Waarom Amerikanen massaal tegen de nieuwe gezondheidswet stemmen kan ik je niet volledig zeker vertellen. Waarom sommige Belgen de opwarming van de Aarde in twijfel trekken omdat we voor het eerst in een paar jaar nog eens een keertje langer dan twee weken sneeuw in een winter hebben, kan ik ook niet zomaar op één twee drie verwoorden. En helaas, waarom ik besloten heb een blog aan te maken, ook niet echt.
Één ding staat vast, ik wou iets doen met mijn zogezegd vlotte pen. Een muzikant speelt een liedje voor zijn publiek, een tekenaar toont zijn schetsen en een schilder stelt zijn werken tentoon. Maar met een blad papier krijg je maar zelden iemand enthousiast. Vandaar deze uitweg, om mensen die mijn schrijfsels willen lezen de kans te geven, en om degene die dat niet willen niet al te veel lastig te vallen. Of om dit toch op zijn minst proberen te beperken tot wanneer het echt nodig is. Een controle op dt-fouten om zo maar iets te noemen.
Wat valt er verder zo nogal te zeggen. Niets nieuws onder de zon eigenlijk. Dat ik enorm van muziek hou. Dat ik een mooie foto of andere visuele kunst ook behoorlijk kan appreciëren. Dat ik geen spruiten, witloof en andere oervlaamse groenten lust. En dat ik er rotsvast van overtuigd ben dat de mens in 1969 niet op de maan geland is. Er zijn in dat jaar behoorlijk veel mensen op andere mensen belandt, maar van de maan bleven ze toen denk ik toch nog af. Voor ik te ver afwijk: daar kom ik later misschien nog wel een keer op terug.
Verwacht je op deze blog dus vooral aan gedachtegangen, mijn zo nu en dan niet al te genuanceerde mening over bepaalde onderwerpen, een muzikale tip, een recensie van een goed concert of cd, een kortverhaal of een zelfs ietwat poëtische uitspatting.
Maar voorlopig kruipt uw favoriete woordenaar gewoon in zijn bed!
Bijna half twaalf, een mooi uur om weer wat op pixel te zetten!
Vandaag kon je er niet naast kijken, in elke krant stond de uitslag van een grootschalige enquête. Het JOP (Jeugdonderzoeksplatform) ondervroeg in Vlaanderen bijna 1,4 miljoen jongeren van vandaag over hun visie op de ideale levensloop. Kortgesteld ziet deze er als volgt uit: op 17,5 jaar het eerste seksuele contact, rijbewijs op 18 jaar, alleen (of met de partner) gaan wonen op 24 jaar, gevolgd door een eigen huis op 25 jaar. Nog een jaartje later mag het eerste kindje aantreden, samen met een trouwpartij. Het laatste kind wil men op 34 jaar, waarna men het toppunt van zijn of haar carrière kan bereiken. Daarna nog een tijdje werken tot de leeftijd van 60 jaar, en dan genieten van een pensioentje.
Ik moet bekennen dat de ideale levensloop, zoals mijn leeftijdsgenoten ze voorstellen, me behoorlijk verbaasde. Niet alleen omdat alles blijkbaar erg snel moet gaan, maar ook gezien de huidige economsiche situatie. Als je van plan bent om te gaan studeren, schuiven de resultaten volgens het onderzoek gemiddeld 3 jaar op. Wie echter even opmerkt dat de gemiddelde hogere studieloopbaan 5 jaar duurt, ziet ook dat deze verschuiving eigenlijk geen verschil maakt. Ikzelf zie me niet na twee jaar gewerkt te hebben (als ik dan al het geluk heb om snel werk te vinden) een eigen woonst aan te schaffen. En moest ik dit dan financieel halen, zou ik nog altijd niet de overschot hebben om een jaar later al aan kinderen te beginnen. Ik weet niet wat de anderen denken te verdienen in hun eerste jaren als 'grote mens', maar ik maak er me geen illusies over.
Verder vind ik het ideaalbeeld, zoals het geschets wordt in de enqûete, behoorlijk stereotiep en zelfs saai. Wat is er gebeurd met de rebelsheid, de ontdekkingsdrang? Ik besluit alleen dat, sinds de jeugd zich in witte broeken, fluopetjes en nektapijten is beginnen hullen, ook enige vorm van originaliteit en ondernemingszin verloren is gegaan onder een dikke laag bruinen-zonder-zon. Nog iets dat me is opgevallen uit het onderzoek, is dat meisjes gemiddeld 2 jaar sneller onafhankelijk willen zijn. Dit uit zich bijvoorbeeld in een vroegere leeftijd waarop de eerste rubbertjes en pillen (niet altijd even correct, zo blijkt) worden gebruikt. Het cliché dat jongeren uit het bso er vlugger aan beginnen, wordt ook bevestigd.
Trouwen is blijkbaar ook terug hip, hoewel er nog nooit generatie met zo'n hoog percentage aan gescheiden ouderparen is geweest. Blijkbaar meent de jeugd van tegenwoordig dat zij wel bestand zijn tegen de druk en verantwoordelijkheid die zo'n vaste relatie met zich meebrengt. Het feit dat jongeren zichzelf zo snel zien samenwonen en kinderen krijgen, zal daar volgens mij ook zeker niet toe bijdragen.
Om nog even terug te komen op mijn uitsprak over de 'braafheid' van de jeugd: de helft van de ondervraagde jongeren bekend dat zij ooit een misdrijf hebben gepleegd. Jongeren staan ook opvallend mild tegenover misdrijven, ze willen vooral een positieve aanpak ten opzichte van delinquenten. Er wordt tegen de doodstraf en camera's op straat gestemd. De castratie van verkrachters wordt met een nipte meerderheid wél goedgekeurd. Ook vragen de twintigers van vandaag zich af of ze hun kroost nog wel veilig op straat kunnen laten spelen. We leven duidelijk nog steeds in een post-Dutroux tijdperk.
Al bij al stelt de jeugd van tegenwoordig me teleur. Ik dacht dat er een grote afzettingsdrang was, zeker met de grote hoeveelheid aan subculturen en keuzes die jongeren van vandaag krijgen. Maar dit heeft blijkbaar geen effect op de levensvisie van de huidige generatie. Marc Elchardus, hoogleraar aan de VUB concludeert: 'Iedereen denkt vandaag graag dat hij erg persoonlijke keuzes maakt. Onder druk van ons individualisme, overschatten we de individualisering van de samenleving. We zeggen ook graag dat de traditionele loopbaan is verdwenen en iedereen nu aan jobhopping doet. Of dat we nu in een 24-ureneconomie leven. In werkelijkheid is dat allesbehalve waar.'
Expecting the world to treat you fairly because you are a good person, is a little bit like expecting the bull not to attack you because you are a vegetarian
Naar de gelijknamige roman van Antoine de Saint-Exupéry
Algauw kwam ik meer te weten over die bloem. Op de planeet van het prinsje waren altijd heel eenvoudige bloemen geweest, met één enkele rij bloemblaadjes, zij namen weinig plaats in en maakten het niemand lastig. Op een ochtend verschenen zij in het gras en verwelkten dan 's avonds. Maar die éne bloem was op een dag ontkiemd uit een zaadje van onbekende oorsprong en de kleine prins had erg goed oog gehouden op dat sprietje, omdat het niet op de andere sprietjes leek. Het kon wel een nieuw soort apebroodboom zijn. Maar de plant hield al gauw op met groeien en zij begon aan een bloem te werken. De kleine prins woonde het zetten van een geweldige knop bij en begreep wel, dat er iets wonderbaarlijks uit tevoorschijn moest komen, maar die bloem kwam maar niet klaar met haar voorbereidselen, binnenin haar groene kamertje. Met grote zorg koos zij haar kleuren uit. Heel langzaam kleedde zij zich en legde ieder bloemblaadje op zijn plaats. Ze wilde niet zo verfromfaaid voor de dag komen als de klaprozen. Stralend van schoonheid wilde ze verschijnen. Ja, ze was heel ijdel. Haar geheimzinnig gedoe had dus dagenlang geduurd. En eindelijk, op een ochtend, juist bij zonsopgang, had ze zich vertoond. En nadat ze zo alles in de puntjes gedaan had, gaapte ze en zei: - Hè, ik word net wakker... Neem me niet kwalijk... Mijn kapsel is nog helemaal in de war... Toen kon de kleine prins zijn bewondering niet mer bedwingen. -Wat bent u mooi! - Ja, vind je niet, antwoordde de bloem zachtjes. En ik ben tegelijk met de zon geboren. De kleine prins vermoedde wel, dat ze niet erg bescheiden was, maar ze was zo ontroerend! - Het is tijd om te ontbijten, geloof ik, had ze al gauw gezegd - zoudt u misschien aan me willen denken?... En helemaal in de war, was de kleine prins vlug een gieter fris water gaan halen en had er de bloem van gegeven. Ze had het hem al spoedig lastig gemaakt met haar veeleisende ijdelheid. Zo had ze op een dag tegen de kleine prins over haar vier doornen gesproken: - Laat ze maar opkomen, de tijgers met hun klauwen! - Er zijn geen tijgers op mijn planeet, had de kleine prins geantwoord; bovendien eten tijgers geen gras. - Ik ben ook geen gras, antwoordde de bloem zacht. - Neemt u me niet kwalijk... - Voor tijgers ben ik niet bang, maar ik heb een hekel aan tocht. Hebt u niet een kamerscherm? - Een hekel aan tocht... dat valt niet mee vor een plant, had de kleine prins gezegd. Wat een ingewikkelde bloem... - En 's avonds zet u me maar onder een stolp. Het is erg koud bij u, en slecht ingericht. Daar waar ik vandaan kom... Maar toen had ze ineens gezwegen. Ze was immers als een zaadje gekomen en kon dus nooit iets weten van andere werelden. Vol schaamte, dat ze zich zo kinderachtig in de kaart had laten kijken, kuchte ze een paar maal om de kleine prins te laten voelen dat hij in gebreke was. - Dat kamerscherm?... - Ja, ja - ik wilde het net gaan halen maar u sprak nog tegen me. Toen had ze haar kuch nog wat aangedikt om hem toch een beetje berouw te laten voelen. En zo was de kleine prins, ondanks zijn goede wil en zijn liefde, al gauw aan haar gaan twijfelen. Hij had een paar onbelangrijke woorden veel te ernstig opgevat en was daardoor heel ongelukkig geworden. Ik had natuurlijk niet naar haar moeten luisteren, vertrouwde hij me eens toe. Naar bloemen moet je nooit luisteren. Men moet ze bekijken en eraan ruiken. Mijn bloem geurde over heel de planeet maar ik wist er niet van te genieten. Die opmerking over klauwen waar ik zo kwaad om werd had ik juist grappig moeten vinden... En hij vervolgde: - Ik heb er toen niets van begrepen! Ik had haar moeten beoordelen naar haar daden en niet naar haar woorden. Ze verspreidde geur en gland. Ik had nooit moeten weglopen. Ik had de tederheid moeten voelen achter haar armzalige streken. Bloemen spreken zichzelf altijd tegen. Maar ik was nog te jong om van haar te kunnen houden.
Ik denk dat hij ontsnapte met een groep wilde trekvogels. Voor zijn vertrek maakte hij die ochtend zijn planeet keurig in orde. Zorgvuldig veegde hij de kraters van de werkende vulkanen. Twee vulkanen in werking had hij en dat was erg gemakkelijk om 's morgens het ontbijt op klaar te maken. Hij had ook een dode vulkaan. Maar zoals hij zei: 'Je kunt nooit weten!' en daarom veegde hij die ook goed uit. Als vulkanen goed onderhouden worden branden ze zacht en regelmatig zonder uitbarstingen. Vulkanische uitbarstingen zijn net als schoorsteenbrandjes. Op deze aarde zijn wij natuurlijk veel te klein om onze vulkanen te vegen. Daarom hebben we er ook zo'n last mee. Een beetje bedroefd trok het prinsje ook de laatste sprietjes apebroodbomen uit. Hij dacht, dat hij nooit meer terug zou komen. Maar hij deed die morgen al zijn gewone werkjes met bijzonder veel liefde. En toen hij de bloem voor het laatst begoot en haar veilig onder haar stolp wilde zetten, merkte hij dat hij moest huilen. - Vaarwel, zei hij tegen de bloem. Maar ze antwoordde niet. Nog eens zei hij: 'Vaarwel' De bloem kuchtte, maar nu niet van verkoudheid. - Ik heb me dwaas aangesteld, zei ze eindelijk. Vergeef het me maar en tracht gelukkig te worden. Het verbaasde hem, dat ze hem geen verwijten maakte. Hij was helemaal van de wijs en bleef maar staan met de stolp in zijn hand. Van die rustige vriendelijkheid begreep hij niets. -Ja zeker, ik houd van je, zei de bloem. Je hebt dat nooit geweten door mijn eigen schuld. Het doet er niet toe. Maar jij hebt al net zo dwaas gedaan als ik. Probeer gelukkig te worden en laat de stolp maar. Die wil ik niet meer. - Maar die wind... - Nu ja, zó verkouden benik nu ook weer niet... De frisse nachtlucht zal me goed doen. Ik ben tenslotte een bloem. - Maar die dieren dan... - Een paar rupsen zal ik wel moeten verdragen, als ik ooit vlinders wil zien. Die schijnen zo prachtig te zijn. En wie zal er verder op bezoek komen? Jij bent weg. En voor grote dieren ben ik niet bang. Ik heb mijn klauwen. Kinderlijk spreidde ze haar doornen uit en zei toen: - Blijf nu niet zo hangen; dat maakt me kriebelig. Je hebt nu besloten te gaan. Ga dan ook. Want ze wilde niet dat hij haar zag huilen. Ze was een erg trotse bloem...
...
Maar toen de kleine prins lang gelopen had door het zand, de rotsen en de sneeuw, ontdekte hij eindelijk een weg. En wegen voeren altijd naar de mensen. - Goede morgen, zei hij. Het was een tuin met bloeiende rozen. - Goede morgen, zeiden de rozen. De kleine prins bekeek ze eens. Ze leken allemaal op zijn bloem. - Wie ben je? vroeg hij hun stomverbaasd. - Wij zijn rozen, zeiden de rozen. - O! zei de kleine prins. En hij was heel ongelukkig. Zijn bloem had hem verteld dat ze de enige in haar soort was in het heelal. En nu stonden er vijfduizend, precies dezelfde, in één enkele tuin. 'Wat zou ze zich ergeren, dacht hij als ze dat zag. Ze zou geweldig gaan hoesten en net doen of ze dood ging, om haar figuur te redden. En ik zou wel moeten doen alsof ik haar verzorgde - want anders was ze in staat om echt te sterven, alleen om mij ook een figuur te laten slaan.' En toen dacht hij nog: 'Ik vond mezelf nog wel zo rijk met die ene bloem, en het is maar een doodgewone roos. Die roos en mijn drie vulkanen die niet hoger reiken dan mijn knie en waarvan er een misschien voor goed is uitgedoofd - met dat al ben ik toch niet zo'n geweldige prins...' En hij ging in het gras liggen en huilde.
...
De kleine prins ging weer naar de rozen kijken: -Jullie lijken helemaal niet op mijn roos, jullie zijn nog niets, zei hij. Niemand heeft jullie tam gemaakt en jullie hebben ook niemand tam gemaakt. Jullie zijn net zoals mijn vos was. Hij was ook maar een vos zoals alle anderen. Maar ik heb er een vriend van gemaakt en nu is hij de enige op de wereld. En de rozen werden erg verlegen. -Je bent wel mooi, maar je bent leeg, zei hij nog. Niemand kan voor je sterven. Natuurlijk zou een willekeurige voorbijganger geen verschil zien tussen mijn eigen roos en jullie. Maar toch is zij, zij alleen, veel belangrijker dan jullie allen, omdat ik haar water heb gegeven, en haar onder een stolp heb gezet; omdat ik haar heb beschut met een kamerscherm en de rupsen voor haar heb gedood (behalve een enkele hier en daar, voor de vlinders); omdat ik haar klachten en haar gesnoef en zelfs haar zwijgen heb aangehoord; omdat zij mijn roos is. En hij ging terug naar de vos: -Vaarwel, zei hij... -Vaarwel, zei de vos. Dit is mijn geheim, het is heel eenvoudig: alleen met het hart kun je goed zien. het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar. - Voor de ogen is het wezenlijke onzichtbaar, herhaalde de kleine prins, om het goed te onthouden. - Alle tijd die je aan je roos besteed hebt, maakt je roos juist zo belangrijk. - De tijd die ik aan mijn roos besteed heb... zei de kleine prins, om het goed te onthouden. - Dat is een waarheid, die de mensen vergeten zijn, zei de zos. Maar die moet jij niet vergeten. Je blijft altijd verantwoordelijk voor wat je tam hebt gemaakt. Je bent verantwoordelijk voor je roos... - Ik ben verantwoordelijk voor mijn roos, zei de kleine prins om het goed te onthouden
The Avett Brothers - I And Love And You http://www.youtube.com/watch?v=05cJgEcIkvA Drie cowboys uit North Carolina die na 5 albums en talloze EP's eindelijk besluiten om de oceaan over te steken en daarbij stuiten op geweldig succes: dat zijn de Avett Brothers. Met een combinatie van folk, blues en rock toveren ze de meest uiteenlopende songs tevoorschijn. Van pianoriedels tot up-tempo nummers, deze broertjes hebben het op hun plaat staan. Kings Of Leon met een flinke scheut melancholie
The Drums - Summertime! http://www.youtube.com/watch?v=6OsTUnkqSi4&feature=related 'Summertime!' van The Drums is op vlak van timing niet bepaald geweldig, maar de muziek die erop staat doet al vast verlangen naar een onbezonnen vakantie. Zoals de naam doet vermoeden zijn de drumpatronen volop aanwezig op de plaat, versierd met leuke gitaarpartijtjes. Beach Boys meets Joy Division + veel zonneschijn
Admiral Freebee - The Honey And The Knife http://www.youtube.com/watch?v=Frmss4WfPUM Michiel Devlieger vroeg Tom Van Laere, alias Admiral Freebee, in zijn Laatste Show al hoe het was om 'zo is een Mick Jaggerke te doen'. Zulke uitspraken strelen 's mans ego waarschijnlijk, maar de complimentjes zijn zeker terecht. De admiraal houdt vast aan de typische bluesy rock & roll die - hoe raad je het - de Stones zo populair maakten. Van Laere blijft ook een geweldig songwriter, met bijvoorbeeld volgende leuke zinsnede : 'A home // A home // My kingdom // For a home'
Jimi Hendrix - Valleys Of Neptune http://www.youtube.com/watch?v=czOtxRvTT80&feature=related Je moet het maar doen, na 40 jaar op de eeuwige jachtvelden te verblijven een nieuwe plaat uitbrengen. Jimi Jimi bewijst zijn onsterfelijkheid maar weer een keer. En in tegenstelling tot de half afgewerkte songs of demo's in slechte kwaliteit die om de zoveel jaar wel eens durven op te duiken uit stoffige archieven, is deze plaat toch wel een pareltje.
Volledig verkleumd zakte Stef neer op het bankje. Wat een geluk dat De Lijn voor deze bushalte wat extra budget voorzien had en een plexiglazen kooi rondom het bankje had neergepoot. De plotse sneeuwvlaag had hem verrast, en aangezien hij niet gekleed was voor een tocht door het witte sneeuwtapijt, waren zijn dunne schoenen volledig nat en begonnen zijn tenen paarsblauw uit te slaan. Hij vormde een kommetje met zijn handen en blies er warme lucht in, als poging tot verwarming. Veel hielp het helaas niet, en nadat hij zijn kap wat verder over zijn ogen trok besloot hij te berusten in zijn lot. Wachten op de bus, altijd maar wachten. Hij was het gewend, hij had nooit anders gedaan.
Stefan Peters, Stef voor de vrienden, was een jonge kerel van zeventien winters oud. Helaas voor hem was net deze zeventiende winter extra koud, waardoor hij nu in het verlaten bushokje terecht was gekomen, midden in de polder. Terwijl hij zijn best deed om niet te veel te rillen, kreeg het bevroren polderlandschap rond hem een deken van witte vlokken over zich heen. Enkele Canadese ganzen lieten met een luid gekwek weten dat ze de aanwezigheid van de indringer niet op prijs stelden, waarna ze hun vleugels uitsloegen en in de grijze avondschemering verdwenen. De zon begon al achter de horizon te verdwijnen en gaf de verse sneeuw een oranje tint. Stef merkte niets van dit winterse natuurfenomeen. Hij zat met gefronste wenkbrauwen de dienstregeling te bestuderen, en kwam tot de conclusie dat het nog een tijdje zou duren eer er een bus zou passeren. Hij besloot zich maar in te nestelen in een hoek van het bushok en sloot zijn ogen.
Eerder die dag was Stef zijn grootmoeder Maria gaan bezoeken. Ze woonde in een klein gehucht vlak tegen de grens tussen België en Nederland. Toen Stef klein was had hij het altijd verwonderlijk gevonden hoe mensen wisten dat net hier de lijn liep tussen twee landen. Hij zocht, gedreven door de typerende nieuwsgierigheid van een achtjarige, naar iets dat op een lijn kon lijken in de buurt van de grenspaal, maar zonder succes. Zijn opa, een verstandige man die heel zijn leven als metser had gewerkt en nog altijd vol trots terugdacht aan al de gebouwen die dankzij zijn vakkennis nog steeds rechtstonden, wandelde verder met zijn kleinzoon en vertelde hem dat er niet echt een lijn liep. Het is eerder een idee. Een soort van afspraak. Om de mensen duidelijk te maken waar hun land loopt. Stef dacht hier even over na. Maar opa, waarom moet er dan zo iets zijn? De mensen zijn toch allemaal hetzelfde? Die lijn is toch niet nodig? Jongen, zei Stefs opa, moesten de grote mensen hetzelfde denken zou de wereld een veel betere plaats zijn. Maar jammer genoeg hebben mensen graag iets om ruzie over te maken, en daar is zon lijn heel goed voor. Want niemand weet precies waar ze juist moet lopen. En dan gaan ze ruzie maken. Dat vind ik maar raar, opa, bedacht Stef zich. Later, tijdens de geschiedenislessen, zou hij merken wat voor ellende zon fictieve lijn kan veroorzaken. Toen Stef inzicht in het reilen en zeilen van de wereld begon te krijgen, werd hij ook met de hardheid van het bestaan geconfronteerd, toen de kankercellen die zijn grootvader al 3 jaar in hun greep hielden de overhand haalden. Sindsdien bezocht Stef elke twee weken zijn grootmoeder, om haar eenzaamheid zoveel mogelijk te beperken.
Twee kilometer verwijderd van het huis van zijn grootmoeder liet zijn fiets het afweten.
Er zat niets anders op dan te voet verder te gaan. In de terugweg zou hij dan wel naar de bushalte wandelen een paar kilometer verderop, en van daaruit naar huis vertrekken. Zijn ouders waren een weekendje naar de zee, en konden hem dus niet komen ophalen. Bij zijn oma aangekomen onderging Stef het traditionele vragenvuur. Hoe het op school ging, of hij wel goede punten halen, of er misschien een vriendinnetje was. En net zoals hij de vorige keren had geantwoord zei hij ook nu weer dat alles goed ging. Het oude vrouwtje glimlachte, ze begreep het. Stef had een ongelooflijke bewondering voor deze vrouw, en ergens had hij spijt dat hij nooit eerlijk tegen haar was.
Maar hij vond dat zijn eigen dagdagelijkse ellende niets voorstelde naast het leven van deze vrouw wiens leven gekenmerkt was door tegenslag en afscheid. Ze verloor haar moeder in de Tweede Wereldoorlog na een bombardement, moest dan zelf maar op 14-jarige leeftijd stoppen met school om de rol van huisvrouw te bekleden.
Terwijl haar vader tot laat in de fabriek ging werken zorgde zij voor haar kleinere broertjes en zusjes. Toen die allemaal groot genoeg waren en voor zichzelf konden zorgen ging ze aan de slag in de plaatselijke textielsector als naaister, om wat meer geld te verdienen.
In die tijd gingen de jongeren nog naar de kermis om een vriendje of vriendinnetje te vinden in plaats van daarvoor een site met jonge Russische meisjes te raadplegen. Nadat Maria Stefs opa had ontmoet in De rups kon ze voor het eerst in haar leven van haar volwassenheid genieten. Ze trouwden, en niet veel later was ze zwanger van haar eerste kind. Tot hun geluk plots werd verstoord door een miskraam. Maria was er kapot van. Ze belande in een depressie met de vrees dat haar kinderwens nooit zou uitkomen. Twee jaar later beviel ze, na negen maanden van bang afwachten van een flinke zoon, die op zou groeien en op zijn beurt ook een zoon zou krijgen. Zeventien jaar later zou dat kind terugdenken aan de harde jeugd van zijn grootmoeder en blij zijn dat het lijden bij hem beperkt bleef tot de koude vloer van het bushok.
Toch had Stef zijn bedenkingen bij die vaststelling. Want als je de verhalen hoort van hoe je ouders en grootouders elkaar hebben ontmoet, lijkt het allemaal veel te perfect. Ze werden verliefd, gingen samenwonen en stichtten een gezinnetje. Geen sprake van afwijzingen, gebroken harten en liefdesverdriet. Daarvan had Stef zijn portie wel gehad, en hij twijfelde erg aan het feit of zijn verdere levensloop even idyllisch zou zijn als die van zijn ouders. Want de ware liefde leek zijn pad nog niet gekruist te hebben, en het zag er naar uit dat ze ook op deze koude avond hem niet zou komen verwarmen. In de loop van zijn secundaire schoolcarrière had Stef maar enkele meisjes gehad die een diepe indruk op hem gemaakt hadden, maar zelf wist hij niet hetzelfde gevoel te creëren bij hen. De amoureuze tegenvallers veranderden zijn kijk op relaties, en meestal reageerde hij maar bitter en cynisch op de liefdesperikelen van zijn leeftijdsgenoten. Hij was niet voor zon lot weggelegd, en hij bedacht zich dat hij er zich maar beter bij zou kunnen neerleggen. Want van romantische plannen was nog niet veel in huis gekomen, en hij herinnerde zich een stukje tekst uit een lied dat hij vroeger vaak uit zijn vaders platenspeler hoorde komen. All romantics meet the same fate someday. Cynical and drunk and boring someone in some dark cafe. Stef besloot uit zijn ervaring met de romantiek dat dit een behoorlijke levenswijsheid was, zij het een niet zo optimistische. Maar optimisme is maar zelden waarheidsgetrouw.
Aan de stroom van melancholische gedachten kwam abrupt een einde toen in de verte twee lichten opdoemden in de nachtelijke duisternis. Stef klauterde moeizaam recht, tastte naar zijn buskaartje en stapte in. Hij rekende snel af met de chauffeur die duidelijk verbaasd was dat iemand zo laat op zulke afgelegen plek nog op de bus had gewacht. De verbazing verplaatste zich al snel naar Stefs gezicht, toen hij merkte dat hij toch niet alleen op de bus was. Halverwege zat, verscholen onder een dikke wollen muts en dito sjaal een meisje. Haar ogen waren donkere poelen die hem verwonderd bekeken. Zwarte lokken kwamen van tussen haar wintervacht door, en met een uitnodigende glimlach keek ze haar nieuwe medepassagier aan. Stef vergat alles wat hij in de afgelopen twee uur gedacht had en zette zich zonder verder na te denken naast het meisje. Die avond herhaalde de ontmoeting tussen zijn ouders zich.