Zijn gedichten waren niet bestemd voor een publiek, ook niet voor mij, zijn zoon en later collega. Eerst toen hij mij als een collega beschouwde werden wij vrienden. Liefde was er altijd geweest, maar die bleef afgedekt, beheerst. Een primus perpetuus, dus een super-leerling en student in Vlaamse, Franstalige en Duitse scholen , athenea en colleges en daarnaast een begenadigd pianist , een wonderkind, dat door zijn vader, mijn grootvader, met ijzeren, militaire tucht was groot gebracht. Een romanticus, een teer hart, in een stalen greep, een bijzondere intelligentie die door zijn belezenheid en liefde voor de film een persoon was die door vrienden, personeel bewonderd werd en op handen gedragen. Ik zei het al, ik had het moeilijk met hem en leerde hem eerst kennen, veel later, spijtig maar des te intenser. Evenals mijn grootvader, zijn vader had ook hij een prachtig handschrift, dat heel erg aanleunt bij het sierlijke Gothische schrift. Het schoolschriftje waarin mijn broer de gedichten vond, was flink op weg om als antiek geklasseerd te worden, helaas de inkt had zijn intensiteit al wat verloren en maakte de gescande teksten soms onduidelijk. Aan een origineel wordt niet geprutst, vandaar, laat het mij respect voor de dichterlijke vrijheid noemen, ik heb geen verbeteringen aangebracht. Nog enkele gedichten wachten op "publicatie" in Bloggen. Zou hij het mijn vrijpostigheid kwalijk nemen? Ik denk het niet.