Een ik, Marc Cassandra, schrijft vanuit een afkickcentrum aan oude onbekenden, familieleden, de satan en zijn dokter. Hij stelt zich wel tussendoor de vraag of de brieven wel echt geschreven zijn, deze onzekerheid overvalt hem vaak. Marcs familie bevindt zich aan de onderkant van de samenleving. Hij heeft een labiele apathische vader, een broer die de neus van zijn vriendin verbrijzeld heeft, een moeder in de gevangenis en een oudere broer die door de staat Texas niet met een schaar wordt vertrouwd. Van zijn dokter moet Mark Refusal, een ontwenningsmiddel, nemen. Maar hij wordt hier alleen maar gekker van, hij vraagt zijn dokter om de medicatie stop te zetten en die gaat daarmee akkoord. Hierdoor wordt Marc overspoelt door helderheid en hoop. In dit verhaal ontstaat er wederom twijfel over wat pure fictie en wat realiteit is. De auteur heeft zelf in een afkickcentrum voor drugs- en alcoholverslavingen gezeten, waardoor veel geschreven is vanuit zijn persoonlijke ervaring.