Categorieën
  • Artikels (6)
  • Digitale prentenboeken (6)
  • Informatieve boeken (3)
  • Materialen (7)
  • Prentenboeken (3)
  • Prentenboeken Rikki (6)
  • Rouw en verdriet (2)
  • Thema: Kerst en nieuw (3)
  • Zoeken in blog

    Inhoud blog
  • Groei- en leerlijnen in de kleuterschool
  • Kleuters met extra zorg
  • Het rad van fortuin
  • Werken rond emoties
  • Spelen met Jules: Memo-spel
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Sarah en Taïna
    De kleuters en wij
    21-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Computers in de kleuterklas, dat is onzin
    Kritische bedenkingen bij ICT-beleid in het onderwijs

    Ieder kind aan de computer en wel snel. Dat is een slogan die tegenwoordig heel wat leraars, directeurs en politici opjaagt. hoe jonger hoe beter, is een andere. Maar hebben kleuters en scholieren op de basisschool wel baat bij informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de klas?

    Hier en nu dendert de technologische vooruitgang in een razend tempo voort en wie die sneltrein mist, is de klos. Vanuit die vaststelling lijkt het logisch dat de beleidsmakers in het onderwijs kinderen zoveel mogelijk en zo snel mogelijk willen voorbereiden op een gedigitaliseerd leven. Computers in de klas dus. In hun boek hype, hype hoer@ gaan Hans Annoot en Werner Govaerts, beiden werkzaam in Steinerscholen, in tegen het idee dat de computer het kleuter- en lager onderwijs alleen maar kan vooruithelpen.

    "ik ben absoluut niet tegen computers, ik gebruik ze zelf dagelijks, maar ik vind het niet gezond dat het idee 'vroeg geleerd is oud gedaan' hierover zomaar klakkeloos aanvaard wordt", zegt Annoot. Samen met Govaerts vindt hij het ook erg vreemd dat beleidsmensen die stelling zomaar aannemen zonder dat het wetenschappelijk bewezen is dat een jong kind zich al surfend en klikkend inderdaad beter ontwikkelt.

    "En waar mijn haar dus helemaal recht van gaat staan zijn die reclames waarin je wordt aangespoord om een kind een brein te geven. Dat brein is dan een of ander computerprogramma. Vanuit die filosofie zie je een mens als een robot waar je intelligentie kunt instoppen. Als de industrie daarbij dan ook nog die boodschap koppelt aan het idee dat jonge kinderen zo in elkaar zitten, dan zit je met een erg verwrongen kijk op de ontwikkeling van een kind. Dan stel je het gelijk aan een kleine volwassene. Maar dat idee past natuurlijk erg goed in de filosofie van het levenslang leren en het modieuze idee van de kennismaatschappij. Wat men vergeet is dat een kleuter andere dingen op andere manieren leert dan een volwassene, die tegenwoordig bezeten is door kennis." Want zegt Annoot, zoals ook de Steinerfilosofie benadrukt: een jong kind moet vooral spelen, contact leggen met de buitenwereld en rijke zintuiglijke ervaringen opdoen om een sterke persoonlijkheid te ontwikkelen.

    "Computers zijn onontkoombaar en een puber moet er dan ook mee in contact komen in de klas. Maar ze op de lagere school integreren, of in kleuterklas, een idee dat werkelijk leeft op het kabinet Onderwijs, dat is onzin. Je gaat mij niet wijsmaken dat kleuters op een scherm op icoontjes laten klikken fantastisch is voor hun ontwikkeling vanwege de fijne motoriek. Bovendien worden vooral jonge kinderen sterker beïnvloed door de negatieve effecten van computers, zowel fysiek als psycho- socioaal. en dat is wel bewezen", zegt Annoot.

    "Maar kritiek vindt geen gehoor, terwijl voorstanders van computers in kleuter- en lager onderwijs wel de stomste argumenten aanvoeren. 'Ze vinden het leuk', bijvoorbeeld. Maar tv en videogames vinden ze ook leuk, terwijl we toch weten dat die niet altijd even gezond zijn? Of 'een kleuter kan al muiservaring opdoen', een argument dat het levenslang leren bepleit. Welnu, iedereen, ook een bejaarde, kan in een mum van tijd leren omgaan met een muis."

    In hun boek wijzen Govaerts en Annoot er bovendien op dat dat eigenlijk ook voor de rest van het computergebeuren geldt. "om niet gehandicapt op de arbeidsmarkt terecht te komen, wat nog een sterk argument is om er al in de kleuterklas aan te beginnen, volstaat het eigenlijk om in het hoger onderwijs de basis te leren. Zelfs om informatice te gaan studeren aan de universiteit heb je geen voorkennis nodig. Het is iets technisch, dat je sowieso wel leert. En het is jammer dat essentiële dingen zoals lezen of logisch denken ondergeschikt worden aan een training in computeren, iets wat je op elke leeftijd in een weekend kunt leren", klinkt het.

    Maar wat met de vooruitstrevende directeur die 'wil dat zijn kinderen zelfstandig denkende wezens worden die zelf alle mogelijke informatie van het net kunnen plukken? "Daar heb je het. Dat kun je hoogstens verwachten van pubers, die daar al voldoende achtergrondkennis en oordeelkundig vermogen voor hebben. Trouwens, het is een illusie dat een kind intelligenter wordt omdat het iets kan opzoeken. Dingen opzoeken, dat is letterlijk kinderspel, en toch lijkt dat de basis voor de 'kennismaatschappij'. Het lijkt allemaal zo intellectueel. Maar wij moesten vroeger ook veel opzoeken, alleen zag het er niet zo flashy uit. De vraag is ook of iets met de gezochte informatie gedaan wordt, en hoe, of een kind kan beslissen wat bruikbare en betrouwbare informatie is en wat niet. Dat vermogen aanleren is veel belangrijker dan jonge kinderen al meteen het technische gebruik van computers bijbrengen, zeker als je bedenkt wat voor een chaotische verzameling het internet is", aldus Annoot.

    Wat hem betreft is de ideale leeftijd om een kind met computers te leren omgaan ten vroegste tien en ten laatste veertien. "Maar ik pleit niet voor een strikte consensus, enkel voor een veelzijdig, echt debat over ICT in het onderwijs."


    Bron: http://www.geocities.com/trappenhuis/art2/t_art085.htm


    Categorie:Artikels
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onderwijs mag creatiever, zegt minister Vanderbroucke, maar leren kan niet altijd leuk zijn

    Alle leerlingen, ongeacht hun moeilijkheden, laten bloeien en groeien. Het is hét beleidsmotief van Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A). Riskeert het onderwijs door die alles overheersende gelijke kansen niet de vooruitgang te missen? ,,Niet als we de lat hoog leggen'', antwoordt de minister. ,,We mogen niet langer tolerant zijn voor scholen die het niet goed doen.''

    Kenniseconoom Martin Hinoul waarschuwde in het begin van deze reeks dat ons onderwijs niet goed genoeg is voor de wereld van morgen. ,,Er is dringend een mentaliteitsverandering nodig'', zegt hij. ,,Vorm ondernemende, meertalige denkers. Haal het maximum uit jonge mensen. Stel hoge eisen. Jonge brains zijn nog heel soepel. Mis die kans niet.''

    Het onderwijs is als de dood voor veranderingen. Minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) is bijgevolg zeer voorzichtig. ,,Ik pleit voor vernieuwingszin'', zegt hij, ,,maar op basis van overleg en betrokkenheid, respect voor wat leerkrachten kunnen en het gezag dat ze moeten hebben.''

    Welke kennis en vaardigheden moet het onderwijs jongeren meegeven voor morgen?

    Vandenbroucke: ,,Ten eerste het trio creativiteit, deskundigheid en empathie. Wie morgen zijn mannetje of vrouwtje wil staan, móet deskundig zijn. In iets heel praktisch of meer theoretisch, maar het is ook heel belangrijk om mensen te kunnen aanvoelen. Een zakenman moet kunnen achterhalen wat de klant wil. Een loodgieter moet kunnen uitvissen wat er precies scheelt.''

    ,,De samenleving verandert heel snel. Elke dag word je wel met nieuwe technieken en technologieën geconfronteerd. Het onderwijs zal hoogstens de fundamenten kunnen neerzetten. Op die fundamenten zal je doorheen je leven meerdere huizen moeten bouwen en terug afbreken. Dat betekent dat het onderwijs jongeren vooral moet leren leren. Daarvoor moeten we de bekwaamheid ontwikkelen en vooral zin hebben om te blijven leren.''

    ,,Alle mensen worden met veel nieuwsgierigheid geboren, maar dat gaat jammer genoeg dikwijls verloren in het onderwijs. Laten we proberen het enthousiasme en de leergierigheid zoveel mogelijk te behouden. Al hoor je mij niet zeggen dat het op school altijd leuk kàn en móet zijn en dat we er voortdurend voor moeten zorgen dat leerlingen zich goed voelen. De school is geen pretpark!''

    ,, Je moet vooral niet zeggen dat leren gemakkelijk is , hoorde ik een afgestudeerde jonge man van Marokkaanse afkomst op een studiedag zeggen. Die man moedigt jonge allochtonen aan om hoger onderwijs te volgen. Hij heeft gelijk. Je moet een inspanning durven vragen. Jongeren uitleggen waarom het belangrijk is een diploma te halen.''

    ,,Het onderwijs moet ook grondigheid bijbrengen. Het kan niet meer even grondig als dertig, veertig, vijftig jaar geleden. Er zijn te veel onderwerpen bijgekomen die belangrijk zijn. Maar het is wel essentieel dat leerlingen het verschil weten tussen iets grondig en iets oppervlakkig kennen en kunnen. Dat moeten ze minstens in enkele vakken geproefd hebben.''

    Niet zelfgenoegzaam worden

    Is het onderwijs wel goed bezig? Eén op de acht jongeren verlaat het onderwijs zonder diploma middelbaar.

    ,,Dat zijn er absoluut te veel. Ons onderwijs is over het algemeen goed. Dat blijkt ook uit internationale onderzoeken. Onderwijs gaat in essentie om mensen die met kinderen werken. Een zeker conservatisme is dus verantwoord, maar we mogen zeker niet genoegzaam achterover leunen. Omdat de wereld èn de leerlingen veranderen. De eindtermen, dat zijn de minimale doelstellingen die we onszelf opleggen, zitten - denk ik - goed. Er is heel veel aandacht voor vaardigheden die steeds belangrijker zullen worden. De vraag is of we dat in de praktijk waarmaken.''

    Heel wat leerkrachten kennen de eindtermen niet omdat ze vaak ondergesneeuwd worden in de leerplannen. ,,De leerplannen, die doorgaans door de koepels gemaakt worden, moeten goedgekeurd worden door de inspectie. Ik zeg niet dat er nergens problemen zijn maar ik hoor niet zeggen dat de meeste leerkrachten de minimale doelstellingen niet kennen.''

    Leerlingen klagen dat de leerstof niet boeiend genoeg gegeven wordt. Schort er iets aan de didactiek van de leerkrachten?

    ,,Slagen we er voldoende in een grote dosis creativiteit in het secundair onderwijs te brengen? Dat is een kritische vraag die we moeten stellen. Maar dat is iets heel anders dan de didactische deskundigheid van leerkrachten in vraag stellen. Ik heb vertrouwen in hun stielkennis.''

    ,,Onderschat niet wat er allemaal op een leerkracht afkomt. Ze worden enórm bevraagd. Moeten meer opvoedingstaken op zich nemen. Vaak is er tevens een probleem van gezag. Ouders moeten tegen hun kinderen zeggen dat ze respect moeten hebben voor de leerkracht.''

    ,,Het kleuter- en lager onderwijs hebben de voorbije vijftien jaar veel vernieuwingen gekend. In het secundair onderwijs zou de onderwijsvernieuwing sneller mogen gaan. Daar is nog veel ruimte om het leren boeiender te maken en de leerstof meer geïntegreerd aan bod te laten komen. Dat is makkelijker in het basisonderwijs, omdat één leerkracht daar met alles bezig is.''

    ,,De meeste onderwijsvernieuwingen in het secundair gebeuren in het beroeps- en technisch onderwijs. Ik heb al fantastische voorbeelden gezien. In de ene school moesten de jongens een chassis voor zeilwagens ontwerpen en in elkaar steken. De andere school telde overwegend meisjes en die maakten de zeilen.''

    ,,Tijdens het monteren en het testen van de zeilwagens op het strand leerden de jongens en meisjes heel veel van elkaar. Op den duur stonden jongens mee die zeilen te strijken. ( lacht ) Dat is buitengewoon creatief en écht leren leren. Dàn mag leren leuk zijn. Voor dat soort aanpak moeten we meer aandacht hebben.''

    Strenger voor scholen

    Wat kunt u doen om onderwijsvernieuwing te versnellen?

    ,,De scholen voldoende bemannen en organisatiemodellen aanreiken, zodat echte teams ontstaan die ervaring kunnen uitwisselen en ook nog ruimte hebben voor zorg en begeleiding. Schoolgemeenschappen - dat zijn samenwerkingsverbanden tussen scholen - kunnen directies van heel wat technische en juridische beslommeringen ontlasten, zodat ze zich meer met de didactiek kunnen bezighouden.''

    ,,In de komende cao die we aan het onderhandelen zijn, wil ik tegemoetkomen aan de vraag naar meer omkadering. Maar geen lineaire verhoging van de staf, én selectief.''

    Scholen hebben meer middelen gekregen voor het Gelijke Onderwijskansenbeleid. Maar het is veeleer een kwestie van aanpak dan van middelen, zegt de inspectie.

    ,,Meer personeel en middelen volstaan inderdaad niet. Er is ook een andere aanpak nodig, maar dat kan ik niet met een decreet regelen. Daarvoor reken ik op de inspectie. De inspectie moet zich niet met beuzelarijen bezighouden, maar zich op de essentie concentreren: wat zijn de zwaktes, moeilijkheden en risico's in een school? Welke resultaten worden er gehaald?''

    ,,Vandaag levert de inspectie een rapport af en daar stopt het, terwijl een doorlichting van een school het begin van een pad van verbetering moet zijn. We mogen niet langer tolerant zijn voor scholen - en die zijn er, maar het is gelukkig een minderheid - die te weinig kwaliteit afleveren.''

    ,,Ik ga kordater optreden! Oordeelt de inspectie dat een school het niet goed doet, dan zullen we die school verplichten zich te laten begeleiden.''

    ,,Om te achterhalen of wat we zo mooi op papier hebben gezet, in de eindtermen effectief ook waarmaken, moeten we meer testen en meten dan voorheen. Er hebben nog maar drie peilingproeven van eindtermen plaatsgehad. De resultaten waren doorgaans goed, maar voor het raadplegen van grafieken en tabellen bijvoorbeeld haalt slecht de helft de eindtermen. Dat is toch een oranje knipperlicht waar we de ogen niet voor mogen sluiten. Goed met informatie om kunnen is een van dé vaardigheden van de toekomst.''

    ,,We zullen het aantal peilingproeven tot twee per jaar opdrijven, met herhalingen. Er is een kalender in de maak tot het jaar 2018. Scholen nemen daar op vrijwillige basis aan deel en moeten de resultaten gebruiken om zichzelf een spiegel voor te houden. Ook als ze niet meedoen aan de peilingproeven. Ze kunnen soortgelijke testen opvragen. Ook zullen we die eindtermen eens herbekijken. Zijn ze adequaat? Niet te gedetailleerd? Maar dat is niet voor morgen.''

    Ondernemingszin, waar de arbeidsmarkt zo om schreeuwt, staat niet in de eindtermen.

    ,,Dat belet scholen niet er iets aan te doen. Ondernemingszin gaat om initiatief nemen. Hoe blijven we nieuwsgierigheid prikkelen? Hoe krijgen we meer creatieve onderwijsmethoden? De Koning Boudewijnstichting heeft ooit onder de noemer Accent op Talent een grote brainstorm gehouden rond die vragen. Het eindrapport is een voorbeeld van hoe het moet.''

    ,,Dat vooruitdenken is in 41 proefprojecten omgezet. Ze gaan onder meer over het overbruggen van de kloof tussen basis en secundair onderwijs, een juiste studiekeuze maken, meer technologie in alle richtingen aan bod laten komen Ik hoop uit die proeftuinen conclusies te kunnen trekken tegen het einde van de legislatuur.''

    Grote tanker op zee

    Loert niet het gevaar dat het onderwijs de vooruitgang mist door zo sterk het accent te leggen op gelijke kansen?

    ,,Ik leef elke dag met die vraag. Daarom moet je heel goed de kwaliteit bewaken. We moeten scholen veel vrijheid geven, maar dat betekent dat ze ook beleidskracht moeten hebben. Dus meer zelfcontrole. Als je de lat hoog legt, bezielende leerkrachten wilt die vonken doen overslaan, dan moet je die leerkrachten goed opleiden en zeker meer praktijkervaring geven.''

    ,,Vandaar de hervorming van de lerarenopleiding. Regenten zullen zich voortaan in twee in plaats van drie vakken bekwamen. Zo zal hun vakkennis nog groter worden én komt er ruimte vrij voor vaardigheden zoals leren omgaan met kinderen die extra zorg vragen.''

    Geen vernieuwingen zonder overleg met de basis, zegt u. Dat kan lang duren. Te lang.

    ,,Er is een gevoel van dringendheid nodig. Nog meer werken aan gelijke kansen is hoogdringend. De taalkennis, niet in het minst van het Nederlands, evenzeer. Het onderwijs is een grote tanker op zee. Dat schip van koers doen veranderen, is een heel delicaat manoeuvre, dat doe je heel behoedzaam. Maar juist omdat het een groot en ingewikkeld manoeuvre is, moet je als je beslist de koers te veranderen, tijdig beginnen. Maar niet door als een olifant door de porseleinwinkel te hollen.''

    Link: http://www.nieuwsblad.be/Article/Detail.aspx?articleID=gsurqvcd


    Categorie:Artikels
    15-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kleuters laten snoezelen
    Snoezelende studenten bij de kleuters in Driessprong Petegem (Het nieuwsblad - 15 januari 2009)

    Deinze - Studenten van de lerarenopleiding KATHO in Tielt creëren in basisschool De Driessprong, Kortrijksesteenweg in Petegem, hun eigen snoezelruimte. Daarin zullen kleuters hun zintuigen op allerlei manieren leren ontdekken. Dit project wil de studenten laten inzien dat snoezelen echt iets tot de ontwikkeling van kinderen bijdraagt. Op dinsdag 19 januari wordt de snoezelruimte opengesteld voor de kleuters. Wie wil kan op bezoek gaan vanaf 9 u.

    ‘Snoezelen is een zintuigelijke ontdekkingstocht’, zegt Steef Coorevits, coördinator van het project. Door te snoezelen leren kinderen hun zintuigen kennen en benutten. We gebruiken daarbij specifieke voorwerpen die hen moeten uitdagen. Zo leren ze bijvoorbeeld verschillende soorten geuren kennen via geurzakjes of komen ze tot rust bij het luisteren naar bepaalde geluiden.

    'Onze studenten kregen in de maand december een initiatie snoezelen door twee snoezelexperts, Ronny Vanoosthuyze en Joep Derie van het Stella Marisinstituut in Kortrijk. Het was de bedoeling dat ze daarna zelf aan de slag gingen om eigen snoezelvoorwerpen te maken,’ gaat Steef verder. De studenten kregen het thema ‘winter’. Binnen dit thema moesten alle zintuigen aan bod komen.

    De studenten bouwen daarnaast een echte snoezelruimte. Een klaslokaal wordt aangekleed tot een heuse belevingswereld voor kleuters. Op maandag 18 januari stellen we de ruimte op. Op dinsdag 19 januari stellen we de ruimte open voor de kleuters van de basisschool.

    ‘We willen onze studenten ook echt de kans geven om hun zelfgemaakte voorwerpen uit te proberen bij de jonge kinderen. Zo blijft het niet alleen bij theorie maar kunnen ze ook ervaren hoe kinderen reageren op hun eigen materiaal’, aldus Steef Coorevits. Hopelijk krijgen ze hiermee de smaak te pakken en zullen ze later ook zelf dergelijk initiatief nemen met de kinderen in hun eigen klas.

    Locatie: Basisschool De Driessprong, Kortrijksesteenweg 63, 9800 Petegem.

    Je kan de snoezelruimte bezoeken op 19 januari vanaf 9 u, terwijl de studenten aan het werk zijn met de kleuters. Wel even laten weten wanneer je komt. Je kan hiervoor contact opnemen met: Steef Coorevits, Beernegemstraat 10, 8700 Tielt op 0479/344214 of steef.coorevits@katho.be


    Studenten laten kleuters snoezelen in Petegem en Zulte (Het Nieuwsblad -
    20 januari 2009)

    DEINZE/ZULTE - Studenten van de lerarenopleiding aan het Katho Tielt lieten de kleuters van Vrije Basisschool De Driesprong Petegem en Vrije Basisschool Zulte kennismaken met snoezelruimtes. Het project moet de studenten laten inzien hoe snoezelen kan bijdragen tot de ontwikkeling van de kinderen.

    'Snoezelen is een zintuiglijke ontdekkingstocht', zegt coördinator Steef Coorevits. 'Door te snoezelen, leren kinderen hun zintuigen kennen en benutten. We gebruiken daarbij specifieke voorwerpen die hen moeten prikkelen. Zo leren de kinderen geuren onderscheiden via geurzakjes, of komen ze tot rust door het luisteren naar bepaalde geluiden'.

    De Katho-studenten kregen in december een snoezelinitiatie door twee experts. Daarna kregen ze de opdracht om zelf allerlei snoezelvoorwerpen te maken binnen het opgelegde thema 'winter'. En nu bouwden de toekomstige kleuterleidsters en dito leiders (slechts twee jongens op 59 derdejaars) zelf een snoezelruimte in Petegem en Zulte.

    Dat gebeurde maandag, zodat gisteren de snoezelsessies konden plaatsvinden. We gingen even langs in Petegem en konden vaststellen dat het resultaat prachtig is. De kleuters reageerden geboeid.

    Steef Coorevits besluit: 'Dat is nu precies de bedoeling: de praktijk toetsen aan de theorie. Hopelijk is de respons zo verrassend dat deze leerkrachten in spe later hetzelfde initiatief nemen voor de leerlingen uit hun eigen klas.'





    Categorie:Artikels
    21-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Echtscheiding
    01/11/1999 @ 18:07 door michel

    Echtscheiding / Nieuwe gezinnen

    Ze zitten in elke klas

    Er zijn geen precieze cijfers over hoeveel leerlingen gescheiden ouders hebben. Naar schatting één op drie huwelijken in België wordt ontbonden. En het aantal groeit. Leerkrachten krijgen steeds meer kinderen van scheidende of gescheiden ouders in de klas. Hun gezinssituatie is soms erg complex. Wie daar geen rekening mee houdt, zorgt voor vervelende of pijnlijke situaties op school (en thuis).

    Veel leerlingen van gescheiden ouders ervaren dat ze 'anders zijn'. Nieuwe gezinsvormen raken stilaan uit het verdomhoekje. Hoe kan deze nieuwe realiteit op school een plaats krijgen?

    Gaby, directeur:
    «Geen onbescheiden vraag»

    «Bij het begin van elk nieuw schooljaar of bij nieuwe inschrijvingen vragen we telkens naar de gezinssituatie van de leerling. Dat komt een beetje onbescheiden over. Maar dat is het eigenlijk niet. Als school zorg je zo voor een opening, voor een signaal dat je daar rekening wil mee houden. Niet dat alle leerlingen met gescheiden ouders probleemleerlingen zijn. Dat niet. Maar waar de scheiding moeilijk verloopt en de kinderen de speelbal of het losgeld worden, ervaren we veel leer- en gedragsproblemen. Uit onwetendheid kan je trouwens veel domme dingen doen. Het past gewoon in ons totaalconcept van zorgverbreding: ieder kind moet krijgen waar het recht op heeft. En dat is goed onderwijs. In elke klas van onze school zitten minstens één of twee leerlingen met gescheiden of scheidende ouders. Sommige kinderen wonen al in een nieuw-samengesteld gezin. Daar willen we begrip en respect voor opbrengen. Dat staat trouwens met zoveel woorden in ons pedagogisch project. Dat geldt voor de leerlingen, maar ook voor de leerkrachten. Wat je als leerkracht over echtscheiding of nieuwe gezinsvormen denkt, doet er niet toe. Het is het kind dat telt.»

    het probleem

    Wat?

    ALTIJD MOEILIJK

    • De scheiding van hun ouders is voor elke leerling een moeilijke tijd. Later, na de crisisperiode, hoeft de scheiding geen blijvende, negatieve gevolgen te hebben. Het kind past zich aan en verzoent zich. Het is dus belangrijk te weten dat de leerling zich voor een min of meer lange tijd anders kan gedragen dan gewoonlijk (stiller, prikkelbaarder, afwezig). Als de school in woelige tijden een rustpunt is voor kinderen, is zij ook voor de ouders een steun.
    • Een lange tijd ging men ervan uit dat ouders best zo lang mogelijk samen moesten blijven in het belang van het kind. Nu denkt men anders. Voor elk kind is een goede scheiding beter dan een gezin dat geen warmte en geborgenheid kan bieden.

    Verwerking

    SCHULD EN PRATEN

    Elke scheiding is anders. Of de leerling de scheiding al dan niet goed verwerkt, hangt af van enkele factoren:

    • De leerling krijgt informatie en is voorbereid op de scheiding.
    • Hij kan erover praten met leeftijdsgenoten in eenzelfde situatie.
    • Hij kan erover praten met minstens één ouder (of een vertrouwenspersoon).
    • Hij ziet de schuld van de scheiding niet bij één ouder.
    • Er wordt niet gestookt tussen de ouders.
    • De omgeving kan de scheiding aanvaarden.
    • De leerling is zowel betrokken op het gezin bij moeder als op het gezin bij vader.
    • Hij heeft zelf inspraak bij de verblijfsregeling, zonder het gevoel dat hij moet kiezen tussen zijn ouders.

    Wat kinderen voelen:

    VERDRIET EN OPLUCHTING

    Alle leerlingen beleven wat er gebeurt op hun manier. Ze moeten leren aanvaarden dat hun ouders uit elkaar zijn. Bij die verwerking komen heel wat gevoelens boven:

    • Angst en onzekerheid over de toekomst: Zal mama ook weggaan? Wat gebeurt er nu met mij? Moet ik naar een andere school? Moet ik verhuizen? Kan ik zonder papa?
    • Agressie: een heel stuk basiszekerheid valt weg, dat kan agressie meebrengen.
    • Opluchting: de scheiding kan een einde stellen aan spanning, ruzies, geroep. Aan de andere kant ervaren ze de scheiding als een groot verlies. Verlies van het gezin waarin ze geboren en opgegroeid zijn, van de aanwezigheid van beide ouders.
    • Schuldgevoelens: kinderen denken dat zij de schuld zijn van de spanningen thuis.
    • Schaamte: wat zullen de leerkrachten, de omgeving, de vrienden daarvan denken?

    Toch zijn er, vooral na de crisis, mogelijk ook positieve reacties: verhoogde zelfstandigheid en weerbaarheid.

    Wat kinderen doen:

    HUN OUDERS STEUNEN

    Kinderen proberen vaak op verschillende manieren hun ouders die het moeilijk hebben te ondersteunen. Elk kind reageert anders.

    • Parentificatie: kinderen nemen een deel van de verzorgende en verantwoordelijke taken van een ouder over. Soms gaat een alleenstaande ouder het kind gebruiken als steun voor zijn eigen verwerkingsprobleem. Ze zijn als het ware partner in plaats van kind.
    • Aanleunen bij de zwakste: kinderen kiezen overduidelijk partij voor één van de ouders omdat die er het zwakste voor staat. Ze willen die ondersteunen.
    • Bliksemafleider: kinderen kunnen serieus problematisch gedrag stellen op momenten van grote conflicten tussen de ouders. Zo gaat de aandacht naar het gedrag van het kind in plaats van naar hun conflicten.
    • Uitgestelde rouw: ogenschijnlijk kunnen kinderen het tijdens de scheiding goed stellen, alsof ze er geen last van hebben. Op dat moment hebben hun ouders het al moeilijk genoeg. Ze willen er hun verdriet en zorgen niet nog bij voegen. Later, soms zelfs na enkele jaren, komt hun verdriet dan boven.

    Als moeder en vader mekaar wederzijds beschuldigen wordt de scheiding voor de leerling extra moeilijk. Het wordt dan in feite innerlijk verscheurd. Het is voor de leerling emotioneel onmogelijk om te kiezen tussen vader en moeder. Het heeft zowel met zijn moeder als met zijn vader onzichtbare banden: loyauteiten. Leerlingen komen in een heel moeilijke situatie terecht als ze van de éne ouder de andere ouder niet meer mogen respecteren, erkennen, graag zien. Dit zorgt voor een echt dilemma: als ze de één graag zien, kwetsen ze de andere en omgekeerd.

    En dan:

    HET NIEUWE GEZIN

    Wanneer vader en/of moeder een nieuwe partner hebben, vormen ze, samen met hun respectievelijke kinderen, een nieuw-samengesteld gezin.

    • Leerlingen kunnen deel uitmaken van één of twee nieuw-samengestelde gezinnen. Ze hebben dan te maken met een stiefouder.
    • Een stiefouder heeft vaak andere gewoonten en regels. Stiefouders en stiefkinderen hebben tijd nodig om hun plaats tegenover elkaar te vinden. Wat is hun rol? Mag de stiefouder straffen, helpen met huiswerk, zakgeld geven, zeggen dat het bedtijd is?

    Scholen kunnen na de scheiding ook met ander gezinssamenstellingen worden geconfronteerd: alleenstaande vaders en moeders, pleeggezinnen, kinderen met holebi-ouders, grootouders die de kinderen opvoeden.

    aanpak

    Op individueel niveau:

    DE LEERLING: geen medelijden maar aandacht

    In de crisis van de echtscheiding zijn ouders vaak minder beschikbaar voor hun kinderen. Ze zijn zelf te vol van felle emoties. De leerkracht kan een belangrijke steunfiguur voor de leerling zijn.

    Enkele tips:

    • Leg vooral jonge kinderen uit wat er precies aan de hand is, dat zij niet de schuld zijn van de problemen.
    • Luister naar de leerling, geef hem wat extra aandacht, begrip en hulp. Doe dat discreet. Hij mag zich geen uitzondering voelen.
    • Wees alert voor veranderingen in het gedrag van de leerling en praat erover. Vergoelijk ongepast gedrag of slechte schoolresultaten niet. Blijf als leerkracht je eisen stellen.
    • Respecteer beide ouders en veroordeel niemand, ook al lijkt het dat de leerling zelf partij trekt voor één van de ouders. Vaak is dat onder invloed van derden. Op termijn heeft de leerling er het meeste baat bij dat de band met elk van de ouders positief blijft.
    • Leerlingen met gescheiden ouders hebben vaak problemen met praktische zaken (zwemgerief, turngerief, leerboeken, ). Ze hebben immers twee huizen waar ze iets kunnen laten liggen. Gun de leerlingen een aanpassingsperiode. Sommige kinderen worden op maandagmorgen op school 'overgedragen' van de ene ouder naar de andere.

    Evenveel valkuilen:

    • Leerkrachten die zelf een scheiding hebben meegemaakt zijn extra gevoelig voor de ervaringen van leerlingen die hetzelfde meemaken. Veralgemeen de eigen ervaringen niet. Elke scheiding is anders.
    • Sommige leerlingen gaan op zoek naar de geborgenheid en veiligheid die ze thuis missen. Soms zoeken ze een vader- of moederfiguur in een leerkracht. Bewaak je grenzen. Een leerkracht kan niet voor vervangende ouder spelen.
    • Gebruik het feit dat ouders gescheiden zijn niet te vlug als reden voor gedragsproblemen of slechte cijfers. Veel leerlingen komen er zonder kleerscheuren doorheen.
    • Bombardeer de leerlingen niet met (goedbedoelde) hulp. Ze gaan zichzelf als een probleemgeval bekijken. Ga op zoek naar de kracht van zo'n kind, zodat het zelf naar een oplossing kan zoeken.

    DE OUDERS: oordeel niet

    Veel scheidingen verlopen in een sfeer van ruzies en beoordelingen. In de periode voor en vlak na de scheiding kunnen de emoties thuis hoog oplaaien. Hou er rekening mee dat de ouders niet altijd redelijk zullen overkomen. Overspoeld door hun eigen emoties verliezen ze soms de werkelijke belangen van hun kinderen tijdelijk uit het oog.

    • Toon begrip voor de moeilijke situatie die ze doormaken. Praat met hen vanuit hun en jouw zorg voor hun kind.
    • Tussen de scheidenden woedt er vaak een hevige strijd om het gelijk. Niet zelden worden kinderen daarin betrokken. Laat je nooit verleiden om partij te kiezen.
    • Als een ouder je raad vraagt in een conflictvolle situatie, kan je scheidingsbemiddeling of ouderschapsbemiddeling aanraden.
    • Meestal hebben ouders maar één wens: dat de omgeving hen blijft erkennen als ouder. Mensen zijn na scheiding soms heel gevoelig voor de manier waarop ze worden aangesproken. Spreken over "uw man" of "uw vrouw" is niet correct. Het is "ex-man" of "ex-vrouw", of beter nog de "mama van Koen" of de "papa van Mieke".
    • Zowel éénoudergezinnen als nieuw-samengestelde gezinnen kunnen het door de scheiding financieel moeilijker hebben. Dit kan gevolgen hebben voor de schoolreizen, skiklassen Hou daar rekening mee.

    Op klasniveau:

    • De opvattingen die de leerkracht heeft over scheiding, éénoudergezinnen en nieuw-samengestelde gezinnen kunnen positief of belemmerend werken op de beleving van de leerlingen. Je kan echtscheiding tot iets alledaags minimaliseren of je kan het als ongewoon, zielig of rampzalig bestempelen. Wie met respect omgaat met echtscheiding vertrekt vanuit het kind.
    • Leerlingen vinden vooral steun bij leerlingen in eenzelfde situatie. Ze denken vlug: ik ben de enige die zoiets overkomt. Nochtans zijn er in de meeste klassen wel enkele. Een klasgesprek kan dit isolement doorbreken.
    • Vaak wordt in de klas het traditionele gezin als norm bekeken. Leerlingen die leven in een andere gezinssamenstelling vinden zich hier niet in terug. Ze gaan zich afvragen of ze wel "normaal" zijn.
      • Steun leerlingen die leven in een specifieke gezinssituatie bij mogelijke moeilijke momenten (invullen formulieren, nieuwjaarsbrieven, vader- en moederdagcadeautjes, maken van tijdslijn over het eigen leven, stamboom,). Zoek samen met de leerling naar een passende oplossing.
      • Spreek ook over andere gezinsvormen in de les en stel niet alleen het klassieke gezin als model. De eindtermen bieden genoeg aanknopingspunten.
      • Vul de klas- en schoolbibliotheek aan met kinder- en jeugdboeken in verband met echtscheiding en andere gezinsvormen. Vermijd verhaaltjes met 'de boze stiefmoeder'.
    • De rapportentijd kan een beladen periode zijn. In sommige echtscheidingen - waar de strijd nog blijft duren - is het aan de andere ouder al dan niet laten zien van het rapport een element in die strijd. Maar ook in andere scheidingen is de rapportentijd een speciaal moment.
      • Geef extra tijd zodat het rapport ook kan meegenomen worden op bezoekweekend
      • Of maak twee rapporten.

    Elke ouder, tenzij hij ontzet is uit zijn ouderlijk gezag, heeft het recht op informatie (schoolresultaten, oudercontact, CLB-begeleiding). De school is dus verplicht om die informatie te geven aan beide ouders.

    Op schoolniveau:

    ZORG VOOR EEN OPEN SCHOOLCULTUUR:

    • De school kan ruimte maken voor een brede relationele opvoeding, breder dan seksualiteitsvoorlichting. Verschillende aspecten van relatiebekwaamheid kunnen aan bod komen: communicatie, conflictbeheersing, omgaan met gevoelens enz... Het is belangrijk dat de school een klimaat schept waarin feiten en gevoelens rond scheiding kunnen worden geuit.
    • Besef als school dat er verschillende gezinsvormen zijn. Toon respect en begrip voor mogelijke problemen: alleenstaande ouders na het overlijden van een partner, alleenstaande ouders na echtscheiding, pleeggezinnen, adoptiegezin, bewust ongehuwde moeder, nieuw-samengestelde gezinnen, kinderen die in een instelling verblijven, kinderen met holebi-ouders

    ZORG VOOR GENOEG INFORMATIE:

    Een inschrijvingsformulier dat vraagt naar de naam van de moeder en vader en waarop slechts plaats is voor één adres is niet geschikt voor leerlingen met gescheiden ouders. Zorg voor genoeg plaats voor alle informatie:

    • de regeling van het ouderlijk gezag
    • het adres en de gezinssamenstelling van beide ouders (ouders, broers, zussen, stiefouders, stiefbroers en -zussen, halfbroers en -zussen)
    • de verblijfsregeling (wanneer woont de leerling waar?)
    • wie uitgenodigd wil worden bij het oudercontact, wie het schoolkrantje wil ontvangen
    • met wie de school contact moet opnemen bij problemen, ongeval of onverwachte situaties
    • wie de schoolrekening betaalt

    De schooldirectie kan discreet en weloverwogen de relevante informatie doorgeven aan de leerkrachten. Vooral bij kleuterleiders en leerkrachten van de basisschool is het belangrijk om te weten bij wie, waar en wanneer hun leerlingen verblijven, wie de kinderen komt afhalen enz In het secundair kan de schooldirectie met de klasleraar bekijken of het wenselijk is om andere leerkrachten of begeleiders te informeren.

    KEN DE WET

    Co-ouderschap: De wet van 13 april 1995 wijzigt het oude systeem van hoede- en bezoekrecht en introduceert het systeem van co-ouderschap: beide ouders blijven verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Het systeem staat los van de verblijfsregeling die veel vormen kan aannemen (tijdens de week bij de ene ouder, tijdens het weekend bij de andere, of evenveel tijd bij de ene als bij de andere.).

    Elk van beide ouders kan beslissingen nemen over het schoollopen van het kind: de keuze van de school en de inschrijving van het kind, de keuze voor gewoon of buitengewoon onderwijs, de keuze voor godsdienst of zedenleer of de vraag om vrijstelling, beroep tegen tuchtmaatregelen Om latere problemen te vermijden kan je als directie vragen of de andere ouder op de hoogte is van/akkoord gaat met bv. de inschrijving. Je kan ook vragen hoe de verblijfsregeling in elkaar zit.

    Exclusief ouderschap: Bij scheidingen uitgesproken vóór 13 april 1995 berust het ouderlijk gezag bij één ouder die het "hoederecht" kreeg. Ook nu nog kan de rechter in uitzonderlijke situaties het ouderlijk gezag aan slechts één ouder toewijzen. In deze situatie heeft de andere ouder sowieso het recht van toezicht (op de opvoeding) en recht op informatie (over bv. schoolresultaten, oudercontact).

    De stiefouder:

    • In de praktijk neemt de stiefouder heel wat ouderlijke taken op, ook in verband met school. Stiefouders kunnen juridisch op geen enkel gebied gezag uitoefenen tegenover hun stiefkind, zelfs indien zij gehuwd zijn met een juridische ouder.
    • Bij de meeste nieuw-samengestelde gezinnen neemt de school een belangrijke plaats in. Tellen ze mee als volwaardig gezin voor die kinderen of zijn ze maar tweederangs? Kan de school om met het gegeven dat een leerling deel uitmaakt van één of twee nieuw-samengestelde gezinnen of houdt ze vast aan het traditionele kerngezin?

    Problemen met bezoek of omgangsrecht:

    Ondanks het bezoek- of omgangsrecht krijgen sommige ouders hun kinderen niet te zien. De andere ouder "boycot" het omgangsrecht. In de praktijk blijkt het zeer moeilijk dit recht effectief af te dwingen als de andere partij tegenwerkt. Vaak proberen die ouders via de school hun kinderen toch te zien. De school kan hier niet voor instaan.

    • Probeer deze mensen te verwijzen naar een dienst voor scheidingsbemiddeling of ouderschapsbemiddeling. Daar kan naar een oplossing worden gezocht.
    • Deze ouders hebben uiteraard wel recht op informatie over studieresultaten, oudercontact, CLB begeleiding net als alle ouders, tenzij ze uit de ouderlijke macht ontzet zouden zijn.
    • Benader deze mensen respectvol, en met begrip voor hun moeilijke situatie. Ook zij blijven de ouder van hun kind.

    Je kan meer over echtscheiding en nieuwe gezinnen lezen in:

    Het Klassedossier op www.klasse.be/dossier/echtscheiding

    Echtscheiding in de klas (lespakket van kleuter tot secundair), Hallo, met Janssens-Peters-Desmet: over het leven in nieuw-samengestelde gezinnen - Kinder- en Jongerentelefoon Vlaanderen - www.kjt.org - brievenbus@kjt.org

    Uit elkaar, brochure over kinderen en echtscheiding voor leerkrachten - info@jeugdenseksualiteit.be - www.jeugdenseksualiteit.be

    Je wordt gehoord - kinderrechtswinkels - KRW.Koepel@kinder rechtswinkel.be - www.kinderrechtswinkel.be

    Kinderen en echtscheiding - L. Driesen - Garant - www.garant-uitgevers.be

    De bibliotheek bij het SISO-nummer 322.3 (trefwoord echtscheiding)

    Voor meer informatie neem je contact op met de begeleidingsdienst van de school of het CLB dat de school begeleidt

    Op zoek naar scheidings- en ouderschapsbemiddeling? Bel voor een centrum in de buurt naar het centraal nummer: 016 33 26 20

    Enkele nuttige adressen:

    Leerlingen kunnen altijd terecht bij de kinder- en jongerentelefoon - tel 078 15 14 13 (elke dag tussen 16 en 20 u., niet op zon- en feestdagen) - brievenbus@kjt.

    Adressen en info scheidings- en ouderschapsbemiddeling: Steunpunt Algemeen Welzijnswerk - Diksmuidelaan 50 - 2600 Berchem - 03-366 15 40

    «Ik kijk naar VT4. Voor mijn moeder maakt dat niet uit. Maar sinds Geert, haar vriend, hier woont moet Canvas opstaan. Ik zeg er niets van en ga gewoon naar mijn kamer.» (Jens, 12)

    SCHEIDEN ZONDER KINDEREN

    Vaak proberen ouders hun kinderen volledig uit de scheiding te houden. Ze krijgen nauwelijks informatie. Ze denken hun kinderen zo te beschermen. Toch verloopt het verwerkingsproces voor het kind makkelijker als ze betrokken partij zijn. Ouders kunnen daarvoor zorgen. Als de scheiding via bemiddeling verloopt, kunnen scheidingsbemiddelaars voor de kinderen een belangrijke rol vervullen. Leerlingen hebben ook de mogelijkheid om tijdens de procedure tegenover de rechter hun beleving mee te delen: het hoorrecht. Dit kan zowel bij de echtscheiding als bij een latere verandering van verblijfsregeling.

    Danny (38):
    «Ze kennen me niet»

    «Ik ben een doe-ouder op de school van mijn vier stiefkinderen. Elke week ga ik twee keer een half uur niveaulezen. Op dinsdagnamiddag ga ik mee met de derde kleuterklas naar het zwembad. Om de juf te helpen met de watergewenning en het aankleden van de kleuters. Om de maand ga ik ook naar de oudervergadering. Wanneer er echter gestemd moet worden voor de LORGO kom ik er niet aan te pas. Mijn vrouw heeft stemrecht (als moeder) en de vader ook, alhoewel die nooit naar school gaat. Ik wil zijn stemrecht natuurlijk niet afpakken, maar waarom kan de stiefouder hier geen stem krijgen? Om me op school in te zetten ben ik welkom, maar als er gestemd moet worden kent men mij niet.»

    Wouter (15):
    «Op mijn heupen»

    «Naar aanleiding van één of andere tekst hadden we het tijdens de les Nederlands over het huwelijk. Die van Nederlands kon het weer eens niet laten om te zeggen dat de mensen van tegenwoordig voor 't minste uit elkaar gaan, dat ze zich niet meer inzetten voor hun huwelijk enz. Van dat soort onzin krijg ik het geweldig op mijn heupen, mijn ouders zijn toevallig ook gescheiden. Volgens mij trekt die van Nederlands haar huwelijk zelf op geen bal en probeert ze dat door haar gepreek te verdoezelen.»



    Bron: www.klasse.be/leraren/eerstelijn.php?id=7404


    Categorie:Artikels
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Straffen en belonen
    03/06/1999 @ 18:04 door michel

    Straffen en belonen

    Straffen is leren

    Opvoeden is eisen stellen, praten, aanmoedigen, straffen, voordoen, lachen, kijken, luisteren, ondersteunen, belonen. Leerkrachten scheppen daarvoor een pedagogisch klimaat. Ze geven richtlijnen en ruimte, ze bepalen (samen met hun leerlingen) de grenzen van wat kan en wat niet kan. Die grenzen heeft elke leerling nodig om zich te ontwikkelen, om te weten wat gewenst en ongewenst gedrag is. Regels roepen niet noodzakelijk de behoefte op om ze te overtreden, wel om af te spreken. Dat hoort nu eenmaal bij léren.

    Straffen en beloningen helpen leerlingen zich aan te passen aan regels en afspraken. Ze stellen de leerling mede-verantwoordelijk voor zijn gedrag. Maar soms is straf een uiting van onkunde of onbegrip van de leerkracht. Het signaal dat de communicatie tussen leerkracht en leerling is vastgelopen

    Annette, leerkracht:
    «Over de lijn»

    «Een leerkracht moet duidelijkheid scheppen over grenzen en afspraken: met zand gooien kan niet; na het spelen, ruimen we alles op; in de kring luisteren we als iemand anders spreekt. Die grenzen zijn er voor jezelf en voor de omgang met de anderen. Dat kan je jonge kinderen al vroeg duidelijk maken. Anderzijds denk ik dat je sommige grenzen ook moet kunnen bespreken. Als ze bijvoorbeeld te beklemmend werken voor een groep kinderen. In onze school zijn er klasafspraken die de kinderen ondertekenen. Je moet als leerkracht niet dreigen 'als je dit niet doet dan'. Dat werkt niet. Anders is: 'zo gaat dat hier, dat hebben we toch afgesproken'. Dat komt minder bedreigend over. Er zijn natuurlijk ook kinderen die àltijd grenzen proberen te overschrijden. Daar maken we dan afspraken over met het hele schoolteam. Niet de persoon met toezicht bijvoorbeeld straft iemand op de speelplaats. Wel de klasleraar. Hij wordt erbij gehaald. Hij is het die dag in dag uit met dat kind leeft, die weet welke problemen het kind heeft, welke straf het kind kan verdragen en welke niet. Wat hem opstandig maakt, onwillig of weerbarstig en wat het kind aanvaardt omdat het beseft dat het over de lijn is gegaan.»

    een probleem?

    Opvoeden

    GEEN MACHINE

    Opvoeden is meer dan een mechanisch proces: ongewenst gedrag bestraffen, gewenst gedrag belonen en zo je doelstellingen bereiken. Het is een complexe relatie tussen opvoeder en leerling, gebaseerd op oprechtheid, respect en verantwoordelijkheid. Binnen zo'n relatie moet je straffen en belonen bekijken.

    De leerkracht

    GEDACHTEN EN GEVOELENS

    • «Dat heb je prima gedaan. Goed zo.» «Jij daar op de tweede rij, vijf bladzijden straf.» Straffen en belonen is gedrag van de leerkracht in reactie op een gebeurtenis, meestal het gedrag van een leerling (de les storen, een goed antwoord geven). Een straf of beloning kan efficiënt zijn of niet. Als ze efficiënt is, leidt de straf of beloning tot het gewenste gedrag bij de leerling.
    • Bij dat gedrag van de leerkracht horen gevoelens (Blij als leerlingen geboeid luisteren of goede resultaten halen, kwaad als ze de les verstoren, hun huistaken niet maken of ongeïnteresseerd zijn) en gedachten («Als ze zo geboeid zitten te luisteren zal ik wel een goede leerkracht zijn.» «Ben ik wel een goede leerkracht als ik geen gezag heb?»). Een leerkracht is ook maar een mens.

    De leerling

    OOK EEN MENS

    Of een leerling al dan niet gewenst gedrag stelt, is afhankelijk van een hele reeks factoren. Die bepalen het werkklimaat. Bij leren hoort een prettige sfeer, dus een goed werkklimaat. Een leerkracht moet rekening houden met factoren die ongewenst gedrag kunnen veroorzaken:

    • de les: wat is de lesinhoud en kies ik daarvoor de juiste werkvorm, hou ik daarbij rekening met de klasgroep?
    • zijn houding: ben ik oprecht of speel ik een rol? Toon ik mijn gevoelens (kwaad, boos, ontgoocheld of ongeduldig, maar ook enthousiast en blij)? Communiceer ik vanuit ik-boodschappen («Ik vind het niet leuk dat jullie ongevraagd de les storen») in plaats van jij-boodschappen («Jij moet stil zitten»)? Verschuil ik me achter mijn rol («Wie is hier de baas?») of achter regels? Geef ik mijn eigen fouten toe en toon ik respect en begrip voor mijn leerlingen? Onderhandel ik met mijn leerlingen? Reageer ik mijn eigen problemen af op de klas?
    • de klasgroep: wat is de (sociale) achtergrond van mijn leerlingen (de regels thuis)? Welke groepsdynamiek komt op gang (In sommige klassen is het een prestatie als je uit de les wordt gezet)? Wat zijn de waarden en normen van de vriendengroep (peergroup) tegenover die van de school, ouders en leerkracht?
    • de schooldag: hoe was de sfeer tijdens de vorige les, is er een toets tijdens de volgende?
    • de school: hoe zit het met de werkdruk op school, de verwachtingen van de leerkrachten? Hoe is de sfeer op school?
    • de omgeving: hoe is de situatie thuis, zijn er problemen, wat zijn de verwachtingen van ouders?

    De leerkracht kan àl deze factoren niet beïnvloeden, maar wel de manier waarop hij ermee omgaat. Daarin kunnen leerkrachten laten zien dat ze de leerling ook als 'mens' erkennen.

    Grenzen en afspraken

    AFSTOTEN EN BOTSEN

    • Jongeren hebben grenzen nodig. Die waarborgen veiligheid, ontwikkeling en respect. Als grenzen wegvallen, wordt een kind onzeker, voelt zich onveilig en wordt het bang. Het hoort ook bij zijn groeiproces zich te kunnen afzetten tegen de grenzen die opvoeders stellen. Als een kind niets heeft om zich tegen af te zetten, als het niet weet wat gewenst of ongewenst gedrag is, raakt het zijn respect kwijt voor die opvoeders.
    • Bovendien zijn er verschillende grenzen en regels: die van thuis, oma, het verkeer, de maatschappij, de vrienden. Die van de leerkracht lichamelijke opvoeding en van de leraar wiskunde. De grenzen van gisteren en die van vandaag. Er zijn schoolregels en er zijn klasregels. Met deze diversiteit aan regels en afspraken moeten leerlingen leren omgaan.

    Preventie: de hele school

    Preventief werken met straffen en belonen is een zaak van de hele school op verschillende niveaus.

    op schoolniveau

    • Is er een duidelijke visie in de school op de opvoeding van kinderen en jongeren? Staat die neergeschreven in het schoolwerkplan? Heeft de school een visie op maatschappelijke problemen die kinderen en jongeren bezighouden (snoepen, roken, drugs, geweld, prestatiedruk)? Zijn directie en leerkrachten bereid hun onderwijsgedrag in vraag te stellen (vernieuwing, discussies, nascholing )? Of gaan ze uit van hun eeuwigdurend eigen gelijk?
    • Is de school transparant? Waar liggen de grenzen en zijn die voor iedereen op school duidelijk? Zijn ze uitgeschreven in een schoolreglement? Heeft de school een plan voor straffen en belonen? Is het voor iedereen duidelijk wie bij de begeleiding van de leerlingen welke verantwoordelijkheid heeft, waar en met wie ieder kan overleggen?
    • Worden alle medewerkers op school voldoende ondersteund en begeleid om zich positief te blijven engageren? Beschouwen de leerkrachten zich als een team?
    • Ziet de school zichzelf als een 'lerende' organisatie, waar afspraken en regels ter discussie kunnen staan? Is er m.a.w. een overlegcultuur?
    • Is er voldoende participatie op school: hebben leerkrachten, hulpopvoedend personeel, leerlingen en ook ouders inspraak bij het opstellen van regels en afspraken? Ouders gaan soms op een andere manier om met belonen en straffen. Kan daarover worden gepraat?

    op klasniveau

    • Is het duidelijk welke afspraken gelden in de klasgroep (klasregels), in de hele school (schoolregels) of bij de verschillende leerkrachten?
    • Zorgt de school voor voldoende ondersteuning van leerkrachten met 'moeilijke' klassen?
    • Bestaat de mogelijkheid voor een team leerkrachten om samen met de leerlingen projecten uit te werken die de opvoedingsvisie van de school concreet maken?

    op individueel niveau

    • Geef ik voldoende aanwijzingen i.v.m. met wat bij mij in de klas mag of niet mag?
    • Weten de leerlingen hoe ik met hen wil samenwerken op relationeel vlak? (Hoe persoonlijk is onze relatie, noemen ze mij meneer of mevrouw of bij de voornaam?)
    • Geef ik de leerlingen de kans om mee te bepalen wat de regels en afspraken zijn? Houd ik de veranderingen op dat vlak in de hand?
    • Reageer ik genoeg met humor en zin voor relativeren?
    • Vertrek ik vanuit een positieve opstelling en respect voor mijn leerlingen?

    straffen

    Wat?

    OVER DE GRENS

    • Binnen hun opvoedende taak is het de opdracht van leerkrachten om grenzen duidelijk te maken en ze consequent te bewaken. Leerlingen zúllen die grenzen overschrijden. Dat gebeurt om de eenvoudige reden dat niet àlle grenzen duidelijk kunnen (en moeten) zijn, omdat niet alle grenzen even aangenaam zijn en omdat leerlingen nu eenmaal leerlingen zijn.
    • Met straf probeert de leerkracht de leerling aan te zetten om zijn gedrag te veranderen, aan te passen aan de normen en regels die aanvaard zijn. Straffen kunnen succes hebben, maar ze kunnen ook een sfeer van angst en agressie creëren. Vooral als ze bedoeld zijn als vergelding of afschrikking. Zo'n sfeer verziekt de klassfeer en verhindert leren en leerplezier.

    Houding

    RESPECT

    Als leerlingen regels overtreden, kan de leerkracht:

    • duidelijk stellen dat hij iets wil of niet wil en waarom hij dat wil. Daarmee maakt hij duidelijk dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft en die wil opnemen, dat hij verwachtingen heeft ten aanzien van de leerlingen en dat er met hem te praten valt;
    • de regel in herinnering brengen. Hij gaat ervan uit dat de leerling de regels wel kent en aanvaardt, maar wegens omstandigheden even uit het oog is verloren. Dat gebeurt ons allemaal;
    • aantonen welk belang hij hecht aan de regel. Niet alle regels zijn even belangrijk. De sanctie hangt ervan af. Zo toont de leerkracht zijn redelijkheid («Er valt mee te praten»).

    Soorten

    DRIE KEER STRAFFEN

    • Fysieke straffen (een tik, slaan bv.) zijn uiteraard uitgesloten. Geen enkele opvoeder (ouder, leerkracht) mag ooit een kind pijn doen.
    • Activiteitsstraffen verbieden aangename bezigheden (geen videofragment bekijken) of leggen onaangename bezigheden op (strafwerk schrijven, uit de klas sturen). In onderwijs zijn het vaak gebruikte straffen.
    • Sociale en psychologische straffen als iemand bespotten, verwijten maken, uitsluiten, schelden, bekritiseren Ze doen de leerling vaak véél meer pijn dan fysieke straffen. Wie respect heeft voor kinderen, doet dat niet.

    Goede straf

    ELF AANDACHTSPUNTEN

    Leerkrachten straffen soms om te tonen dat ze boos of ontgoocheld zijn, of zelfs om wraak te nemen. Daar dient straf niet voor. Goede straf wil ongewenst gedrag afleren, fouten herstellen. Straffen zijn hulpmiddelen. Ze helpen de leerling aan motivatie om zich medeverantwoordelijk te voelen voor eigen gedrag. Elf aandachtspunten voor een goede straf:

    1. Begrijpt de leerling voldoende wat van hem verwacht wordt? Als een leerling iets verkeerd doet uit onwetendheid, is er geen sprake van ongewenst gedrag. Vertel dus ook waarom zijn gedrag niet gepast is.
    2. Om een kind van gedrag te veranderen, kan straf niet de eerste strategie zijn. Met aanmoedigen en stapsgewijs aanleren kan je ook resultaat bereiken.
    3. De straf moet ook de betekenis van een straf hebben bij de betrokken leerling (een nota in de agenda heeft geen zin als de ouders de agenda nooit bekijken).
    4. Ongewenst gedrag neemt toe als je nu eens niet en dan weer wel straft. Wees consequent. Leerlingen weten anders niet waaraan ze zich moeten houden.
    5. Leerlingen worden gestraft om hun fout gedrag, niet om hun persoon. Zeg dat ook.
    6. Een straf moet voorspelbaar zijn. De afpraken daarover zijn duidelijk.
    7. Een straf moet zinvol zijn. Ze moet iets te maken hebben met het foute gedrag. (Een nul op het rapport werkt niet zomaar. Wie lege blikjes heeft gegooid, maakt de speelplaats weer schoon.)
    8. Een aangekondigde of afgesproken straf moet ook worden uitgevoerd. Anders heeft straf geen effect.
    9. Dreig niet met straffen die onuitvoerbaar zijn.
    10. Wees mild. Een straf moet niet erger zijn dan nodig. Buitenissige straffen zorgen voor agressie.
    11. De straf moet snel volgen op het ongewenst gedrag. Hoe sneller, hoe groter het effect.
    12. Elke straf heeft ook een einde. Leerkrachten komen te vaak terug op een fout. Vergiffenis moet mogelijk zijn.

    Onaangepast gedrag

    INGRIJPEN

    Dreigementen, waarschuwingen, bevelen, kleineren, belachelijk maken Ze verbeteren niet echt de klassfeer of de relatie tussen leerkracht en leerling. Welke houding neemt een leerkracht het best aan bij ongepast gedrag van de leerlingen?

    1. Blijf rustig en beleefd. Beledig of kleineer niet.
    2. 2. Benoem het ongepaste gedrag («Er wordt te veel gepraat», beschrijf wat de bijhorende gevoelens zijn («Ik kan me niet concentreren op deze oefening»), herinner aan de afspraak en de concrete gevolgen («Zo kunnen je klasgenoten niet volgen»). Maak duidelijk onder welke voorwaarden het gedrag wél gepast zou zijn.
    3. 3. Vraag aan de leerling waarom hij afwijkt van de afspraak. Luister naar wat hij zegt. Misschien heeft zijn gedrag een oorzaak, betekenis of doel.
    4. 4. Ga in op wat de leerling zegt, vertrek vanuit jouw standpunt en ga niet in de verdediging.
    5. 5. Overleg over wat nu moet gebeuren (strafwerk, waarschuwing). Wees daarbij consequent.

    belonen

    Wat?

    HET GAAT GOED

    • Belonen is positief reageren op positief gedrag. Het is opmerken dat het goed gaat, dat er geen fouten worden gemaakt.
    • Leerkrachten stoppen veel energie in allerlei problemen en fouten. Er is geen reden waarom ze niet evenveel energie zouden besteden aan wat goed gaat. Wie werkt vanuit een positieve opstelling tegenover de leerlingen, krijgt respect. Dat bevordert het werkklimaat in de klas. Aandacht voor het goede heeft trouwens meer succes dan correctie van het negatieve.

    Houding

    VERGETEN

    • Opvoeden is leren en daar hoort een prettige sfeer bij. Leerkrachten die de kunst verstaan leerlingen te waarderen, gaan uit van eenvoudige principes. Ze accepteren wat de leerling zegt en hoe hij het zegt. Ze geven wat extra aandacht als het moeilijk loopt. Ze spreken een leerling ook persoonlijk aan.
    • Dingen die verkeerd gaan, vallen meer op dan dingen die goed gaan. Daardoor wordt belonen vaak vergeten. Bij leerlingen die onrustig zijn of doorgaans de klassfeer negatief beïnvloeden, valt gewenst gedrag soms niet op. Ze krijgen daardoor een verkeerd zelfbeeld. Bovendien ontstaat een moeilijke relatie leerling-leerkracht. De leerlingen krijgen een etiket. Vooroordelen hebben soms een invloed op de verwachtingen die de leerkracht heeft tegenover leerlingen (kansarme leerlingen, 'moeilijke' leerlingen, zittenblijvers).

    Soorten

    DRIE KEER BELONEN

    1. Materiële beloningen zijn tastbare dingen (snoep of een boek).
    2. Activiteitsbeloningen zijn dingen die de leerling graag doet (een uitstap maken, naar de film gaan). Leerlingen doen graag iets samen met de klas. Dat hoeft niet spectaculair te zijn (een onverwacht prettig klasgesprek bijvoorbeeld), maar het verbetert de klasgeest en het groepsgevoel.
    3. Sociale beloningen hebben te maken met lof, aandacht, vriendelijk zijn, aanmoediging. Zij vormen de belangrijkste beloningen. Waardering van de leerkracht zorgt voor een gevoel van eigenwaarde. De aandacht via positieve feedback van de leerkracht heeft meer invloed op een leerling dan een cijfer. Zo moedigt de leerkracht de leerling aan, schept hij bovendien duidelijkheid over de onderlinge relatie, de regels en afspraken.

    Goede beloning

    zeven AANDACHTSPUNTEN

    Waar houd je rekening mee als je leerlingen beloont?

    1. Afspraken over belonen moet je ook nakomen: als na een bepaald gewenst gedrag een beloning werd beloofd, dan moet die er ook komen.
    2. Een beloning (bv. aandacht) werkt het best als ze zowel in tijd als plaats nauw aansluit bij het gedrag.
    3. Een verrassende beloning heeft grotere waarde. Zorg voor voldoende afwisseling.
    4. Beloon ook niet altijd na élk gewenst gedrag. (Sociale beloningen kunnen vaker gegeven worden.)
    5. Een beloning moet voor de leerling de betekenis van een beloning hebben. Ze kan bijvoorbeeld samen met de leerling(en) worden gekozen.
    6. Het is beter vaak te belonen dan groots te belonen.
    7. Ook het wegvallen of verminderen van een straf is een beloning. Als dit echter vaak gebeurt, kan de straf haar invloed verliezen.

    Je kan meer over straffen en belonen lezen in:

    Het Klassedossier op www.klasse.be/dossier/straffen

    Opvoeden in de klas - Herman Van den Broeck - lannoo - www.lannoo.be

    Straffen? - Ludo Driesen - Garant - www.garant-uitgevers.be

    De bibliotheek bij het SIS0-nummer 433.2 (trefwoord straffen)

    Voor meer ondersteuning neem je contact op met de begeleidingsdienst van de school of het CLB dat aan de school verbonden is.

    Straffen en de groep

    Straffen gebeurt meestal tegenover één leerling, maar de leerling beoordeelt die straf ook door de ogen van de klasgenoten. Een straf kan daardoor een onbedoeld effect hebben. Zo kan uit de klas gezet worden een statussymbool zijn. Soms weten leerkrachten ook niet wie precies ongewenst gedrag heeft vertoond. De klasgroep laat niets los. In een klas zijn er bovendien voortrekkers (zij geven het voorbeeld, trekken de klas in positieve of negatieve zin), steunverleners (zij bedenken niets zelf, maar doen wel mee), toekijkers (zij onthouden zich) en gefrustreerden (zij gaan niet akkoord met het gedrag van de voortrekkers). Die pak je best anders aan. De verdeel-en-heers-techniek (leerlingen apart ondervragen en hopen dat een zwakke schakel zal praten) kan grote risico's inhouden voor de klasgeest. De groep vaart er beter bij als ze zelf de verantwoordelijkheid krijgt om uit de situatie te raken, nieuwe afspraken te maken en een gepaste straf te kiezen.

    Jos, directeur:
    Het signaal

    «Als geen enkele straf nog werkt, stellen we een contract op. Daarin staat dan welk gedrag we van de leerling verwachten in welke situaties. We omschrijven de gevolgen van het gedrag en hoe de leerkrachten zullen reageren als de leerling zijn contract al dan niet navolgt. Zo'n contract stel je niet zomaar op. Eerst moet je nauwgezet observeren wat het storende gedrag is en wat dat gedrag uitlokt. Zo'n contract moet opgevolgd worden en er moet een termijn op staan. Vooral met oudere leerlingen is deze werkwijze succesvol. Je geeft ze een signaal dat je ze au sérieux neemt.»

    Niet belonen: De beste straf

    De beste straf is de straf die je niet moet geven. De eerste manier om niet te straffen is: niet belonen. Door ongewenst gedrag niet te belonen, bestaat de kans dat de leerling het in de toekomst niet stelt. Een leerling kan bijvoorbeeld storen om aandacht te krijgen. Als de leerling echter geen voordeel haalt uit het negatieve gedrag (bv. De leerkracht negeert het), zal dit minstens evenveel effect hebben als een straf.

    Mogelijke reacties op ongewenst gedrag die geen straf zijn:

    • benoemen van negatief gedrag («Jij vindt dit onderwerp misschien belachelijk, maar ik vind het belangrijk.»);
    • vragen naar de verklaring van het negatief gedrag («Waarom lach jij zo?»);
    • aankijken van de leerling om te tonen dat je het storend gedrag hebt opgemerkt;
    • stem verheffen om bij te sturen.

    Jos, directeur:
    Een gouden beker

    «Toen ik directeur werd, heb ik drie jaar moeten vechten om het systeem van goede punten af te schaffen. In een bepaalde klas stond er een soort wisselbeker. Wie zich goed gedroeg of goede cijfers haalde, kreeg goede punten. Met die goede punten kon de leerling die beker tijdelijk winnen. Het waren altijd dezelfde vier, vijf leerlingen die wonnen. Die competitiegeest wou ik eruit. Belonen dat moet zijn: jongen, dat was nu tof. Of als iets negatiefs niet gebeurt zeggen: je hebt het gesnapt! Leerkrachten moeten eens leren zeggen dat iemand iets goeds heeft gedaan. Daar hoef je geen goede punten aan te koppelen.»


    Categorie:Artikels
    19-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Studenten laten kleuters spelen

    Studenten laten kleuters spelen

    MECHELEN - De eerstejaarsstudenten kleuteronderwijs van de Katholieke Hogeschool Mechelen (KHM) hebben speelhoeken ontwikkeld voor kleuters. Dat om te leren welke speelbehoeften kleuters hebben.

    In de Oude Stadsfeestzaal zijn gisteren en vandaag speelhoeken opgesteld voor kleuters uit de naburige scholen. Met de opstellingen willen de leerlingen van het eerste jaar kleuteronderwijs van de Katholieke Hogeschool Mechelen (KHM) ontdekken wat kleuters graag doen en hoe je alles het beste aanpakt. Er zijn drie klashoeken gemaakt, eentje voor elke leeftijdsgroep kleutertjes. De bedoeling is om speelgoed en speelgelegenheid aan te bieden en dan te kijken hoe kleuters erop reageren. Er zitten ook enkele educatieve elementen in. Tijdens de middag werd er niet alleen opgeruimd, bepaalde opstellingen werden verbeterd, aangepast of weggenomen.

    Voor de kleutertjes van basisschool De Ham of Villa Zonnebloem was het een plezante dag. De kinderen reageerden enthousiast op de opstellingen, waaruit blijkt dat de studenten hun opdracht goed vervuld hebben.

    Het project moet de studenten kleuteronderwijs leren om de behoeften van kleuters juist in te schatten. Ooit worden ze mensen zelf verantwoordelijk voor de inrichting van hun klaslokaal, het is enorm belangrijk dat ze die kennis dan al hebben opgedaan.

    Link: www.nieuwsblad.be
    Artikel verschenen op 16 december 2009

    Categorie:Artikels


    Archief per week
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs