Dit hoofdstukje ligt een tikkeltje gevoelig. Van onze va weet ik eigenlijk niet zoveel, maar het was in elk geval gene gewone. Wel weet ik dat ook hij geen al te beste jeugd heeft gekend. Zijn biologische vader heeft hij nooit gekend, die was al overleden nog voor hij geboren was. Uit dat eerste huwelijk had hij al een oudere zus en broer. Zijn moeder is vlug hertrouwd en uit dat huwelijk zijn nog eens drie kinderen voort gekomen, drie dochters. Naar men mij verteld heeft zijn die drie eerste kinderen erg verwaarloost, voor zijn moeder telde alleen de drie laatst geboren dochters, maar nogmaals, echt het fijne weet ik daar niet van. Wel weet ik dat hij nooit een echte thuis in de echte zin van het woord nooit een thuis heeft gekend. Hij ging zelden naar school, en kon dus amper een klein beetje lezen en schrijven. Dus raakte hij op den dool en begon hij wat rond te zwerven als een landloper, een soort vagebond. Hij ging hier en daar wat bij de boeren helpen, hij ploegde het veld, molk de koeien, plantte aardappelen, want de boeren stiel kende hij wel. Wat later, bij een grote boer ergens in Boechout vond hij zo min of meer zijn vaste stek, hij was daar bijna als kind aan huis, en daar is hij een hele poos gebleven. Hij had kreeg de kost en inwoon. Hij sliep daar op de zolder boven de koeienstal, en bewerkte daar mee het land zoals ik hierboven al beschreef. Ook kreeg hij hier en daar wat afgedragen kleren, wand kleding die had hij zo goed als niet ,juist de “ lompen”die hij aan zijn lijf had. Op zondag voormiddag wanneer de koeien verzorgt en gevoerd waren en al de andere dieren hun stal was uitgemest, kreeg hij van de boer zijn “ préé ”. Dat was niet meer dan wat zakgeld. Daarmee kocht hij dan in de eerste plaats een pakje toebak, en met de rest ging hij op café om er wat pinten te gaan drinken en om er wat gezelligheid en vermaak te zoeken
omdat hij dat nergens anders kon vinden dan in de kroegen. Later wanneer hij met mijn moeder getrouwd was (daarover later in dit “ verhaal ” wat meer) Als ze dus getrouwd waren kende ik hem maar nauwelijks, maar geloof me, toen was ik echt bang van hem en zag me staan. Hij ontpopte zich als een stuurse en nukkige ongezellige man. Van het huwelijk wist hij niets en had nooit geleerd of wist niet wat geluk of gezelligheid was, en met kinderen kon hij al helemaal niet omgaan. Waar zou hij het trouwens geleerd moeten hebben.
Al wat hij toen had en waar hij om gaf was zijn hond, en daarmee ging hij op zondag voormiddag naar de training. Een eind in de namiddag kwam hij dan terug naar huis, en als hij nog wat geld had, kwam hij dronken thuis, smeed zijn hond in het kot en kwam dan al waggelend binnen. Ging achter de Leuvense stoof zitten. Ik met mijn broertje zaten altijd aan de andere kant van de stoof gewoon maar op de grond. En dan begon het “ feest ”, eerst begonnen ze wat tegen elkaar te schelden te roepen en tieren, en dat eindigde steeds met een fel handgemeen en sloegen ze elkaar. Ik en mijn broertje (die ik voortaan onze jos zal noemen) wij wisten dan van pure ellende en grote schrik niet waar kruipen. Tracht van je dat nu eens voor te stellen. Onze jos altijd een hevig ventje, begon dan uit frustratie met een blokje hout dat daar op de grond lag, op mijn kop te slaan zodanig dat ik het uit schreeuwde van de pijn, waarop onze va dan brulde, geef hem maar goed wat klop joske, “ wand dat is er toch gene van mij” Toen besefte ik nog niet wat hij daarmee bedoelde. (nu wel). Ooit gebeurde het dat ze op de grond lagen en elkaar zo danig aan het afrossen waren dat onze jos uitriep va…vaaaa … vermoord ze niet, vermoord ze niet. Zeg nu zelf, wat een situatie. Wat me toen altijd verbaasde was, dat enkele uren na al dat gebeuren alles bedekt wier met de mantel der liefde, alles terug koek en ei. Wat kan de liefde toch wonderen verrichten. In dit verband wil ik toch nog zeggen dat al die toerstanden later wel wat in goede zin veranderd zijn. Een passende verklaring hiervoor weet ik niet, maar de filosofie hierachter kan de volgende zijn. Normaal voeden de ouders hun kinderen op, maar in dit specifieke geval waren het de kinderen die hun ouders opgeleid en opgevoed hebben. (een doordenkertje misschien).