bijenkasten.

     

    Veel kunnen landbouwers en imkers niet doen om bestuiving te bevorderen. Dat doen de bijen zelf wel. Onderzoek wees uit dat de haartjes op de poten van bijen, waaraan het stuifmeel plakt, dat ze tijdens hun zwerftochten van de ene plant naar de andere verplaatsen, net op de juiste afstand van elkaar staan om optimale hoeveelheden stuifmeel te kunnen dragen.

    Een bij kan tot een 1/3 van haar gewicht aan stuifmeel meezeulen; een hommel zelfs 2/3.

    De vochtigheid van de wand van de stuifmeelkorrels is zelfs van die aard dat ze gemakkelijker aan de haartjes blijven kleven. Bijen en bloemen zijn in de loop der tijden op elkaar ingespeeld geraakt.

     

    Bijen gaan al meer dan 100 miljoen jaar mee in de evolutie van het leven. Ze hebben dus tijd gehad om zich aan te passen aan een cohabitatie met planten. Maar ook individuele afmetingen kunnen een rol spelen in de capaciteit tot bevruchting.

    Volgens een studie in Ecology and Evolution is de juiste bij voor de juiste bloem een beestje dat perfect in de bloemenkelk past, als een sleutel op een slot.  Te groot of te klein zijn, verkleint de kansen op succesvolle bevruchting.

    Een diertje raakt ook het best zowel de mannelijke als de vrouwelijke delen van een plant. Vreemd stuifmeel afzetten op de stempel van de vrouwelijke stamper en stuifmeel op de helmknoppen van de mannelijke meeldraden meenemen.

     

    Wereldwijd wordt er geklaagd over een tekort aan bijen om landbouwgewassen te bestuiven. De commerciële honingbijpopulaties hebben inderdaad al vaak klappen gekregen. Ze kregen vooral in het winterseizoen zware sterftes van bijenvolkjes te verduren – een probleem dat de naam colony collapse disorder meekreeg.

    Die bijensterfte is toe te schrijven aan verschillende factoren, waaronder een hogere vatbaarheid voor parasieten, zoals mijten die onder meer kunnen woekeren omdat gekweekte bijen in het domesticatieproces een deel van hun natuurlijke weerstand hebben verloren.

     

    Maar ook de wilde bijenpopulaties delen in de klappen, zeker omdat er in ons overgereguleerde landschap te weinig bloemen overblijven.

    Een recente studie in Nature toont aan dat hommelnesten in geschikte landschappen met bloemenrijke zones meer dochterkoninginnen produceren die de winter overleven om zelf een nest te beginnen.

    In ons land komen ongeveer 380 soorten bijen voor (waarvan een 20-tal hommels).

    Meer dan de ½ van de appelbomen in de Benelux zou door wilde bijen worden bevrucht.

    Een bij of hommel kan per trip, die een uur of twee kan duren, honderden bloemen bezoeken.

     

    Je hoort weleens dat een stadsmilieu met zijn parken en tuintjes gunstig is voor bijen.

    Er wordt ook meer gepleit voor het behoud van bijen in een stad of dorp dan op het platteland. Het is uiteraard geweldig dat bijen in een stadsomgeving overleven, maar een studie in The Journal of Urban Ecology stelt toch dat als de diertjes kunnen kiezen, ze duidelijk een voorkeur hebben voor het platteland. Ze blijken niet zozeer oog te hebben voor een veelzijdig aanbod aan planten, wel voor grote plekken met hun favoriete bloemen en daarvoor moet je de boerenbuiten op, als je de kans hebt. Het bloemenaanbod betreft dan dikwijls niet de landbouwgewassen zelf, wel de bloemen langs de rand van akkers, weilanden en beken.

     

    Ecologische valkuil

     

    Bloemenrijke akkerranden lijken de hemel op aarde, maar ze kunnen een vergiftigd geschenk zijn, letterlijk. Ze zijn aantrekkelijk voor bijen door hun bloemenweelde, maar tegelijk kunnen ze hoge concentratie pesticiden bevatten die op akkers worden gespoten, waardoor ze schadelijk zijn. Het wordt steeds duidelijker dat zelfs de laatste lichting pesticiden (de neonicotinoïden) een dramatische invloed heeft op het leven van bijen.

    Beleidslui aarzelen nog om ze op grote schaal te verbieden, want de landbouwlobby’s gaan in de tegenaanval, maar het bewijs voor nefaste neveneffecten van hun gebruik stapelt zich op.

     

    Vorige maand verscheen een studie in Scientific Reports die besloot dat een algemeen gebruikt neonicotinoïde een negatief effect heeft  op de vliegcapaciteit van bijen, waardoor ze makkelijker de weg verliezen op de terugweg naar de kolonie en minder bloemen bezoeken en dus bestuiven. Afgelegde afstand, duur en vliegsnelheid werden beïnvloed. Het pesticide is dus niet rechtstreeks dodelijk voor bijen, maar indirect kan het een belangrijk effect hebben.

    Een vergelijkbare vaststelling was dat de intensiteit van het trillen van hommels in een bloemkelk (waardoor ze meer stuifmeel opslaan, zoals tomaten, waarvan de meeldraden moeilijk bereikbaar zijn) vermindert als de diertjes aan neonicotinoïden zijn blootgesteld.

    Dat heeft dus ook een effect op de voortplantingscapaciteit van gewassen.

     

    Vorig jaar toonde een studie aan dat pesticiden de bloemkeuze van hommels wijzigen, mogelijk omdat ze een effect hebben op de werking van de hersenen. Er zijn zelfs aanwijzingen dat de diertjes zonder dat ze het beseffen verslaafd kunnen raken aan nectar die rijk is aan neonicotinoïden, op dezelfde manier als rokers verslaafd raken aan tabak – zowel in sigaretten als in pesticiden zit de verslavende stof nicotine.

    Zelf in de honing en de was die de honingbijen in de raten bewaren, zitten pesticiden.

    Wetenschappers onderzochten 120 bijenkolonies rond appelboomgaarden die zelf niet werden besproeid en ontdekten in 17% van de kolonies ontstellend hoge pesticidegehaltes.

    Driekwart van de kolonies had chronisch met pesticiden te maken, waarschijnlijk relicten van stoffen die op de akkers in de buurt van de boomgaarden werden gesproeid.

    Europese wetenschappers hebben meer dan 57 verschillende pesticiden bij onze bijen aangetroffen. Het gaat dus om meer dan alleen de neonicotinoïden, die ondertussen 1/3 van de wereldmarkt van pesticiden uitmaken.

     

    Daarenboven hebben commercieel geïnspireerde imkers de neiging om hun korven met antibiotica te behandelen, in een poging de larven te behoeden voor bacteriële infecties.

    Die strategie blijkt als een boemerang terug te komen. Bijen in korven die met antibiotica worden behandeld, blijken minder lang te leven dan in normale omstandigheden.

    Blijkbaar hebben de antibiotica een effect op de bacteriën in de darm van bijen die, net als bij de mens, essentieel zijn voor hun overleving. Als bijen minder lang leven, moeten er steeds jongere dieren het veld in om voedsel te zoeken, wat ten koste gaat van de kwaliteit van de voedselvoorziening. Te jong het zware werk moeten doen, is zelden gunstig.

     

    De dwingende vraag is hoe het verder moet

     

    De Europese commissie vaardigde in 2013 in afwachting van verdere studies een tijdelijk moratorium (opschorting) uit op het gebruik van 3 algemene neonicotinoïden en dat moratorium is verlengd.

    Zoals bij dit soort discussies de regel is, worden regulerende autoriteiten gebombardeerd met studies die elkaar tegenspreken.

    De neonicotinoïden zijn net een commercieel succes geworden omdat ze werden geacht weinig of geen effecten te hebben op natuurlijke insectenpopulaties. De studies die aantoonden dat die effecten er wel zijn, vooral op wilde bijen en hommels, sijpelden pas door toen het gebruik van de middelen al stevig was ingeburgerd.

    Het blad New Scientist opperde enkele weken gelden op basis van gelekte informatie dat Europa nog dit jaar een totaalverbod op het gebruik van neonicotinoïden zal uitvaardigen, behalve in serres.

    De vraag is dan wat boeren moeten doen om de mee-eters op hun gewassen te bestrijden. Teruggrijpen naar de vorige generaties pesticiden is geen optie, want die hadden ook al een zwaar effect op bijenpopulaties. Veel schadelijke insecten hebben er trouwens weerstand tegen opgebouwd.

    Er zal inventiviteit nodig zijn om de strijd tegen een vermindering van de landbouwopbrengst te blijven voeren.

    Als boeren al zouden stoppen met preventief pesticidegebruik (sproeien nog voor een plaaginsect zich heeft aangediend) is een deel van het probleem opgelost.

    Ecologen pleiten ervoor dat landbouwers meer van de natuur zouden gebruik maken om plagen te bestrijden, zoals de aanwezigheid van natuurlijke vijanden stimuleren: lieveheersbeestjes in de strijd tegen de bladluizen, bv.

     

    Een chemisch bombardement met pesticiden kan worden bewaard voor als het echt niet anders kan. Maar je kan raden wat de reactie van de doorsneeboer op dat voorstel zal zijn: njet!

    Samenwerken met de natuur is voor de meerderheid van de boeren niet aan de orde. Bestrijden van de natuur, dat is de core-business.

     

    Foto’s zijn van Andre Matthys en onbekenden

     

     

    Wie eerder verschenen artikels hieromtrent wenst te raadplegen kan een kijkje nemen in het archief en met de zoekrobot de hierna volgende bijdragen nalezen

     

    13/08/2010       De mysterieuze verdwijnziekte (bijenexpert Frans Jacob)

    04/11/2012       Bang van de natuur (imker)

    12/05/2013       Levensnoodzakelijke bestuivers

    21/04/2014       Red de bestuivers! (honingbij – hommel)

    03/08/2014      Bijenkasten

    28/09/2014      Desastreuze afname van bijenkoloniën

    29/03/2015      Godendrank gezocht

    14/08/2016      Bijen oogsten meeste pesticiden van wilde planten











    28-05-2017 om 18:43 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    20-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kolibrievlinder, bijnaam de ‘onrust(ige)’ vlinder

     

    De kolibrievlinder is een trekvlinder uit het zuiden die ’s zomers prominent aanwezig is in Vlaanderen. Zoals zijn naam doet vermoeden heeft de vlinder veel weg van een kolibrie en dan vooral op vlak van grootte en vliegwijze.

     

    Een mogelijke verklaring voor de fluctuerende aantallen is de klimaatopwarming. Wanneer de lente en zomer in Frankrijk gevoelig warmer zijn, maken de hogere temperaturen het voor de vlinders makkelijker om over grotere afstanden te migreren.

     

    De vlinder zweeft voor de bloem zoals een kolibrie, waarbij de razendsnel slaande vleugels hem op zijn plaats houden en een 3 cm lange roltong hem helpen tot bij de nectar te geraken.

    De soort is te herkennen aan de grijze tot bruine voorvleugels met 2 van elkaar af gelegen donkerbruine dunne en grillige strepen aan de bovenzijde; de oranjegekleurde achter-vleugels zorgen voor het kenmerkend detail. De spanwijdte is ongeveer 4 tot 6cm.

    Aan de staart zitten zwarte en witte plukken haar.

    De vlinder heeft een lange oprolbare zuigtong en twee voelsprieten op zijn kop boven de ogen.

    Hij produceert een hoorbaar zoemgeluid.

     

    De kolibrievlinder overwintert in Zuid-Europa en vliegt tijdens de zomermaanden naar noordelijker oorden, waarbij hij met gemak 10-tallen km per dag aflegt. In onze streken verblijft de vlinder tot de eerste zware nachtvorst.

     

    In tegenstelling tot wat de indeling bij de nachtvlinders doet vermoeden, vliegt de kolibrievlinder meestal overdag, voornamelijk bij zonnig weer, maar ook bij bewolking en lichte regenval. Hierdoor is de vlinder één van de weinige dag-actieve soorten onder de pijlstaarten, die één van onze meest spectaculaire nachtvlinderfamilies zijn.

     

    Op een gemiddelde dag bezoekt het insect 500 bloemen, wat behoorlijk wat energie kost door zijn zenuwachtige foerageerwijze. De vlinder slaat namelijk 70 tot 80 keer / sec met zijn vleugels, waardoor 100 keer meer energie wordt verbruikt dan in rusthouding.

    Het foerageren gebeurt vooral op plaatsen waar veel nectarplanten staan, zoals in tuinen met bv. lavendel, ijzerhard, vlinderstruik, rode spoorbloem, slangenkruid, kamperfoelie, vlijtig liesje, zeepkruid.

    Vooral soorten met buisvormige bloemen zijn voordelig voor de kolibrievlinder, omdat hij door zijn lange roltong de concurrentie van andere soorten niet moet vrezen.

     

    De tot 5cm lange rups, die het vaakst in augustus wordt waargenomen, maakt duidelijk waarom de kolibrievlinder tot de familie van de pijlstaarten behoort:  de rups vertoont een opvallende stekel achteraan. Over het doorgaans groen lijf lopen meestal 2 opvallende witte of gele lengtestrepen. De rups leeft op walstrosoorten, vooral op geel walstro; ook op meekrap. De rups verpopt zich in een losse cocon, die dicht bij de grond of tussen de bladeren van de waardplant wordt gesponnen.

     

    Let wel dat je hem niet verwart met de glasvleugelpijlstaart, die vooral in de oostelijke helft van Vlaanderen ook vaak in tuinen opduikt. Die is even groot als een kolibrievlinder, vertoont eenzelfde gedrag, maar heeft deels doorschijnende voorvleugels en geen oranje achter-vleugels.

    Het beeldmateriaal is van  Ivan Bruneel

     

    In onderstaand kort filmpje kan je de kolibrievlinder in actie zien tijdens het bloemenbezoek

     

    https://www.youtube.com/watch?v=iIS1MpC1doo

     

    In het 2de highspeed-filmfragmentje zie je de opnames in slow motion, wat spectaculaire beelden oplevert

     

    https://www.youtube.com/watch?v=s7oK3pNQ6yA











    20-05-2017 om 19:02 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De gaai, de schuwe bosbewoner

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2009 – 1

     

    De gaai is ongeveer zo groot als een Turkse tortel en wordt beschouwd als een van de mooiste vogels van onze Vlaamse bossen.

    Zijn verenkleed is grijsachtig, wijnrood van kleur maar het zijn vooral de opvallend, wit, blauw en zwart gestreepte veertjes op de vleugelbocht die kenmerkend zijn voor de soort.

    Verder heeft hij forse, zwarte snorstrepen, een bleke keel en een grote witte stuit die in de vlucht erg goed zichtbaar is.

    Zijn kruinveren, die hij bij opwinding of irritatie kan oprichten tot een heuse kuif, zijn witachtig van kleur en bevatten fijne, zwarte lengtestreepjes.

     

    De gaai is zeer algemeen verspreid in Europa. Hij is enkel afwezig in het noorden van IJsland, Noord-Schotland en in Scandinavië boven de noordpoolcirkel. In het zuiden ontbreekt hij enkele op de Balearen.

    Als meest uitgesproken bosvogel onder de kraaiachtigen is het niet verwonderlijk dat de gaai in sterk beboste gebieden in hoge dichtheden voorkomt en schaarser wordt naarmate het landschap een meer open karakter krijgt.

    Als habitat verkiest hij vooral loofbossen, in het bijzonder die met eikenbestanden.

    De soort was oorspronkelijk een echte bosvogel die nu echter in een brede waaier van bosrijke biotopen voorkomt en in meer verstedelijkte streken broedt (grote tuinen, stadsparken, …)

     

    In Vlaanderen wordt de gaai als juridisch ‘vogelvrije soort’ plaatselijk sterk vervolgd omwille van zogenaamde hoge predatieschade aan klein jachtwild. De huidige Vlaamse regelgeving inzake vogelbescherming beschermt de gaai slechts voorwaardelijk. Dit betekent dat hij, evenals zijn jongen en eieren, onder bepaalde voorwaarden bestreden, verjaagd, gevangen en kan worden gedood.

    Dit kan het hele jaar door op akkers en in bossen ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen en ter bescherming van de fauna.

     

    De gaai is een alleseter. Als bosvogel is hij meer dan de andere kraaiachtigen aangewezen op plantaardig voedsel: eikels, beuken-, wal- en hazelnoten, kastanjes, bessen en vruchten, bloemknoppen, erwten en allerlei zaden en knollen.

    In het najaar vertoeven gaaien graag in eikenbossen omwille van de voedselrijkdom.

    Vanaf eind september tot midden november plukt de gaai eikels van de bomen die hij met 2 tot 3 in de keelzak overbrengt naar humusrijke plekken in het bos.

    Daar worden ze één voor één in holletjes en spleten gestopt en met bladeren bedekt. Nauwkeurige observatie bracht aan het licht dat 35 gaaien in staat zijn om dagelijks ongeveer 21 000 eikels te verbergen. Verschillende weken en zelfs maanden nadien werden op die plaatsen opnieuw gaaien waargenomen die de verstopte eikels zonder moeite konden terugvinden.

    Dit kan wijzen op intuïtie of intelligentie, maar het geeft zeker blijk van een indrukwekkend geheugen.

    De natuurlijke opslag van jonge eikjes op plaatsen waar de eik niet voorkomt, kunnen we dus aan de gaai toeschrijven.

     

    Maar we zouden de gaai geen omnivoor noemen, als hij geen dierlijk voedsel zou nuttigen. Vooral de jongen in het nest (meestal 5 tot 7) hebben dierlijke eiwitten nodig.

    In het begin krijgen ze rupsen, spinnen en kleine insecten toegestopt. Later staan ook amfibieën en reptielen, kleine zoogdieren, eieren en kleine vogels op het menu.

    In het voorjaar kunnen zijn borstveren stijf staan van het gemorste eiwit.

    Pas uitgevlogen jongen van andere zangvogels worden zolang achtervolgd tot ze uitgeput zijn en een gemakkelijke prooi vormen.

    Als zijn eigen jongen zelfstandig zijn geworden, worden nesten van andere vogels niet meer stelselmatig opgezocht. Gaaien hebben maar één broedsel per jaar zodat vanaf midden juni 2de of 3de legsels van andere vogels niets meer van hem te vrezen hebben.

     

    De foto’s hieronder zijn van Patrick – Dutch Nature Art Photography

     

    Wie eerder verschenen bijdragen wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de volgende artikels opsnorren:

     

    11/07/09          De Vlaamse gaai

    31/07/11           De Vlaamse gaai, een verdienstelijke bosbouwer











    13-05-2017 om 18:53 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    07-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het bont dikkopje

     

    De habitat van deze zeldzame stand-vlinder bestaat uit vochtige, grazige vegetaties langs bosranden en bospaden. Het is een vrij zeldzame en kwetsbare soort in onze kontreien.

    Zijn waardplanten zijn vooral het pijpenstrootje en het hennegras, ook wel kropaar en duinriet.

     

    De voorvleugellengte is circa 22 tot 28mm

    De bovenkant van de vleugels is donkerbruin met oranje-gele vlekken; de onderzijde van de geelbruine vleugels vertoont witgele ringen.

    Vaak zijn de populaties klein. De mannetjes zitten graag op hoge ruigtekruiden of takken van bloeiende braamstruwelen.

    Het zijn snelle vliegers die territoriaal gedrag vertonen vanaf een tak of een hoge grasspriet.

    De vlinder voedt zich met nectar van onder andere braam en echte koekoeksbloem.

    Per dag besteedt de vlinder zo’n 23% van de tijd aan het absorberen van de zoetstof.

     

    De levenscyclus verloopt als volgt.

    Het vrouwtje legt de eitjes een voor een op de onderzijde van grassprieten van diverse breedbladige  grassoorten. Half mei, half juni verschijnt de rups. Voordien overwintert de soort als volgroeide rups tussen samen gesponnen grasbladeren (grastuitjes).

    De rups is groen met een zwarte kop en een zwarte vlek op het achterlijf.

    Het kenmerkende vraatspoor van de rups bestaat uit twee schuin tegenover elkaar liggende halfronde gaten aan weerszijden van een grasspriet, vanaf de bladrand naar de middennerf toe. In het voorjaar vindt na een zonnebad van een dag of 10, de verpopping plaats.

    De vliegtijd vindt plaats in de maanden mei, juni en juli.

     

    Anderhalf jaar geleden lanceerde Natuurpunt ‘Markvallei’ een nieuw streekproduct.

    De natuurvereniging had met de ‘Wortelse Tongklever’ al een jenever op de markt, maar nu hebben ze ook het ‘Bont Dikkopje’. Een graanjenever van 35° die genoemd is naar de gekende vlinder in de streek. In de fles zit een pijpenstrootje, een plant die veel voorkomt in de regio en belangrijks is voor het vlindertje. De drank is verkrijgbaar bij het bezoekerscentrum ‘De Klapekster’ in Wortel-kolonie.


     













    07-05-2017 om 18:21 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    03-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dagtrip Staden – Koksijde op zaterdag 29/04

     

    Natuurgids, Ivan Bruneel verzorgde onderstaand commentaar tijdens de exploratietocht in Staden

    Frank Laleman en Eddy Vandenbouhede boeiden ons met hun toelichting over het bouwen van nestkasten en daarna vernamen we tijdens een verkenningstocht met Eddy waar de nesten al voor broedsucces hebben gezorgd.

     

    Het was zaterdagochtend omstreeks 7.00u nog frisjes toen we op het marktplein verzamelden om onze dagtrip naar Staden en Koksijde aan te vangen.

    Toen iedereen op de deelnemerslijst was aangevinkt, wisten we dat de 38 ingeschreven leden van de wandelclub De Parkvrienden en de Kille Meutel Vogelvrienden op post waren.

    Rond 7.30 u zetten we koers naar de kust in de hoop de door Frank en Sabine beloofde opklaringen in het West-Vlaamse landschap te ontwaren.

     

    Ivan Bruneel, beëdigd ringer en voorzitter van Natuurpunt Staden stond ons op te wachten aan de Sint-Elligius-kerk gelegen op de Vijfwegen. We reden nog wat verder tot aan het vertrekpunt van het wandelparcours in de bocht van de Ontmijnersstraat.

    Na een kort verwelkomingswoord vlakbij het bouwkundig relict, het voormalig spoorwegstation van Westrozebeke, trokken we met gids Ivan op pad.

     

    In de Kampstraat hielden we halt bij een recent ruw bewerkt terrein, waar een nietsvermoedende boer twee weken geleden een kweekvijver had dichtgegooid.

    Het loopt wel vaker mis met het bewaren of respecteren van natuurlijke rijkdommen, zelfs in een landelijke omgeving waar je zou verwachten dat de mensen er waarde aan hechten en er respect voor betonen.

    Een 100-tal kikkers die door vrijwilligers de voorbije maanden waren overgezet, om hen een veilig onderkomen te geven op de Vijfwegen, stierven door een bijzonder lomp manoeuvre. Een onwetende landbouwer, die het landgoed had geërfd en wou effenen, gooide de poel dicht en begroef hiermee alle leven in die kleine vijver, middenin de paartijd. Van de eerste kikkerdril en paddensnoeren was geen spoor meer. Onvoorstelbaar, maar ecologisch onherstelbaar.

    De man, die zich van geen kwaad bewust was, stelde voor wat verderop een nieuw vijvertje aan te leggen, maar zo werkt het niet. Kikkers blijven jaar na jaar terugkeren naar de paaiplaats waar ze zelf geboren zijn. Er zijn aan de bosrand in de buurt wel twee andere vijvertjes, maar daar zitten vissen en gedijen de amfibieën minder goed.

    Opmerkelijk is dat de Stadense Milieuraad samen met Natuurpunt 2 jaar geleden nog alles in het werk stelde om een geplande aardgasleiding van Fluxys om het vijvertje heen te laten leggen. Na veel lobbywerk slaagde men ook in dit opzet!

    Maar nu zijn de inspanningen van de paddenoverzetters, die gedurende 10 jaar duizenden amfibieën hielpen in standhouden met de graafkraan levend bedolven.

    De tijd dat de ‘belangen’ van landbouwers en natuurverenigingen onverzoenbaar waren, is voorbij. We moeten onze geschillen opzijschuiven. Alleen samenwerking en communicatie kunnen ervoor zorgen dat dergelijke betreurenswaardige incidenten worden vermeden.

    Als we van de plannen op de hoogte waren geweest, dan was dit helemaal niet gebeurd.

    Waakzaamheid blijft dus geboden!

     

    Verderop wandelden we langs tien van oorsprong militaire woningen, beter gekend als ‘De 10 Geboden’.

     

    Wat verder bereikten we de rand van het bos. Vroeger was de streek rond Staden een bosrijk gebied, waarvan het Vrijbos in Houthulst nog een overblijver van is. Dit is een ongerept natuurgebied waar zonnedauw, hei (vegetatie vooral bestaand uit dwergstruiken die welig tieren op de moeilijk doordringbare fijne zand- en kleilaag, waaronder zich een stuwwatertafel vormt), orchideeën en tal van andere zeldzame planten nog voorkomen, die hun stempel drukken op dit groen kleinood op de Vijfwegenroute.

    Het domein is publiek niet toegankelijk en dat is enerzijds wel spijtig omdat al die natuurpracht verborgen blijft voor de echte natuurminnende wandelaars, anderzijds is dat de garantie dat dit juweeltje ongeschonden blijft.

    Men treft hier salamanders aan, de levendbarende hagedis, maar ook tal van bosvogels, zoals boompieper en wielewaal, die je wel vaker kan spotten tijdens de wandeling.

     

    Ook op de toegangsweg naar het militair domein, geplaveid met betonnen platen, had Ivan zijn bedenkingen over de ernst van geldende regels over natuurbehoud. Waar vroeger de treinsporen lagen, is er nu een mooie bloemenweide.

    Margrieten, knoopkruid, maar ook duizend guldenkruid, reukgras en andere grassoorten groeien hier weelderig.

    Toch wordt ook dit pareltje van de natuur permanent met stort- en grondwerken bedreigd, wat je ook weer niet voor mogelijk houdt, als je de pracht en praal van deze landelijke en weidse omgeving erkent en waardeert.

     

    Wat later naderde de nieuwsgierige veldwachter ons met zijn Landrover Defender. Na een vrolijk klinkende babbel met Ivan leek de opzichter gerustgesteld over de invasie van de Zaventemse bende in de rustige streek.

     

    Voor we een landwegje links opdraaiden, zagen we een tweetal obussen liggen. Niet verwonderlijk, hier.

    DOVO, de ontmijningsdienst van het leger, haalt nog dagelijks munitie op: niet ontplofte bommen en granaten die her en der nog worden opgedolven en ontmanteld.

    Landbouwers die hun land omploegen, halen geregeld munitie op en stapelen die aan een elektriciteitspaal of vlakbij de toegangsweg naar het militair domein.

    Zij verwittigen de politie die op haar beurt contact opneemt met DOVO om er de springtuigen op te halen.

     

    Wat verderop had Ivan in een poel 2 fuiken gelegd in een weiland waar een horde koeien het welig groeiend frisgroene gras kwamen afgrazen. Deze mooie open ruimte met wijde graslanden en akkers en met het bos van Houthulst in de directe nabijheid is een gebied waar bergeenden broeden, maar ook patrijzen en gele kwikstaarten.

     

    Het krioelde van het leven toen we in een aquarium de buit uit één van de fuiken zagen rondzwemmen. De kleine watersalamander, de bruine en vinpootsalamander, alsook de geel gerande watertor, een vraatzuchtige waterroofkever, die ook wel eens de ‘watertijger’ wordt genoemd, werden voorzichtig uit het water geplukt en met passende uitleg tentoon gespreid.

     

    We liepen verder langs de smalle landweg en bereikten de Schaapbaliedreef waar we de installaties van de ontmijningsdienst aantroffen.

     

    Geregeld hoorde men in de wijde omtrek rond 11.30u gecontroleerde ontploffingen van oude bommen. Voorafgaand weerklonk dan een sirene als verwittiging. Vroeger was dit dagelijks het geval en betekende het sein voor de omwonenden dat het tijd was om de ‘patatten op het vuur’ te zetten.

     

    Iets verder in de Kattestraat passeerden we het ‘Zwijnhof’ waar Ivan elk jaar de boerenzwaluw gaat ringen. Het gros van de boerenzwaluwen zoeken broednesten binnenshuis in de stallingen, waarmee ze hun naam alle eer aandoen. Maar met het uitdoven of verdwijnen van de traditionele kleinere familiebedrijven komt ook hun lot in onzekere handen. Om de populatie in stand te helpen houden, wordt net als voor de huismussen gezocht naar nieuwe geschikte nestelplaatsen.

     

    Iets verder rechts, ontdekten we de oudste boom van de Vijfwegen, een oude populier die binnenin hol is en tijdens de oorlog dienst deed als uitkijkpost. Er zit nog een ijzeren ladder in en er steekt ergens een bajonet in de boom.

    Een mooie anekdote over deze boom: een tijd geleden was, na een hevig onweer, de bliksem in de populier ingeslagen, waardoor de kruin afbrak.

    ’s Morgens kwam er nog wat rook uit de onthoofde boom. Een voorbijganger die dit had opgemerkt, belde de brandweer met de melding dat er een boom in brand stond aan DOVO.

    De dienst 112 zal allicht enkel ‘brand aan DOVO’ hebben verstaan, want in geen tijd stonden de brandweerkorpsen van Staden, Poelkapelle en Langemark er met hun groot blusmateriaal. Maar … het was vals alarm!

     

    Langs de oude treinroute (vroegere spoorwegbedding) of fietsroute van het Vrijbos konden we de kazerne van de militairen zien op de Langemarkstraat – pal op de grens van Staden en Langemark – waar er 2 kolonies huiszwaluwen wonen, de enigste in Staden, overigens.

    Al zijn de zwaluwen heel nuttige vogels, die per nest elke zomer zowat 30kg muggen, vliegen en andere insecten verorberen, is niet iedereen opgezet met de zwaluwnesten onder de dakgoot omwille van de vogelpoep.

    Ook hier deed de plaatselijke afdeling van Natuurpunt een inspanning om de bewoners te ‘ontlasten’. Vrijwilligers hingen met de hulp van een hoogtewerker mestplankjes onder de zwaluwnesten om de drek op te vangen. Binnenkort wordt er aan de Vrije Basisschool ‘De Vijfwegen’ nog een aantal gloednieuwe kunstnesten opgehangen, in de hoop ook daar straks broedende zwaluwen te mogen verwelkomen.

     

    Na een eindje wandelen langs de fietsroute bereikten we opnieuw ons vertrekpunt, het treinstation aangelegd op de spoorlijn Torhout – Ieper in 1873, later sinds 1950 beperkt tot goederenverkeer en sporadisch gebruikt voor de militaire kazerne in het Houthulstbos.

     

    Tijdens de busreis werd het programma nog eens overlopen en de indeling in wandelgroepen volgens eigen voorkeur vastgelegd.

     

    Bij onze aankomst in Koksijde splitsten de groepen zich op en verzamelden een dozijn vogelliefhebbers in de tuin van Eddy Vandenbouhede en diens echtgenote Conny, een plek waar het leuk toeven is, een vogelparadijs voor onze gevederde tuinbezoekers.

    Tijdens de korte verwelkomings- en kennismakingsronde bleek al gauw dat het enthousiasme om vogels ter wille te zijn, alom aanwezig was.

     

    Men maakte even tijd om een stand van zaken op te maken over de deelnemende scholen aan het XperiBIRD-Project, een digitaal opvolgingssysteem dat via een ingebouwde camera in nestkasten toelaat de handel en wandel van pimpel- en koolmezen van nabij te observeren.

    Mark Mortier, leerkracht in het 6de leerjaar van de gemeenteschool Oostduinkerke getuigde hoe na een hoopvol broedsucces van een koolmezenpaartje abrupt een einde kwam aan het leven van 10 nakomelingen.

    Waren het de vrieskou-nachten, een kat of een sperwer die de ouders het leven kostten?

    Inmiddels is er terug hoop, want na het reinigen van de nestkast heeft een koppeltje opnieuw interesse betoond voor de nestelplaats.

    Ook bij Frank Laleman of meester ‘Frank’ van het 4de leerjaar in de Vrije Basisschool De Panne kunnen de kinderen genieten van het ontluikend leven in de met een camera uitgeruste mezennestkast. Hier hebben mama en papa pimpelmees voor een 13-koppige kroost gezorgd en nu hopen de leerlingen dat er zoveel mogelijk jongen gezond zullen opgroeien en de vleugeltjes zullen kunnen open slaan na een 3-tal weken aansterken.

     

    Frank Laleman, tevens kernverantwoordelijke van de natuurwerkgroep De Kerkuil, zorgde nadien voor een knappe en uitvoerige uiteenzetting over de nestkasten van kerk- en steenuil en over de levenswijze van beide roofvogels.

     

    Voor de identiteitskaarten van beide vogels kan je via de zoekrobot terecht in het archief om eerder verschenen artikels op te snorren.

     

    27/09/2009     De kerkuil

    16/06/2013       De steenuil

    19/06/2013       Het steenuiltje in the picture

     

    Kerkuilen maken zelf geen nest. Zij maken vaak gebruik van een platte ondergrond waar ze hun eieren tussen de braakballen leggen. Doorgaans leggen de nestkastbouwers een turflaag op de bodemplaat van het nest.

    De kast wordt bij voorkeur opgehangen binnen een schuur, stal, zolder op een donkere, rustige plek hoog onder het dak.

    De nestkast zelf, een balk van 100 x 60 x 60cm is behoorlijk groot. Binnenin staat er een scheidingswand (zitplank) die het inkomgedeelte van het broedgedeelte afscheidt.

    Het vlieggat is een vierkant met 15cm zijde, links of rechts tegen de bovenkant (deksel) van de nestelplaats.

    Een steenuilenkast is ook weer een balk met als afmetingen 60 x 20 x 20cm.

    Binnenin zijn hier vlak na het aanvliegplatform (10 cm breed) 2 verticale wanden met een tussenruimte van 10 cm die de broedruimte afschermen. Beide tussenschotten zijn iets minder hoog zodat een spleet bovenaan voor de nodige ventilatie zorgt.

    De cirkelvormige vlieggaten met een diameter van 6.5cm worden bv rechts aan de voorkant en links in het tussenschot geboord. Immers de gaten moeten ten opzichte van elkaar verspringen zodat het donker is in het achterste gedeelte van de nestkast en ongewenste rovers (bv. boommarter) worden ontmoedigd om de nestelplaats te ‘kraken’ en de pulli te roven.

     

    Eddy Vandenbouhede had al zijn nestkastmodellen uitgestald en somde de kenmerken op die de constructies typeren om de vogels tot nestelen te verleiden. Er is een diversiteit aan prototypes omdat elke vogel zijn voorkeuren heeft en omgevingsvereisten.

    Zo blijft het een zoektocht om in gevarieerde biotopen de geschikte plek te vinden waar je huismussen naartoe kan lokken.

    Inmiddels is duidelijk dat je door veelvuldige observaties en dank zij een groeiend netwerk aan waarnemers heel wat waardevolle informatie kan vergaren, wat je stapsgewijs dichter bij het verwezenlijken van je doelstellingen brengt.

     

    Daarom komen we met Zaventemse schooldirecties en/of leerkrachten die op de campus een huismussenhotel hebben hangen op 02/06 samen.

     

    In de uitnodiging stond de volgende boodschap:

     

    Wij blijven ijveren om de huismus het leven zo aangenaam mogelijk te maken.

    Niet omdat we van de ‘straatket’ een luiwammes willen maken, neen.

    We wensen onze trouwe cultuurvolger alleen dezelfde gastvrijheid te bieden, die hij eerder genoot.

    Een warme verwelkomende leefomgeving waar de huismus zich nog altijd thuis mag voelen.

    Een knusse nestelplek met een veilige groene omgeving en een voederplek in de nabije buurt.

    Ooit moest de huismus niet zo ver zoeken om dit gunstig biotoopje te vinden.

    Nu komen de drie levensbelangrijke troeven almaar zeldzamer voor en is de straatket wat op de dool.

    Jullie waren bereid een huismussenhotel op te hangen en dat is al een mooi en waardevol gebaar.

    Huismussen zijn gewoontedieren, ook wat nieuwsgierig, maar met der tijd wat wantrouwig geworden.

    We moeten hen de tijd geven om te wennen aan die onverwachte luxe aan nestelplaatsen, plots 5 appartementjes op een rij.

     

    Het groepje vogelliefhebbers maakte met Eddy nog een korte wandeling in de directe omgeving, waar bevriende omwonenden zijn nestkastmodellen mee helpen uittesten.

    Aan het einde van de dag maakten we enkele afspraken over onze verdere gezamenlijke plannen die in de volgende activiteitenkalender een tijdstip en plaats zullen krijgen.

    Toen ook alle wandelaars de bus rond 16.00u weer opstapten, konden we terugblikken op een geslaagde uitstap.











    03-05-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    22-04-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De draaihals

     

    De draaihals is een wat afwijkende specht en lijkt soms meer op een grote zangvogel of op een kleine slanke lijster.

    Het is een verborgen levende en geheimzinnige vogel met een verenkleedpatroon als van een nachtzwaluw.

    Draaihalzen zijn schaarse maar jaarlijkse doortrekkers in de vroeg herfst in grote delen van N-W-Europa, waaronder Nederland en België, vooral in de omgeving van duinen en struiken langs de kust.

     

    De draaihals dankt zijn wonderlijke naam aan het feit dat hij bij schrik zijn hals draait en kronkelt.

    Hij beweegt zich over de grond, schiet omhoog in een struik of boom of sluipt door het gebladerte. Hij klimt ook rond op dikke takken en tegen boomstammen, hoewel hij meestal plat op takken gaat liggen in plaats van rechtop te gaan zitten, zoals de meer algemene spechtensoorten.

     

    Hoewel de draaihals tot de familie van de spechten behoort, wijkt het uitzicht en het gedrag van de vogel af van de meeste verwante soorten.

    De meeste spechtachtigen zijn fel gekleurd, maar de draaihals heeft een fijn grijsbruin gevlekt verenpak, met helder goudgele kleurlinten. Hij heeft een lichtgrijze kruin, een lange donkere oogstreep en een korte, slanke en puntige snavel. De rug vertoont een zwartbruine streep middenin en de keel fijne geribbelde okerkleurige reepjes. De ingewikkelde boomschorstekening (perfecte camouflage) gelijkt op de schutkleur van de kleinere boomkruiper.

     

    De vlucht is langzamer, wat aarzelend en minder golvend dan deze van de specht. De staart vertoont opvallende en afgetekende dwarsbanden.

    De lichaamslengte wisselt tussen 16 en 17cm; de spanwijdte varieert tussen 25 en 27cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 30 en 45g.

    De draaihals vangt met snelle bewegingen van zijn lange tong insecten op de boomschors of op de grond, waar hij hoofdzakelijk mieren en larven (mierenpoppen) zoekt. Op het menu staan diverse andere insecten, spinnen, pissebedden en sommige bessen.

    De voedselbiotoop omvat schrale vegetaties langs zandpaden, heidevegetaties, buntgras (dichte plukken blauwgroene grassprieten aangepast aan droge omstandigheden), schapenzuring (met spiesvormige kleine bladeren) en kaal zand.

    Cruciaal is een hoge dichtheid van zwarte wegmieren en van andere bruingele gras- en rode knoopmieren, die met de lange kleverige tong uit de gangen van de mierenhoop worden gehaald. Tijdens de zoektocht naar voedsel hipt hij met opgerichte staart rond.

     

    Bij de balts zitten het mannetje en het wijfje tegenover elkaar en gooien hun kop achterover op en neer, terwijl ze met hun hals draaien; ook laten ze hun kop soms hangen alsof hun nek is gebroken.

    De draaihals broedt op akkerland met bomen, heggen en uitgestrekt naald- of gemengd bos.

    Tijdens het broedseizoen, dat in mei begint, bewonen draaihalzen boomgaarden, loofbossen, parken en tuinen. Ze broeden in natuurlijke holten in oude bomen (vooral berken), die zijzelf niet uithakken, in gaten van wallen en muren, maar ook wel in nestkasten.

    In het ongevoerde hol worden 7 tot 10 doffe witte eieren gelegd. Hoofdzakelijk broedt het wijfje, af en toe geholpen door het mannetje. De broedduur bedraagt ca 10 tot 12 dagen. Op een leeftijd van ca 3 weken verlaten de jongen het nest.

     

    De draaihals is een lange afstandstrekker terwijl de overige soorten hoofdzakelijk standvogels zijn. De soort overwintert in tropisch Afrika, ten zuiden van de Sahara.

    Draaihalzen hebben te maken met een verslechterd voedselaanbod. De mieren die ze eten, verdwijnen of worden onbereikbaar voor deze vogel door vergrassing en bebossing van schrale pioniersvegetaties op zanderige bodems. Vermindering van stikstof in de lucht (door intensieve landbouw/verkeersdrukte) is noodzakelijk om de situatie te verbeteren.

    Gebrek aan nestbomen – berken – is ook een probleem en natte zomers (klimaatwijzigingen) zijn ook ongunstig voor het voedselaanbod.

    De illustraties bij dit artikel zijn van Robin Bruneel, zoon van ringer Ivan Bruneel, die een draaihals in zijn mistnetten aantrof.

     

    Een leuk filmpje toont heel even hoe fotografen en filmmakers de goede positie zoeken om een draaihals mooi in beeld te brengen.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=MM8PSkqy9-A












    22-04-2017 om 11:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    16-04-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Goed geringd

     

    Geraadpleegde bron: EOS-maanblad [Rhé Slootmaekers]

     

    Van pimpelmees tot ooievaar: allemaal worden ze geringd voor wetenschappelijk onderzoek. Ringen biedt op een eenvoudige manier inzicht in het leven van vogels.

    Eigenlijk is het ringen voortgekomen uit vogels vangen voor consumptie of voor volières.

     

    Joris Elst, werkt aan de universiteit Antwerpen als expert in kool- en pimpelmezen en in zijn vrije tijd reist hij de wereld rond op zoek naar zeldzame vogels.

    Hij is al 19 jaar actief als ringer.

     

    Begin 20ste eeuw ontstonden de eerste organisaties die zich bezighielden met ringen voor wetenschappelijk onderzoek. In het begin wou men vooral inzicht krijgen in de trekpatronen van vogels.

    Zo werd ontdekt dat de noordse stern de langste vliegroute aflegt.

    Een jong dier, geringd in Groot-Brittannië werd enkele maanden later al opgemerkt in Australië. In rechte lijn is dat 22 000km ver.

    Later onderzoek met geolocatie wees uit dat de sternen jaarlijks soms wel 90 000km weten te overbruggen.

    Van vogels met een ring weet je ook hoe oud ze zijn. Een van de oudste bekende vogels was een noordse pijlstormvogel, in de jaren 50 geringd en op 55-jarige leeftijd opnieuw gevangen.

     

    Tegenwoordig wordt ringwerk vooral nog voortgezet om meer te weten te komen over overleving, broedsucces en het uitzwermen van de jongen.

    Om vogels te vangen zetten experts vaak mistnetten in. Tegen de juiste achtergrond worden die zo goed als onzichtbaar. Meestal zet men de mistnetten op vlak voor zonsopgang, zodat de vogels er bij het eerste licht in vliegen. De netten worden constant gecontroleerd zodat de vogels niet te lang vastzitten. Als een vogel eenmaal gevangen is, is het zaak zoveel mogelijk gegevens te verzamelen.

     

    Van elke vogel noteert men de soort, leeftijd en het geslacht. Als er tijd genoeg is, kijkt men ook naar vleugellengte, gewicht, de hoeveelheid vet, de rui, de staart- en snavellengte.

    Het welzijn van de vogels komt op de eerste plaats. Daarom moeten de ringers hun vak perfect kennen.

    Immers, een ringvergunning krijg je niet zomaar. Na 2 jaar stage bij een vaste leraar-ringer, kan je een eerste examen afleggen en krijg je een beperkte vergunning.

    Je mag dan enkel jonge vogels in nestkasten ringen.

    Na nog eens minstens 2 jaar ervaring mag je het eindexamen afleggen. Dan pas kan je jezelf een volwaardig ringer noemen.

     

    Vogels ondervinden sowieso stress tijdens het ringen, maar die hinder moet zo veel mogelijk beperkt blijven. De vogels mogen zeker niet te lang gevangen zitten en het weer moet meevallen. Regen en sneeuw zijn lastige omstandigheden voor vogels; ze dan vangen is vragen om moeilijkheden.

     

    De metalen wetenschappelijk ring wordt het meest gebruikt. Op elke ring staat een unieke identificatiecode en het adres van de ringcentrale, die de ring uitvaardigde. De ringen zijn zo ontworpen dat ze de vogel niet hinderen.

     

    Wie zich afvraagt of de ring niet wat voorbijgestreefd is nu men vogels kan uitrusten met een satellietzendertje, moet weten dat het ouderwets ringen belangrijke voordelen blijft hebben. Zenders leveren veel uitgebreidere data, maar hebben ook beperkingen. Ze zijn zwaarder en kunnen dus enkel bij grote vogelsoorten worden gebruikt. De levensduur van de batterij is ook beperkt.  Zenders worden enkel gebruikt om specifieke vragen te beantwoorden.

     

    De meest geringde soorten in België zijn de kleine karekiet en de zwartkop. Gelukkig vang je af en toe iets onverwachts tijdens het ringen en soms diverse soorten die heel zeldzaam zijn: de witkeelgors, de zanggors, de Perzische roodborst.

     

    Het strafste verhaal van Joris Elst is dat van een fitis, een vogeltje van 8g, die 4 jaar lang telkens terugkwam naar dezelfde broedplaats. Na een reis naar het zuidelijke Afrika zat hij weer precies in dezelfde struik op de Kalmthoutse Heide.

     

    Op zaterdag 29 april trekken we met de Kille Meutel Vogelvrienden en de Parkvrienden naar Staden, waar we met beëdigd ringer, Ivan Bruneel een exploratietocht zullen maken in de buurt van zijn woning. Daar verricht hij geregeld ringwerk voor het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. Dit wordt alvast een leerrijke natuurwandeling.

     

    De foto’s zijn van zoon Robin Bruneel.

     

    Wie graag eerder verschenen artikels raadpleegt, kan via de zoekrobot in het archief de volgende bijdragen opsnorren:

     

     

    02/09/2011       De koekoek, een zonderling

    29/11/2016       Het ringen van vogels [havik]









    16-04-2017 om 16:16 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    09-04-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De gieren, verguisd en gevreesd, maar onmisbaar

     

    Geraadpleegde bron: National Geographic [Elisabeth Royte] – januari 2016

     

    Als er een karkas moet worden opgeruimd, zijn gieren snel ter plekke. Nu er steeds minder zijn, wordt duidelijk dat we ze niet meer kunnen missen.

    De gier is misschien wel de meest verguisde vogel ter wereld, een levend symbool van bloeddorst en hebzucht.

    Charles Darwin schreef in 1835 op zijn reis met de Beagle in zijn dagboek over ‘walgelijke’ vogels met een kale kop die gemaakt is om in rottend vlees rond te vroeten.

     

    Gieren hebben nochtans veel positieve kanten. Ze doden zelden een ander dier, delen als ouders de zorg voor hun kuikens en luieren en badderen gezellig in groepsverband.

    Gieren zijn vechtersbazen maar ook ‘tortelduifjes’. Koppels blijven waarschijnlijk hun leven lang samen – in het wild zo’n 30 jaar – en zijn zorgzaam en attent.

    Vooral oorgieren zijn bijzonder aanhankelijk. Maar als ze zich rond een karkas verdringen, gaat het hard tegen hard, zowel onderling als tegen andere soorten.

     

    Maar hun voornaamste pluspunt is dat ze een ondergewaardeerd maar in de natuur cruciale karwei opknappen: het efficiënt opruimen en recycleren van dode dieren.

    In het ecosysteem van de Serengeti maken gieren tijdens hun jaarlijkse migratie – wanneer er 1.3 miljoen blauwe gnoes heen en weer trekken tussen Kenia en Tanzania – naar schatting meer vlees soldaat dan alle vleesetende zoogdieren bij elkaar. En dat doen ze razendsnel.

    Een gier kan een kilo vlees per min verorberen en een groep gieren verslindt binnen een half uur een hele zebra.

    Zonder gieren liggen karkassen veel langer te rotten, zijn er veel meer insecten en kunnen allerlei ziekten om zich heen grijpen.

     

    Maar deze gang van zaken lijkt zijn beste tijd te hebben gehad.

    In Afrika is één van de 11 gierensoorten, de monniksgier, inmiddels uitgestorven; 7 anderen gelden als ‘bedreigd’ of ‘ernstig bedreigd’. Sommige gieren zoals de oorgier, komen vrijwel alleen nog voor in reservaten en ook de aasgier en de lammergier staan sterk onder druk.

    Ten noorden van het Masai Mara reservaat vormen kleine domeinen een aaneengesloten gebied zonder omheining.

    Intussen worden de gnoes en andere hoefdieren in Masai Mara bedreigd door stroperij, droogte en het afkalven van de savanne door landbouwactiviteiten en oprukkende bebouwing.

     

    Dat is kwalijk voor de gieren, maar is lang niet het grootste gevaar.

    De kudden van de herders worden doorgaans ’s nachts door leeuwen aangevallen wanneer ze in een met doornstruiken afgeschermde kraal uitrusten. Als de leeuwen beginnen te brullen, breken de dieren in paniek door het hek en rennen ze alle kanten uit.

    De herders nemen dan wraak door het gedode beest op te zoeken en er een goedkoop snelwerkend bestrijdingsmiddel, ’carbofuraan’ over heen te strooien dat in Kenia overal onderhands verkrijgbaar is.

    Wanneer de leeuw later terugkomt om de rest van zijn buit op te eten, meestal met het hele gezin, is de troep ten dode opgeschreven.

    In Kenia sterven zo naar schatting 100 leeuwen per jaar.

    Op een zeker moment komen de gieren af op het gevelde prooidier of de vergiftigde leeuwen. En ook de vogels leggen het loodje, soms met wel tientallen tegelijk.

    Het is moeilijk voorstelbaar dat een paar korreltjes van een middel tegen wormen dodelijk kunnen zijn voor een vogel met maagsappen, die agressief genoeg zijn om hondsdolheid, cholera en miltvuur onschadelijk te maken.

    Natuurbeschermers en wetenschappers kwamen na een grondige analyse erachter dat in heel Afrika liefst 61% van de gieren sterft door vergiftiging. De gevolgen zijn des te ernstiger vanwege de trage voortplanting van de gier. De vogels worden pas na 5 tot 7 jaar geslachtsrijp, brengen maar eens in de 2 jaar een kuiken voort en van die schaarse jongen is maar 10% na een jaar nog in leven.

     

    Hoe slecht het in Afrika ook gesteld is, elders hebben de gieren het nog zwaarder.

    In India slonken de populaties van de meest voorkomende soorten – de Bengaalse gier, de Indische gier en de dunsnavelgier – in 10 jaar tijd met zo’n 96%!

    De sterfte werd veroorzaakt door het eten van kadavers van runderen die waren behandeld met de ontstekingsremmer ‘diclofenac’.

    De gierensterfte in India kreeg veel aandacht vanwege de kettingreactie die deze op gang bracht. Hoewel de meeste Indiërs geen rundvlees eten, heeft het land een van de grootste runderpopulaties ter wereld. Na de dood van miljoenen gieren stapelden de runderkarkassen zich op. Daarop steeg het aantal aasetende honden, die geen concurrentie meer hadden van gieren, in 11 jaar met 7 tot 29 miljoen. Daardoor nam ook het aantal hondenbeten toe.

    Ook kwamen er ineens veel meer ratten. De sterfte door hondsdolheid steeg aanzienlijk, wat de Indiase samenleving miljarden euro’s kostte aan doktersrekeningen en inkomstenderving.

    Toen eenmaal onomstotelijk vaststond dat diclofenac de boosdoener was, werd het middel verboden voor dieren in India, Pakistan en Nepal.

     

    Natuurbeschermers hebben er weinig vertrouwen in dat de gierencrisis in Afrika even voortvarend wordt bestreden als in India.

    Het ontbreekt aan politieke wil om het gebruik van carbofuraan terug te dringen.

    Het grootste gevaar voor de Afrikaanse gieren is dat vergif zo makkelijk te krijgen is. Landbouw is in Kenia de op een na grootste sector en van oudsher is gif het remedie tegen ziekten en plagen.

    De landbouwers zien het bestrijdingsmiddel als een goedkoop, effectief en risicoloos middel om een roofdier te doden, minder riskant in elk geval dan de jacht met speer.

    En de Keniaanse justitie heeft nog nooit iemand vervolgd wegens het vergiftigen van gieren. Het vergiftigen van dieren (van insecten tot luipaarden en zelfs vissen en eenden voor consumptie), hoort nu eenmaal bij de cultuur.

     

    Zonder gieren duurt het bijna 3 keer zo lang voordat een dood beest is vergaan, komen er 3 maal zoveel zoogdieren op af en blijven ze 3 keer zo lang bij het kadaver hangen.

    Hoe langer jakhalzen, luipaarden, leeuwen, hyena’s, genetkatten, mangoesten en honden in elkaars buurt vertoeven rondom een karkas, hoe groter de kans is dat ze ziektekiemen – die in de maag van gieren dood zouden gaan – overbrengen op andere dieren, zowel wilde dieren als vee.

    Doordat gieren de placenta van de gnoe opeten, voorkomen ze bovendien dat het vee besmet raakt met blauwtong, een vaak dodelijke virusziekte.

    En doordat ze een karkas binnen een paar uur tot op het bot kaalvreten, beperken ze het aantal insecten die in verband worden gebracht met oogziekten bij mensen en dieren.

     

    Sinds eind 2013 staat op het doden van een bedreigd dier in Kenia een stevige boete.

    Ook campagnes moeten ervoor zorgen dat het imago van de gier verbetert. Maar volgens natuurbeschermers redden de vogels het niet zonder verscherpte controle en betere handhaving van het verbod op gifgebruik.

     

    Wie graag een eerder verschenen artikel raadpleegt, kan via de zoekrobot in het archief de volgende bijdragen opsnorren.

     

    17/11/2007       Dolende gieren of toeristen

    12/07/2015       De vale gier









    09-04-2017 om 20:15 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    02-04-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het huismussentelweekend van Vogelbescherming Vlaanderen

     

    Het is altijd weer spannend om jaarlijks te vergelijken hoeveel huismussen opdagen in je tuin, zeker als je samen met de omwonende Vogelvrienden er alles aan doet om de Kille Meutel zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor de ‘Straatket’.

    Met aantrekkelijk wordt dan in de eerste plaats gedacht aan het scheppen van de ideale omstandigheden om deze sympathieke en trouwe cultuurvolger een ‘thuis’-gevoel te geven, de goesting om in deze biotoop en nabije omgeving een gelukkig leventje te slijten.

    We weten al een tijdje wat we onze vrolijke rakker moeten aanbieden om hem te paaien en te verwennen. Huismussen stellen wel degelijk eisen aan hun biotoop, namelijk ruim voldoende nestgelegenheid, permanent voedsel beschikbaar in de directe omgeving, voldoende inheems groen als leverancier van insecten voor de jongen, dichte hagen en struiken of gevelbegroeiing voor dekking, fijn zand voor een zandbad en water.

     

    Lange tijd – veel te lang overigens – schonk men onterecht geen aandacht aan deze ordinaire schelm. Men zag of hoorde het straatketje overal en er was zelfs geen interesse om het vogeltje te ringen. Men is daar pas in 2004 mee begonnen!

    En ja, al blijft na het Grote Vogeltelweekend van Natuurpunt de huismus van alle gevederde tuinbezoekers nog steeds als de meest voorkomende soort gevierd, toch is de populatie ferm teruggelopen, al lijkt – voorzichtig geformuleerd – enkele jaren de daling zich niet verder door te zetten. Toch dienen we er ons van te vergewissen dat de huismus van ons afhankelijk is geworden. Hulp van de mens is onontbeerlijk voor het voortbestaan van de huismus.

    Immers, de achteruitgang van diersoorten als de huismus is een indicatie van de kwaliteit van ons leefmilieu en daar kunnen wij best rekening mee houden.

     

    De dino-stamboom [Lucas Brouwers]

     

    Sinds 1888 werden dinosauriërs in 2 groepen ingedeeld: ‘reptiel-heupigen’ en ‘vogel-heupigen’.  

    Drie Britse paleontologen (Universiteit Cambridge) komen met een radicale nieuwe indeling. De indeling in 2 hoofdgroepen, die al 130 jaar bestaat, gaat overboord. In de klassieke stamboom zitten langnekdino’s in dezelfde hoofdgroep als vleeseters, zoals de Tyrannosaurus Rex.

    Voortaan worden de langnekken een zelfstandige hoofdgroep.

     

    “Provocatief”, “een breuk met de gevestigde opvattingen”, een “mijlpaal”. Die woorden kiezen collega-paleontologen om de hypothese van de Britten te beschrijven.

    Als dit klopt moeten niet alleen de handboeken worden herschreven, maar ook alle kinderboeken!

    Aan de taxonomische indeling van dino’s is sinds 1888 niet meer getornd. De Britse paleontoloog Harry Seeley stelde toen voor om de dino’s in 2 groepen in te delen, op basis van de vorm van hun heupen.

    Seeley onderscheidde de Saurischia (‘reptielheupigen’) en de Ornithischia. Dit laatste betekent  letterlijk ‘vogelheupigen’, al zijn zij – verwarrend genoeg – juist niet de voorouders van de vogels.

     

    Alle dinosauriërs zijn sindsdien in één van beide categorieën ingedeeld. Planteneters met pantsers, stekels, hoorns of eendebekken zijn Ornitischia. Langnekken, tweepotige vleeseters en vogels zijn Saurischia.  Die laatste groep valt vervolgens weer uiteen in enerzijds de langnekken (sauropoden) en de T-rex-achtige vleeseters en vogels (theropoden).

     

    Toen de Brit Matt Baron aan zijn promotie-onderzoek begon, stuitte hij op inconsequenties.

    Drie jaar was de wetenschapper bezig met het verzamelen van anatomische gegevens en het opmeten van botten. Welke botten zijn met elkaar vergroeid? Welke hebben ribbeltjes en groefjes en welke niet? Uiteindelijk reconstrueerde Baron een stamboom op basis van 457 anatomische eigenschappen van 74 dino’s.

     

    Bij een nieuwe stamboom horen nieuwe namen. Theropoden en Ornithischia heten de Ornithoscelida (de ‘vogelachterpotigen’). De vogels horen daar ook bij.

    De naam Saurischia blijft bestaan, maar daarmee worden voortaan alleen langnekken en hun vroege verwanten bedoeld.

    De nieuwe stamboom plaatst de oorsprong van dinosauriërs verder terug in de tijd. De eerste dinosauriërs verschenen eerder dan tot nu toe werd gedacht: niet 230, maar 247 miljoen jaar geleden. En waarschijnlijk leefde deze oerdino op het noordelijke supercontinent Laurazië en niet op het zuidelijke Gondwana.

     

    Inmiddels groeien de discussies over deze nieuwe indeling. Het debat kan nog jaren duren want een dogma uit de 19de eeuw wordt niet na één publicatie bij het oud vuil gezet.

     

    De Britse paleontologen kozen voor de 3 belangrijkste dinogroepen elk een ‘ijksoort’.

    Als vertegenwoordiger van de Ornitischia kozen ze voor de Triceratops, de bekende dino met hoorns en nekkraag.

    De afgevaardigde van de Sauropoden (langnekken) is de Diplodocus, waarvan het indrukwekkende skelet in veel musea te bewonderen is.

    Maar als vertegenwoordiger van de groep dino’s die bestaat uit vogels en vleeseters kozen ze niet voor de Tyrannosaurus Rex, maar voor de Passer Domesticus, ja … de huismus

     

    Waarom? Het vogeltje is bekend en ‘diep genesteld’ in de stamboom











    02-04-2017 om 20:34 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    26-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kanoet

     

    Zelfs onder de steltlopers – een groep met veel langeafstandstrekkers – is de plompe strandloper met korte nek en stevige poten een opmerkelijke globetrotter, die ieder voor- en najaar enorme afstanden aflegt.

     

    Kanoeten uit het extreme noorden van Canada en Groenland overwinteren in West-Europa.

    De vogels uit Midden-Siberië trekken door Europa naar West- en Zuid-Afrika, terwijl kanoeten verder oostwaarts naar Australië en Nieuw-Zeeland vliegen.

    Het is een sterke vlieger met lange vleugels, goed uitgerust voor de trek over lange afstanden. Toch kunnen ze tijdens deze lange tochten tot 80% van hun lichaamsgewicht [onderhuids vet als brandstofvoorraad] verliezen.

     

    De kanoet is een hoog-arctische broedvogel wiens leefgebied zich situeert in hooggelegen toendra met steenrichels, op natte hoogvlakten met wilgen en in drassige gebieden aan de voet van heuvels en op morenen [landvorm door een gletsjer gevormd] met water in de buurt.

     

    Kanoeten foerageren in opeengepakte groepen op kwelders [ondiepe getijdengebieden].

    Ze bewegen zich voort als één samenhangende grijze massa. Al zijn er maar een paar honderd, toch lopen ze schouder aan schouder. Wanneer ze worden verstoord of bij hoge waterstand naar hun hoogwaterslaapplaats vliegen, lijken ze zich wel in slingerende rookkolommen voort te bewegen.

     

    Veel steltlopers vormen samen dichte drommen als ze bij hoog water rusten, maar weinige zijn op alle momenten zo sociaal als de kanoet.

    De kanoet vormt reusachtige groepen, soms met honderdduizenden soortgenoten. Zo’n zwerm over een riviermonding zien vliegen, op weg naar een nieuw voedselgebied of opgeschrikt tijdens het rusten, behoort tot de spectaculairste aanblikken voor een vogelliefhebber.

    Een solitaire kanoet is doorgaans één van de trekvogels, die soms bij vijvers landinwaarts opduiken. In de herfst zijn dit vaak jongen, die uitzonderlijk mak zijn en misschien wel nooit eerder een mens hebben gezien.

     

    Er is een groot verschil in zomer- en winterkleed.

    Het verenpak is in de zomer roestrood, gespikkeld zwart en oranjegeel op de rug; de kop is licht koperkleurig tot oranje, evenals de onderkant. De poten zijn groenig.

    Tijdens de winter vertoont het verenkleed een leigrijze rug, een vaalwitte buik, een lichte wenkbrauwstreep, een korte rechte zwarte snavel en korte grijzige poten.

     

    De lichaamslengte varieert tussen 23 en 27cm; de spanwijdte wisselt van 47 tot 54cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 125 en 215g.    

    Het geluid dat de kanoet voorbrengt, is nogal zacht en kort, af en toe een helder fluitende toon; geen uitgesproken vluchtgeluid.

     

    In het hoge noorden foerageren kanoeten op insecten, spinnen, kreeftachtigen, slakken en wormen, zaden en knoppen.

    Langs kusten buiten het broedseizoen geven ze de voorkeur aan modderige, soms zand- en kiezelstranden, waar ze schelpdiertjes [vooral twee-kleppigen, zoals kokkels] oppikken. Nonnetjes [schelpdieren] zijn ideale prooidieren voor de kanoet; ze komen in onuitputtelijke hoeveelheden voor. Ze zijn niet al te groot, hebben een schaal die relatief gemakkelijk te kraken is en vanwege een hoog eiwitgehalte zijn ze erg voedselrijk.

    Het enige probleem is hoe de nonnetjes op te sporen. Ze zitten namelijk verstopt in het sediment; dus de strandloper kan ze niet zien. Om de nonnetjes op te sporen maakt de kanoet gebruik van zijn snavel. In de loop van de evolutie is dat een extreem gevoelig instrument geworden, waarmee hij kan ‘peilen’ waar de lekkernijen verborgen zitten.

     

    Veel kanoeten keren al gepaard terug naar hun broedgebied.

    Andere mannetjes en vrouwtjes komen alleen toe, maar zijn meteen klaar om te baltsen en een territorium op te eisen, zodra de grond dooit onder de zomerzon.

    Het mannetje vliegt laag over het territorium, cirkelend op snel bewegende vleugels.

    Daarna glijdt hij naar beneden op vleugels die strak in een V-vorm worden gehouden.

    Dan trekt de vogel zich recht op zijn vlakke vleugels en stijgt weer op met trillende vleugels.

    Tijdens de balts zingt hij ‘wip-poe-mie’. De rest van het jaar is de gebruikelijke roep een lage, schorre noot, vaak te horen bij een foeragerende groep, waardoor een verward, amuzikaal koor ontstaat.

     

    De 3 tot 4 eieren worden van mei tot juli op de grond gelegd in een ondiep kuiltje met een zeer dunne voering van bladeren, stengels en korstmossen. Ze komen na 21 tot 22 dagen uit en de jongen gaan al snel zelf foerageren langs water in de buurt.

    Ze vliegen na 18 tot 20 dagen uit.

     

    We beklemtoonden reeds dat de kanoet ieder jaar een imposante reis aflegt: duizenden km van het broedgebied bij de noordpool naar Afrika, om er te overwinteren.

     

    De klimaatverandering dreigt daar een eind aan te maken; de vogel wordt er dubbel getroffen, blijkt uit een Nederlands onderzoek gepubliceerd in Science.

     

    De vogel blijkt op beide plekken namelijk voedsel mis te lopen. In het poolgebied lopen kanoeten een piek in insecten mis door de klimaatwijzigingen; in Afrika krijgen ze vervolgens niet genoeg schaaldieren binnen. Het aantal vogels is daardoor sinds de jaren ’80 gehalveerd.

     

    De ellende begint in het poolgebied. Door de opwarming van de aarde smelt daar de sneeuw eerder dan voorheen en verschijnen insecten ook vroeger in het jaar. Jonge kanoeten, die op de gebruikelijke tijd uit het ei komen, lopen daardoor het voedsel mis dat ze nodig hebben voor de lange reis.

    Doordat de dieren wegens het voedseltekort zo’n 15% kleiner zijn, lopen ze in Afrika nog meer voedsel mis. Omdat ze een kleinere snavel hebben, komen ze niet meer tot bij de ingegraven schaaldieren onder het zand en bezwijken.

    Het viel een onderzoeker in Afrika op dat de vogels zeegras aten. Het bleek dat de kanoeten noodgedwongen vegetariër waren geworden, doordat de planten beter te bereiken waren dan de dieper gelegen schelpen.

    Er blijkt een direct verband te bestaan tussen de grootte van de vogels en hun snavel én hun overlevingskansen; kleinere vogels halen vaak de terugreis niet.

     

    Een knap filmfragment illustreert de handel en wandel van deze bedreigde strandloper.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=G6Wz-GNZP4Q











    26-03-2017 om 18:20 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    19-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het steenuiltje, de ambassadeur van het kleinschalig agrarisch cultuurlandschap

     

    Geraadpleegde bron: Natuurblad: Sofie Versweyveld

     

    Dat landschap, waarin het steenuiltje graag vertoeft, bestaat uit erven, weilanden begraasd door paarden of schapen afgewisseld met bosjes, hoogstamboomgaarden, heggen, vrijstaande bomen, stallen, …

     

    Philippe Smets is de gewestelijke coördinator van de ‘Steenuilenwerkgroep’ van Natuurpunt en al meer dan 20 jaar actief rond steenuiltjes. Die hele tijd heeft hij de aanwezigheid van de steenuiltjes geïnventariseerd, nestkastbezetting opgevolgd, aan prooionderzoek, biotoopstudies en talrijke veldobservaties gedaan.

     

    Ervaringen en bevindingen krijgen extra waarde wanneer die met elkaar worden uitgewisseld. De steenuilenwerkgroep wil dan ook mensen met interesse voor de kleinste uil verenigen.

    De werkgroep verstrekt advies voor het verbeteren van de biotoop, geeft raad over types van nestkasten die succesvol zijn en hoe en waar die op te hangen.

    Ook voor inventarisatiemethoden kan je bij de werkgroep terecht.

     

    De steenuilenwerkgroep bundelt de krachten van 260 vrijwilligers. Zij inventariseren de steenuilen, beschermen bestaande broedplaatsen en creëren er nieuwe. Ervaren ringers controleren en ringen de steenuilen. Alles uit liefde voor het kleinste Vlaamse uiltje.

     

    De steenuil is klein en gezet met een lichaamslengte van 21 tot 23cm, een beetje groter dan een spreeuw. Hij heeft een ronde kop met felgele ogen en witte wenkbrauwen. Het verenkleed is bruin-wit gespikkeld.

     

    Door het verdwijnen van geschikte nestplaatsen, zoals een holte in een knotwilg heeft de steenuil het moeilijk in Vlaanderen. Hiervoor plaatst de steenuilenwerkgroep nestkasten, waarvan steenuiltjes graag gebruik maken niet alleen om te broeden, maar ook om te slapen.

     

    Philippe Smets controleert 60 nestkasten op zijn ronde langsheen het Vlaamse landschap.

    Hij kijkt na of de nestkasten nog in goede staat verkeren en of er steenuiltjes in broeden.

    In één van de nestkasten vindt Philippe 2 steenuiltjes; ze dragen allebei al een ring.

    Bij controle blijkt hier hetzelfde koppeltje steenuilen te wonen als vorig jaar.

    Zo een vaststelling geeft dit inventariseringswerk een gouden randje. Philippe noteert in welke nestkast welke uitjes hij heeft aangetroffen. De steenuil is een standvogel die broedt en overwintert in hetzelfde gebied.

    Als er steenuiltjes worden gevonden zonder een ring dan worden die meteen geringd. Zo kan de werkgroep opvolgen hoe het met de populatie is gesteld. Ook de bedreigingen kunnen zo in kaart worden gebracht.

    Voor het voortbestaan van de steenuil spelen knotwilgen een grote rol. Het roofvogeltje nestelt graag in de holten van de knotwilg, maar als de bomen niet geregeld worden gesnoeid, breken de takken af en beginnen ze te rotten.  

     

    Wie graag eerder verschenen bijdragen raadpleegt, kan via de zoekrobot in het archief de volgende artikels opdiepen:

     

    16/06/2013       De steenuil

    19/06/2013       Het steenuiltje in the picture











    19-03-2017 om 19:03 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2005
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Buizerds hebben een voorkeur voor soortgenoten die er hetzelfde uitzien als zij
  • Blauwborsten zijn showbeesten
  • Met hun krachtige tenen en nagels ‘kleven’ boomklevers echt aan boomstammen
  • De kans is reëel dat je elke winter op onze stranden dezelfde drieteentjes ziet
  • Vogelbescherming Vlaanderen dagvaardt rijke kasteelheer en de Vlaamse Waterweg
  • Domesticatie behoedde onze knobbelzwanen voor uitroeiing
  • Paul en Betty, het eerste koppel zeearenden in België
  • De fuut als voorbeeld van wat een ‘perfect koppel’ kan zijn
  • Succesvolle drietenen gaan voor garnaal
  • De houtsnip
  • Massale koperwiekentrek in oktober
  • De patrijs is in Vlaanderen met uitsterven bedreigd, maar toch mag er nog op gejaagd worden. De politiek doet een nieuwe poging om dat anachronisme te stoppen.
  • De vink werkt sommige mensen mateloos op de zenuwen
  • De zwaluw die geen zwaluw is
  • Broedt weldra de imposante Europese zeearend in onze contreien?
  • Red de Straatket! 20 jaar lang termijnonderzoek naar huismussenpopulaties
  • De zwarte stern is een vogel waarvoor alles tegenzit in onze contreien
  • Kan een verhuizing naar de stad de scholekster redden?
  • Het baardmannetje is eigenlijk een bakkebaardmannetje
  • De oeverzwaluw kan op menselijke assistentie rekenen
  • De roodborsttapuit stelt het vrij goed
  • Sommige zanglijnen van de zanglijster gaan al eeuwen mee
  • En de boer, vervuilt hij voort?
  • De raaf is een verspreide stand- en zwerfvogel
  • Onze grootste specht is een black beauty
  • Hoe meer de kruisbek vliegt, hoe roder hij wordt
  • Het jaarlijkse Grote Vogelweekend 2023 op 28 & 29 januari 
  • Goudhaantje en vuurgoudhaantje, de kleinste koninkjes van het Vlaams vogelrijk
  • De impact van vuurwerk op vogels
  • De tureluur doet het bij ons iets minder slecht dan de andere weidevogels
  • De fraaie lepelaar is een van de stilste vogels ter wereld
  • De koereiger in opmars
  • De wereld door de ogen van de rosse grutto
  • De koolmees wordt bedreigd door sluipende problemen
  • De drieteenstrandloper, steeds achter terugtrekkende golven aanrennend
  • De havik is de krachtigste roofvogel in onze contreien
  • Uitgestorven reuzenzeevogel
  • De strandplevier in de verdrukking door strandtoerisme
  • De woestijnbuizerd is een veel gebruikte roofvogel in de valkerij
  • De kleine karekiet brengt geregeld ook koekoekskuikens groot
  • Gierzwaluwen hebben van vliegen een levensstijl gemaakt
  • De blauwe reiger is de laatste decennia aan een sterke opmars bezig
  • Dramatisch biotoopverlies voor de veldleeuwerik
  • De gekraagde roodstaart, adonis van het bos
  • Officieel is de stadsduif dezelfde soort als de rotsduif waarvan ze afstamt
  • De boomvalk, de sierlijke, snelle rover 
  • Modern bosbeheer heeft een averechts effect op de kuifmees
  • De kievit, de luchtacrobaat van de wei

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    bel_bult_avdeynde
    www.bloggen.be/bel_bul
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs