Categorieën
  • Artikels (6)
  • Digitale prentenboeken (6)
  • Informatieve boeken (3)
  • Materialen (7)
  • Prentenboeken (3)
  • Prentenboeken Rikki (6)
  • Rouw en verdriet (2)
  • Thema: Kerst en nieuw (3)
  • Zoeken in blog

    Inhoud blog
  • Groei- en leerlijnen in de kleuterschool
  • Kleuters met extra zorg
  • Het rad van fortuin
  • Werken rond emoties
  • Spelen met Jules: Memo-spel
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Sarah en Taïna
    De kleuters en wij
    27-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Links of rechts?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
     
    Hebben jouw kleuters het moeilijk met links of rechts? Vinden ze de juiste schoen voor de juiste voet?
    Deze turnjuf heeft er iets opgevonden.
    Zo leren de kleuters ook zelfstandig te zijn en verlies je weinig tijd voor je activiteit zelf.
     

    Categorie:Materialen
    21-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aftellen naar kerstfeestje
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Op mijn stage in december was het thema natuurlijk kerst en nieuw.
    De juf had mij gevraagd om samen met de kleuters af te tellen naar het kerstfeestje op vrijdag.
    Ik heb dan deze aftelkalender gemaakt.

    De rendieren staan voor de hoeveel keer de kleuters nog naar school moesten komen.
    Elke avond als zij naar huis gingen, verdween er een rendiertje.
    Als enkel nog de kerstman met zijn rendier overbleef dan was het eindelijk zover: ons kerstfeestje.

    De aftelkalender is gemakkelijk te maken.
    Je zoekt afbeeldingen die je wil gebruiken, knipt deze uit en lamineren (natuurlijk ;-) )
    Met velcro heb ik deze afbeeldingen dan bevestigd op een wc-rol. Zo konden zij blijven staan en kan je het nog gebruiken voor andere dingen.

    Categorie:Thema: Kerst en nieuw
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Echtscheiding
    01/11/1999 @ 18:07 door michel

    Echtscheiding / Nieuwe gezinnen

    Ze zitten in elke klas

    Er zijn geen precieze cijfers over hoeveel leerlingen gescheiden ouders hebben. Naar schatting één op drie huwelijken in België wordt ontbonden. En het aantal groeit. Leerkrachten krijgen steeds meer kinderen van scheidende of gescheiden ouders in de klas. Hun gezinssituatie is soms erg complex. Wie daar geen rekening mee houdt, zorgt voor vervelende of pijnlijke situaties op school (en thuis).

    Veel leerlingen van gescheiden ouders ervaren dat ze 'anders zijn'. Nieuwe gezinsvormen raken stilaan uit het verdomhoekje. Hoe kan deze nieuwe realiteit op school een plaats krijgen?

    Gaby, directeur:
    «Geen onbescheiden vraag»

    «Bij het begin van elk nieuw schooljaar of bij nieuwe inschrijvingen vragen we telkens naar de gezinssituatie van de leerling. Dat komt een beetje onbescheiden over. Maar dat is het eigenlijk niet. Als school zorg je zo voor een opening, voor een signaal dat je daar rekening wil mee houden. Niet dat alle leerlingen met gescheiden ouders probleemleerlingen zijn. Dat niet. Maar waar de scheiding moeilijk verloopt en de kinderen de speelbal of het losgeld worden, ervaren we veel leer- en gedragsproblemen. Uit onwetendheid kan je trouwens veel domme dingen doen. Het past gewoon in ons totaalconcept van zorgverbreding: ieder kind moet krijgen waar het recht op heeft. En dat is goed onderwijs. In elke klas van onze school zitten minstens één of twee leerlingen met gescheiden of scheidende ouders. Sommige kinderen wonen al in een nieuw-samengesteld gezin. Daar willen we begrip en respect voor opbrengen. Dat staat trouwens met zoveel woorden in ons pedagogisch project. Dat geldt voor de leerlingen, maar ook voor de leerkrachten. Wat je als leerkracht over echtscheiding of nieuwe gezinsvormen denkt, doet er niet toe. Het is het kind dat telt.»

    het probleem

    Wat?

    ALTIJD MOEILIJK

    • De scheiding van hun ouders is voor elke leerling een moeilijke tijd. Later, na de crisisperiode, hoeft de scheiding geen blijvende, negatieve gevolgen te hebben. Het kind past zich aan en verzoent zich. Het is dus belangrijk te weten dat de leerling zich voor een min of meer lange tijd anders kan gedragen dan gewoonlijk (stiller, prikkelbaarder, afwezig). Als de school in woelige tijden een rustpunt is voor kinderen, is zij ook voor de ouders een steun.
    • Een lange tijd ging men ervan uit dat ouders best zo lang mogelijk samen moesten blijven in het belang van het kind. Nu denkt men anders. Voor elk kind is een goede scheiding beter dan een gezin dat geen warmte en geborgenheid kan bieden.

    Verwerking

    SCHULD EN PRATEN

    Elke scheiding is anders. Of de leerling de scheiding al dan niet goed verwerkt, hangt af van enkele factoren:

    • De leerling krijgt informatie en is voorbereid op de scheiding.
    • Hij kan erover praten met leeftijdsgenoten in eenzelfde situatie.
    • Hij kan erover praten met minstens één ouder (of een vertrouwenspersoon).
    • Hij ziet de schuld van de scheiding niet bij één ouder.
    • Er wordt niet gestookt tussen de ouders.
    • De omgeving kan de scheiding aanvaarden.
    • De leerling is zowel betrokken op het gezin bij moeder als op het gezin bij vader.
    • Hij heeft zelf inspraak bij de verblijfsregeling, zonder het gevoel dat hij moet kiezen tussen zijn ouders.

    Wat kinderen voelen:

    VERDRIET EN OPLUCHTING

    Alle leerlingen beleven wat er gebeurt op hun manier. Ze moeten leren aanvaarden dat hun ouders uit elkaar zijn. Bij die verwerking komen heel wat gevoelens boven:

    • Angst en onzekerheid over de toekomst: Zal mama ook weggaan? Wat gebeurt er nu met mij? Moet ik naar een andere school? Moet ik verhuizen? Kan ik zonder papa?
    • Agressie: een heel stuk basiszekerheid valt weg, dat kan agressie meebrengen.
    • Opluchting: de scheiding kan een einde stellen aan spanning, ruzies, geroep. Aan de andere kant ervaren ze de scheiding als een groot verlies. Verlies van het gezin waarin ze geboren en opgegroeid zijn, van de aanwezigheid van beide ouders.
    • Schuldgevoelens: kinderen denken dat zij de schuld zijn van de spanningen thuis.
    • Schaamte: wat zullen de leerkrachten, de omgeving, de vrienden daarvan denken?

    Toch zijn er, vooral na de crisis, mogelijk ook positieve reacties: verhoogde zelfstandigheid en weerbaarheid.

    Wat kinderen doen:

    HUN OUDERS STEUNEN

    Kinderen proberen vaak op verschillende manieren hun ouders die het moeilijk hebben te ondersteunen. Elk kind reageert anders.

    • Parentificatie: kinderen nemen een deel van de verzorgende en verantwoordelijke taken van een ouder over. Soms gaat een alleenstaande ouder het kind gebruiken als steun voor zijn eigen verwerkingsprobleem. Ze zijn als het ware partner in plaats van kind.
    • Aanleunen bij de zwakste: kinderen kiezen overduidelijk partij voor één van de ouders omdat die er het zwakste voor staat. Ze willen die ondersteunen.
    • Bliksemafleider: kinderen kunnen serieus problematisch gedrag stellen op momenten van grote conflicten tussen de ouders. Zo gaat de aandacht naar het gedrag van het kind in plaats van naar hun conflicten.
    • Uitgestelde rouw: ogenschijnlijk kunnen kinderen het tijdens de scheiding goed stellen, alsof ze er geen last van hebben. Op dat moment hebben hun ouders het al moeilijk genoeg. Ze willen er hun verdriet en zorgen niet nog bij voegen. Later, soms zelfs na enkele jaren, komt hun verdriet dan boven.

    Als moeder en vader mekaar wederzijds beschuldigen wordt de scheiding voor de leerling extra moeilijk. Het wordt dan in feite innerlijk verscheurd. Het is voor de leerling emotioneel onmogelijk om te kiezen tussen vader en moeder. Het heeft zowel met zijn moeder als met zijn vader onzichtbare banden: loyauteiten. Leerlingen komen in een heel moeilijke situatie terecht als ze van de éne ouder de andere ouder niet meer mogen respecteren, erkennen, graag zien. Dit zorgt voor een echt dilemma: als ze de één graag zien, kwetsen ze de andere en omgekeerd.

    En dan:

    HET NIEUWE GEZIN

    Wanneer vader en/of moeder een nieuwe partner hebben, vormen ze, samen met hun respectievelijke kinderen, een nieuw-samengesteld gezin.

    • Leerlingen kunnen deel uitmaken van één of twee nieuw-samengestelde gezinnen. Ze hebben dan te maken met een stiefouder.
    • Een stiefouder heeft vaak andere gewoonten en regels. Stiefouders en stiefkinderen hebben tijd nodig om hun plaats tegenover elkaar te vinden. Wat is hun rol? Mag de stiefouder straffen, helpen met huiswerk, zakgeld geven, zeggen dat het bedtijd is?

    Scholen kunnen na de scheiding ook met ander gezinssamenstellingen worden geconfronteerd: alleenstaande vaders en moeders, pleeggezinnen, kinderen met holebi-ouders, grootouders die de kinderen opvoeden.

    aanpak

    Op individueel niveau:

    DE LEERLING: geen medelijden maar aandacht

    In de crisis van de echtscheiding zijn ouders vaak minder beschikbaar voor hun kinderen. Ze zijn zelf te vol van felle emoties. De leerkracht kan een belangrijke steunfiguur voor de leerling zijn.

    Enkele tips:

    • Leg vooral jonge kinderen uit wat er precies aan de hand is, dat zij niet de schuld zijn van de problemen.
    • Luister naar de leerling, geef hem wat extra aandacht, begrip en hulp. Doe dat discreet. Hij mag zich geen uitzondering voelen.
    • Wees alert voor veranderingen in het gedrag van de leerling en praat erover. Vergoelijk ongepast gedrag of slechte schoolresultaten niet. Blijf als leerkracht je eisen stellen.
    • Respecteer beide ouders en veroordeel niemand, ook al lijkt het dat de leerling zelf partij trekt voor één van de ouders. Vaak is dat onder invloed van derden. Op termijn heeft de leerling er het meeste baat bij dat de band met elk van de ouders positief blijft.
    • Leerlingen met gescheiden ouders hebben vaak problemen met praktische zaken (zwemgerief, turngerief, leerboeken, ). Ze hebben immers twee huizen waar ze iets kunnen laten liggen. Gun de leerlingen een aanpassingsperiode. Sommige kinderen worden op maandagmorgen op school 'overgedragen' van de ene ouder naar de andere.

    Evenveel valkuilen:

    • Leerkrachten die zelf een scheiding hebben meegemaakt zijn extra gevoelig voor de ervaringen van leerlingen die hetzelfde meemaken. Veralgemeen de eigen ervaringen niet. Elke scheiding is anders.
    • Sommige leerlingen gaan op zoek naar de geborgenheid en veiligheid die ze thuis missen. Soms zoeken ze een vader- of moederfiguur in een leerkracht. Bewaak je grenzen. Een leerkracht kan niet voor vervangende ouder spelen.
    • Gebruik het feit dat ouders gescheiden zijn niet te vlug als reden voor gedragsproblemen of slechte cijfers. Veel leerlingen komen er zonder kleerscheuren doorheen.
    • Bombardeer de leerlingen niet met (goedbedoelde) hulp. Ze gaan zichzelf als een probleemgeval bekijken. Ga op zoek naar de kracht van zo'n kind, zodat het zelf naar een oplossing kan zoeken.

    DE OUDERS: oordeel niet

    Veel scheidingen verlopen in een sfeer van ruzies en beoordelingen. In de periode voor en vlak na de scheiding kunnen de emoties thuis hoog oplaaien. Hou er rekening mee dat de ouders niet altijd redelijk zullen overkomen. Overspoeld door hun eigen emoties verliezen ze soms de werkelijke belangen van hun kinderen tijdelijk uit het oog.

    • Toon begrip voor de moeilijke situatie die ze doormaken. Praat met hen vanuit hun en jouw zorg voor hun kind.
    • Tussen de scheidenden woedt er vaak een hevige strijd om het gelijk. Niet zelden worden kinderen daarin betrokken. Laat je nooit verleiden om partij te kiezen.
    • Als een ouder je raad vraagt in een conflictvolle situatie, kan je scheidingsbemiddeling of ouderschapsbemiddeling aanraden.
    • Meestal hebben ouders maar één wens: dat de omgeving hen blijft erkennen als ouder. Mensen zijn na scheiding soms heel gevoelig voor de manier waarop ze worden aangesproken. Spreken over "uw man" of "uw vrouw" is niet correct. Het is "ex-man" of "ex-vrouw", of beter nog de "mama van Koen" of de "papa van Mieke".
    • Zowel éénoudergezinnen als nieuw-samengestelde gezinnen kunnen het door de scheiding financieel moeilijker hebben. Dit kan gevolgen hebben voor de schoolreizen, skiklassen Hou daar rekening mee.

    Op klasniveau:

    • De opvattingen die de leerkracht heeft over scheiding, éénoudergezinnen en nieuw-samengestelde gezinnen kunnen positief of belemmerend werken op de beleving van de leerlingen. Je kan echtscheiding tot iets alledaags minimaliseren of je kan het als ongewoon, zielig of rampzalig bestempelen. Wie met respect omgaat met echtscheiding vertrekt vanuit het kind.
    • Leerlingen vinden vooral steun bij leerlingen in eenzelfde situatie. Ze denken vlug: ik ben de enige die zoiets overkomt. Nochtans zijn er in de meeste klassen wel enkele. Een klasgesprek kan dit isolement doorbreken.
    • Vaak wordt in de klas het traditionele gezin als norm bekeken. Leerlingen die leven in een andere gezinssamenstelling vinden zich hier niet in terug. Ze gaan zich afvragen of ze wel "normaal" zijn.
      • Steun leerlingen die leven in een specifieke gezinssituatie bij mogelijke moeilijke momenten (invullen formulieren, nieuwjaarsbrieven, vader- en moederdagcadeautjes, maken van tijdslijn over het eigen leven, stamboom,). Zoek samen met de leerling naar een passende oplossing.
      • Spreek ook over andere gezinsvormen in de les en stel niet alleen het klassieke gezin als model. De eindtermen bieden genoeg aanknopingspunten.
      • Vul de klas- en schoolbibliotheek aan met kinder- en jeugdboeken in verband met echtscheiding en andere gezinsvormen. Vermijd verhaaltjes met 'de boze stiefmoeder'.
    • De rapportentijd kan een beladen periode zijn. In sommige echtscheidingen - waar de strijd nog blijft duren - is het aan de andere ouder al dan niet laten zien van het rapport een element in die strijd. Maar ook in andere scheidingen is de rapportentijd een speciaal moment.
      • Geef extra tijd zodat het rapport ook kan meegenomen worden op bezoekweekend
      • Of maak twee rapporten.

    Elke ouder, tenzij hij ontzet is uit zijn ouderlijk gezag, heeft het recht op informatie (schoolresultaten, oudercontact, CLB-begeleiding). De school is dus verplicht om die informatie te geven aan beide ouders.

    Op schoolniveau:

    ZORG VOOR EEN OPEN SCHOOLCULTUUR:

    • De school kan ruimte maken voor een brede relationele opvoeding, breder dan seksualiteitsvoorlichting. Verschillende aspecten van relatiebekwaamheid kunnen aan bod komen: communicatie, conflictbeheersing, omgaan met gevoelens enz... Het is belangrijk dat de school een klimaat schept waarin feiten en gevoelens rond scheiding kunnen worden geuit.
    • Besef als school dat er verschillende gezinsvormen zijn. Toon respect en begrip voor mogelijke problemen: alleenstaande ouders na het overlijden van een partner, alleenstaande ouders na echtscheiding, pleeggezinnen, adoptiegezin, bewust ongehuwde moeder, nieuw-samengestelde gezinnen, kinderen die in een instelling verblijven, kinderen met holebi-ouders

    ZORG VOOR GENOEG INFORMATIE:

    Een inschrijvingsformulier dat vraagt naar de naam van de moeder en vader en waarop slechts plaats is voor één adres is niet geschikt voor leerlingen met gescheiden ouders. Zorg voor genoeg plaats voor alle informatie:

    • de regeling van het ouderlijk gezag
    • het adres en de gezinssamenstelling van beide ouders (ouders, broers, zussen, stiefouders, stiefbroers en -zussen, halfbroers en -zussen)
    • de verblijfsregeling (wanneer woont de leerling waar?)
    • wie uitgenodigd wil worden bij het oudercontact, wie het schoolkrantje wil ontvangen
    • met wie de school contact moet opnemen bij problemen, ongeval of onverwachte situaties
    • wie de schoolrekening betaalt

    De schooldirectie kan discreet en weloverwogen de relevante informatie doorgeven aan de leerkrachten. Vooral bij kleuterleiders en leerkrachten van de basisschool is het belangrijk om te weten bij wie, waar en wanneer hun leerlingen verblijven, wie de kinderen komt afhalen enz In het secundair kan de schooldirectie met de klasleraar bekijken of het wenselijk is om andere leerkrachten of begeleiders te informeren.

    KEN DE WET

    Co-ouderschap: De wet van 13 april 1995 wijzigt het oude systeem van hoede- en bezoekrecht en introduceert het systeem van co-ouderschap: beide ouders blijven verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Het systeem staat los van de verblijfsregeling die veel vormen kan aannemen (tijdens de week bij de ene ouder, tijdens het weekend bij de andere, of evenveel tijd bij de ene als bij de andere.).

    Elk van beide ouders kan beslissingen nemen over het schoollopen van het kind: de keuze van de school en de inschrijving van het kind, de keuze voor gewoon of buitengewoon onderwijs, de keuze voor godsdienst of zedenleer of de vraag om vrijstelling, beroep tegen tuchtmaatregelen Om latere problemen te vermijden kan je als directie vragen of de andere ouder op de hoogte is van/akkoord gaat met bv. de inschrijving. Je kan ook vragen hoe de verblijfsregeling in elkaar zit.

    Exclusief ouderschap: Bij scheidingen uitgesproken vóór 13 april 1995 berust het ouderlijk gezag bij één ouder die het "hoederecht" kreeg. Ook nu nog kan de rechter in uitzonderlijke situaties het ouderlijk gezag aan slechts één ouder toewijzen. In deze situatie heeft de andere ouder sowieso het recht van toezicht (op de opvoeding) en recht op informatie (over bv. schoolresultaten, oudercontact).

    De stiefouder:

    • In de praktijk neemt de stiefouder heel wat ouderlijke taken op, ook in verband met school. Stiefouders kunnen juridisch op geen enkel gebied gezag uitoefenen tegenover hun stiefkind, zelfs indien zij gehuwd zijn met een juridische ouder.
    • Bij de meeste nieuw-samengestelde gezinnen neemt de school een belangrijke plaats in. Tellen ze mee als volwaardig gezin voor die kinderen of zijn ze maar tweederangs? Kan de school om met het gegeven dat een leerling deel uitmaakt van één of twee nieuw-samengestelde gezinnen of houdt ze vast aan het traditionele kerngezin?

    Problemen met bezoek of omgangsrecht:

    Ondanks het bezoek- of omgangsrecht krijgen sommige ouders hun kinderen niet te zien. De andere ouder "boycot" het omgangsrecht. In de praktijk blijkt het zeer moeilijk dit recht effectief af te dwingen als de andere partij tegenwerkt. Vaak proberen die ouders via de school hun kinderen toch te zien. De school kan hier niet voor instaan.

    • Probeer deze mensen te verwijzen naar een dienst voor scheidingsbemiddeling of ouderschapsbemiddeling. Daar kan naar een oplossing worden gezocht.
    • Deze ouders hebben uiteraard wel recht op informatie over studieresultaten, oudercontact, CLB begeleiding net als alle ouders, tenzij ze uit de ouderlijke macht ontzet zouden zijn.
    • Benader deze mensen respectvol, en met begrip voor hun moeilijke situatie. Ook zij blijven de ouder van hun kind.

    Je kan meer over echtscheiding en nieuwe gezinnen lezen in:

    Het Klassedossier op www.klasse.be/dossier/echtscheiding

    Echtscheiding in de klas (lespakket van kleuter tot secundair), Hallo, met Janssens-Peters-Desmet: over het leven in nieuw-samengestelde gezinnen - Kinder- en Jongerentelefoon Vlaanderen - www.kjt.org - brievenbus@kjt.org

    Uit elkaar, brochure over kinderen en echtscheiding voor leerkrachten - info@jeugdenseksualiteit.be - www.jeugdenseksualiteit.be

    Je wordt gehoord - kinderrechtswinkels - KRW.Koepel@kinder rechtswinkel.be - www.kinderrechtswinkel.be

    Kinderen en echtscheiding - L. Driesen - Garant - www.garant-uitgevers.be

    De bibliotheek bij het SISO-nummer 322.3 (trefwoord echtscheiding)

    Voor meer informatie neem je contact op met de begeleidingsdienst van de school of het CLB dat de school begeleidt

    Op zoek naar scheidings- en ouderschapsbemiddeling? Bel voor een centrum in de buurt naar het centraal nummer: 016 33 26 20

    Enkele nuttige adressen:

    Leerlingen kunnen altijd terecht bij de kinder- en jongerentelefoon - tel 078 15 14 13 (elke dag tussen 16 en 20 u., niet op zon- en feestdagen) - brievenbus@kjt.

    Adressen en info scheidings- en ouderschapsbemiddeling: Steunpunt Algemeen Welzijnswerk - Diksmuidelaan 50 - 2600 Berchem - 03-366 15 40

    «Ik kijk naar VT4. Voor mijn moeder maakt dat niet uit. Maar sinds Geert, haar vriend, hier woont moet Canvas opstaan. Ik zeg er niets van en ga gewoon naar mijn kamer.» (Jens, 12)

    SCHEIDEN ZONDER KINDEREN

    Vaak proberen ouders hun kinderen volledig uit de scheiding te houden. Ze krijgen nauwelijks informatie. Ze denken hun kinderen zo te beschermen. Toch verloopt het verwerkingsproces voor het kind makkelijker als ze betrokken partij zijn. Ouders kunnen daarvoor zorgen. Als de scheiding via bemiddeling verloopt, kunnen scheidingsbemiddelaars voor de kinderen een belangrijke rol vervullen. Leerlingen hebben ook de mogelijkheid om tijdens de procedure tegenover de rechter hun beleving mee te delen: het hoorrecht. Dit kan zowel bij de echtscheiding als bij een latere verandering van verblijfsregeling.

    Danny (38):
    «Ze kennen me niet»

    «Ik ben een doe-ouder op de school van mijn vier stiefkinderen. Elke week ga ik twee keer een half uur niveaulezen. Op dinsdagnamiddag ga ik mee met de derde kleuterklas naar het zwembad. Om de juf te helpen met de watergewenning en het aankleden van de kleuters. Om de maand ga ik ook naar de oudervergadering. Wanneer er echter gestemd moet worden voor de LORGO kom ik er niet aan te pas. Mijn vrouw heeft stemrecht (als moeder) en de vader ook, alhoewel die nooit naar school gaat. Ik wil zijn stemrecht natuurlijk niet afpakken, maar waarom kan de stiefouder hier geen stem krijgen? Om me op school in te zetten ben ik welkom, maar als er gestemd moet worden kent men mij niet.»

    Wouter (15):
    «Op mijn heupen»

    «Naar aanleiding van één of andere tekst hadden we het tijdens de les Nederlands over het huwelijk. Die van Nederlands kon het weer eens niet laten om te zeggen dat de mensen van tegenwoordig voor 't minste uit elkaar gaan, dat ze zich niet meer inzetten voor hun huwelijk enz. Van dat soort onzin krijg ik het geweldig op mijn heupen, mijn ouders zijn toevallig ook gescheiden. Volgens mij trekt die van Nederlands haar huwelijk zelf op geen bal en probeert ze dat door haar gepreek te verdoezelen.»



    Bron: www.klasse.be/leraren/eerstelijn.php?id=7404


    Categorie:Artikels
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rouw en verdriet
    06/04/2000 @ 18:10 door michel

    Verdriet en rouw

    Verstopt verdriet

    Eén op vier leerkrachten in het basisonderwijs verloor ooit een leerling. Twee op drie leerlingen in het secundair werden reeds geconfronteerd met de dood van een leerkracht of medeleerling. Ziekte en dood worden in onze samenleving vaak verstopt. Ook op school. Maar verdriet en rouw maken deel uit van het leven van elke dag: de hond van Jonas wordt doodgespoten, Evi verhuist of Jorens ouders gaan scheiden. Een school die een klimaat creëert waar leerlingen terecht kunnen met al hun gevoelens, ook met hun kleine verdrietjes, zorgt ervoor dat leerlingen ook groot verdriet makkelijker kunnen verwerken.

    Homer, leraar:
    «Haar bank is blijven staan»

    «Vincianne werd 's avonds doodgereden. De volgende morgen wist ik het al voor ik naar school vertrok. Hoe moest ik dit aan mijn vijfde klas vertellen? Gelukkig waren er enkele ouders op school aanwezig die meteen bijsprongen, want alleen had ik het niet gekund. We hebben de leerlingen voorzichtig maar duidelijk het nieuws verteld. De rest van de morgen verliep heel vreemd. Soms huilden kinderen hartverscheurend en hield een van de mama's hen alleen maar vast, zonder iets te zeggen. Plots was het doodstil, dan weer werd er verteld, gelachen zelfs om een leuke herinnering. Het was een weg en weer van gevoelens en woorden. Later zijn we naar het park gegaan. Daar reageerde iedereen zich op zijn manier af: soms hollen en schreeuwen, dan weer doodstil staan of hardop huilen. Het mocht.

    De rest van de week zijn alle gewone activiteiten moeten wijken voor ons verdriet. Ik had een map met gedichten en teksten rond de dood en die was de rode draad in de week. We hebben getekend, geschreven, gepraat En we hebben ook samen, niet enkel met onze klas maar met de hele school, ons deel gedaan in het afscheid en de begrafenis. Gedragen door de hele school konden we met ons verdriet overweg.

    Dat verwerkingsproces heeft nog de rest van het schooljaar geduurd en is wellicht nog niet helemaal rond. Vinciannes bank is blijven staan, met haar foto en een kaars. Soms stond er plots een kind op en ging die aansteken of we vormden samen spontaan een kring rond de lege bank. Vergeten wordt Vincianne niet.»

    een probleem?

    Wat?

    VELE VARIATIES EN GRADATIES

    • Op school komt verdriet in alle gradaties en variaties voor: een onvoldoende voor een proefwerk, «Ze pesten mij», «Mijn ouders houden niet van mij»
    • Rouw is het verdriet om iemand (of iets) die je dierbaar was en die je kwijt raakt. Bij elk verlies («Mijn lief heeft het uitgemaakt») kan er sprake zijn van een rouwproces, dus ook bij een scheiding of verhuizing.
    • Het verdriet als een kind een dode eekhoorn vindt in het bos is natuurlijk van een andere intensiteit dan als er een mens sterft met wie de leerling een emotionele band heeft. Soms zet een klein verlies de deur open om een groot verdriet te verwerken (uitgestelde rouw).

    Hoe?

    IEDEREEN ANDERS

    • Een kind rouwt gedeeltelijk anders dan een volwassene. Soms is het in eerste instantie bezorgd om zijn eigen behoeften («Wie brengt me nu naar de muziekschool?»). Soms stelt het zijn rouwen weken of maanden uit tot het zich veilig genoeg voelt om zijn verdriet te uiten. Geen van beide zijn een teken van gevoelloosheid.
    • Hoewel elke leerling volgens zijn eigen persoonlijkheid en ontwikkeling anders reageert, zijn er toch enkele fases te herkennen qua leeftijd. Vaak overlappen ze elkaar.
      • Kinderen tot drie jaar. Zij voelen duidelijk aan dat er iets mis is, maar kunnen dat niet onder woorden brengen. Sommige kinderen huilen, anderen worden heel wild, weer anderen kruipen weg in een hoekje. Ze gaan zich soms 'vreemd' gedragen.
      • Drie- en vierjarigen zijn merkelijk ontredderd. Zij hebben al een besef van verlies. Zij hebben moeite om het definitieve karakter van de dood te aanvaarden. Zij denken veeleer cyclisch: dood is een tijdelijke fase waar weer leven op volgt.
      • Vier- en vijfjarigen hebben een meer realistische voorstelling van de dood, hoewel ze die vooral met oud zijn associëren. Iets wat kinderen m.a.w. niet kan overkomen. Zij maken de verbinding met angst, duisternis en slapen.
      • Vijf-en zesjarigen denken opnieuw cyclisch. Zij kunnen hun gevoelens verbaal uiten en stellen veel vragen naar de biologische kant van het doodgaan. Ze hebben ook hun eigen duidelijke creatie van doodgaan.
      • Zeven- tot tienjarigen hebben niet enkel belangstelling voor de fysieke aspecten van de dood. Zij zijn ook bezig met wat er na de dood gebeurt.
      • Vanaf elf jaar kunnen jongeren beter abstract denken. Hun manier van omgaan met de dood gaat in de richting van die van volwassenen. De jongere gaat stilaan op zoek naar de betekenis en waarde van leven en dood.

    Hoe?

    ROUWEN IS WERKEN

    Rouwen bestaat uit vier taken, die iedereen moet doorlopen om een verlies echt te verwerken. Sommige leerlingen rouwen niet op het moment zelf en beginnen pas later na een schijnbaar onbelangrijk incident hun verdriet te verwerken. Rouwen gebeurt niet vanzelf. Het is werken. Daarom spreken we van rouwarbeid.

    Taak 1: het verlies onder ogen zien. Vaak probeert men kinderen en jongeren te beschermen voor de realiteit. Dat maakt verwerken moeilijk. Leerlingen in rouw hebben behoefte aan aandacht, liefde en veiligheid, een klimaat waarin ze hun verlies onder ogen durven te zien. Maar ze hebben ook behoefte aan duidelijkheid. Een koekje of «Huil maar niet meer» helpen niemand. Om leerlingen te steunen moeten leerkrachten en ouders vragen uitlokken en ze beantwoorden.

    Taak 2: de pijn van het verlies ervaren. Ouders en opvoeders willen kinderen behoeden voor pijn. De omgeving voelt zich bovendien oncomfortabel als iemand verdriet uit en probeert het toe te dekken. Maar als leerlingen de pijn niet voelen, komt ze vaak op een later moment terug in de vorm van een psychosomatische klacht (hoofdpijn, slapeloosheid) of van afwijkend gedrag (plotse onverklaarbare agressie, slechte schoolresultaten). Wie met de dood wordt geconfronteerd, moet door de pijn heen. Alles wat dat proces onderdrukt, verlengt het. Iemand die rouwt is overigens niet de hele tijd depressief. Er zijn periodes van hevige angst en verdriet, afgewisseld met momenten dat het beter gaat. Uit die goede tijden kan men echter niet afleiden dat iemand over het verlies heen is.

    Taak 3: leven zonder de overledene. Het is niet altijd makkelijk om de draad weer op te pikken. Als iemand sterft, gaat men soms de dode idealiseren. Als het rouwproces normaal verloopt, komt er stilaan weer een realistisch beeld in de plaats met goede en slechte(re) kanten.

    Taak 4: zich emotioneel losmaken en opnieuw investeren in andere relaties. Sommigen denken de dode oneer aan te doen door te investeren in andere relaties. Of ze laten zich afschrikken door het feit dat ook die nieuwe relaties kunnen eindigen in afscheid en verdriet. Sommigen vinden het verlies zo pijnlijk dat ze zich nooit meer emotioneel willen binden. Zo willen leerlingen bijvoorbeeld geen vriendje meer hebben en trekken ze zich eenzaam terug. Deze vierde taak is voor velen de moeilijkste om te vervullen.

    Het resultaat van geslaagde rouwarbeid is niet: vergeten. Iets van het verdriet gaat een heel verder leven mee. Maar leerlingen gaan zich wel opnieuw goed voelen. Ze kunnen opnieuw afrekenen met de problemen van alledag en worden minder in beslag genomen door het verdriet.

    de aanpak

    thuis en op school: aanpakken

    • Een leerling die in zijn familie met de dood wordt geconfronteerd, kan het best opgevangen worden binnen zijn gezin. Maar vaak hebben de leden van dat gezin zelf zoveel te verwerken dat zij niet openstaan voor de pijn en het verdriet van de leerlingen. Heb geduld met hen en spring bij waar nodig. Dan kan een vertrouwde leerkracht veel goedmaken. Hou echter ook rekening met je eigen verdriet.
    • Slaat de dood op school toe, dan is het van groot belang dat de school als geheel alle leerlingen opvangt, dus niet enkel de klasgenootjes van de overledene of de leerlingen van een overleden leerkracht. Neem contact op met de omliggende scholen. Ook daar kunnen vrienden en vriendinnen van de overleden leerling het moeilijk hebben.

    Hoe reageren de leerlingen?

    Bij het overlijden van een klasgenoot reageert een groep leerlingen vaak volgens een vast stramien:

    1. De meeste leerlingen - behalve kleuters - reageren in eerste instantie met verslagenheid. Het is dan aan de leerkracht om de stilte te doorbreken met gepaste vragen of opmerkingen, zonder echter afbreuk te doen aan het belang van die stilte.
    2. Dan sluiten ze de rangen. Dit is hun verdriet. Zo steunen zij elkaar en kunnen ze samen wenen. Heb echter oog voor het feit dat ze misschien zo vrienden van de overleden leerling buitensluiten die niet in dezelfde klas (of school) zitten. Anders komen die alleen te staan met hun verdriet.
    3. Nadat ze van de eerste schok zijn bekomen, willen leerlingen iets doen. Luister aandachtig naar hun eigen voorstellen. Die geven aan wat zij nodig hebben. Help hen op zinvolle wijze hun verdriet te uiten, maar ook medeleven te betonen aan de ouders en familieleden van de gestorven leerling. Zoek uit wat de leerlingen kunnen doen bij de begrafenis/uitvaartdienst/crematie (samen een rouwboek maken van hun tekeningen, een lied zingen of bloemen dragen). Geef hen de kans om als groep - eventueel met de hele school - de begrafenis/crematie bij te wonen. Dat is voor iedereen een belangrijke stap in het rouwproces.
    4. Verdriet vraagt tijd. Hou de herinnering van de overleden leerling levend. Verwijder zijn of haar bank niet uit de klas, hang een foto op, durf zijn naam noemen bij speciale gelegenheden op school. Dat helpt de anderen om hun verdriet verder te verwerken. Het is niet abnormaal als dat twee jaar duurt. Negen maanden na een overlijden, heeft één leerling op vijf er nog problemen mee. Verminderde leerprestaties, onhebbelijk gedrag, ongewone reacties kunnen dan nog steeds een uiting zijn van het verwerkingsproces. Heb daar begrip voor en grijp de kans aan om indirect opnieuw het onderwerp ter sprake te brengen. Verwijs echter op tijd door (naar CLB, huisarts) als de rouw problemen dreigt te geven.

    Hoe GEEF je hulp?

    1. Leerlingen worstelen op twee niveaus met de dood. Intellectueel proberen ze te begrijpen wat de dood betekent en emotioneel proberen ze om te gaan met hun gevoelens. Antwoord op al hun vragen. Ze zijn soms bezig met concrete feiten («Heeft hij het koud?» «Waar is zij nu?»). Wees niet bang om te zeggen: «Ik weet het niet.»
    2. Geef begrijpelijke en echte antwoorden. Soms kunnen leerlingen niet alle details aan. Het gaat er niet om of we iets zeggen, maar hoeveel we zeggen, op welk moment en op welke manier. Men kan de uitleg doseren volgens wat ze op dat moment aankunnen. Maar ook voor de volwassene kan het te moeilijk worden. Zeg dan gerust: «Meer kan ik je nu niet vertellen want ik heb het moeilijk.» Maar beloof wel dat je er later op terugkomt. En doe dat dan ook! Een volwassene is in zijn reacties een model voor de leerlingen.
    3. Luister naar de gevoelens achter de vragen. Spreek niet alleen over de overledene maar ook over de gevoelens van de leerling.
    4. Vertel de leerlingen dat iedereen die de dode heeft gekend, het nu moeilijk heeft. Als volwassenen hun verdriet durven laten zien, voelen ze dat het een normale reactie is, die dus mag. Anders denken ze misschien dat ze overdrijven en kroppen hun gevoelens op. Of ze geloven dat de volwassenen in kwestie niets gaven om de dode.
    5. Zeg dat niet iedereen gevaar loopt om nu te sterven, dat men meestal sterft na een lang leven. Vertel echter geen leugens: iedereen gaat uiteindelijk dood, maar we weten niet wanneer.
    6. Als je anders nooit over religie praat, moet je dat nu ook niet doen. Dat schept alleen verwarring.
    7. Zeg dat verdriet lang kan duren en nooit helemaal verdwijnt. Als men iemand voorhoudt dat hij wel gauw niet meer verdrietig zal zijn, zal hij na een tijdje zijn gevoelens niet meer durven tonen.
    8. Vertel de leerling dat je altijd samen wil praten over de overledene.
    9. Maak duidelijk dat niemand ooit in staat zal zijn de plaats van de overledene volledig in te nemen. Een moeder die overleden is, zal altijd de moeder blijven van die leerling.
    10. Hou de herinnering in stand. Doe niet alles weg wat aan de dode herinnert. Praat er geregeld over.

    preventie

    Wat kan een school of individuele leerkracht 'preventief' doen om leerlingen te steunen bij het omgaan met verlies en rouw?

    GEEF RUIMTE AAN DE DOOD

    • Creëer op school een atmosfeer waarin het niet raar of stom is om emoties (blij, bang, boos) te hebben, maar waar emoties tot het dagelijkse leven behoren.
    • Ga het onderwerp 'dood' niet uit de weg. Er doen zich geregeld gelegenheden voor om er terloops over te spreken (een dood dier in het park, verkeer, niet alleen rond één november). Zo kunnen leerlingen vragen stellen in een niet emotioneel geladen sfeer en wordt het makkelijker erover te praten als er zich echt een sterfgeval voordoet.
    • Voorzie een stille hoek in de klas of een stille ruimte in de school. Leerlingen kunnen daar naartoe als ze dat wensen. Daar worden wel dwingende afspraken over gemaakt. Wie er naartoe gaat mag niet gestoord worden door andere leerlingen. De leerkracht kan wel suggereren om te praten over de gevoelens van de leerling die zich terugtrekt.
    • Neem als school de basishouding aan: «Hoe kunnen we helpen?». Zonder bemoeizuchtig te zijn of jouw hulp te willen opdringen, kan je je steun aanbieden, zowel aan de leerlingen in kwestie als aan de betrokken ouders. Wat expliciete aandacht («Hoe gaat het met je stage?») kan een uitnodiging zijn waar de leerling al dan niet kan op ingaan.
    • Is er een ritueel in de school waar je naar kan teruggrijpen in een crisismoment? Bijvoorbeeld een kring vormen en even stil zijn. Leerlingen herkennen dat ritueel als dragend. Zij voelen zich in de groep opgenomen en gesteund, ook op moeilijke momenten. Leerlingen weten vaak heel goed welke elementen ze willen inbouwen in zo'n ritueel. Volg hen daarin in de mate van het mogelijke.
    • Geef ruimte aan de doden. Als er op school een leerling of een leerkracht is overleden, hou de herinnering levend op school. Een permanente foto bijvoorbeeld in de inkomhal, blijkt een enorme steun te zijn, zowel voor de betrokken leerlingen als voor de ouders. Het is ook een gelegenheid om over de overledene te spreken als iemand daar behoefte aan heeft en het geeft het signaal: dood is niet vergeten.

    WERK AAN EEN STAPPENPLAN

    Bij het overlijden van een leerling of een leerkracht komt heel wat kijken. Het is best als je er binnen het schoolteam, inclusief het CLB, vooraf over nadenkt hoe je zoiets kan aanpakken. Duidelijke afspraken bieden een steun als het ooit nodig moest blijken. Maar er moet natuurlijk ruimte zijn voor aanpassingen op het moment zelf.

    Wat je moet bespreken:

    1. De eerste opvang. Wie zorgt indien nodig voor de opvang van diegene die het bericht brengt (dat kan bv. een zusje of een ouder zijn), wie verifieert de informatie (als het bericht niet van de familie komt) en zoekt contact met de nabestaanden?
    2. Het crisisteam. Hierin zit zeker de directeur, de klastitularis, eventueel bereidwillige ouders of externe specialisten indien nodig. Eén persoon is eindverantwoordelijke. Het crisisteam coördineert initiatieven en is verantwoordelijk voor alle praktische regelingen, maar ook voor informatieverstrekking, contacten met de ouders, nazorg Het team beslist wie geïnformeerd moet worden (vergeet de vaste buschauffeur, afwezige leerlingen en leerkrachten, CLB-medewerkers niet) en wie dat doet.
    3. 3. Het slecht nieuwsgesprek. Als er een leerling van de school sterft is het vaste lesrooster zeker die dag niet aan de orde. De getroffen klas wordt bij voorkeur de hele dag begeleid door een vertrouwde leerkracht (klasleraar, groene leerkracht). Dwing echter niemand: respecteer het als een bepaalde leerkracht het te moeilijk heeft. De verantwoordelijke kondigt in de klas het nieuws zo snel mogelijk aan en geeft zo juist mogelijk informatie. Beslis wie de overige leerlingen waar toespreekt. Ook buiten de getroffen klas kunnen er leerlingen een sterke band hebben met de overledene. Denk van tevoren zorgvuldig na over wat je precies gaat zeggen en hoe je dat doet (een inleidende zin; het hoe, waar en wanneer; het bericht zonder franjes maar niet emotieloos; voldoende tijd voor emoties). Dit alles geldt ook als je de kans hebt gehad de groep op een overlijden voor te bereiden, bijvoorbeeld na een langere ziekte.
    4. Leerlingen die het echt te moeilijk krijgen, kunnen misschien in een bepaald lokaal worden opgevangen. Waar? Door wie?
    5. Wie neemt nog dezelfde dag contact op met de ouders en maakt een afspraak voor een huisbezoek? Overleg de volgende dagen met hen over de mogelijkheden voor de andere leerlingen om afscheid te nemen, op bezoek te komen Blijf hen trouwens uitnodigen voor schoolfeesten Duid daarvoor een verantwoordelijke aan.
    6. Wie informeert de andere ouders via een brief? Daarin moet staan: precieze informatie, wat de school doet qua opvang, wat ouders thuis kunnen doen, bij wie ze terecht kunnen met eventuele problemen.
    7. Wat bij een overlijden tijdens de vakantie: wat doen we minimaal op dat moment? Hoe vangen we de leerlingen op na de vakantie?
    8. Las ook evaluatiemomenten in binnen de school. Doen we het goed? Wat kan beter? Heb daarbij ook aandacht voor mogelijke problemen van collega's.

      Je kan meer lezen over verdriet en rouw in:

      Het Klassedossier op www.klasse.be/dossier/verdriet

      Nu jij er niet meer bent, rouwen met kinderen en tieners - Claire vanden Abbeele - Lannoo - www.lannoo.be

      Kinderen helpen bij verlies - Manu Keirse - Lannoo - www.lannoo.be

      De bibliotheek bij het SISO-nummer 418.7

      Voor meer ondersteuning neem je contact op met de schoolbegeleiding of het CLB dat met de school verbonden is.

      Jan, directeur:
      «Ik snap het niet»

      «Ik heb zelf onlangs een zoon verloren. Sindsdien komen mensen wel eens wat aan mij vertellen over hun ervaringen met een overlijden. Zo reageerde een leerkracht onlangs buitengewoon koel in een klas. Hij zei: 'Ik snap niet dat Bart de begrafenis van zijn opa belangrijker vindt dan het examen van Frans.' Zo'n mensen zijn er dus ook»

      Scheiden doet rouwen

      Wie met een (nakend) verlies geconfronteerd wordt, kan uiteenlopende gevoelens doormaken. Neem bijvoorbeeld een kind dat verneemt dat zijn ouders gaan scheiden. Het voelt zich afwisselend onzeker («Misschien is het niet waar»), ontkent de feiten («Bij ons kan dat niet»), wordt kwaad, begint te marchanderen («Als ik nu eens extra mijn best doe thuis, dan blijven ze misschien bijeen»), wordt ten slotte misschien depressief («Het is hopeloos»).

      Pas als iemand de feiten onder ogen ziet, kan de echte verwerking - de eigenlijke rouw - beginnen. Je kan die verschillende stadia (h)erkennen bij een leerling en hem ook helpen die gevoelens te kanaliseren en eventueel te relativeren.

      «Wat met mijn gevoelens?»

      Om gepast te reageren op het verdriet van kinderen en jongeren, is het nodig dat leerkrachten zelf kunnen stilstaan bij hun eigen angsten omtrent leven en sterven. Dat zij hun eigen verdriet kunnen uiten en durven tonen en niet overdreven angstig reageren als verdriet wordt geuit. Leerlingen houden sterk in de gaten hoe een leerkracht omgaat met zijn gevoelens. Een belangrijke houvast: wees authentiek. Leerlingen voelen haarscherp aan of gevoelens oprecht dan wel gespeeld zijn. Steun ook elkaar. De aandacht die collega's elkaar geven op moeilijke momenten, is de beste boodschap over wat men van hen verwacht naar de leerlingen toe.

      Niet (h)erkend verdriet

      Als een leerling buiten de school met de dood wordt geconfronteerd, bijvoorbeeld bij het overlijden van een grootouder, moet de leerkracht hem vragen wat hij nodig heeft. De leerling kan zelf aangeven wat hij met zijn verdriet wil doen in de klasgroep. Hij moet in elk geval de opening krijgen. De leerkracht kan de leerling apart aanspreken en voorstellen in de klas iets te vertellen of iets mee te brengen van de overledene. Er moet in elk geval vanuit de school een aanzet zijn zonder iets te forceren.

      Het overlijden van een ouder tijdens de vakantie riskeert onopgemerkt voorbij te gaan op school. Aarzel niet de leerling erover aan te spreken zodra je het verneemt, ook al is dat al een tijd later. Dat kan voor de leerling een belangrijk signaal zijn dat hij met zijn verdriet ergens terecht kan.

      Verdriet en dood in boeken

      Kinderen houden van verhalen, vooral als die identificatiemogelijkheden bieden. Er bestaan tal van boeken, gedichten en prentenboeken met de dood als onderwerp. De gekozen teksten moeten aangepast zijn aan de leeftijd van de leerlingen. Ook moeten ze een positieve teneur hebben, zonder echter de problemen te minimaliseren. Er moet een vertrouwen uit spreken dat ooit 'het gras weer groen wordt en de zon weer zal schijnen'.

      Zorg dat dergelijke hulpmiddelen in de school aanwezig zijn, zodat ze niet in een crisismoment moeten worden bijeengesprokkeld. Ze zijn ook een goede aanleiding om de thematiek aan te snijden buiten een crisissituatie.


    Categorie:Rouw en verdriet
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Straffen en belonen
    03/06/1999 @ 18:04 door michel

    Straffen en belonen

    Straffen is leren

    Opvoeden is eisen stellen, praten, aanmoedigen, straffen, voordoen, lachen, kijken, luisteren, ondersteunen, belonen. Leerkrachten scheppen daarvoor een pedagogisch klimaat. Ze geven richtlijnen en ruimte, ze bepalen (samen met hun leerlingen) de grenzen van wat kan en wat niet kan. Die grenzen heeft elke leerling nodig om zich te ontwikkelen, om te weten wat gewenst en ongewenst gedrag is. Regels roepen niet noodzakelijk de behoefte op om ze te overtreden, wel om af te spreken. Dat hoort nu eenmaal bij léren.

    Straffen en beloningen helpen leerlingen zich aan te passen aan regels en afspraken. Ze stellen de leerling mede-verantwoordelijk voor zijn gedrag. Maar soms is straf een uiting van onkunde of onbegrip van de leerkracht. Het signaal dat de communicatie tussen leerkracht en leerling is vastgelopen

    Annette, leerkracht:
    «Over de lijn»

    «Een leerkracht moet duidelijkheid scheppen over grenzen en afspraken: met zand gooien kan niet; na het spelen, ruimen we alles op; in de kring luisteren we als iemand anders spreekt. Die grenzen zijn er voor jezelf en voor de omgang met de anderen. Dat kan je jonge kinderen al vroeg duidelijk maken. Anderzijds denk ik dat je sommige grenzen ook moet kunnen bespreken. Als ze bijvoorbeeld te beklemmend werken voor een groep kinderen. In onze school zijn er klasafspraken die de kinderen ondertekenen. Je moet als leerkracht niet dreigen 'als je dit niet doet dan'. Dat werkt niet. Anders is: 'zo gaat dat hier, dat hebben we toch afgesproken'. Dat komt minder bedreigend over. Er zijn natuurlijk ook kinderen die àltijd grenzen proberen te overschrijden. Daar maken we dan afspraken over met het hele schoolteam. Niet de persoon met toezicht bijvoorbeeld straft iemand op de speelplaats. Wel de klasleraar. Hij wordt erbij gehaald. Hij is het die dag in dag uit met dat kind leeft, die weet welke problemen het kind heeft, welke straf het kind kan verdragen en welke niet. Wat hem opstandig maakt, onwillig of weerbarstig en wat het kind aanvaardt omdat het beseft dat het over de lijn is gegaan.»

    een probleem?

    Opvoeden

    GEEN MACHINE

    Opvoeden is meer dan een mechanisch proces: ongewenst gedrag bestraffen, gewenst gedrag belonen en zo je doelstellingen bereiken. Het is een complexe relatie tussen opvoeder en leerling, gebaseerd op oprechtheid, respect en verantwoordelijkheid. Binnen zo'n relatie moet je straffen en belonen bekijken.

    De leerkracht

    GEDACHTEN EN GEVOELENS

    • «Dat heb je prima gedaan. Goed zo.» «Jij daar op de tweede rij, vijf bladzijden straf.» Straffen en belonen is gedrag van de leerkracht in reactie op een gebeurtenis, meestal het gedrag van een leerling (de les storen, een goed antwoord geven). Een straf of beloning kan efficiënt zijn of niet. Als ze efficiënt is, leidt de straf of beloning tot het gewenste gedrag bij de leerling.
    • Bij dat gedrag van de leerkracht horen gevoelens (Blij als leerlingen geboeid luisteren of goede resultaten halen, kwaad als ze de les verstoren, hun huistaken niet maken of ongeïnteresseerd zijn) en gedachten («Als ze zo geboeid zitten te luisteren zal ik wel een goede leerkracht zijn.» «Ben ik wel een goede leerkracht als ik geen gezag heb?»). Een leerkracht is ook maar een mens.

    De leerling

    OOK EEN MENS

    Of een leerling al dan niet gewenst gedrag stelt, is afhankelijk van een hele reeks factoren. Die bepalen het werkklimaat. Bij leren hoort een prettige sfeer, dus een goed werkklimaat. Een leerkracht moet rekening houden met factoren die ongewenst gedrag kunnen veroorzaken:

    • de les: wat is de lesinhoud en kies ik daarvoor de juiste werkvorm, hou ik daarbij rekening met de klasgroep?
    • zijn houding: ben ik oprecht of speel ik een rol? Toon ik mijn gevoelens (kwaad, boos, ontgoocheld of ongeduldig, maar ook enthousiast en blij)? Communiceer ik vanuit ik-boodschappen («Ik vind het niet leuk dat jullie ongevraagd de les storen») in plaats van jij-boodschappen («Jij moet stil zitten»)? Verschuil ik me achter mijn rol («Wie is hier de baas?») of achter regels? Geef ik mijn eigen fouten toe en toon ik respect en begrip voor mijn leerlingen? Onderhandel ik met mijn leerlingen? Reageer ik mijn eigen problemen af op de klas?
    • de klasgroep: wat is de (sociale) achtergrond van mijn leerlingen (de regels thuis)? Welke groepsdynamiek komt op gang (In sommige klassen is het een prestatie als je uit de les wordt gezet)? Wat zijn de waarden en normen van de vriendengroep (peergroup) tegenover die van de school, ouders en leerkracht?
    • de schooldag: hoe was de sfeer tijdens de vorige les, is er een toets tijdens de volgende?
    • de school: hoe zit het met de werkdruk op school, de verwachtingen van de leerkrachten? Hoe is de sfeer op school?
    • de omgeving: hoe is de situatie thuis, zijn er problemen, wat zijn de verwachtingen van ouders?

    De leerkracht kan àl deze factoren niet beïnvloeden, maar wel de manier waarop hij ermee omgaat. Daarin kunnen leerkrachten laten zien dat ze de leerling ook als 'mens' erkennen.

    Grenzen en afspraken

    AFSTOTEN EN BOTSEN

    • Jongeren hebben grenzen nodig. Die waarborgen veiligheid, ontwikkeling en respect. Als grenzen wegvallen, wordt een kind onzeker, voelt zich onveilig en wordt het bang. Het hoort ook bij zijn groeiproces zich te kunnen afzetten tegen de grenzen die opvoeders stellen. Als een kind niets heeft om zich tegen af te zetten, als het niet weet wat gewenst of ongewenst gedrag is, raakt het zijn respect kwijt voor die opvoeders.
    • Bovendien zijn er verschillende grenzen en regels: die van thuis, oma, het verkeer, de maatschappij, de vrienden. Die van de leerkracht lichamelijke opvoeding en van de leraar wiskunde. De grenzen van gisteren en die van vandaag. Er zijn schoolregels en er zijn klasregels. Met deze diversiteit aan regels en afspraken moeten leerlingen leren omgaan.

    Preventie: de hele school

    Preventief werken met straffen en belonen is een zaak van de hele school op verschillende niveaus.

    op schoolniveau

    • Is er een duidelijke visie in de school op de opvoeding van kinderen en jongeren? Staat die neergeschreven in het schoolwerkplan? Heeft de school een visie op maatschappelijke problemen die kinderen en jongeren bezighouden (snoepen, roken, drugs, geweld, prestatiedruk)? Zijn directie en leerkrachten bereid hun onderwijsgedrag in vraag te stellen (vernieuwing, discussies, nascholing )? Of gaan ze uit van hun eeuwigdurend eigen gelijk?
    • Is de school transparant? Waar liggen de grenzen en zijn die voor iedereen op school duidelijk? Zijn ze uitgeschreven in een schoolreglement? Heeft de school een plan voor straffen en belonen? Is het voor iedereen duidelijk wie bij de begeleiding van de leerlingen welke verantwoordelijkheid heeft, waar en met wie ieder kan overleggen?
    • Worden alle medewerkers op school voldoende ondersteund en begeleid om zich positief te blijven engageren? Beschouwen de leerkrachten zich als een team?
    • Ziet de school zichzelf als een 'lerende' organisatie, waar afspraken en regels ter discussie kunnen staan? Is er m.a.w. een overlegcultuur?
    • Is er voldoende participatie op school: hebben leerkrachten, hulpopvoedend personeel, leerlingen en ook ouders inspraak bij het opstellen van regels en afspraken? Ouders gaan soms op een andere manier om met belonen en straffen. Kan daarover worden gepraat?

    op klasniveau

    • Is het duidelijk welke afspraken gelden in de klasgroep (klasregels), in de hele school (schoolregels) of bij de verschillende leerkrachten?
    • Zorgt de school voor voldoende ondersteuning van leerkrachten met 'moeilijke' klassen?
    • Bestaat de mogelijkheid voor een team leerkrachten om samen met de leerlingen projecten uit te werken die de opvoedingsvisie van de school concreet maken?

    op individueel niveau

    • Geef ik voldoende aanwijzingen i.v.m. met wat bij mij in de klas mag of niet mag?
    • Weten de leerlingen hoe ik met hen wil samenwerken op relationeel vlak? (Hoe persoonlijk is onze relatie, noemen ze mij meneer of mevrouw of bij de voornaam?)
    • Geef ik de leerlingen de kans om mee te bepalen wat de regels en afspraken zijn? Houd ik de veranderingen op dat vlak in de hand?
    • Reageer ik genoeg met humor en zin voor relativeren?
    • Vertrek ik vanuit een positieve opstelling en respect voor mijn leerlingen?

    straffen

    Wat?

    OVER DE GRENS

    • Binnen hun opvoedende taak is het de opdracht van leerkrachten om grenzen duidelijk te maken en ze consequent te bewaken. Leerlingen zúllen die grenzen overschrijden. Dat gebeurt om de eenvoudige reden dat niet àlle grenzen duidelijk kunnen (en moeten) zijn, omdat niet alle grenzen even aangenaam zijn en omdat leerlingen nu eenmaal leerlingen zijn.
    • Met straf probeert de leerkracht de leerling aan te zetten om zijn gedrag te veranderen, aan te passen aan de normen en regels die aanvaard zijn. Straffen kunnen succes hebben, maar ze kunnen ook een sfeer van angst en agressie creëren. Vooral als ze bedoeld zijn als vergelding of afschrikking. Zo'n sfeer verziekt de klassfeer en verhindert leren en leerplezier.

    Houding

    RESPECT

    Als leerlingen regels overtreden, kan de leerkracht:

    • duidelijk stellen dat hij iets wil of niet wil en waarom hij dat wil. Daarmee maakt hij duidelijk dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft en die wil opnemen, dat hij verwachtingen heeft ten aanzien van de leerlingen en dat er met hem te praten valt;
    • de regel in herinnering brengen. Hij gaat ervan uit dat de leerling de regels wel kent en aanvaardt, maar wegens omstandigheden even uit het oog is verloren. Dat gebeurt ons allemaal;
    • aantonen welk belang hij hecht aan de regel. Niet alle regels zijn even belangrijk. De sanctie hangt ervan af. Zo toont de leerkracht zijn redelijkheid («Er valt mee te praten»).

    Soorten

    DRIE KEER STRAFFEN

    • Fysieke straffen (een tik, slaan bv.) zijn uiteraard uitgesloten. Geen enkele opvoeder (ouder, leerkracht) mag ooit een kind pijn doen.
    • Activiteitsstraffen verbieden aangename bezigheden (geen videofragment bekijken) of leggen onaangename bezigheden op (strafwerk schrijven, uit de klas sturen). In onderwijs zijn het vaak gebruikte straffen.
    • Sociale en psychologische straffen als iemand bespotten, verwijten maken, uitsluiten, schelden, bekritiseren Ze doen de leerling vaak véél meer pijn dan fysieke straffen. Wie respect heeft voor kinderen, doet dat niet.

    Goede straf

    ELF AANDACHTSPUNTEN

    Leerkrachten straffen soms om te tonen dat ze boos of ontgoocheld zijn, of zelfs om wraak te nemen. Daar dient straf niet voor. Goede straf wil ongewenst gedrag afleren, fouten herstellen. Straffen zijn hulpmiddelen. Ze helpen de leerling aan motivatie om zich medeverantwoordelijk te voelen voor eigen gedrag. Elf aandachtspunten voor een goede straf:

    1. Begrijpt de leerling voldoende wat van hem verwacht wordt? Als een leerling iets verkeerd doet uit onwetendheid, is er geen sprake van ongewenst gedrag. Vertel dus ook waarom zijn gedrag niet gepast is.
    2. Om een kind van gedrag te veranderen, kan straf niet de eerste strategie zijn. Met aanmoedigen en stapsgewijs aanleren kan je ook resultaat bereiken.
    3. De straf moet ook de betekenis van een straf hebben bij de betrokken leerling (een nota in de agenda heeft geen zin als de ouders de agenda nooit bekijken).
    4. Ongewenst gedrag neemt toe als je nu eens niet en dan weer wel straft. Wees consequent. Leerlingen weten anders niet waaraan ze zich moeten houden.
    5. Leerlingen worden gestraft om hun fout gedrag, niet om hun persoon. Zeg dat ook.
    6. Een straf moet voorspelbaar zijn. De afpraken daarover zijn duidelijk.
    7. Een straf moet zinvol zijn. Ze moet iets te maken hebben met het foute gedrag. (Een nul op het rapport werkt niet zomaar. Wie lege blikjes heeft gegooid, maakt de speelplaats weer schoon.)
    8. Een aangekondigde of afgesproken straf moet ook worden uitgevoerd. Anders heeft straf geen effect.
    9. Dreig niet met straffen die onuitvoerbaar zijn.
    10. Wees mild. Een straf moet niet erger zijn dan nodig. Buitenissige straffen zorgen voor agressie.
    11. De straf moet snel volgen op het ongewenst gedrag. Hoe sneller, hoe groter het effect.
    12. Elke straf heeft ook een einde. Leerkrachten komen te vaak terug op een fout. Vergiffenis moet mogelijk zijn.

    Onaangepast gedrag

    INGRIJPEN

    Dreigementen, waarschuwingen, bevelen, kleineren, belachelijk maken Ze verbeteren niet echt de klassfeer of de relatie tussen leerkracht en leerling. Welke houding neemt een leerkracht het best aan bij ongepast gedrag van de leerlingen?

    1. Blijf rustig en beleefd. Beledig of kleineer niet.
    2. 2. Benoem het ongepaste gedrag («Er wordt te veel gepraat», beschrijf wat de bijhorende gevoelens zijn («Ik kan me niet concentreren op deze oefening»), herinner aan de afspraak en de concrete gevolgen («Zo kunnen je klasgenoten niet volgen»). Maak duidelijk onder welke voorwaarden het gedrag wél gepast zou zijn.
    3. 3. Vraag aan de leerling waarom hij afwijkt van de afspraak. Luister naar wat hij zegt. Misschien heeft zijn gedrag een oorzaak, betekenis of doel.
    4. 4. Ga in op wat de leerling zegt, vertrek vanuit jouw standpunt en ga niet in de verdediging.
    5. 5. Overleg over wat nu moet gebeuren (strafwerk, waarschuwing). Wees daarbij consequent.

    belonen

    Wat?

    HET GAAT GOED

    • Belonen is positief reageren op positief gedrag. Het is opmerken dat het goed gaat, dat er geen fouten worden gemaakt.
    • Leerkrachten stoppen veel energie in allerlei problemen en fouten. Er is geen reden waarom ze niet evenveel energie zouden besteden aan wat goed gaat. Wie werkt vanuit een positieve opstelling tegenover de leerlingen, krijgt respect. Dat bevordert het werkklimaat in de klas. Aandacht voor het goede heeft trouwens meer succes dan correctie van het negatieve.

    Houding

    VERGETEN

    • Opvoeden is leren en daar hoort een prettige sfeer bij. Leerkrachten die de kunst verstaan leerlingen te waarderen, gaan uit van eenvoudige principes. Ze accepteren wat de leerling zegt en hoe hij het zegt. Ze geven wat extra aandacht als het moeilijk loopt. Ze spreken een leerling ook persoonlijk aan.
    • Dingen die verkeerd gaan, vallen meer op dan dingen die goed gaan. Daardoor wordt belonen vaak vergeten. Bij leerlingen die onrustig zijn of doorgaans de klassfeer negatief beïnvloeden, valt gewenst gedrag soms niet op. Ze krijgen daardoor een verkeerd zelfbeeld. Bovendien ontstaat een moeilijke relatie leerling-leerkracht. De leerlingen krijgen een etiket. Vooroordelen hebben soms een invloed op de verwachtingen die de leerkracht heeft tegenover leerlingen (kansarme leerlingen, 'moeilijke' leerlingen, zittenblijvers).

    Soorten

    DRIE KEER BELONEN

    1. Materiële beloningen zijn tastbare dingen (snoep of een boek).
    2. Activiteitsbeloningen zijn dingen die de leerling graag doet (een uitstap maken, naar de film gaan). Leerlingen doen graag iets samen met de klas. Dat hoeft niet spectaculair te zijn (een onverwacht prettig klasgesprek bijvoorbeeld), maar het verbetert de klasgeest en het groepsgevoel.
    3. Sociale beloningen hebben te maken met lof, aandacht, vriendelijk zijn, aanmoediging. Zij vormen de belangrijkste beloningen. Waardering van de leerkracht zorgt voor een gevoel van eigenwaarde. De aandacht via positieve feedback van de leerkracht heeft meer invloed op een leerling dan een cijfer. Zo moedigt de leerkracht de leerling aan, schept hij bovendien duidelijkheid over de onderlinge relatie, de regels en afspraken.

    Goede beloning

    zeven AANDACHTSPUNTEN

    Waar houd je rekening mee als je leerlingen beloont?

    1. Afspraken over belonen moet je ook nakomen: als na een bepaald gewenst gedrag een beloning werd beloofd, dan moet die er ook komen.
    2. Een beloning (bv. aandacht) werkt het best als ze zowel in tijd als plaats nauw aansluit bij het gedrag.
    3. Een verrassende beloning heeft grotere waarde. Zorg voor voldoende afwisseling.
    4. Beloon ook niet altijd na élk gewenst gedrag. (Sociale beloningen kunnen vaker gegeven worden.)
    5. Een beloning moet voor de leerling de betekenis van een beloning hebben. Ze kan bijvoorbeeld samen met de leerling(en) worden gekozen.
    6. Het is beter vaak te belonen dan groots te belonen.
    7. Ook het wegvallen of verminderen van een straf is een beloning. Als dit echter vaak gebeurt, kan de straf haar invloed verliezen.

    Je kan meer over straffen en belonen lezen in:

    Het Klassedossier op www.klasse.be/dossier/straffen

    Opvoeden in de klas - Herman Van den Broeck - lannoo - www.lannoo.be

    Straffen? - Ludo Driesen - Garant - www.garant-uitgevers.be

    De bibliotheek bij het SIS0-nummer 433.2 (trefwoord straffen)

    Voor meer ondersteuning neem je contact op met de begeleidingsdienst van de school of het CLB dat aan de school verbonden is.

    Straffen en de groep

    Straffen gebeurt meestal tegenover één leerling, maar de leerling beoordeelt die straf ook door de ogen van de klasgenoten. Een straf kan daardoor een onbedoeld effect hebben. Zo kan uit de klas gezet worden een statussymbool zijn. Soms weten leerkrachten ook niet wie precies ongewenst gedrag heeft vertoond. De klasgroep laat niets los. In een klas zijn er bovendien voortrekkers (zij geven het voorbeeld, trekken de klas in positieve of negatieve zin), steunverleners (zij bedenken niets zelf, maar doen wel mee), toekijkers (zij onthouden zich) en gefrustreerden (zij gaan niet akkoord met het gedrag van de voortrekkers). Die pak je best anders aan. De verdeel-en-heers-techniek (leerlingen apart ondervragen en hopen dat een zwakke schakel zal praten) kan grote risico's inhouden voor de klasgeest. De groep vaart er beter bij als ze zelf de verantwoordelijkheid krijgt om uit de situatie te raken, nieuwe afspraken te maken en een gepaste straf te kiezen.

    Jos, directeur:
    Het signaal

    «Als geen enkele straf nog werkt, stellen we een contract op. Daarin staat dan welk gedrag we van de leerling verwachten in welke situaties. We omschrijven de gevolgen van het gedrag en hoe de leerkrachten zullen reageren als de leerling zijn contract al dan niet navolgt. Zo'n contract stel je niet zomaar op. Eerst moet je nauwgezet observeren wat het storende gedrag is en wat dat gedrag uitlokt. Zo'n contract moet opgevolgd worden en er moet een termijn op staan. Vooral met oudere leerlingen is deze werkwijze succesvol. Je geeft ze een signaal dat je ze au sérieux neemt.»

    Niet belonen: De beste straf

    De beste straf is de straf die je niet moet geven. De eerste manier om niet te straffen is: niet belonen. Door ongewenst gedrag niet te belonen, bestaat de kans dat de leerling het in de toekomst niet stelt. Een leerling kan bijvoorbeeld storen om aandacht te krijgen. Als de leerling echter geen voordeel haalt uit het negatieve gedrag (bv. De leerkracht negeert het), zal dit minstens evenveel effect hebben als een straf.

    Mogelijke reacties op ongewenst gedrag die geen straf zijn:

    • benoemen van negatief gedrag («Jij vindt dit onderwerp misschien belachelijk, maar ik vind het belangrijk.»);
    • vragen naar de verklaring van het negatief gedrag («Waarom lach jij zo?»);
    • aankijken van de leerling om te tonen dat je het storend gedrag hebt opgemerkt;
    • stem verheffen om bij te sturen.

    Jos, directeur:
    Een gouden beker

    «Toen ik directeur werd, heb ik drie jaar moeten vechten om het systeem van goede punten af te schaffen. In een bepaalde klas stond er een soort wisselbeker. Wie zich goed gedroeg of goede cijfers haalde, kreeg goede punten. Met die goede punten kon de leerling die beker tijdelijk winnen. Het waren altijd dezelfde vier, vijf leerlingen die wonnen. Die competitiegeest wou ik eruit. Belonen dat moet zijn: jongen, dat was nu tof. Of als iets negatiefs niet gebeurt zeggen: je hebt het gesnapt! Leerkrachten moeten eens leren zeggen dat iemand iets goeds heeft gedaan. Daar hoef je geen goede punten aan te koppelen.»


    Categorie:Artikels
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verhalen vertellen aan kleuters
    Anneke (20) zit in het tweede jaar kleuteronderwijs van de Erasmushogeschool Brussel. Haar opdracht: de aandacht vangen van kleuters voor verhalen en fantasie. Hoe pakt ze dat aan? En waar kan het fout lopen? De camera's in het labo van TV.Klasse registreren elke beweging. Spannend. Vaklectoren en pedagogen kijken mee en evalueren. Leerrijk voor iedereen.
    Bron: www.youtube.com


    Categorie:Prentenboeken
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwjaarsbrieven
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Techniek: knikkerverven

    Benodigheden:                                              
    - papier
    - ecoline
    - knikker
    - lepel
    - bokalen
    - schoendoos of bakje

    Voorbereiding:
    Doe de ecoline in de bokalen. Je laat de ecoline het best in zijn zuivere vorm dus geen water toevoegen. Zo komen de kleuren van de ecoline mooier uit op het papier.
    Daarna doe je één of meerdere knikkers in de bokalen.
    Zorg ervoor dat alles al klaar staat: verschillende soorten papier, de schoendoos, enzovoort.

    Hoe ga je tewerk?                                                                    
    Laat de kleuters kiezen welk papier zij willen. Leg dit in de schoendoos.
    Als de kleuter het zelf kan laat je hem één of meerdere knikkers uit de bokaal halen met de lepel.
    Leg de knikker ook in de schoendoos. De kleuter beweegt de schoendoos heen en weer. Van links naar rechts, van boven naar onder.

    Herhaal dit meedere malen totdat de kleuter vindt dat zijn werk af is.

    Afwerking:
    Je kleeft het papier waarop de kleuters met de knikkers geverfd hebben op een steviger papier.
    Dit plooi je in het midden.
    Op de voorkant snij je een soort van venstertje uit.
    Het versje dat je aan de kleuters hebt aangeleerd, print je af op een papier.
    Zoals je op de foto kan zien heb ik dit afgeprint op een papier waar er langs de andere kant een prent van micky mousse staat. Zo heb je een leuke afbeelding die je dan door het venstertje van je nieuwjaarsbrief ziet.

    Je hangt ook nog "Gelukkig nieuwjaar"
    Dit kan je eventueel dan verder afwerken naar smaak.

    Een voorbeeld vindt u in bijlage.


    Categorie:Thema: Kerst en nieuw


    Archief per week
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs