Inhoud blog
  • Frederik Willem van Brunswijk
  • Willem François Boreel
  • Hijbo Everdes de Boer
  • Gebhard Leberecht von Blücher
  • Adriaan Bijleveld
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Gastenboek

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Waterloo... het laatste avontuur van Napoleon Bonaparte !
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Waterloo
    De deelnemende eenheden
    Een opsomming en beschrijving van de deelnemende eenheden en hun commandanten
    06-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat voorafging en de gevolgen.

    Het voorspel


    In 1814 was Bonaparte na een reeks nederlagen (Slag bij Leipzig en een aantal nederlagen in Frankrijk) naar het eiland Elba verbannen.

    Daar volgde hij met interesse de politieke strijd die in Wenen over de landverdeling in Europa was losgebarsten en de groeiende ontevredenheid onder de Franse bevolking over het herstel van het koninkrijk.

    Hij begreep dat voor hem nog niet alles verloren was. Op 13 februari hoorde hij dat Joseph Fouché een staatsgreep wilde plegen en besloot hem voor te zijn.

    Op 26 februari 1815 ontsnapte hij van het eiland, en op 1 maart arriveerde hij met een legertje van 800 man in het Franse havenstadje Golfe-Juan.

    Snel trok hij met zijn persoonlijke garde op naar het noorden, richting Parijs.

    Maarschalk Michel Ney, aanvoerder van het Franse leger en voormalig maarschalk onder Napoleon, werd opgeroepen om de keizer tegen te houden, maar liep met zijn gehele leger over naar zijn voormalige leider.

    Op 20 maart zetelde die weer in zijn keizerlijk paleis en was Lodewijk XVIII gevlucht naar Gent.

    Na de verbanning van Napoleon naar het eiland Elba hadden de geallieerden hun legers teruggetrokken naar de zuidelijke Nederlanden.

    Napoleon bood de andere Europese grote mogendheden vrede aan in ruil voor een berusten in zijn heerschappij over Frankrijk maar die hadden geen enkel vertrouwen in zulke beloften.

    Op het Wener Congres zegden Engeland, Pruisen, Oostenrijk en Rusland ieder 50.000 man toe om hem weer te verdrijven.

    Het zou echter enkele maanden duren voordat zulke grote legers gemobiliseerd konden worden en van Oostenrijk en Rusland viel op korte termijn geen bijdrage in de strijd te verwachten.

    Onder het opperbevel van Wellington werden Britse, Nederlandse, Hannoverse en Nassauer troepen geconcentreerd in het zuiden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden dat het huidige Nederland, België en Luxemburg omvatte.

    Tegelijkertijd werden Pruisische legerkorpsen opgebouwd bij Luik en Namen.

    Napoleon besloot niet passief af te wachten tot Frankrijk zou worden aangevallen door een overmacht aan geallieerde troepen.

    Hij wilde zo snel mogelijk, eer de andere staten in Europa klaar waren om Frankrijk binnen te vallen, zelf tot het offensief overgaan.

    Hij mobiliseerde in twee maanden tijd een leger van 250.000 manschappen en trok met 123.000 daarvan naar de Frans-Nederlandse grens.

    Op 14 juni stak hij die onverwachts over bij Charleroi. Hij had dit punt gekozen omdat het tussen het Pruisische leger in het oosten en het Brits-Nederlandse leger onder de Hertog van Wellington in het westen lag.

    Hij hoopte door een snelle opmars te kunnen verhinderen dat die zich verenigden en een strijdmacht vormden die groter was dan de zijne.

    Zo had hij een kans ze ieder afzonderlijk te verslaan.

    De opzet van Napoleon lukte maar zeer onvolkomen. Hij zou niet de ruimte krijgen om zijn volledige strijdmacht tegen een van de vijandelijke legers te ontplooien.

    Hij viel eerst de Pruisen op zijn rechterflank aan maar was gedwongen een grote eenheid zijn linkerflank te laten dekken.

    Aan de Slag bij Waterloo gingen hierdoor op 16 juni twee andere veldslagen vooraf. De hoofdmacht van Napoleon stuitte op het Pruisische leger van Blücher, dat in de Slag bij Ligny tot de terugtocht gedwongen werd.

    Blücher hield echter zijn leger intact en liet het naar het noorden terugvallen zodat het steun kon blijven leveren aan het Engels-Nederlandse leger en zich verenigen met Pruisische versterkingen.


    Op dezelfde dag besloot prins Willem, als commandant van de Engels-Nederlandse voorhoede, niet terug te vallen naar Nijvel zoals Wellington hem bevolen had maar het knooppunt van Quatre-Bras te blijven bezetten om de Fransen zo min mogelijk ruimte

    te bieden. Daardoor kwamen zijn Anglo-Nederlandse troepen in de Slag bij Quatre-Bras eerst tegenover een grote Franse overmacht onder maarschalk Ney te staan.

    Ney rukte echter te omzichtig op, en tegen de tijd dat hij zijn aanval wilde doorzetten had Wellington, die op de 15e nog erg verrast was door Napoleons snelle opmars, de tijd gekregen Willem te versterken met de hoofdmacht van zijn leger.

    Toen Wellington echter het bericht kreeg dat de Pruisen verslagen waren, besloot hij in noordelijke richting een beter verdedigbare positie op te zoeken bij Waterloo.

    Wellington en Blücher

    Napoleon besloot nu het zwaartepunt naar zijn linkerflank te verleggen en Wellington aan te vallen.

    Opnieuw moest hij een grote dekkingsmacht apart houden, dit keer tegen de Pruisen.

    Hij beval maarschalk Grouchy het terugtrekkende Pruisische leger te achtervolgen met een legermacht van 35.000 man, het Franse 3e en 4e korps.

    Daarbij nam hij echter aan dat de Pruisen zich in noordoostelijke richting terugtrokken.

    Grouchy begon zich daardoor om de oostelijke flank van het Pruisische leger te bewegen. De Fransen konden zo niet meer voorkomen dat Blücher zijn leger hergroepeerde, westelijk richting Wellington trok en uiteindelijk de geallieerde legers verenigde.

    De Fransen daarentegen raakten zelf gescheiden: Grouchy zou niet meer op tijd Napoleon kunnen bereiken.

    Door de Pruisische nederlaag bij Ligny was Wellingtons positie bij Quatre-Bras onhoudbaar geworden.

    Op 17 juni, een dag waarop het vrijwel voortdurend regende, liet hij het geallieerde leger terugtrekken en verzamelen achter een natuurlijke glooiing, het plateau van Mont-Saint-Jean ten zuiden van Waterloo.

    Wellington had per brief vernomen dat Blücher zich richting Waver terugtrok en hem zou bijstaan.

    Het was zaak om de Franse aanval zo lang mogelijk te weerstaan, totdat de Pruisen zich bij hen zouden voegen.

    Wellington meende dat zonder Pruisische hulp een succesvolle verdediging onwaarschijnlijk was.

    Hij had weinig vertrouwen in de dienstplichtigen uit de Nederlanden, en zijn eigen Britse troepen bestonden niet uit de veteranen van zijn beroemde campagnes in Spanje – die waren tegen de VS uitgestuurd in het kader van de Oorlog van 1812 – maar uit

    slecht getrainde milities uit Engeland, zonder enige gevechtservaring. Wellington stelde zijn legers op langs de weg van Eigenbrakel naar Genappe en wachtte daar de vijand op.

    Daarbij maakte hij zijn rechterflank het sterkst en wees er de meeste van zijn 156 stuks geschut aan toe, wellicht uit vrees dat Napoleon zijn mogelijke ontsnappingsroutes naar de kust zou afsnijden.

    Zijn leger bestond uit ongeveer 25.000 Britten, 6000 man van het koninklijke Duitse legioen van George III van Engeland, 17.000 man uit de Nederlanden, 11.000 man uit Hannover, 6.000 man uit Brunswijk en 3.000 uit Nassau.

    Napoleon op zijn beurt was vol vertrouwen dat hij Wellington kon verslaan.

    Niet alleen had hij ook zonder Grouchy een licht numeriek overwicht van 73.000 man maar zijn troepen hadden veel meer ervaring en waren uiterst gemotiveerd: door de terugkeer van de keizer hadden ze hun oude bevoorrechte positie in de samenleving

    herwonnen en bij een nederlaag dreigde hun maatschappelijke ondergang.

    Waterloo

    De nacht van zaterdag 17 op zondag 18 juni regende het nog altijd. De lössachtige grond veranderde in bruine modder.

    Dat was de reden dat Napoleon de volgende dag pas om half twaalf het sein tot de aanval gaf.

    Maar ook toen was het nog te nat om artillerie snel te kunnen verslepen.

    Mede daardoor slaagde Napoleons broer Jérôme Bonaparte er niet in de kasteelhoeve Hougoumont in te nemen, gelegen vóór de geallieerde rechterflank.

    Die aanval is wel gezien als een afleidingsmanoeuvre voor de centrale aanval die omstreeks twee uur 's middags door maarschalk Ney tegen Mont-Saint-Jean werd ingezet.

    Vermoedelijk ging het echter om een zich min of meer toevallig escalerende strijd waarin de Fransen zich steeds verder lieten verwikkelen.

    Op bevel van Jérôme werden meer en meer Franse troepen tegen Hougoumont ingezet.

    Het gevolg was dat de geallieerden niet gedwongen waren hun linies te verzwakken om Hougoumont te versterken, maar juist de Fransen een toenemend aantal troepen in deze sector verloren.

    Aan de aanval ging een incident vooraf dat een belangrijke invloed had op het aanzien van het Nederlandse leger bij de Britten.

    De brigade van Bylandt, die bij Quatre-Bras reeds forse verliezen had geleden, was tot stomme verbazing van vele ooggetuigen en geschiedschrijvers op de linkerflank vóór de geallieerde linie opgesteld.

    Ze stonden zo open en bloot voor de Fransen, terwijl de rest van het geallieerde leger achter de heuvelkam stond.

    Bovendien waren de flanken ongedekt. Anders dan in de latere mythe is neergelegd, werd de Brigade Bylandt overigens wel op tijd teruggetrokken achter de heuvelkam en heeft ze uiteindelijk weinig verliezen geleden.

    Ondertussen werd er door de Fransen een Grande Batterie verzameld van 76 kanonnen.

    Omstreeks 1 uur 's middags barstte het bombardement van dit geschut los.

    Het bombardement had minder effect dan verwacht: de Britten en Nederlanders stonden beschut achter de heuvelkam opgesteld en hadden zelfs het bevel gekregen te gaan liggen.

    De zeer drassige grond heeft mogelijk bijgedragen aan het geringe effect van de artillerie: scherven bleven erin steken en massieve kogels stuiterden niet zoals op harde grond maar boorden zich in de aarde.


    Infanterieaanval door d'Erlons




    Napoleon gaf bevel tot een aanval door de vier divisies van d'Erlons 1e legerkorps, samen zo'n 16.000 man, op de geallieerde linkervleugel.

    In vier gigantische aanvalscolonnes marcheerden zijn troepen voorwaarts.

    De aanval was gericht op de zwakkere oostflank van de geallieerden en kwam dus recht op de brigade van Bylandt af.

    Al bij het eerste vuurcontact leed de brigade vrij zware verliezen. In tegenstelling tot sommige Britse historici, die deden voorkomen alsof de brigade hierop op de vlucht sloeg, melden ooggetuigenverslagen dat de brigade de Franse aanval zelfs enige tijd

    weerstaan heeft. Onder druk van de overmacht trok ze zich uiteindelijk terug achter de eerste Britse linie en hergroepeerde.

    Hier werden de ontplooide Franse colonnes weer tot staan gebracht door een tegenaanval van twee Britse infanteriebrigades van luitenant-generaal Thomas Pictons divisie, gesteund door de brigade van Bylandt en een andere Britse brigade.

    Picton, nog gekleed in zijn nachthemd en een hoge hoed omdat zijn uniform hem op de 15e niet had kunnen bereiken, sneuvelde echter en onder de niet-aflatende Franse druk dreigde de hele geallieerde linkerflank uiteen te vallen.

    Napoleon had rond twee uur de indruk dat de slag gewonnen was.


    De Britse zware cavalerie voert een tegenstoot uit

    Dit was voor Wellingtons onderbevelhebber, veldmaarschalk Henry William Paget, de Earl of Uxbridge, het sein om persoonlijk met tweeduizend ruiters van zijn cavalerie, waaronder de Scots Greys, een tegenstoot uit te voeren, van het centrum van de

    geallieerde linie uit. De betrokken ruitereenheden vertegenwoordigden de elite van het geallieerde leger.

    Twee Britse brigades zware cavalerie golfden in dichte concentratie de heuvelkam over en zwenkten naar het oosten, op de linkerflank van de Franse infanterie inrijdend. D'Erlons troepen begonnen te wijken, wat al snel uitmondde in een vlucht met de Britse

    ruiterij in de achtervolging. De Britse cavalerie werd overmoedig en wilde meteen ook maar de Grande Batterie oprollen, maar die schoot terug.

    Ondertussen kwam uit het zuiden Franse cavalerie aangesneld die de Britten afsneed van de rest van het geallieerde leger, hun zware verliezen toebrengend.

    Drie andere, lichte, geallieerde cavaleriebrigades, waaronder een Nederlandse, kwamen de Britten ontzetten.

    De geallieerde linie kon zich herstellen, maar Wellington had nog maar één grote formatie zware cavalerie in reserve: de Nederlandse brigade van Trip.

    Aan de Franse zijde zou het eerste legerkorps van d'Erlons echter een aantal uren nodig hebben om te hergroeperen.


    De Pruisen arriveren

    Aan het begin van de middag merkte Napoleon dat er nieuwe troepen op zijn rechterflank verschenen.

    Eerst dacht hij dat het maarschalk Grouchy was, die hij met 32.000 man achter Blücher en het Pruisische leger, dat hij verslagen waande, had aangestuurd.

    Al snel besefte hij echter dat het de Pruisen waren. Hij zond zijn reserve, het VI korps en twee cavaleriedivisies, samen 15.000 man, om front te maken richting de Pruisen.

    Hierdoor had Napoleon op de garde na geen enkele grote infanteriereserve meer.


    De Franse cavalerie valt vergeefs de Britten aan

    Napoleon viel hierom terug op zijn cavalerie teneinde alsnog de geallieerde linie te breken en de slag in zijn voordeel te beslechten.

    Het plan was om in het midden van het front de geallieerden met de cavalerie te bestormen, ondersteund door lichte artillerie en wat infanterie om die weer te beschermen.

    Maar maarschalk Ney, die de hoofdaanval zou moeten coördineren, concludeerde te snel dat Wellingtons troepen zich terugtrokken — in werkelijkheid ging men slechts honderd passen terug om artillerievuur beter te ontwijken.

    Ney stuurde daarom de cavalerie te vroeg het strijdperk in, zonder dat er al infanterie- en artilleriesteun beschikbaar waren.

    Een cruciale rol hierin speelde de hoeve La Haye Sainte. Dit complex lag vóór de heuvelkam maar was door Wellington speciaal versterkt omdat het een holle weg beheerste die de enige praktische route was om de kanonnen de helling op te krijgen.

    Verdedigd door Hannoverse troepen van het Duitse legioen was de boerderij omsingeld geraakt en werd al uren door Franse troepen aangevallen maar de verdedigers hielden stand, ondersteund door de geallieerde artillerie.

    Toen Ney tot de cavalerieaanval beval, was de Franse infanterie en artillerie nog steeds geblokkeerd.

    Trompetten bliezen de aanval van de Franse cavalerie, en dwars door de modder trachtten Neys vijfduizend ruiters in het centrum de glooiing van de Mont-Saint-Jean te bestormen.

    Napoleon had dit terrein door zijn verrekijker wel bestudeerd, maar de steilte van de glooiing en het drassige karakter ervan waren hem ontgaan.

    Mede door de slechte staat van de grond kwam het niet tot een charge in galop, en had de aanval nooit het vereiste effect; de helling kon pas worden gepasseerd ten koste van vele gewonde en gesneuvelde manschappen en paarden.

    De Fransen brachten de Engelsen wel verliezen toe, maar de geallieerde infanterie groepeerde zich - zoals verwacht - in defensieve carrés.

    Hierbij stellen de eenheden zich op in holle vierkanten die naar alle zijden front maken. De voorste rijen hurken, de bajonetten schuin omhoog stekend.

    Paarden weigeren hier doorheen te breken en de kurassiers, vaak met een sabel als het belangrijkste wapen, waren niet in staat de Britse infanterie veel schade te doen, machteloos de carrés omspoelend.

    Tot drie maal toe werd de Franse cavaleriecharge herhaald met als enig resultaat dat de Franse verliezen steeds verder opliepen.

    De normale methode om de carrés te breken was ze eerst te bestoken met lichte kanonnen, die voorlopig afwezig bleven.

    Zo kon de kern van het Engelse leger stand houden.


    De Pruisen worden gestuit

    Ney bleef nieuwe troepen eisen, niet wetend dat Napoleon op zijn oostflank al door de voorhoede van de Pruisen werd aangevallen.

    De Franse reserve kon niet op tegen de Pruisische overmacht. Napoleon zette daarom zijn 10.000 man sterke Jonge Garde in, de lichte troepen van de keizerlijke garde. In felle straatgevechten in Plancenoit, al bijna in de rug van het Franse centrum, slaagden

    de Fransen er nog steeds niet in om de Pruisen terug te dringen.

    Hierdoor was Napoleon genoodzaakt om twee bataljons van de Oude Garde in te zetten, de kern en elite van de keizerlijke garde.

    Wonder boven wonder lukte het de Oude Garde het tij te keren, Plancenoit met de bajonet zuiverend, en werden de Pruisen voorlopig teruggedrongen, zodat althans de weg naar het zuiden openbleef.


    De Britse linie wankelt

    Ondertussen slaagde Ney erin om onder dekking van de cavalerie met opgetrommelde infanterie van D'Erlons alsnog de hoeve La Haye Sainte in te nemen.

    Het King's German Legion werd verdreven en de hoeve viel in de handen van de Fransen.

    foto van Guy Vandendriessche.

    Ogenblikkelijk werden infanterie en artillerie-eenheden naar voren gebracht om de geallieerde carrés onder vuur te nemen en een doorbraak te forceren.

    Onder deze nieuwe ontwikkeling dreigde het hele geallieerde centrum te bezwijken. De troepen in de carrés begonnen zichtbaar te wankelen.

    Men poogde ze met ruiterij en infanterie te versterken maar de reserves waren nu te zwak om veel invloed te hebben.

    De Prins van Oranje liet nog een tegenaanval ondernemen door enkele Hannoverse bataljons, die echter door Franse cavalerie werd afgeslagen.

    Deze mislukte aanval zou ook bijdragen aan de negatieve berichtgeving in de Britse geschriften over de Prins van Oranje en de Nederlandse troepen.

    Verschillende geallieerde eenheden vluchtten van het slagveld. Voor de Fransen leek de overwinning nabij maar hun aanval begon door de snel oplopende verliezen stil te vallen.

    Daarbij was hun tijd bijna om. Steeds meer Pruisische troepen bereikten van het oosten uit het slagveld en het hele Franse leger dreigde hieronder verpletterd te worden.

    Door het uitblijven van de verhoopte aankomst van de troepen van Grouchy, die overeenkomstig Napoleons oorspronkelijke opdracht de Pruisen nog in noordoostelijke richting dacht te achtervolgen, waren zij nu sterk in de minderheid.


    De aanval van de Garde wordt gestuit door de Nederlanders

    Napoleon probeerde met een laatste krachtsinspanning de zege zeker te stellen, en gaf om zeven uur 's avonds bevel voor nóg een stormloop.

    Hij wist dat hij door zijn reserves heen was, en zette zijn Keizerlijke Garde in. Om het moreel hoog te houden liet Napoleon door brigade-generaal Charles de la Bédoyère aan zijn linkerflank het bericht overbrengen dat Grouchy gearriveerd zou zijn.

    Als de aanval de sector bereikt had waar de verdediging al wankelde, iets ten westen van het centrum, had hij nog een kans gehad.

    Door een coördinatiefout echter, trof hij eerder de geallieerde rechterflank die nog relatief vers was.

    De geallieerde posities daar werden verdedigd door Engelsen, Hannovers en Brunswijkers. De Franse Middelste Garde, hoewel in de minderheid, viel hen twee keer aan.

    De Middelste Garde bestond uit fuseliers-grenadiers die de Oude Garde moesten ondersteunen.

    De eerste keer ontstond er een gat in de geallieerde linie. Wellington raakte door zijn reserves heen, maar de verse Nederlandse 3e divisie, geleid door generaal David Hendrik Chassé, vulde het gat op.

    De eerste aanval van de middengarde verzandde in een vuurgevecht waarna beide partijen zich terugtrokken, maar de tweede aanval verliep voor de Fransen rampzalig: met een aantal kartetssalvo's van de Nederlandse Rijdende Artillerie werd een ware

    slachting aangericht onder de Fransen, de Engelsen ontvingen de middengarde met een salvo, en de divisie van Chassé overrompelde hen met een bajonetaanval.

    Dit was een keerpunt in de slag, en een veel belangrijker Nederlands aandeel daarin dan dat van de Prins van Oranje.

    Chassé's 3e divisie was in reserve achter de rechterflank opgesteld geweest, rondom het dorp Eigenbrakel.

    Al snel kwam het bevel om zich in reserve op te stellen achter het centrum van de geallieerde linie.

    Chassé merkte dat de Britse troepen vóór hem op de vlucht sloegen en de Artillerie niet langer vuurde.

    Hij zag al snel dat Napoleon de Keizerlijke Garde op het centrum afstuurde en gaf het bevel aan zijn artillerie om positie te nemen en de vijand onder vuur te nemen, terwijl hij intussen de brigade van kolonel Detmers in colonnes liet opstellen voor de

    tegenaanval. Het vuur van kapitein Krahmer de Bichins batterij rijdende artillerie en de kracht van de jonge Detmers bajonettenbrigade braken de aanval van de beroemde Garde en dreven haar toen op de vlucht.

    De brigade van Detmers zette de aanval door, verdreef de Franse garde van een laatste positie bij La Haye Sainte en achtervolgde de vluchtende Fransen tot aan het Maison du Roi bij Plancenoit, waar ze Pruisische troepen tegenkwamen.

    De terugtocht van de Franse garde eindigde in een wilde vlucht, die oversloeg op de rest van het Franse leger.

    Daarop beval Wellington de algehele opmars van het geallieerde leger.


    De Pruisen breken door

    Ondertussen waren ook de Pruisen weer doorgedrongen tot Plancenoit.

    Dat dorpje werd verdedigd door ongeveer 20.000 Fransen van Lobaus VI korps, twee cavaleriedivisies, de acht bataljons van de Jonge Garde en twee bataljons van de Oude Garde tegen ongeveer 30.000 Pruisen.

    De Fransen hielden de verdediging ongeveer een uur vol voordat ze door een gigantische Pruisische tegenaanval en bloedige straatgevechten uit Plancenoit werden gedreven.

    De laatste eenheid die vluchtte was de Oude Garde die de kerk en het kerkhof verdedigde.

    De Franse verliezen waren verschrikkelijk. Het Eerste bataljon Tirailleurs van de Jonge Garde bijvoorbeeld verloor die dag 92% van zijn mannen aan doden en gewonden.


    Het Franse leger vlucht

    De Oude Garde, de meest geharde soldaten van allemaal en nog altijd trouw aan Napoleon, dekte de aftocht van hun keizer.

    In perfecte formaties wisten zij nog een aantal aanvallen van de geallieerden af te slaan alvorens zich al vechtend terug te trekken.

    Generaal Pierre Cambronne, uitgedaagd om zich over te geven, zou toen de historische woorden hebben gesproken: "De garde sterft, maar geeft zich niet over!"

    Een andere variant is dat hij zich beperkte tot een kort maar krachtig antwoord: "Merde!"

    In werkelijkheid werd hij gevangengenomen door de Britse generaal Halkett. De laatste twee carrés van de Oude Garde vormden een levend schild voor Napoleon en zijn staf.

    Deze carrés waren het Eerste Regiment Grenadiers en het Eerste Bataljon van het Eerste Regiment Jagers, de beste soldaten van het Franse leger.

    Deze carrés wisten tezamen met de nog resterende Franse cavaleriebrigades alle aanvallen van de geallieerden af te slaan.

    Het laatste carré Jagers van de Keizerlijke Oude Garde dat de aftocht dekte, werd geleid door de Rotterdamse kolonel Jan Coenraad Duuring.

    Napoleon bevond zich hier een geruime tijd in alvorens hij zijn soldaten moest verlaten om naar Parijs te rijden - hij vreesde een opstand van de Parijzenaars.

    De Nederlandse 3e Divisie en enkele Nederlandse cavalerie-onderdelen, die de Fransen tot ver achter hun linies had achtervolgd, ontmoetten achter de Franse beginposities de Pruisen en hielden halt.

    De Pruisen namen de achtervolging van hun uitgeputte Nederlandse collega's over.


    Na de slag



    Het Franse leger, dat zo'n dertigduizend man verloren had, verliet het slagveld in volledige chaos en trok zich via Charleroi terug over de Franse grens.

    Napoleon keerde terug naar Parijs, dat hij op 21 juni 1815 bereikte, maar onder druk van de Kamer van Afgevaardigden deed hij op 22 juni troonsafstand ten gunste van zijn vierjarige zoon, Napoleon II, die echter nooit tot keizer zou worden uitgeroepen.

    Een paar weken wachtte hij werkeloos op het landgoed Malmaison bij Parijs.

    Een poging om naar Amerika te vluchten werd verijdeld omdat de Engelsen alle havens hadden afgegrendeld.

    Vervolgens vroeg hij politiek asiel aan in Engeland.

    Hij probeerde dat op diplomatieke wijze: Laat ik mij onderwerpen aan de edelmoedigste van mijn vijanden.


    Sint-Helena

    Napoleon kreeg asiel van de Britten, maar anders dan hij had verwacht.

    Hij werd als gevangene aan boord van het marineschip Northumberland vervoerd en na een tocht van 70 dagen afgezet op het afgelegen, verlaten Britse eiland Sint-Helena, in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan.

    Nog zes jaar bracht Napoleon daar door voordat hij op 5 mei 1821 stierf.

    In 1840 werd zijn stoffelijk overschot naar Parijs overgebracht, en bijgezet in de Dôme des Invalides.



    Betekenis en gevolgen

    De Slag bij Waterloo markeerde het einde van een reeks oorlogen die was begonnen met de door de Fransen gewonnen Slag bij Valmy (1793).

    Frankrijk had als sterkste Europese mogendheid afgedaan. Duitsland werd teruggegeven aan zijn vorsten, die minder talrijk waren dan aan het eind van de 18e eeuw, maar bij elkaar toch nog een confederatie vormden van 39 Duitse staten.

    Van Italië bleef het noordelijke deel onder Oostenrijks bestuur en de Bourbons keerden terug naar Napels.

    De Heilige Alliantie van Oostenrijk, Pruisen en Rusland riep een Duitse federatie uit met onder andere als doel elke staat een liberale constitutie te bezorgen.

    In Frankrijk kwamen de Bourbons weer op de troon, maar wel met een handvest waarin de democratische rechten werden gegarandeerd.

    Het werk van het Congres van Wenen was goed voor 40 jaar Europese vrede.

    De Duitse en Italiaanse natiestaat zouden in de jaren zestig door middel van een oorlog bereikt worden.

    Waterloo maakte de weg vrij voor het Britse Rijk: dit zou - na anderhalve eeuw Franse hegemonie - tot aan de Eerste Wereldoorlog een gestage uitbreiding en weinig ernstige tegenslagen kennen.

    Het Britse rijk zou het toppunt van zijn macht bereiken en de Britse vloot zou in de wereld de Pax Britannica bewaren.

    Het is geen verrassing dat de 19e-eeuwse Britse historicus Edward Creasy de slag onder zijn Vijftien beslissende veldslagen in de wereld rekende.


    De Nederlandse veteranen

    Een deel van de Nederlandse troepen, met name de Indische brigade was eigenlijk voor de strijd op Java bestemd geweest maar zij konden nog voor de afvaart naar de Zuidelijke Nederlanden worden gestuurd.

    Na de val van Napoleon werden de veteranen van Waterloo naar Java gestuurd waar zij de Java-oorlog konden winnen, zij het met veel moeite.

    Terwijl de Britten en de Duitse deelnemers medailles kregen als herinnering werd het Nederlandse Zilveren Herdenkingskruis 1813-1815 pas in 1865 ingesteld.

    Het duurde tot de regeringsperiode van koningin Wilhelmina voor de laatste, inmiddels hoogbejaarde, veteranen een pensioentje toegekend kregen.

    De laatste Nederlandse veteraan stierf in 1896. Het kruis hangt tegenwoordig aan het vaandel van het Regiment Infanterie Oranje Gelderland.

    In Nederland werd Waterloodag nog tot aan het einde van de 19e eeuw als nationale feestdag gevierd.

    Men kreeg vrij van het werk en er werden optochten, concerten en feesten georganiseerd, vooral in het Noorden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

    In 1940 verdween de feestdag.


    Het slagveld vandaag

    Het slagveld ten zuiden van Waterloo werd al snel tot beschermd gebied verklaard en is daarom nog grotendeels hetzelfde als 200 jaar geleden.

    De heuvel met de Leeuw van Waterloo is na de slag opgeworpen en biedt een mooi uitzicht over het slagveld.

    De meeste hoeves zijn ook nog aanwezig zoals Hougoumont op de rechterflank van Wellington, de la Haie Sainte in het midden en Papelotte op de linkerflank.

    Er staan vele monumenten voor alle strijdende partijen en zijn er musea in Waterloo, Ligny en Genappe.


    Herdenkingsmunten

    Ter gelegenheid van de 200ste verjaardag van de slag bij Waterloo wilde de Koninklijke Munt van België een herdenkingsmunt uitbrengen van twee euro.

     

    Na protest van Frankrijk, waar de nederlaag te Waterloo nog altijd vrij gevoelig ligt, werd hiervan afgezien.

    Er waren reeds 175.000 exemplaren van de munt geslagen.

    Deze moesten weer vernietigd worden, wat de staat zo'n vijftigduizend euro kostte.

    Er is een nieuwe munt geslagen, met dezelfde afbeelding, maar dit keer met een waarde van 2,5 euro en in een oplage van 100.000 exemplaren.

    Aangezien deze munten geen wettig betaalmiddel zijn, kan Frankrijk er geen bezwaar tegen maken.

    In Nederland heeft de Koninklijke Nederlandse Munt in opdracht van het Ministerie van Financiën een herdenkingsmunt met een nominale waarde van vijf euro geslagen, het 'Waterloo Vijfje'.

    Deze munt zal gewoon in circulatie komen.

    De in de slag gewond geraakte Prins van Oranje werd door sommigen de 'held van Waterloo' genoemd, daarom is zijn steek, het kenmerkende hoofddeksel dat hij droeg, de door ontwerpster Marjolein Rothman gebruikt als basis voor de afbeelding aan de

    keerzijde van de munt. De voorzijde toont het portret van koning Willem-Alexander.

    In Nederland werd ook een gouden 'Waterloo Tientje' uitgegeven.


    06-07-2015 om 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    07-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Miguel Ricardo de Álava y Esquivel

    Miguel Ricardo de Álava y Esquivel


    Miguel Ricardo de Álava, geportretteerd door William Salter


    (Vitoria-Gasteiz, 17 juli 1770 - Barèges, 14 juli 1843) was een Spaans generaal en staatsman.)

    Miguel Ricardo de Álava vocht zowel in de Slag bij Trafalgar als bij de Slag bij Waterloo, bij de eerste slag vocht hij tegen de Britten en bij de laatste met de Britten.

    Miguel de Álava begon zijn carrière in het leger bij de marine. Al snel maakte hij promotie tot kapitein op een eigen fregat. Miguel de Álava diende onder zijn oom Ignacio de Álava bij de Slag bij Trafalgar.

    Tijdens een bijeenkomst in de Franse stad Bayonne in 1808 was De Álava ook aanwezig en stemde hij voor het Spaanse koningschap van Joseph Bonaparte.

    Toen de opstand uitbrak tegen de koning wisselde De Álava al snel van kamp en ging hij tegen de koning vechten.

    In januari 1810 vertrok De Álava naar Portugal om de situatie aan het front te bespreken met Arthur Wellesley.

    Gedurende zijn verblijf in Portugal kreeg hij een goede vriendschap met Wellesley. Gedurende de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog streed De Álava aan de zijde van zijn Britse collega.

    Zo had hij een belangrijk aandeel tijdens het Beleg van Ciudad Rodrigo. Bij de restauratie van koning Ferdinand VII werd De Álava kort gevangengezet, maar door tussenkomst van onder andere Wellesley bleef deze tijd beperkt.

    Miguel de Álava wist al snel in de gunst te komen van de nieuwe koning. Zo werd hij tot Spaans ambassadeur benoemd in Den Haag.

    Zodoende was hij ook aan de zijde van Wellington te vinden tijdens de Slag bij Waterloo. Vier jaar later werd De Álava teruggeroepen naar Spanje.

    Tijdens de liberale revolutie in Spanje wordt De Álava in 1822 gestuurd om te onderhandelen met het Franse leger, dat Spanje was binnengevallen om het bewind van Ferdinand te herstellen.

    De Álava wist te bewerkstelligen dat de koning aanbleef met liberale plannen.

    Nadat de koning zijn beloftes niet was nagekomen ging De Álava met pensioen en vertrok uit Spanje. Respectievelijk eerst naar Gibraltar en later naar Engeland, waar hij een huis kreeg van Wellington.

    Na de dood van Ferdinand VII keerde De Álava terug naar Spanje om Isabella Maria terzijde te staan in haar strijd om de troon tegen Don Carlos.

    Toen Isabella haar positie op de troon had verworven werd De Álava benoemd tot eerste minister, maar vervulde deze functie slechts elf dagen.

    Zo weigerde hij ook in 1837 een verdrag te tekenen. Hij vertrok opnieuw uit Spanje en verbleef tot zijn dood in 1843 in het Franse Barèges.

    07-07-2015 om 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Andries Laurens Akersloot van Houten

    Andries Laurens Akersloot van Houten


    (Boornbergum, 8 maart 1794 - Den Haag, 8 oktober 1868) was een Nederlands kolonel, ridder in de Militaire Willems-Orde.

    Akersloot van Houten werd op 26 april 1810 benoemd tot adelborst bij de lijfwacht te voet en ging als vélite in Franse dienst over bij het tweede regiment garde-grenadiers.

    Hij werd op 8 april 1811 benoemd tot tweede luitenant, op 21 november 1812 tot eerste luitenant en nam deel aan de veldtocht van Napoleon naar Rusland en de veldtocht van 1813 in Pruisen, waar hij het beleg van Spandau meemaakte.

    Hij keerde in 1814 terug naar Nederland en ging op 29 juni in Nederlandse dienst over. In datzelfde jaar nam hij deel aan het beleg van Wezel en in 1815 aan de Slag bij Waterloo.

    Hij werd bij Koninklijk Besluit van 11 augustus 1815 nummer 17 voor zijn verrichtingen benoemd tot ridder in de Militaire Willemsorde vierde klasse.

    In april 1816 werd Akersloot van Houten bevorderd tot kapitein; gedurende de veldtocht van 1830-1831 maakte hij deel uit van het mobiele leger in België en werd aldaar twee keer gewond.

    Hij werd op 7 december 1837 bevorderd tot majoor, op 14 juli 1845 tot luitenant-kolonel en in 1847 gepensioneerd met de rang van kolonel.

    08-07-2015 om 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Alexandre Charles Joseph Ghislain graaf d'Aubremé

    Alexandre Charles Joseph Ghislain graaf d'Aubremé

    (Alexandre Charles Joseph Ghislain graaf d', geb. te Brussel (gedoopt 17 Juni 1776), overl. te Aken 13 Febr. 1835, was de zoon van Charles François Joseph Laurent d' Aubremé en Anne Marie Léonard.

    Hij werd in 1792 tweede luitenant bij het regiment belgische infanterie in franse dienst. Hij diende achtereenvolgens onder de orders der generaals Dumouriez, Custine, Houchard en Pichegru.

    Met laatstgenoemde trok hij in het laatst van 1794 Nederland binnen en op 1 Juni 1795 ging hij over in dienst der Bataafse republiek. In het laatst van 1795 werd hij tot kapitein bevorderd.

    Hij maakte de veldtocht van Daendels (dl. I, kol. 665) tot hulp van het Franse leger in Rijnland in 1796 en de veldtocht in Holland benoorden het IJ tegen de Engelsen en Russen in 1799 mede.

    In 1808 werd hij tot majoor bevorderd. Na de inlijving bij Frankrijk ging hij in franse dienst over. In 1810 werd hij benoemd tot kolonel bij het 136e regiment linie-infanterie.

    De tocht naar Rusland heeft hij niet medegemaakt, maar in oct. 1813 nam hij aan de slag bij Lützen deel, waar hij tegelijk met maarschalk Ney gewond werd.

    Napoleon was zo tevreden over zijn leiding, dat hij hem 42 ridderkruisen van het legioen van eer toezond, om naar zijn beste weten in zijn regiment uit te delen.

    In dezelfde maand trok hij over den Rijn terug en in den daarop volgenden winter vocht hij in de gevechten bij Brienne, Montmirail en Lisy, het laatste op 28 Febr. 1814.

    In dat gevecht werd hij aan den rechterarm gewond; slechts 5 officieren en 19 soldaten waren van het regiment over.

    In Oct. 1814 meldde hij zich aan om in Nederlandse dienst te treden. Hij werd gaarne door de souvereine Vorst aangenomen en als kolonel belast met het bevel over de vesting Mons en het militaire bestuur over Henegouwen.

    In April 1815 werd hij bevorderd tot generaal-majoor.

    Bij Waterloo (18 Juni 1815) vocht hij in het Nederlandse leger. Hij werd door de Engelse generaal Hill in diens rapport na den slag zeer om zijn dapperheid en zijn beleid geprezen.

    Op 23 Febr. 1818 werd hij met ingang van 1 Mrt. d.a.v. benoemd tot adjudant-generaal en als zo-


    danig belast met het personeel van het leger. Zijn ambtgenoot was M. Piepers. Beiden werkten onder de Prins van Oranje (de latere koning Willem II), die met de opperdirectie belast was, maar verreweg het meest aan hen overliet.

    Op 1 Oct. 1818 werd Piepers met ingang van 5 d.a.v. ontslagen en nam d'Aubremé diens ambt over om het bij het zijne waar te nemen.

    Op 5 Febr. 1819 werd zijn titel met ingang van 1 Mrt. d.a.v. commissaris-generaal.

    Op 15 Juni 1826 werd hij met ingang van 1 Juli d.a.v. als commissaris-generaal eervol ontslagen en in de adelstand verheven met de titel graaf.

    In Nov. d.a.v. werd hij bevorderd tot luitenant-generaal.

    Hij huwde Amélie Caroline Baillet Dubois.


    08-07-2015 om 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Daniël Otto Bagelaar

    Daniël Otto Bagelaar

       

    Daniël Otto Bagelaar (Eindhoven, 25 maart 1782 – Breda, 23 mei 1841) was een Nederlandse militair die aan beide zijden streed in de Napoleontische oorlogen,

    en later belast werd met het toezicht op de opvoeding van erfprins Willem van Oranje, de latere koning Willem III der Nederlanden.

    Bagelaar was de zoon van Jan Otto Bagelaar en Maria Dorothea Arpeau. Hij trad in 1804 als vrijwilliger in dienst bij een bataljon van de infanterie.

    In 1809 streed hij, inmiddels bevorderd tot luitenant, aan de Franse zijde tijdens de veldtocht in Zeeland, die plaatsvond tijdens de Vijfde Coalitieoorlog.

    In 1812 nam hij deel aan de Veldtocht van Napoleon naar Rusland.

    Door Napoleon werd hij onderscheiden met het ridderkruis in het Legioen van Eer. In 1814 werd hij uit Franse dienst ontslagen. Meteen daarop nam hij als luitenant-kolonel dienst in het elfde bataljon infanterie nationale militie.

    Aan het hoofd van die militie nam hij deel aan de Slag bij Waterloo.

    Op grond van deze inzet werd hij later gedecoreerd met de Militaire Willemsorde.

    Na de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden bleef Bagelaar in militaire dienst.

    Als kolonel was hij commandant van een divisie die deelnam aan de Tiendaagse Veldtocht tijdens de strijd om de Belgische onafhankelijkheid.

    Hier raakte hij gewond toen een kogel zijn hoofd schampte.

    Op grond van zijn militaire verdiensten werd hij bevorderd tot generaal-majoor en kreeg hij het ridderkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw opgespeld.

    In 1834 werd hij door koning Willem I der Nederlanden eervol uit dienst ontslagen. Hem werd daarbij door de koning het toezicht op de opvoeding van de kinderen van de prins van Oranje opgedragen.

    Sindsdien week hij zelden van de zijde van erfprins Willem en diens broer Alexander. Hij vergezelde de beide prinsen voortdurend ook tijdens hun studies aan de Leidse Hogeschool.

    Bagelaar was er getuige van hoe prins Alexander, tijdens een ritje in de koets, bekneld raakte onder een omvallende boom in het Haagse Bos, en samen met prins Willem bevrijdde hij diens broer.

    In 1839 werd hij aangesteld als opperbevelhebber van de vesting Bergen op Zoom.

    Bij zijn eervol ontslag uit dienst werd hij door de koning bevorderd tot commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw, terwijl de schoonvader van erfprins Willem, koning Willem I van Württemberg,

    hem benoemde tot ridder-grootkruis in de Frederiks-Orde.

    Na zijn pensionering vestigde de gewezen generaal-majoor zich in Breda.

    Daar kwam op merkwaardige wijze een einde aan zijn leven, toen hij in het bijzijn van zijn echtgenote, Margaretha Spoor, en enkele van zijn kinderen bij de Ginnikenpoort te Breda voorover uit zijn rijtuig viel en vrijwel meteen daarop overleed.

    Prins Willem, inmiddels zelf prins van Oranje, schreef aan zijn broer Alexander :

    Een paar dagen geleden hoorde ik van de vreselijke dood van die arme generaal Bagelaar, en ik moet eerlijk zeggen dat het me veel verdriet heeft gedaan. Hij had een beter lot verdiend.

    Bagelaar had vijf kinderen waarvan er vier hem overleefden.

    09-07-2015 om 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Charles de la Bédoyère

    Charles de la Bédoyère

    Charles de La Bédoyère, voluit Charles Angélique François Huchet, comte de La Bédoyère (Parijs, 1786 - aldaar, 19 augustus 1815) was een Frans officier die op zijn 29e jaar al generaal was.

    Hij behoorde tijdens de Slag bij Waterloo op 18 juni 1815 tot de staf van keizer Napoleon.


    Portret door de Hollandse koningin Hortense de Beauharnais


    De aristocraat uit een oude Bretonse familie nam dienst in 1806. In de jaren voor Waterloo was hij adjudant van maarschalk Lannes en prins Eugène de Beauharnais.

    Hij vocht in Spanje, Italië, Duitsland, Rusland, en voor de poorten van Parijs in 1813. De keizer maakte hem ridder in het Legioen van Eer en in de Orde van de IJzeren Kroon.

    In 1813 werd hij, na Napoleons eerste abdicatie officier in het leger van de Franse koning Lodewijk XVI.

    Hij werd als kolonel in commando van 7e regiment van de lijn (infanterie) met maarschalk Ney naar het Zuiden van Frankrijk gestuurd om Napoleon die van Elba was teruggekeerd te arresteren.

    Het regiment liep bij Grenoble en masse over naar de oude keizer. Charles de La Bédoyère was de eerste Franse kolonel die naar Napoleon overliep.

    Bij Waterloo was Charles de La Bédoyère brigadegeneraal en aide-de-camp (stafofficier) van de keizer.

    Waarschijnlijk was het de door La Bédoyère overgebrachte order die maarschalk Jean-Baptiste Drouet d'Erlons eerste legerkorps van haar westelijke koers deed afwijken.

    Zo konden zij zich niet op tijd met maarschalk Ney verenigen bij Quatre-Bras.

    Ze kwamen ook te laat om aan het oostelijk front de troepen van de keizer te versterken in de slag bij Ligny omdat de woedende Ney het bevel dat La Bédoyère had overgebracht, liet opvolgen door een order om naar het oosten te marcheren.

    De 20000 man vochten door deze zinloze manoeuvres in geen van de drie veldslagen.

    Charles de La Bédoyère bleef tot 25 juni in de omgeving van Waterloo.

    Op 23 juni 1815 kwam het Franse Hogerhuis, de "Chambre des pairs" bijeen om te beraden over de opvolging van Napoleon I, die van de troon vervallen was verklaard.

    Charles de La Bédoyère was als graaf van het keizerrijk lid van deze vergadering.

    Hij nam het woord en eiste dat de jonge koning van Rome zou worden uitgeroepen als keizer Napoleon II, dat zou de logische consequentie van het aftreden van Napoleon I zijn.

    Daarop sprak hij over "verraders in het midden van de Pairs" en merkte hij op dat deze vergadering in het Luxembourg al tien jaar "geen oprechte stem was gehoord.

    De voorzitter van de Kamer van Pairs, maarschalk Masséna, een man die veel aan Napoleon te danken had maar hem niet trouw bleef, ontnam hem het woord met de woorden "Jonge man, u vergeet uw plaats!.

    Toen hij vernam dat de keizer in Parijs was afgezet en naar de Atlantische kust was gevlucht, poogde Charles de La Bédoyère naar het neutrale en voor aanhangers van Napoleon veilige Zwitserland te vluchten.

    Toen hij zijn vrouw en zoontje in Parijs opzocht, werd Charles de La Bédoyère herkend en gearresteerd.

    Een militair gerechtshof, onderdeel van wat de reactionaire seconde Terreur Blanche oftewel Terreur légale werd genoemd, veroordeelde hem tot de doodstraf.

    De koning die Charles de La Bédoyères verraad bij Grenoble niet kon of wilde vergeven, verleende geen gratie en Charles de La Bédoyère werd op 19 augustus 1815 op de vlakte van Grenelle gefusilleerd.


    In de film Waterloo werd hij uitgebeeld door de destijds 29-jarige acteur Phillipe Forquet, Vicomte de Dorne.

       

    10-07-2015 om 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Adriaan Bijleveld


    Adriaan Bijleveld (Den Haag, 12 maart 1787 – 's-Hertogenbosch, 14 maart 1852) was een Nederlands militair en Ridder in de Militaire Willems-Orde vierde klasse

    Bijleveld werd geboren als een zoon van Casparus Bijleveld en Elisabeth Maria van Swieten. Hij doorliep de Artillerie School in Zutphen.

    Op 29 oktober 1804 werd hij benoemd tot tweede luitenant bij het Korps Rijdende Artillerie.

    Op 29 oktober 1806 werd Bijleveld eerste luitenant en nam deel aan de veldtocht tegen de Zweden in Pruisen en Zweeds-Pommeren.

    Op 5 juni 1808 werd hij benoemd tot tweede kapitein. In 1811 kreeg hij het bevel over een batterij in Spanje en trok via Frankrijk en Mainz naar Silezië.

    Daar werd hij ingedeeld in het cavalerie-korps. Bijleveld werd bij de slag bij Dennewitz in 1813 gewond en gevangengenomen. Voor zijn verrichtingen werd hij onderscheiden tot Ridder in het Legioen van Eer.

    In 1814 werd hij aangesteld als kapitein van de Rijdende Artillerie en nam deel aan de slag bij Waterloo, waarvoor hij werd onderscheiden tot Ridder in de Militaire Willems-Orde vierde klasse.

    In 1819 werd hij majoor en in 1824 werd hij luitenant-kolonel bij de Rijdende Artillerie.

    Hij kreeg het bevel over het 3e bataljon van de veldartillerie en werd daarna benoemd tot kolonel. Bijleveld werd op 1 januari 1841 gepensioneerd, waarbij hem de rang van generaal-majoor werd toegekend.

    Bijleveld trouwde op 16 november 1820 te 's-Hertogenbosch met jonkvrouw Abdia Aletta Cornelia Bowier (1799-1880).

    Een broer van Adriaan, Daniel Jan Bijleveld, was de president van de arrondissementsrechtbank van Den Haag.

    Hij overleed in maart 1852 op 65-jarige leeftijd in 's-Hertogenbosch.

    10-07-2015 om 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    11-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gebhard Leberecht von Blücher

    Gebhard Leberecht von Blücher

    (Rostock, 16 december 1742 - Krieblowitz, 12 september 1819), sinds 1814 vorst Blücher von Wahlstatt, was een Pruisisch generaal die zijn leger leidde tegen Napoleon Bonaparte in de Slag bij Waterloo in 1815.

    Blücher droeg de bijnaam Marschall Vorwärts ("Maarschalk Voorwaarts") voor zijn offensieve instelling op het slagveld.

    Van Blücher is bekend dat hij zijn soldaten aanvuurde met de kreet "Hunde wollt ihr immer leben?" (Honden, willen jullie eeuwig leven?)

    Blücher.jpg

    Campagnes

    Toen hij veertien was, ging hij in dienst in Zweden, en in de Pommerse Campagne van 1760 werd hij gevangen door de Pruisen.

    Hij werd door zijn gevangennemers verleid om in Pruisische dienst te gaan. Hij participeerde in de gevechten van de Zevenjarige Oorlog, en kreeg veel gevechtservaring als een huzarenofficier.

    In vredestijd echter bracht zijn vurige karakter problemen met zich mee.

    Toen hij eens geen promotie kreeg, schreef hij een boze brief aan Frederik de Grote, die daarop antwoordde: "Der Rittmeister von Blücher kann sich zum Teufel scheren".

    Toen zette hij zich aan het boerenbedrijf, en in vijftien jaar had hij een zekere onafhankelijkheid verworven. Maar hij was niet in staat om terug te keren in het leger tot aan de dood van Frederik de Grote.

    Toen werd hij ingelijfd in het leger, bij zijn oude regiment, de Rode Huzaren.

    Hij participeerde in de expeditie naar Nederland in 1787, en hij werd luitenant-kolonel in het volgende jaar. In 1789 werd hij onderscheiden in de hoogste Pruisische militaire orde, de Pour le Mérite, en hij werd kolonel van de Rode Huzaren in 1794.

    In zowel 1793 en 1794 onderscheidde hij zichzelf in de cavalerie in verschillende acties tegen de Fransen.

    Wegens zijn succes in Kirrweiler werd hij benoemd tot generaal-majoor, en in 1801 werd hij gepromoveerd tot luitenant-generaal.

    Hij was een van de leiders van de oorlogspartij in Pruisen in 1805-1806 en diende als een cavalerie-generaal in de desastreuze campagne in het laatstgenoemde jaar.

    Bij Auerstedt stormde Blücher meerdere keren aan het hoofd van de Pruisische cavalerie, maar zonder succes. In de terugtrekking van de gebroken legers leidde hij de achterhoede van het korps van prins Hohenlohe.

    Toen de hoofdmacht van het leger capituleerde, had hij een overblijfsel van het leger in het noorden, en hij vocht in de omgeving van Lübeck nog een paar gevechten, maar ook hij moest zich in Ratekau op 7 november 1806 overgeven.

    Blücher stond erop dat er in de capitulatie zou staan dat hij zich had overgegeven door een tekort aan bevoorrading en munitie.

    Hij werd snel daarna vervangen door Generaal Victor, en hij werd verplaatst naar Pommeren, Berlijn en Koningsbergen, tot aan het einde van de oorlog.

    Na de oorlog werd Blücher gezien als de leider van het patriottenleger, dat actief bleef tijdens de napoleontische overheersing.

    Zijn hoop op een alliantie met Oostenrijk in de oorlog in 1809 was ongegrond. In dat jaar werd hij ook generaal van de cavalerie gemaakt.

    In 1812 uitte hij zich zo fel over de alliantie met Frankrijk en Rusland, dat hij uit zijn functie in het leger werd gezet en haast verbannen werd van het hof.

    Maar, toen in 1813 de Bevrijdingsoorlog begon, werd Blücher weer teruggeplaatst in het hoge commando, hij was erbij tijdens de slagen van Lützen en Bautzen.

    Tijdens de wapenstilstand werkte hij aan de organisatie van het Pruisische leger, en toen de oorlog werd hervat werd Blücher opperbevelhebber van het Leger van Silezië, met August Neidhardt von Gneisenau en Karl von Müffling

    als zijn stafofficieren en 40.000 Pruisen en 50.000 Russen onder zijn commando.

    De besluiteloosheid en meningsverschillen in de legers vonden in hem een sterke tegenstander.

    Hij versloeg de Franse maarschalk MacDonald bij de Katzbach, en zijn overwinningen in Marmont en Mockern maakten de weg vrij voor de definitieve nederlaag van Napoleon in de Slag bij Leipzig, die werd veroorzaakt door het leger van Blücher zelf.

    Op de dag van de Slag bij Mockern (16 oktober 1813) werd Blücher veldmaarschalk. In de winter van 1813-1814 probeerde Blücher de geallieerde vorsten aan te moedigen om door te vechten, totdat de oorlog zo ver gevorderd was dat ze op Frans

    grondgebied vochten. De slag bij Brienne en de slag bij La Rothire waren de grootste schermutselingen van de gevierde campagne in 1814, maar deze werden snel opgevolgd door de overwinningen van Napoleon op Blücher in Champaubert, Vauxchamps en

    Montmirail. Maar de moed van de Pruisische leider was niet geschaad, en zijn overwinning bij Laon besliste de campagne in zijn voordeel.

    Blücher-mausoleum

    Na deze overwinning hielp Blücher Schwarzenbergs Boheemse leger, en even later stoomden de beide legers gezamenlijk op naar Parijs.

    Niet lang daarna volgden de zege bij Montmartre en de capitulatie van de Franse hoofdstad. Blücher wilde vergeldingsacties uitvoeren in Parijs voor het leed dat het Pruisische volk geleden had onder de bezetting door Frankrijk, maar de andere geallieerde

    leiders voorkwamen dit. Wel kreeg hij de kans om de Jena-brug over de Seine op te blazen.

    Op 3 juni 1814 werd hij tot Prins van Wahlstatt verheven, en niet lang daarna bracht hij een bezoek aan Engeland, waar hij met het grootste enthousiasme werd ontvangen.

    Na de oorlog keerde hij terug naar Silezië, maar de terugkeer van Napoleon uit Elba riep hem terug in dienst.

    Hij werd bevelhebber van het Leger van de Beneden-Rijn, met generaal Gneisenau als zijn stafofficier. In de campagne van 1815 leden de Pruisen een nederlaag bij Ligny, maar hun leger werd niet vernietigd.

    Tijdens deze slag werd de oude generaal overreden door zijn eigen cavalerie, en hij kon alleen overleven door de hulp van zijn kamparts, Graaf Nostitz. Hij was enkele uren niet in staat om het bevel te voeren, en Gneisenau leidde het leger in deze tijd.

    Blüchers leger was het ook dat in de slag bij Waterloo het leger van Wellington te hulp kwam, gezamenlijk versloegen ze Napoleon.

    Deze slag bleek de beslissende te zijn, en al gauw marcheerden de geallieerden weer door Parijs.

    Blücher bleef nog enkele maanden in Parijs, maar zijn leeftijd noopte hem om terug te keren naar zijn residentie in Krieblowitz (het huidige Poolse Krobielowice), waar hij stierf op 77-jarige leeftijd. Hij behield tot het einde van zijn leven zijn vurige karakter.

    Vanwege de overwinning bij Waterloo verleende de Pruisische koning Frederik Willem III de veldmaarschalk een IJzeren Kruis met gouden stralen; de "Blücherster".

    Koning Willem I der Nederlanden benoemde hem tot Grootkruis in de Militaire Willems-Orde.

    Koning Friedrich Wilhelm IV liet tussen 1846 en 1853 een rond klassiscistisch mausoleum op een vierkante basis voor Vorst Blücher bouwen.

    De nazi's veranderden de naam van het dorp in "Blüchersruh" omdat Krieblowitz te slavisch klonk.

    Het imposante mausoleum werd in 1945 door Russische troepen geplunderd.

    Het lichaam van Blücher is spoorloos verdwenen maar zijn lijkkist is "ergens in het dorp" bewaard gebleven.

    Ook de kelder met de resten van de andere Blüchers is leeg.

    11-07-2015 om 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hijbo Everdes de Boer

      

    Hijbo Everdes de Boer

    (Emden, 10 februari 1776 - Breda, 30 januari 1838) was een Nederlands kolonel bij de Generale Staf, ridder in de Militaire Willems-Orde vierde klasse en ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.



    De Boer was lid van de familie De Boer en een zoon van Evert Hyben de Boer (1740-1782), zetschipper en Foske Janssen (Duif) (1744-circa 1796).

    Hij trouwde in 1794 Engel Bruhns Schmidt (1773-onbekend) en hertrouwde in 1814 met Rose Marie Heloise de Broyer (1793-1869).

    Uit het tweede huwelijk werden een dochter en een zoon geboren.

    De Boer werd bij KB van 2 februari 1833 verheven in de Nederlandse adel en daarmee de stamvader van het adellijke geslacht De Boer, dat echter met zijn dochter in 1856 uitstierf.

    Opgeleid voor de zeevaart trad De Boer als soldaat op 15 juni 1795 in dienst van het Gemenebest bij het vierde bataljon Hollandse jagers.

    Reeds de volgende dag werd hij benoemd tot korporaal, in augustus tot fourier en op 16 april 1796 tot sergeant bevorderd.

    Met zijn bataljon maakte hij in 1796 een veldtocht naar de Rijn en nam hij op 9 september 1899 deel aan het grote gevecht bij Bergen tijdens de landing van het Anglo-Russische leger.

    De Boer stortte zich, aan het hoofd van 9 jagers, op twee veldstukken, overmeesterde dezen en redde vervolgens luitenant-kolonel Trip het leven.

    Tijdens de slag bij Castricum werd hij zwaargewond door twee musket-kogels, twee bajonet-steken en een sabelhouw.


    Gedurende de winterveldtocht tegen de Oostenrijkers van 1800 nam De Boer, tijdens het gevecht bij Burg-Eberach, deze plaats stormenderhand en drong als eerste in het zwaar verdedigde klooster.

    Na deze veldtocht keerde De Boer terug naar Nederland en werd op 17 augustus 1802 benoemd tot tweede-luitenant en aangesteld bij het 5de bataljon Hollandse jagers.

    In datzelfde jaar vertrok hij met een detachement van zijn bataljon naar de kolonie Suriname, waar hij zich bezig hield met de landmeetkunde.

    In het voorjaar van 1803 werd De Boer met een expeditie naar Berbice gezonden. De oorlog met Engeland was inmiddels uitgebroken, De Boer werd met zijn detachement overmand en raakte in krijgsgevangenschap.

    Het transportschip, dat hem naar Engeland moest overvaren, leed op de kusten van Portugal schipbreuk en De Boer werd zwaargewond aan wal gebracht.

    Kort na zijn genezing werd hij uit krijgsgevangenschap ontslagen, als tweede luitenant bij het tweede regiment infanterie van linie geplaatst en nam hij deel aan de veldtochten in Hannover (1806) en Pommeren (1807).

    De Boer onderscheidde zich hier dermate, dat hij van luitenant-generaal Dumonceau, van het hoofdkwartier te Lunenburg en van zijn voormalige bataljonschef luitenant-kolonel B.A. Batenburg de meest vleiende getuigschriften verkreeg.

    In 1808 kwam De Boer met zijn bataljon aan bij de troepen die te Waalsdorp verenigd waren en leerde hier voor het eerst generaal baron Chassé beter kennen.

    Gedurende de grote mars die de troepen van het Hollandse strand tot achter de Spaanse Pyreneeën maakten leverde De Boer weer diverse bewijzen van zijn kunnen.

    Hij blonk uit tijdens het gevecht bij Durango en tijdens de slag van Missa d'Ibor (17 maart 1809). In oktober 1809 benoemde Chassé, die toen tot militaire gouverneur van een gedeelte van de provincie La Mancha was benoemd,

    De Boer tot zijn persoonlijke ordonnans-officier. Hij was belast met de diensttak der contributies en moest, door een kleine escorte vergezeld, dagenlang een gedeelte van de regio doorkruisen.

    Op 9 augustus 1812 werd De Boer tot eerste luitenant-adjudant benoemd.

    Hij liep een kogelwond op tijdens de vele gevechten en onderscheidde zich weer bij de overtocht van de brug over de Bidassoa, in de nacht van de 31ste augustus op de 1ste september 1813.

    Hij verkreeg hiervoor een zeer loffelijk getuigschrift van divisie-generaal baron d' Armagnac.

    Op 9 oktober 1812 werd De Boer benoemd tot kapitein bij het 54ste regiment infanterie van linie, in welke rang hij de veltocht van 1814 in Frankrijk meemaakte.

    Bij zijn terugkeer in het vaderland werd De Boer aangesteld als kapitein-adjudant van luitenant-generaal baron Chassé.

    Met zijn chef woonde hij de Slag bij Waterloo bij, waar hij werd gewond door het springen van een granaat en waar hij voor zijn verdiensten werd beloond met de Militaire Willemsorde vierde klasse.

    Op 16 juni 1817 werd De Boer bevorderd tot majoor en in december 1826 tot adjudant in het vierde grote militaire commando benoemd.

    Tijdens de eerste onlusten binnen Brussel en in Antwerpen week hij nooit van de zijde van generaal Chassé. Hij werd bij Koninklijk Besluit van 1830 benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, bevorderd tot luitenant-kolonel bij de generale

    staf en benoemd in de Nederlandse adelstand met als predicaat jonkheer voor hem en zijn afstammelingen.

    Ook in krijgsgevangenschap bleef hij aan de zijde van generaal baron Chassé, en keerde met hem terug, geattacheerd aan diens betrekking als gouverneur van de vesting Breda.

    Alhier werd hij in februari 1834 tot kolonel bij de generale staf benoemd en overleed hij, na een langdurig lijden, op 30 januari 1838

    11-07-2015 om 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    12-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Willem François Boreel


       
     
    Willem Francois Boreel, oprichter van het Regiment Huzaren van Boreel

    Willem François Boreel

    (Amsterdam, 3 september 1774 - Friedrichshafen, 21 mei 1851) was een Nederlandse militair.

    Hij speelde een belangrijke rol bij de oprichting van de Cavalerie van het Koninkrijk der Nederlanden.



    Willem François Boreel werd geboren als zoon van Willem Boreel en Maria Trip.

    Hij nam op 16 mei 1787, 12 jaar oud, dienst bij het Staatse leger en werd ingedeeld bij het "Hollandse Regiment Gardes te Voet".

    In 1791 ging hij over naar het "Regiment Gardes Dragonders" en in 1794 werd hij bevorderd tot luitenant. Na de Franse machtsovername in de Nederlanden in 1795 nam hij ontslag.

    In 1813 nam hij weer dienst bij de Nederlandse strijdkrachten en werd aangesteld in de rang van luitenant-kolonel.

    Op 25 november 1813 kreeg hij van koning Willem I de opdracht om een regiment huzaren op te richten.

    In 1814 heette het regiment eerst het '1ste Regiment Huzaren' en bestond deels uit militairen die voor de Bataafse Republiek, voor de Republiek der Verenigde Nederlanden of het Koninkrijk Holland hadden gediend.

    In april 1814 werden al twee eskadrons ingezet om Holland te bevrijden.

    Het regiment kreeg de naam '6e Regiment Huzaren' nadat de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden verenigd waren, april 1815, en nam onder Boreel's leiding op 16 juni 1815 deel aan de Slag bij Quatre-Bras.

    Na het sneuvelen van de commandant van de brigade waar zijn regiment was ingedeeld, generaal-majoor Jean Baptiste van Merlen, nam hij het bevel van de brigade op zich en nam in die functie deel aan de Slag bij Waterloo.

    Voor zijn optreden tijdens de slagen bij Quatre Bras en Waterloo werd hij op 8 juli 1815 onderscheiden, hij werd ridder 3e Klasse in de Militaire Willems-Orde, die in april van dat jaar was ingesteld.

    In 1820 werd hij tot kolonel bevorderd.

    In 1821 werd hij in de adelstand verheven

    Dit werd in 1826 gevolgd door een bevordering tot generaal-majoor en werd hij benoemd tot inspecteur der Lichte Cavalerie.

    In 1830 nam hij deel aan de Tiendaagse Veldtocht.

    In 1835 werd hij opperbevelhebber der Cavalerie.

    Op 5 november 1840 ging hij met pensioen.

    Hierna was hij 1841 tot 1844 opperstalmeester koning Willem II en vervolgens van 1844 tot 1849 grootmeester aan diens hof.

    Boreel werd ook diverse malen onderscheiden in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In 1831 werd hij ridder en datzelfde jaar nog commandeur in deze orde, in 1849 werd hij ten slotte bevorderd tot ridder Grootkruis.

    Boreel stierf op 21 mei 1851 in het Duitse Friedrichshafen.

    Het 43 Brigade Verkenningseskadron van 43 Gemechaniseerde Brigade van de Koninklijke Landmacht zet de tradities voort van het Regiment Huzaren van Boreel.

    De naar hem genoemde Boreelkazerne in Deventer is tegenwoordig onderdeel van een modern winkel- en uitgaanscomplex genaamd De Boreel.


       


    12-07-2015 om 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Frederik Willem van Brunswijk

    Frederik Willem van Brunswijk-Lüneburg-Oels

    (Brunswijk, 9 oktober 1771 - Slag bij Quatre-Bras, 16 juni 1815), bijgenaamd de Zwarte Hertog, was regerend hertog van Brunswijk(-Lüneburg) en bevelhebber in de napoleontische oorlog.

    Herzog Friedrich Wilhelm von Braunschweig-Oels, der Schwarze Herzog.jpg


    Frederik Willem was de jongste zoon van hertog Karel Willem Ferdinand en Augusta Frederika van Hannover, dochter van Frederik, prins van Wales.

    Hij trad 1789 in militaire dienst van Pruisen, werd kapitein bij een infanterieregiment en nam sinds 1792 deel aan veldtochten tegen Frankrijk.

    Na de Vrede van Bazel (1795) werd hij generaal-majoor.

    In 1805 erfde hij van zijn oom Frederik August het niet-soevereine hertogdom Oels in Pruisisch Silezië.

    De bestuurlijke hervorming van 1807 beroofde hem hier echter van alle politieke macht.

    Hij streed in 1806 in de Slag bij Auerstedt, waar zijn vader dodelijk gewond raakte.

    Hierop sloot hij zich met zijn regiment aan bij het korps van Gebhard Leberecht von Blücher, waarmee hij korte tijd in krijgsgevangenschap raakte.

    Aangezien zijn oudste broer, de zwakzinnige en vrijwel blinde erfprins Karel, kort tevoren was gestorven en zijn broers George en August diens handicaps deelden,

    volgde Frederik Willem zijn vader na diens dood op 10 november 1806 op in Brunswijk-Lüneburg.

    Napoleon bezette het hertogdom echter in 1807 en voegde het bij het Koninkrijk Westfalen, waar hij zijn broer Jérôme op de troon zette.

    De hertog ging hierna naar Zweden, vervolgens naar Bruchsal in Baden en in 1809 naar Wenen.

    Bij het uitbreken van de Vijfde Coalitieoorlog (1809) vormde hij in Braunau en Nachod (Bohemen) een circa 2000 man tellend eigen korps.

    Aan de zwarte uniformen van dit korps dankte Frederik Willem zijn bijnaam "de Zwarte Hertog" en het korps zelf de naam "de Zwarte Schare".

    Met de keus voor zwart bracht hij zijn wraakgevoelens jegens Frankrijk tot uitdrukking.

    Hij viel vanuit Bohemen aan Oostenrijkse zijde Saksen binnen en veroverde Dresden en Leipzig.

    Vervolgens besloot hij zijn toevlucht in Engeland te zoeken. Via Halle, Halberstadt, Brunswijk, Hannover, Delmenhorst vocht hij zich een weg naar Elsfleth en Brake, waar het korps zich inscheepte.

    Met name de bestorming van Halberstadt (29 juli 1809) en de Slag bij Ölper (1 augustus 1809), waar hij zich tegenover een meerderheid handhaafde, brachten "Brunswijk-Oels en zijn zwarten" grote roem en de status van volkshelden.

    Via Helgoland in Engeland aangekomen, werd hij met bewondering ontvangen en trad hij in Britse dienst.

    De Britse regering ging niet in op Frederik Willems voorstellen het korps Duitsland te laten binnenvallen, maar zette het in bij de strijd in Spanje en Portugal.

    De Zwarte Hertog bemoeide zich direct na de mislukking van Napoleons Russische veldtocht (1813) niet met de gang van zaken op het continent, maar na Volkerenslag bij Leipzig liet hij een gevolmachtigde Brunswijk weer in bezit nemen.

    Korte tijd later werd hij door zijn volk jubelend verwelkomd.

    De eerste tijd van zijn regering besteedde hij aan het opbouwen van een slagvaardige troepenmacht, waarmee hij zijn land aan de bedelstaf bracht.

    Zijn populariteit nam door zijn incompetente bestuur, mogelijk door gebrek aan bestuurlijke ervaring, danig af.

    De Zwarte Hertog - monument te Brunswijk

    Frederik Willem woonde korte tijd het Congres van Wenen (1814-1815) bij, dat Brunswijk-Lüneburg als Hertogdom Brunswijk formeel herstelde.

    Na Napoleons terugkeer trok hij wederom ten strijde. Hij sneuvelde door een kogel in de Slag bij Quatre-Bras, twee dagen voor Napoleons definitieve nederlaag bij Waterloo.

    Hij werd opgevolgd door zijn minderjarige zoon Karel II, namens wie zijn zwager, de latere George IV, het land regeerde.

    Frederik Willem was sinds 1802 gehuwd met Maria van Baden (1782-1808), dochter van Karel Lodewijk van Baden. Uit het huwelijk werden drie kinderen geboren:

    12-07-2015 om 00:00 geschreven door guy  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)


    Over mijzelf
    Ik ben Guy
    Ik ben een man en woon in Izegem (België) en mijn beroep is pensioen.
    Ik ben geboren op 04/06/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Geschiedenis.
    Even dieper gaan graven naar de deelnemers van deze vierdaagse bloederige veldslag...
    Archief per week
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015

    Inhoud blog
  • Frederik Willem van Brunswijk
  • Willem François Boreel
  • Hijbo Everdes de Boer
  • Gebhard Leberecht von Blücher
  • Adriaan Bijleveld
  • Charles de la Bédoyère
  • Daniël Otto Bagelaar
  • Alexandre Charles Joseph Ghislain graaf d'Aubremé
  • Andries Laurens Akersloot van Houten
  • Miguel Ricardo de Álava y Esquivel
  • Wat voorafging en de gevolgen.
  • De hoofdrolspelers
  • De voorgeschiedenis van de Slag bij Waterloo
  • DE Slag bij Waterloo
  • Napoleons' vroegere veldtochten
  • Napoleon (af-)beeltenissen
  • Napoleon Bonaparte
  • Welkom

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs