Ik
had een poster met daarop een viertal wandelende kamelen aan mijn raam gehangen. Ik koos voor deze imposant wiegende woestijnschepen vanuit een soort stil
protest tegen het alsmaar drukker wordende verkeer in onze Westerse
maatschappij en in het bijzonder het verkeer langsheen de Barron Ruzettelaan te
B. alwaar het de laatste maanden wegens wegwerkzaamheden kwalijk
manoeuvreren is.
Maar
goed, blijkbaar snappen mensen zo'n dingen dan weer niet. Het merendeel der omliggende bewoners vermoedden in mij een woestijnreiziger met een aangeboren liefde voor kamelen.
Ah, hoe kan de mens soms dwalen in zijn denken.
Ik
voel helemaal geen liefde voor kamelen. Eigenlijk heb ik een afkeer van de
meeste gewervelde dieren omdat ik vind dat zij, vanwege al die wervels, erg
onhandelbaar zijn. Kijk. Met een slang is het eenvoudig. Die rol je op en steek
je in je binnenzak. Makkelijk zat. Dat moet u met een paard of een koe (die net
als de kameel gewerveld zijn) dus niet proberen. Ik wil wat ik lief heb mee
kunnen nemen, zo simpel is dat.
Met
een hond ligt dat natuurlijk anders. Mijn liefde voor de hond is groot. Maar
een hond dient het erf te bewaken. Die hoef je dus nooit mee te nemen. Tenzij
je een alarminstallatie hebt hangen in je huis. Dan wordt de hond algauw
overbodig. Maar hoeveel mensen, behalve de nieuwe rijken, hebben een
alarminstallatie in hun huis?
Om de talrijke misverstanden aangaande mijn kamelenposter uit de weg te ruimen hing ik onlangs een poster met daarop een stilleven van glas. Negen mooi geschikte glazen kruiken. Mijn buurman die een opmerkzaam man is sprak mij daarover aan en zeide:
"Ik zag dat u als vervanging voor het glas hebt
gekozen?" "Dat heeft u goed gezien, buurman!"
Dit keer wel vanwege een liefde. Mijn liefde voor de liefde.
Liefde is als glas. Transparant en breekbaar. Soms een
bedrieglijk randje.
Ik word gestalkt. Sinds enkele weken loopt er constant een dikke, zwarte vrouw achter me aan. Hoe ze eruit ziet weet ik niet want ze loopt altijd
achter mij. Ze heeft wel platvoeten. Dat hoor ik aan haar stap. Zelf was ik
daar nooit achter gekomen maar mijn broer is orthopedist en toen ik hem kond
deed van het geluid van haar stap was hij formeel. Platvoeten!
Als ik me met een ruk omdraai om een glimp van haar op te vangen
draait zij zich telkens tijdig om. Ze draagt een trainingspak van Nike en ze
heeft een kont in haar trainingsbroek zitten om uit te kweken. Zelfs een
breedbeeldtelevisie van Samsung valt hierbij in het niets. Wie het merk Samsung
zo'n beetje kent weet meteen dat het hier inderdaad een kanjer van een kont
betreft. Je zult op dergelijke momenten maar een toiletpot zijn. Of een bidet.
Ik zeg maar iets. Het is voor mij ook weekend.
Vorige week was mijn stalkster verkouden. Ze liep te blazen, te puffen, te snuiten en te hoesten dat horen en zien mij verging. Gestalkt worden is lang niet onaangenaam maar als de stalking in kwestie met dergelijk 'lawijt' gepaard gaat dan
hoeft het voor mij niet echt. Stalken dient in stilte te gebeuren. Er moet een
soort geheimzinnigheid rond het hele gebeuren hangen. Niks van dit alles dus. Deze week is die verkoudheid zelfs overgegaan in een uitslaande
pneumonie. Alsof er achter mijn rug een hele volksstam met ademhalingsproblemen
tekeer gaat. Bij elke omdraaiende beweging merk ik nochtans dat zij nog steeds
solo opereert. Volgens mij heeft zij vogelgriep opgelopen door met een niet
opgehokte kip op stok te gaan. Wie zal het zeggen? U in elk geval niet, te
oordelen naar uw pientere blik.
'Miss lawaai XXL' heb ik haar genoemd. Ik hoop dat ze daar kan
mee leven. Voor mij is het allang geen leven meer. het is een luidruchtige kwelling van heb je me daar. Door het hele gebeuren is er ook een donkere kant aan mijn leven gaan zitten. Ik heb (om het eens kleurrijk uit te drukken) bij wijze van spreken al heel wat zwart achter de rug. Hahaha. Voor dergelijke schitterende woordspeling mag ik mezelf altijd wakker maken. Als ik er mijn bed niet voor uit moet wel te verstaan.
U heeft het ongetwijfeld ook, dat u soms iets hebt waarvan u
denkt: "Dit hebbeding moet ik goed bewaren want anders raak ik het
kwijt."
Dat u het dan in een zakje stopt en dat u dan voor de zekerheid
dat zakje nog eens in een ander zakje stopt. Een mens weet immers nooit. Maar
zo'n zakje blijft natuurlijk maar een zakje en dus stopt u dat dubbele zakje
voor de zekerheid toch nog maar even in een doosje. Over dat doosje gaat dan
natuurlijk ook een stevige kwaliteitszak van vleeswaren Renmans. Die bindt u
vervolgens dicht met een touwtje want het pakket dient bij elkaar gehouden te
worden.
Het pakje wordt in een kast gelegd en over het pakje komt ook
een dekentje dat om één of andere reden eerder in die kast was blijven
slingeren. U sluit met een tevreden gezicht de deur van de kast en draait de
sleutel om die u vervolgens in de lade van een commode legt. Uw snuisterij zit
veilig tot het einde der tijden.
Anderhalf jaar later heeft u, wegens omstandigheden, plots nood
aan datgene wat u had weggeborgen. Drie uur later vindt u de sleutel van de
kast in een totaal andere lade van een totaal andere commode dan degene waarin
u hem had opgeborgen. U maakt met kloppend hart de kast open maar uw pakje
blijkt spoorloos. Hoe kan dat nu?
Blijkt uw vrouw het pakje, drie dagen nadat u het had
opgeborgen, te hebben meegegeven met Oostpriesterhulp in de veronderstelling
dat het hier die wollen pyamabroek betrof die zij ooit in diezelfde kast had
opgeborgen in de foute veronderstelling dat ze die ooit nog had kunnen
gebruiken.
Je spreekt een week geen woord meer met elkaar tot er zich plots
een nieuw hebbeding aanbiedt.
Er is een drink op het werk. We krijgen allemaal een fluitglas
ondermaatse schuimwijn in ons handen geduwd en de noten, de chips en de koude
groenten staan er om te pakken. Ge moet maar pakken!, zegt men dan, en men
verdoezelt hiermede meteen een gebrek aan organisatorisch talent gekoppeld aan
een tekort aan financiële middelen om enkele obers te laten opdraven. En
achteraf zal men die ongemakken nuanceren en men zal zeggen dat het toch zeker
maar een drink betrof en dat de belangrijkste reden van zon drink toch in
eerste instantie het samenhorigheidsgevoel is.
Welk samenhorigheidsgevoel? Waarom moeten mensen zonodig bij elkaar
gedreven worden? Daar komt toch niks dan narigheid van.
Mireille wendt zich tot Martin met haar darmklachten en sleurt er ook
maar meteen de problematiek van haar vapeurs ofte opvliegers bij. Uitgerekend
tot Martin, wendt zij zich. Martin, die zelf herstellende is van een hernia na
dat accident met die betonmolen tijdens de aanleg van zijn oprit. Maar Mireille
weet dat niet, van die oprit en dat accident en die hernia. Ze weet zelfs niet
dat Martin gebouwd heeft. Wat zou ze, de naargeestige kalle!
Fons van de bureau beklaagt zich bij Marcel aangaande storende
flikkeringen in zijn nieuwe flatscreen en gaat er blijkbaar van uit dat Marcel
nog steeds op de aankoopdienst zit. Maar Marcel is al meer dan drie jaar weg op
die dienst en houdt zich nu onledig met het onderhoud van de koffiezetapparaten
in de cafétaria. Dus staat Fons daar te zagen en in feite is dat al jaren
Marcel zijn artikel niet meer. Maar denkt ge dat Marcel daar iets op zegt? Wat
zou hij! Die staat gewoon te doen alsof hij luistert naar Fons en veinst zelfs
enige interesse.
Jacqueline, de receptioniste, grijpt naar een stukje bloemkool en raakt
met haar mouw te kloefe in de cocktailsaus. Er pats middenin, zeg maar. Ze
vraagt aan Etienne van de dienst verzekeringen of dat kan ingebracht worden,
zon accident, waarop deze antwoordt dat hij het zelf zal proberen te
arrangeren. Nog voor Jacqueline kan reageren staat hij met zn vuile zakdoek
aan die mouw te wrijven waardoor er benevens cocktailsaus nu ook een neuskeutel
aan Jacqueline haar mouw hangt. En niet zon petieterige keutel maar een echte
joekel want Etienne is een turbosnuiter met gietijzeren reukorgaan.
Een eind verderop probeert Lionel, de personeelschef van de dienst, de
aandacht te trekken van op een geïmproviseerd podium van op elkaar gestapelde
bierbakken. Eens hij die aandacht eindelijk heeft dondert het podium in elkaar
waardoor Lionel met zijn smoel vol tegen de tegels van de refter gaat. Zijn
bril in gruzelementen en een schedelbreuk of zeven. In zijn val sleurt hij de
microstandaard mee die met oorverdovend gedruis op één der tafels dondert. Het
gedruis in kwestie bezorgt Christelle van het archief een danig verschot dat
haar spiraaltje er met een knalletje uit haar gleufje van floept.
Na Christelle haar ijzingwekkende hulpkreet zakken de mannen massaal op
de knieën en gaan en masse op zoek naar het hoog technologische antibaby
krulletje. Stelletje uitslovers! Als een gediplomeerde Nilfisk dweilt Etienne
met zijn enorme snuiter elke hoek en kant als betreft het hier de
internationale delfkampioenschappen .
Gilbert, parkingwachter in hoofdberoep en grootste komiek van de bende in
bijberoep, draait een balpen los, steekt triomfantelijk het spiraalveertje in
de hoogte en krijst: Zoeken jullie dit? Lachen, gieren, brullen en her en der
een natgezeikte slip. Ambiance!
Niks dan narigheid dus. En morgen gewoon weer aan het werk.
Zij hebben samen al vele watertjes doorzwommen. Irma en Erna.
Twee handen op één buik. Al meer dan dertig jaar samenwonend. Geen seksuele
relatie maar een hechte vriendschapsband. Indertijd, toen hun hormonale beek
nog vloeide, waren zij op hetzelfde tijdstip ongesteld. Nu zaten zij in de
rustige periode. Zelfs de opvliegers zijn dragelijk geworden.
Beiden zijn getrouwd geweest. Alle twee weduwe. Hun mannen zijn
samen gestorven in Thaïland aan de gevolgen van een voedselvergiftiging terwijl
zij als officiële bestemming voor hun reis Düsseldorf hadden opgegeven. Iets
met een internationaal congres over hogedrukreinigers. Dat was op 16 september
1973. Wat die twee precies op Thaïland waren gaan uitvreten daar hadden Irma en
Erna het raden naar. Dat wisten zij niet. Dat wilden zij ook niet weten.
Het gebeuren had diepe wonden geslagen. Gekwetst, vernederd en
bedrogen.
Samen uit de put geklauterd. Samen hun leven weer opgenomen. In
totale harmonie naar elkaar toe gegroeid. Ze wonen drie hoog, op een flat die
uitkijkt op het park. De flat heeft een prachtig terras waar Irma niet durft te
komen vanwege hoogtevrees.
Als Erna koorts heeft dan voelt Irma zich ook meteen geen
honderd procent. Valt Irma ten prooi aan diaree dan liggen er voor Erna krampen
op de loer. Als de ene valt dan gaat de andere er meteen naast liggen. Een
wagen hebben ze niet want ze verplaatsen zich per tandem. Irma zit van voren
omdat Erna mindere ogen heeft. Als het vriest nemen ze de bus.
Fans van de gewone Belgische keuken. Chinees lusten ze niet,
Turks moeten ze niet en van alle andere uitheemse gerechten krijgen ze eczeem.
Erna nog het meest. In 1996 kreeg zij tijdens een benefietbanket het stokje van
een Senegalese brochette met gestoomde Gnoe in haar oog. Sindsdien moet zij
brillen. Voor een geschikt montuur werden vierendertig opticiens bezocht. Erna
heeft namelijk moeilijke oren.
Ze ontwerpen zelf hun kledij. Sober doch smaakvol. Erna tekent
de patronen en Irma snijdt de stof. Wie het geheel aan elkaar naait is tot
hiertoe niet geheel duidelijk. Bij kleine défauts geven ze elkaar de schuld. De
geschillen lopen echter nooit uit de hand. Tegen de avond zitten ze alweer
gezellig vanonder een gezamenlijk dekentje naar hun favoriete soaps te kijken.
Beiden stemmen ze CD&V. Irma geilt op Luc Van den Brande
terwijl Erna haar natte slip bij Herman Van Rompuy haalt. Over deze vermeende
romances wordt onderling niet gedebatteerd.
Laten het nu precies die twee droge pruimen zijn die mij onlangs
vroegen om hun biografie te schrijven. Wel wel wel, u had mij moeten horen!
Meneer Vanvoren stond een sigaretje te roken op de drempel voor
zijn huis. Met de kont losjes tegen het vensterkozijn en het ene been over het
andere geslagen. Precies als wou hij een soort nonchalance uitstralen. Armen
over elkaar gekruist ook. Als ik het mij goed herinner lag het rechterbeen over
het linkerbeen en stak de linkerarm door de rechterarm. Helemaal zeker ben ik
daar niet van. Ik heb immers ook mijn minder heldere momenten qua
oplettendheid.
Meneer Vanvoren mocht van zijn vrouw, mevrouw Vanachteren, niet
in huis roken. Die twee hadden vaak ruzie. Niet over dat roken. Daar had meneer
Vanvoren zich al een hele tijd bij neergelegd. Het gaf hem zelfs een bepaalde
rust in zijn leven om zo af en toe eens buiten te zijn. Nou ja, wat heet af en
toe. Meneer Vanvoren rookte dermate veel dat hij eigenlijk meer buiten dan
binnen stond. Soms vroeg hij zich weleens luidop af waarom hij ooit dit huis
had gekocht maar om daarvoor nu ruzie te maken, neen, zo was meneer Vanvoren
niet.
Hun ruzies hadden altijd te maken met de seksuele kant van hun
huwelijk. Het was immers zo dat meneer Vanvoren het graag van achter deed
terwijl mevrouw Vanachteren het eigenlijk liever van voren had. Daar hadden die
twee dus altijd slaande ruzie over.
Als je meneer Vanvoren vroeg naar het waarom van zijn voorkeur
dan zei hij: "Nou kijk, mijn wijf heeft zo'n vreselijk lekker strak
gaatje, daar van achter!" Vroeg je mevrouw Vanachteren naar haar versie
van de feiten dan fluisterde ze: "Nou ja, die hufter is danig zwaar
geschapen dat m'n darmstelsel telkens ontregeld dreigt te raken!"
In een ver verleden hadden ze zich, precies vanwege hun namen,
tot elkaar aangetrokken gevoeld. Meneer Vanvoren had gedacht dat het wel goed
zat met een blonde stoot die Vanachteren heette en mevrouw Vanachteren voelde
zich bepaald veilig bij iemand die Vanvoren heette. Dat was dus volledig
verkeerd gelopen, die interpretaties.
Na lang aandringen van de huisdokter waren ze ooit in therapie
gegaan bij een seksuoloog maar die geslachtsknijper bracht weinig zoden aan de
dijk. Die oelewapper was met het idee gekomen om het dan maar om de andere dag
anders te doen. Op pare dagen van voren en op onpare dagen van achter. Toen
meneer Vanvoren opmerkte dat mevrouw Vanachteren precies op onpare dagen aan
hevige migraineaanvallen ten prooi viel wist de deskundige even niet meer waar
zijn muts stond. Hij had nog geprobeerd om zijn voorstel om te draaien maar los
van haar migraine op onpare dagen bleek mevrouw Vanachteren tijdens pare dagen
last te hebben van opvliegers. En de heer Vanvoren was er de man niet naar om
met een bezweet wijf te liggen rampetampen. "Dan hebt u een seksueel
probleem", had de arts in kwestie opgemerkt na dewelke de heer Vanvoren en
mevrouw Vanachteren resoluut zijn kabinet hadden verlaten. Niet zonder evenwel
eerst te hebben betaald.
"Had ik met die 150 euro net zo goed naar de hoeren kunnen
gaan, schatje", mompelde de heer Vanvoren tegen zijn wijf toen ze buiten
stonden waarop mevrouw Vanachteren een beetje gepikeerd antwoordde: "Jaja,
dan kun je me schatje noemen, ellendeling!"
En nu stond de heer Vanvoren dus geheel nonchalant een sigaretje
te roken voor zijn woning. Ik knikte goeiendag en hij knikte minzaam terug.
Toen ik informeerde naar mevrouw Vanachteren keek hij naar de stoeptegels en
verscheen er een triestige uitdrukking op zijn gelaat. "Weet u wat het is
met dat verdomde wijf van mij? Zij weet van voren maar half dat zij van achter
leeft!"
En toen begon hij te wenen. Dikke tranen liepen uit frustratie
langs zijn bolle wangen.
Ik had medelijden en probeerde hem te troosten met de mededeling
dat weinig mannen zich op het thuisfront toegang konden verschaffen via de
achterdeur. Helaas, zijn tranen bleven stromen.
Toen heb ik haar, eerder uit noodzaak
dan uit liefde, een brief geschreven. Onrustig dwaalden mijn gedachten over het
gebleekte papier. Ik schreef en verzocht haar:
Florence,
Onterf mij van al die materie.
Schrap mij uit geld en waardevolle
zaken.
Laat mij de kleine dingen na.
Ik wil de leuning van de houten stoel
op de veranda.