Een ik, Marc Cassandra, schrijft vanuit een afkickcentrum aan oude onbekenden, familieleden, de satan en zijn dokter. Hij stelt zich wel tussendoor de vraag of de brieven wel echt geschreven zijn, deze onzekerheid overvalt hem vaak. Marcs familie bevindt zich aan de onderkant van de samenleving. Hij heeft een labiele apathische vader, een broer die de neus van zijn vriendin verbrijzeld heeft, een moeder in de gevangenis en een oudere broer die door de staat Texas niet met een schaar wordt vertrouwd. Van zijn dokter moet Mark Refusal, een ontwenningsmiddel, nemen. Maar hij wordt hier alleen maar gekker van, hij vraagt zijn dokter om de medicatie stop te zetten en die gaat daarmee akkoord. Hierdoor wordt Marc overspoelt door helderheid en hoop. In dit verhaal ontstaat er wederom twijfel over wat pure fictie en wat realiteit is. De auteur heeft zelf in een afkickcentrum voor drugs- en alcoholverslavingen gezeten, waardoor veel geschreven is vanuit zijn persoonlijke ervaring.
Als je de naam Bob de wurger hoort denk je vast direct dat dit niet zijn gewone naam is. Hij kreeg zijn bijnaam omdat hij na een romantisch avondje thuis zijn vriendin wurgde, nieuwelingen dachten vaak ook dat hij haar ook nog eens opgegeten had. De verwarring is nog niet zo ver te zoeken, hij at namelijk na zijn vriendin vermoord te hebben één van haar kippen op. Op een avond waren een aantal bajesklanten de tijd in hun cel aan het doden met een binnengesmokkeld tijdschrift. Een bladzijde was helemaal doordrenkt met LSD+ en een of ander veterinair kalmeringsmiddel voor grote dieren. Bob maakte voor elk van hen dezelfde voorspelling dat ze elk de oorzaak zouden zijn van een moord. Later bleek de voorspelling uit te zijn gekomen, eentje pleegde zelfmoord, de ander doodde een lijfwacht na de beroving en de laatste doneerde zijn besmet bloed voor wijn te kopen. Alle drie lagen ze aan de oorzaak van een moord en was Bob de wurger zijn voorspelling voor honderd procent uitgekomen.
Een jongeman, in veel opzichten gelijkend op de auteur, merkt in een restaurant een vrouw op die sterk lijkt op de echtgenote van een vriend van hem. Waardoor hij een grote drang voelt die vriend op te bellen. Eenmaal wanneer hij besluit te bellen is het niet zijn vriend maar diens vrouw die opneemt. Ze is helemaal overstuur, haar man is die ochtend overleden aan een hartaanval. Na het telefoontje herinnert de jongeman zich de collega-schrijver, wonend in een afgelegen schrijversresidentie in stoffig Texas. Hij is stervende, maar dit is niet de enige persoon die de jongeman zich herinnert. Ook zijn goede vriend Link denkt hij weer aan, voor wie hij in diens terminale fase gezorgd heeft. Hij herinnert zich zijn laatste momenten, waarin een dementerende ex-vrouw afscheid komt nemen. Vlak daarvoor was Link nog één keer zijn bed uitgekomen om een paar passen door de regen te lopen. Hij was op zoek naar 'de juiste kamer', die hij gevonden had door dezelfde kamer via een andere deur weer binnen te komen. Link was helemaal nat gespetterd maar niet doorweekt toen hij zijn badjas afgooide, in bed ging liggen, zijn vriend bedankte voor zijn hulp om hem in de juiste kamer te krijgen en onmiddellijk begon dood te gaan. Zelf de verteller van het verhaal heeft het over het einde over de dood:' Het zal je duidelijk zijn dat ik op het moment dat ik dit schrijf niet dood ben. Maar misschien wel tegen de tijd dat je dit leest.'
In het laatste verhaal 'Doppelgänger, poltergeist' gaat het om wie is wie. De hoofdpersoon, een universitair literatuurdocent, vertelt het verhaal van een begaafde leerling, dichter en vriend genaamd Marcus. Marcus laat zich het merendeel van zijn leven beheersen door de complottheorie dat de dode Elvis Presley niet de echte Elvis zou zijn. Zelf maakt de docent zich zorgen over één van de gedichten van de vriend, namelijk of hij hem daarin niet te kijk zet, eveneens een identiteitskwestie.