We rijden van Luang Prabang naar Vang Vieng. Ik kijk naar buiten en ik voel me redelijk ok. Wat mijmerend strompel ik over een gedachte. Dat redelijk ok voelen eigenlijk zo slecht niet is. Dat, gegeven de vijandige omstandigheden waarin we geboren worden waar fysieke gevaren ons omringen en pijn onvermijdbaar en geduldig wacht sadistisch toe te slaan bij mezelf en de mensen die ik graag zie, het mijn plicht is beter mijn best te doen. Nu toch, beter wordt het niet. Ik zet mijn muziek op en kijk wat beter naar buiten. De zon scheert de toppen van de groene zaagtandbergen die deze regio zo uniek maken. Het gouden moment is daar weer. Ik voel me niet redelijk ok, ik voel me fokking eurofisch. Het is mijn favoriete emotie waarin het ultieme besef van de zuivere realiteit zich mengt met de dromerige rebellie daartegen. Wat melodramatisch allemaal, maar ik daag iedereen uit dat specifiek parcours af te leggen en niet melig te worden. Misschien moet je wel juist een voedselvergiftiging achter de rug hebben, dat kan er ook wel mee te maken hebben.
In Vang Vieng gaan we tuben, hetgeen vrij vertaald 'wat al dan niet beschonken dobberen in een opgeblazen binnenband van een camion' betekent, in een grot en kayakken. Heel plezant. Die avond gaan we uit, het is onze laatste avond. Vanaf morgen keren we terug richting Bangkok om Inneke te gaan ophalen en Guy uit te zwaaien. We beseffen dat er ons nog wat moeilijke momenten te wachten staan aangezien Bangkok onder water staat en niemand echt weet wat er komen zal. Het is wel heel erg, er drijven krokodillen door de straten van Bangkok en het water spuit langs de afvoerbuizen van huizen naar binnen. Ik maak me zorgen voor Inneke en Guy, Guy maakt zich zorgen voor Inneke en mij en Inneke maakt zich zorgen voor mij en Guy. Zondag hopen we elkaar allemaal goed en wel terug te zien op de luchthaven van Bangkok.