Inhoud blog
  • HET PENSIOEN MET PUNTEN - Haalde de Pensioencommissie de mosterd in Duitsland?
  • Een vooruitblik op de pensioenen anno 2016
  • Het nachtkabinet (deel 2)
  • Het nachtkabinet (eerste deel)
  • Het Grieks pensioen blijkt toch niet zo voordelig als gedacht
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Welkom op Your Pension, een blog over het pensioendebat.
    Foto
    FOLLOW ME @
    http://be.linkedin.com/pub/albert-de-bruyckere/56/aa6/792/
    Your Pension - be
    Pensioenen kritisch bekeken - Une analyse critique des pensions.
    01-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET PENSIOEN MET PUNTEN - Haalde de Pensioencommissie de mosterd in Duitsland?

    Als je het beheer over de Sahara aan de federale regering geeft, zal er binnen vijf jaar een tekort aan zand ontstaan. (Milton Friedman)

    ____________________________________________________________________________________________________________________

    1. PROLOOG

    Het federaal regeerakkoord van 9 oktober 2014 besteedt op 20 pagina’s aandacht aan de pensioenproblematiek. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de aanpassingen van de wegving op de korte termijn en hervormingen op de middellange tot lange termijn:

    “De vergrijzing, ontgroening en verzilvering stellen het vertrouwen van de burgers in de houdbaarheid van het pensioenstelsel op de proef. Er is nood aan een nieuw sociaal contract over de leeftijdscohortes heen, het toonbeeld van een sterke intergenerationele solidariteit. De regering zal daarom een nieuwe pensioenhervorming uitwerken, op basis van de tien principes uit het rapport van de Commissie Pensioenhervorming 2020 - 2040 en hierover intensief overleg plegen met de sociale partners. Om de financiële en sociale duurzaamheid van het pensioensysteem te verzekeren, zal de regering deze tien principes vertalen in tien werkterreinen. De regering zal tijdens deze legislatuur de omschakeling naar een puntensysteem voor de pensioenberekening uitwerken. Hervormingen zullen steeds hand in hand gaan met voldoende lange overgangsperiodes.”

    In hoofdstuk 2.1.2 van het akkoord (“Lange termijn: automatische aanpassingsmechanismen”) wordt aandacht besteed aan een nieuwe pensioenberekening die in het rapport van de Commissie Pensioenhervorming werd opgenomen:

    “De regering zal, in nauw overleg met de sociale partners en het Nationaal Pensioencomité een wettelijke basis met inwerkingtreding ten laatste in het jaar 2030 opstellen voor een puntensysteem voor de pensioenberekening, dat een correcte weerspiegeling van opgebouwde rechten is. Dat wil zeggen dat een significante daling van het pensioenbedrag onmogelijk wordt gemaakt. De basis voor dit puntensysteem zal vervat zitten in volgende formule: Pensioen = (aantal punten) x (waarde van het punt) Het aantal punten hangt af van de verhouding tussen de eigen beroepsinkomsten of het eigen arbeidsloon en het gemiddelde arbeidsloon van de actieven in het eigen stelsel en van de lengte van de eigen loopbaan ten opzichte van de referentieloopbaan in het eigen stelsel. De referentieloopbaan kan variabel zijn, waarbij wijzigingen zullen leiden tot het behoud van dezelfde uitkeringsratio. De waarde van het punt is een functie van het gemiddelde arbeidsinkomen van de actieven in het eigen stelsel op het moment van de opname van het pensioen en weerspiegelt derhalve de intergenerationele solidariteit tussen de actieve populatie en de gepensioneerden. Dit wordt gerealiseerd door de herwaardering van de lonen aan de loongroei terug in te voeren op een budgettair neutrale manier. Het puntensysteem vormt aldus een sociaal contract tussen de actieven en de gepensioneerden waarbij de hoogte van de vervangingsratio van het pensioen niet langer afhangt van de toevalligheid van de economische context (sterke of trage groei van het gemiddeld loon) waarbinnen rechten worden opgebouwd.”

    In hoofdstuk 8 van het verslag van de Pensioencommissie 2020-2040 wordt nader ingegaan op de introductie van een ‘nieuwe’ pensioenregeling op basis van punten.

    “Punten kan men verzamelen door te werken. Het uitgangspunt is het volgende: als een werknemer gedurende een bepaald jaar j evenveel verdiend heeft als wat alle werknemers gemiddeld verdiend hebben gedurende dat jaar, dan zal hij één punt op zijn rekening krijgen voor dat jaar j. Heeft hij meer verdiend dan het gemiddelde, dan krijgt hij meer. Heeft hij minder verdiend, dan krijgt hij minder: de hoeveelheid punten die hij verworven heeft, is gelijk aan de verhouding tussen zijn verdienste in het jaar j en de gemiddelde verdienste van alle werknemers. (…) We rekenen in brutolonen; punten worden dus niet verzameld op basis van de sociale bijdragen of de belastingen die men betaald heeft, maar wel op basis van de hoogte van het brutoloon. Het gaat om het brutoloon dat over een heel jaar verdiend werd: veronderstel dat twee personen hetzelfde uurloon hebben maar de ene werkt voltijds en de andere werkt halftijds (of is slechts de helft van het jaar actief); het uitgangspunt is dan dat de eerste twee keer zoveel punten verwerft als de tweede. De evolutie van het gemiddelde loon van alle werknemers dat in de noemer van de breuk komt, wordt dus ook beïnvloed door de evolutie van de gemiddelde arbeidsduur. Men kan ook punten krijgen tijdens een periode van niet-activiteit die gelijkgesteld wordt met een gewerkte periode. De hoeveelheid punten die men krijgt bij een gelijkstelling, hangt in principe af van de lengte van deze gelijkstelling (uitgedrukt in voltijds equivalente dagen) en van de hoogte van het inkomen dat in aanmerking wordt genomen voor de gelijkstelling. (…) Het referentiepensioen voor een jaar T is een theoretisch bedrag dat een referentiewerknemer zou krijgen indien hij: i. gedurende elk jaar van zijn actieve loopbaan een brutoloon had dat gelijk was aan het gemiddelde brutoloon van alle actieven; ii. een loopbaan had die – uitgedrukt in jaren –gelijk is aan een referentieloopbaan die geldt in het jaar waarop hij zijn pensioen opneemt; iii. zijn pensioen opneemt op een leeftijd die niet tot een correctie leidt (noch negatief, noch positief). Als 45 jaar de ‘norm’ is voor een referentieloopbaan, dan zal de referentiewerknemer dus 45 punten verzameld hebben.”

    Voor verdere details en rekenregels verwijs ik u graag door naar het verslag van de Pensioencommissie 2020-2040 dat u terugvindt onder: (http://pensioen2040.belgie.be/nl/).

    2. EEN PENSIOEN MET PUNTEN: EEN NIEUW IDEE?

    Op 1 januari 1992 werd in Duitsland het nieuwe Renten Reform Gesetz (RRG) van kracht dat door de CDU/CSU/FDP-coalitie onder leiding van kanselier Kohl werd beslist. De wet werd opgenomen in Sozial Gesetzbuch VI (SGB VI) en voerde niet enkel een nieuwe pensioenformule in, maar stippelde eveneens de weg uit voor een geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd en stelde een einde aan de – moeilijke – discussie over het convergeren van de zogenaamde ‘West- en Ostrenten’ die na de hereniging van West- en Oost-Duitsland in 1989 was ontstaan. Ik ga hierna enkel in op de nieuwe rentenformule die door de hervorming werd geïntroduceerd. Wie meer over de andere aspecten van de pensioenberekening wil weten, kan terecht op de website van de Bundeszentrale für politische Bildung voor de bijzonder interessante artikelenreeks van de professoren Gerhard Bäcker en Ernst Kistler .

    2.1. Korte inleiding tot het Duits pensioenstelsel voor werknemers

    Het Duits pensioenstelsel wordt beheerst door het principe van de ‘participatieve gelijkwaardigheid’ (Teilhabeäquivalenz). Een basispensioen, waarbij aan éénieder een gelijk pensioen wordt toegekend staat haaks op deze idee. Twee factoren bepalen de hoogte en zodoende de kwaliteit van het pensioen, met name:

    - Het aan bijdragen onderworpen arbeidsinkomen dat de verzekerde over de duur van zijn volledige loopbaan heeft verworven;

    - De duur van de verzekerde beroepstijdvakken. In beginsel bestaat er een nauwe equivalentierelatie (prestatie/ tegenprestatie) tussen de hoogte en de duur van het aan de bijdrageplicht onderworpen arbeidsinkomen, enerzijds, en de hoogte van het toegekende pensioen, anderzijds.

    Hoe hoger het arbeidsinkomen en hoe langer de verzekeringsduur en bijdragebetaling, hoe hoger het individuele pensioen. Bij gering arbeidsinkomen of korte verzekeringsduur geldt een laag pensioen. Het hiervoor aangehaalde verzekeringsprincipe is evenwel niet absoluut. De hoogte van het individuele inkomen wordt gespiegeld aan het gemiddeld bruto-inkomen van alle verzekerde werknemers. Het in aanmerking genomen individuele inkomen wordt bovendien beperkt tot een absoluut berekeningsplafond. Voor de berekening van het pensioen is bijgevolg het individuele doorsnee inkomen (de bruto bezoldigingen) over de volledige loopbaanduur relevant.

    De equivalentie tussen bijdrage en prestatie slaat dus niet op de hoogte van de betaalde bijdragen (de bijdragevoeten in Duitsland staan in nauwe relatie tot de economische omgevingsfactoren). De strikte koppeling aan arbeid en inkomen wordt bij de vaststelling van het pensioen – zoals in de Belgische werknemersregeling – op verschillende plaatsen doorbroken door de toepassing van het solidariteitsprincipe. Zo zullen bepaalde tijdvakken in de berekening worden opgenomen, ofschoon er geen beroepsactiviteit verricht of een bijdrage betaald werd gelijkgestelde tijdvakken). Bovendien worden sommige activiteiten met een laag inkomen bij de berekening van het pensioen sociaal gecorrigeerd.

    2.2. De pensioenformule

    De pensioenformule bepaalt de hoogte van iedere nieuwe gepensioneerde en houdt rekening met individuele factoren, zoals de aard van het pensioen en het respectieve actuele loonniveau.

    Hierna blijf ik stilstaan bij de verschillende onderdelen van de formule:

    • Ep (Entgeltpunkte) – Pensioenpunten (Pp)

    • ZF (Zugangsfaktor) – Toetredingsfactor (Tf)

    • RaF (Rentenartfaktor) – Pensioenaard (Pa)

    • aRw (aktueller Rentenwert) – Actuele pensioenwaarde (AP)

    Het maandelijks bruto pensioenbedrag is gelijk aan: (∑ Ep) x Tf x Pa x AP

    (∑ Ep): de som van de pensioenpunten die, jaar per jaar, werden opgebouwd en de verhouding aangeven tussen het individuele arbeidsinkomen en het gemiddelde inkomen van alle verzekerde werknemers in de beschouwde jaren.

    Tf: de toetredingsfactor geeft aan of het pensioen voortijdig wordt opgenomen. In Duitsland wordt een verminderingscoëfficiënt toegepast van 0,3 % per maand vervroeging. De leeftijd waarop geen korting op het pensioen wordt toegepast, wordt sedert 2012 geleidelijk opgetrokken van 63 naar 65 jaar. De wettelijke pensioenleeftijd evolueert van 65 naar 67 jaar.

    Pa: de aard van het opgenomen pensioen beinvloedt het pensioenbedrag rechtstreeks. In Duitsland gaat het om het ouderdomspensioen (waarvoor de factor 1,0 wordt toegepast, d.w.z. dat het pensioen voor 100% wordt uitgekeerd), het pensioen wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (factor 0,5), het pensioen wegens volledige arbeidsongeschiktheid (factor 1,0) en wezen- respectievelijk overlevingspensioenen. In de Belgische context kunnen we ons beperken tot ouderdoms- of rustpensioen.

    AP: de actuele pensioenwaarde wordt ieder jaar op 1 juli in EUR vastgelegd. Voor de berekening van het pensioen wordt de waarde genomen van het jaar waarin het pensioen ingaat. M.a.w.: de pensioenwaarde is identiek voor iedere verzekerde die in een bepaald jaar het pensioen opneemt.

    2.3. Voorbeelden

    • Het gemiddeld beroepsinkomen van alle verzerde werknemers in 2010 bedroeg 32.003 EUR bruto per jaar. Wie dat jaar 16.000 EUR verdiende, kon voor dat jaar op 0,5 pensioenpunten rekenen. Iemand met een bruto inkomen van 48.000 EUR op 1,5 punten.

    • Een verzekerde die in de tweede helft van 2013 zijn rustpensioen opnam, kon rekenen op een actuele pensioenwaarde van 28,14 EUR. Indien deze verzekerde 42 pensioenpunten heeft verzameld en niet vroegtijdig op pensioen gaat, bedraagt zijn maandelijks bruto pensioen: 42 Ep x 1 (Tf) x 1 (Pa) x 28,14 EUR (AP) = 1.181,88 EUR

    • Een verzekerde die 45 jaar het gemiddeld beroepsinkomen heeft verdiend, zal in dezelfde situatie op een pensioen van 45 Ep x 1 x 1 x 28,14 EUR = 1.266,30 EUR kunnen rekenen.

    • De verzekerde die gemiddeld 1,5 punten per jaar heeft verzameld, maakt aanspraak op een bruto bedrag van 1.899,45 EUR.

    3. Evaluatie

    Deze bijdrage gaat uiteraard voorbij aan een hele reeks details van de Duitse pensioenwetgeving. Onze gezagdragers kunnen, wanneer zij het pensioen met punten invoeren, beroep doen op deskundigen die sedert 1992 de regelgeving in praktijk hebben omgezet. Het wekt wel enige verbazing, dat bij de presentatie van de idee van het pensioen met punten op geen enkele manier werd verwezen naar ervaringen in het buitenland en de indruk wordt gelaten dat het hier om een volledig nieuw concept gaat. Wanneer men geheel of ten dele de mosterd bij anderen haalt, verdient dit toch op zijn minst een vermelding.

    Op zich, kan de invoering van een pensioenstelsel met punten in de werknemersregeling geen al te grote praktische problemen stellen gezien de loon- en arbeidstijdgegevens al sedert een geruime tijd op accurate wijze worden bijgehouden. De rekenformules kunnen ook voor een groot deel bij de bestaande aansluiten. Bij de discussie over het nieuwe stelsel zal men evenwel op vragen een antwoord moeten geven, vragen die de sociale partners en de politici al sedert 1984 bezig houden:

    • Hoe brengen we de verhouding tussen het verzekerings- en het solidariteitsprincipe terug in evenwicht?

    • Tussen welke minimum- en maximumgrenzen?

    • Welke intrinsieke waarde wordt aan gelijkgestelde tijdvakkken van verschillende aard gegeven en hoe verhouden deze zich t.o.v. effectief gepresteerde tijdvakken?

    • Binnen welk budgettair kader gaat men nieuwe stelsels uitwerken en financieren?

    • Welke cohortes van de beroepsbevolking zullen de wijzigingen ondergaan? Het mag wel duidelijk zijn dat een mengvorm van bestaande en nieuwe pensioenwetgeving moet worden uitgesloten.

    Indien de beleidsverantwoordelijken op een invoering in (uiterlijk) 2030 mikken, zal het nieuwe stelsel ontegensprekelijk ook op werknemers van toepassing zijn die vandaag al op de arbeidsmarkt zijn ingetreden en er al een geruime loopbaan hebben opzitten. Bij een pensioenleeftijd van 67 jaar in 2030 met een referentieloopbaan van 45 tot 47 jaar komen de geboortejaren 1963 – 65, de huidige prille vijftigers dus, ontegensprekelijk in het vizier.

    Benieuwd wanneer een open en participatieve discussie met de doelgroepen en rechtstreeks betrokkenen op gang komt.

    Bert De Bruyckere



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail
    URL
    Titel *
    Reactie * Very Happy Smile Sad Surprised Shocked Confused Cool Laughing Mad Razz Embarassed Crying or Very sad Evil or Very Mad Twisted Evil Rolling Eyes Wink Exclamation Question Idea Arrow
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    Archief per week
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 20/07-26/07 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 23/02-01/03 2015

     


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Welkom op Your Pension, een blog over het pensioendebat.
    Zoeken met Google



    Mijn favorieten
  • bloggen.be
  • be.linkedin.com
  • onprvp.fgov.be
  • pdos.be
  • rsvz.be
  • esip.eu


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs