het gevecht van een gewone man tegen de kilometers
06-08-2009
de laatste dag
Vrijdag 31.07.09
Ik sta op om 7h15 en merk dat alles drijfnat is van de dauw. Het is de eerste keer in Spanje dat dit gebeurd. Hier merk je goed dat Galicie een ander klimaat heeft dan de rest van het land. Ik heb deze nacht heerlijk geslapen in mijn oude vertrouwde tentje en voelde me alleen even niet op mijn gemak toen er een paar grote blaffende honden rond mijn tent slopen. Ik eet op mijn gemak in de hoop dat mijn tent nog even zou opdrogen, ijdele hoop. Gisterenavond waste ik nog al mijn kleren en die zijn niet droger dan gisteren, die moet ik dus één voor één op mijn fiets laten drogen. Om half negen vertrek ik en hoewel de zon schijnt is het amper 15°. Nadat ik een half uurtje gefietst heb zit ik in één keer in een natte mist. Ik kan zeker 400m ver zien maar er hangt zoveel vocht in de lucht dat ik beter zonder bril dan met kan zien. Elke keer er een afdaling is moet ik mijn trui aan, elke keer ik terug naar omhoog rijd moet die terug uit. Zo gaat het heel de voormiddag lang. Wanneer ik om twaalf uur aankom in Arzua schijnt de zon wel maar is het nog steeds fris. Ik wacht hier even, drink een koffie en neem contact op met het thuisfront. Ik reken uit dat wanneer ik de fietsweg neem, ik nog meer dan 50 km naar Santiago moet, maar wanneer ik verder de N547 volg is het maar 34km. Ik kies voor het laatste, het is weliswaar een drukkere weg maar de stukken die ik er reeds op reed waren behoorlijk rustig. Terug op weg voor de laatste kilometers. En eindelijk, rondom twee uur zie ik in de verte mijn einddoel, Santiago de Compostella. Na al die inspanningen doet het me vreemd genoeg niks speciaal, gewoon een stad in de verte. Op de plaats waar ik hier sta, naast de drukke oprit van een autostrade, staat een beeldhouwwerk met het opschrift "Santiago". Een Franse fietser vraagt of ik hem met zijn fiets met het beeld als achtergrond wil fotograferen. Ik doe het en achteraf doet hij voor mij hetzelfde. Raar genoeg begint het nu te miezeren . Nadat de man vertrokken is krijg ik het ineens te kwaad. Het is net of ik nu pas besef dat het bijna volbracht is en hoe meer ik tegen mijn tranen vecht hoe harder ze komen. Ik kan pas stoppen nadat een andere pelgrim me nogal ongepast de weg naar een restaurant vraagt. Verder maar weer om de laatste kilometers te doen. Ik passeer het vliegveld en besluit om daar te gaan horen hoe ik best terug thuis kan raken. Ik zie verschillende fietspelgrims in de vertrekhal hun fietsen staan inpakken, de één al beter dan de andere, maar dit staat me toch niet aan. Ik verneem ook dat ik pas op woensdag kan vertrekken en dat de prijs ook niet om mee te lachen is. Ik denk dat ik de trein maar zal nemen. Verder naar Santiago dan maar, die laatste moeilijke hellingen op. De voorsteden van Santiago blijven maar duren. Is het echt maar 10 km ? Voor mij lijken het er wel vijftig. En eindelijk sta je dan aan de voet van de kathedraal en je ziet de honderden pelgrims en gewone toeristen rondom je staan. Het doet me niks. De 2 Duitse jongens die ik zo vaak tegen kwam onderweg zitten in het midden van het plein naast hun fiets, zij zijn er ook. Naar hen ga ik toe om hen te omhelzen en even een praatje te maken. Dat doet me wel iets. Ik denk dat de weg hiernaartoe belangrijker was dan het bereiken van het einddoel. En ik denk ook dat sommige mensen die ik onderweg ontmoette langer in mijn gedachten zullen zijn dan de aanblik van de kathedraal. Dit is gewoon een toeristische stad waar aan veel kraampjes prullaria worden verkocht zoals in elke toeristische stad, alleen verwijst in die kraampjes alles naar de camino. Nadat ik in de kathedraal een paar foto's genomen heb wordt het tijd om de praktische kant van deze tocht af te handelen. Eerst ga ik mijn pelgrimspas verzilveren. In een kantoortje aan de kathedraal laat ik mijn pas inspecteren door een Duitse priester. Hij keurt hem goed en vanaf nu mag ik me officieel bezitter van een pelgrimsdiploma noemen. En nu doet het me ook weer wat. Naar de toeristische dienst om een paar adressen op te vragen. (fietsvervoer, hotel, station, ...) Eerst die fiets maar. In het kantoor besluit ik niet alleen mijn fiets te laten opsturen, maar ook het merendeel van mijn bagage. Het is wel duur, maar dan ben je daar toch al vanaf. Vrijwel indezelfde straat zie ik een hotel dat nog betaalbaar is ook en ik check in. Wanneer ik op mijn kamer kom spreid ik de rest van mijn natte kleren overal uit zodat ze wat kunnen opdrogen. Er is een bad en dat laat ik vollopen. Ik geniet van het badje en voel mij prinsheerlijk. Daarna ga ik naar de balie en vraag er het adresje van een goed Galicisch restaurant. Eerst naar het station en daar verneem ik dat ik pas op 4 augustus kan vertrekken. Tegenslag, dikke tegenslag. Maar dan blijkt het toch te kunnen de volgende dag indien ik onderweg van plaats wil wisselen. Ik moet van stoel A14 in Leon naar stoel A19. Als het dat maar is , ik heb wel ergere dingen moeten doen. Ik koop mijn ticketten tot in Parijs. Van hier naar Hendaye in de gewone trein, van Hendaye naar Parijs in de nachttrein, met slaapplaats. Als alles goed gaat vertrek ik morgen ,zaterdag, om 9h18 uit dit station en ben de dag erna , zondag, om 7h10 in Parijs-Austerlitz. En nu eerst eten. Zoals elk zichzelf respecterend restaurant in Spanje gaat het pas om 9 h open. Ik heb dus nog de tijd om even in de stad rond te wandelen. Ik heb voortdurend de neiging om naar mijn fiets te zoeken, want het voelt raar, zo alleen zonder mijn oude vriend. Toch best wel een mooie stad, alleen jammer van die vele kraampjes. Wanneer ik om 9 h in het restaurant aankom is het er nog heerlijk rustig. Ik vraag naar een specialiteit van de streek (vooral geen pelgrimsmenu meer voor mij) en krijg een visschotel om duimen en vingeren af te likken. Hier krijg ik echt waar voor mijn geld. Ook de witte wijn, die alles begeleidt, smaakt me uitstekend. De garcon wijst me op een onderdeeltje van de vis op mijn bord dat heel erg lekker is. Wat het eigenlijk is wil ik op dat moment niet weten (in het Spaans heet het cocochas) maar het is inderdaad erg lekker. Na deze lekkere culinaire afsluiter ga ik doodvermoeid terug naar mijn hotel om de slaap der onschuldigen te slapen. Het is ondertussen harder gaan regenen . Ik vraag nog wel om me te wekken om 7 h, ik wil die trein echt niet missen. En morgen naar huis.
Ik heb een heerlijke nacht en vertrek redelijk laat. Alleen mijn tentgenoot en de 2 duitse jongens zijn nog in de albergue. Wanneer ik de eerste beklimmingen aan het doen ben krijg ik bericht van mijn schat. Bovenop een heuveltje stop ik om met haar te bellen. Ze maakte zich ongerust omdat ze sinds gisterenmiddag niks meer van me gehoord had, maar hier heb ik terug bereik met mijn gsm en ik doe een lange babbel met haar. Verder maar weer. Steeds klimmen. En klimmen. Wanneer ik om 11 uur even uitrust zie ik een fietspelgrim van de andere kant naar beneden zoeven. Een tijdje later volgt een vrouw. Ik zeg haar goeiedag in het nederlands en ze stopt. Blijkt dat ze getrouwd is met diegene die al even gepasseerd is, maar dat ze onderweg een paar foto's wou maken. Ze zijn van Brugge en vertrokken op 1 juli naar Santiago en zijn nu op de terugweg. Ze hopen tegen 22 augustus aan te komen maar daarvoor moeten ze een strak schema van tussen de 120 en 150 km/dag aanhouden. Chapeau . In het boek dat ik volg staat dat deze beklimming bijna net zo zwaar is als die over de Pyreneeën en dat is echt niet gelogen. Hoewel ik deze nacht goed geslapen heb, ben ik verre van in form door mijn aanhoudende diarree. Die is zo erg geworden dat ik onderweg regelmatig moet stoppen om je weet wel wat te doen. Eén keer zelfs gevaarlijk balancerend boven een afgrond omdat de enige andere optie in het midden van de redelijk drukke weg was. De vrouw die ik onderweg ontmoette zei me dat ik toen nog meer dan 10 km moest klimmen en dat blijkt nog te kloppen ook. Die Alto de Poio lijkt verder dan ooit. Met veel moeite bereik ik Puerto de Pedrafita. Ik eet er en rust er 1.30h waarvan ik het laatste half uur zelfs slaap. Rest me nog 13 km om de top te bereiken. Het lijkt me onmogelijk. Het weer is ook slechter geworden met veel wind maar gelukkig wel minder warm. Verder maar weer . En wat me ondoenbaar bleek haal ik na heel veel op mijn tanden bijten uiteindelijk toch. Boven op de pas ga ik iets drinken in de albergue aldaar. Ik maak er kennis met een Frans echtpaar dat op 27 april van aan het meer van Genève te voet naar Santiago vertrok. Een hele prestatie. Plots komen ook de 2 Duitse jongens eraan die er ook iets drinken. Terwijl ik ermee praat stopt er een taxi aan de albergue en een fitte pelgrim komt vragen of er nog plaats is. Dat zie je dus regelmatig dat pelgrims als het wat moeilijker gaat, gewoon de taxi nemen. Ik hoor het Frans echtpaar zeggen :"ils trichent" en ik kan het alleen maar beamen. Daarna volgt de afdaling. Boven op de pas was het heimelijk koud geworden en kleed me dus ook goed aan om naar beneden te rijden. De eerste albergue die ik bereik in Triacastela , 14,5 km verderop, is volzet, maar in de tweede is nog plaats. Ik douche me en heb eigenlijk niet veel honger. Ik maak enkel wat soep welke ik tegen mijn zin opeet. Ik ben nog steeds niet volledig fit door de diarree en doodmoe. Ik ga slapen om 23h.
Donderdag 30.07.09
Ik heb deze nacht zeer slecht geslapen. De pilletjes die ik gisteren tegen diarree nam, deden hun werk nog niet naar behoren. Verre van uitgerust vat ik de volgende beklimming aan en hoe verder ik Galicië inrij, hoe vermoeiender het terrein wordt. Het is hier inderdaad wel mooi en groen, maar hoe dichter je bij Santiago komt, hoe veel te lastiger het terrein voor me wordt. Na een uurtje stop ik al (om 9 uur) in Samos. Er staat een prachtige abdij met een schitterende barokgevel maar wat ik daar zie kunnen mijn ogen niet geloven. Een groepje van 20-30 jongeren moedigt luidskeels 2-3 andere aan terwijl ze die prachtige gevel aan het beklimmen zijn. Bovenaan de trap zit een meisje halfnaakt in de stralen van de morgendzon te zonnen. Dan vraag ik me af waar het respect van deze mensen zit. Respect van de ene kant voor dat prachtige monument waar ze tegen op klauteren en respect van de andere kant voor de blikken van de paters die nog steeds in die abdij wonen. Ik kan me best voorstellen dat bij de aanblik van dat ongetwijfeld knappe meisje sommigen van deze broeders het moeilijk krijgen. Maar ja, ik zal wel oud worden zeker ? Ze moesten er afvallen en hun poten breken, die waaghalzen en dat wicht haar vel moest vroegtijdig verdorren. De verdere rit is niet zo makkelijk, met veel klimmen en dalen, en tegen de middag bereik ik Portomarin. Het ligt aan een brede rivier en voor het eerst in Spanje zie ik plezierbootjes en jachten. Hier kan je goed zien dat het klimaat veel vochtiger is dan eerder in Spanje. Ik eet er lekker, een stuk kabeljauw, ga een stempel in de kerk halen en rijd verder. Het is nog 29° en er volgt een klim van 15 km lang waar ik van 350m naar 720m hoog rijd. Het is niet alleen klimmen, af en toe ga je terug naar beneden, maar wat je daar naar beneden rijdt moet je achteraf terug omhoog. Om 18h bereik ik doodmoe Airexe, een gehucht van Ligonde. Ik drink er een groot glas bier en wil eigenlijk nog verder. Maar het is zo'n idyllische plaats en het zangerige geluid van de stemmen van enkele Italiaanse vrouwen betovert me zo dat ik veel zin heb om in de plaatselijke auberge te blijven. Ik ga helemaal overstag wanneer ik merk dat de koeien gewoon door de dorpskern naar de stallen worden gedreven . En wanneer ik in de albergue hoor dat dat ik er mijn tent in de voortuin mag zetten is mijn keuze vlug gemaakt . Ik douche me , eet er en was al mijn kleren , enkel dat wat ik nog aanheb laat ik ongewassen . Ophangen die handel en heerlijk rustig slapen maar , in mijn eigen vertrouwde tent . Pit ze .