|
Ik het algemeen ben ik niet zo iemand die veel herinnert uit haar jeugd. Sommige dingen zijn blijven hangen door de jaren heen zonder reden. Zoals dat ik vroeger altijd met Tom, Bart en Matthijs taartjes maakte van zand en dat ik moest huilen in het eerste leerjaar omdat ik Charo haar rollerskates niet mocht gebruiken. Dat Arne vroeg of hij met mij mocht trouwen en dat ik een pestkop was. Het enige wat ik heb onthouden dat ik eigenlijk liever zou vergeten, is een droom die al jaren door mijn hoofd blijft spoken. Niet dat ik hem steeds opnieuw droom ofzo, maar ik denk er echt verschrikkelijk vaak aan. Zomaar ineens, zonder aanleiding.
Ik zat op een bankje aan de kust. Een grijs bankje, ik droeg een wit kleedje. Naast mij zat een oude man met een labrador en een stok. Het bankje stond op de dijk, ik was zeker dat het een dijk was, ook al zag ik nergens strand, zee, duinen of appartementen. Naast het bankje stond een vuilbak. Zo'n groene met een wit mannetje erop die iets weggooit. Van die vuilbakken die overal in Vlaanderen te vinden zijn. Ik zat daar met de man op het bankje en ik keek naar mijn kleedje, ik weet niet naar waar de man keek, maar hij leek in ieder geval geen intresse te hebben in mij. Toen liep ineens mama voorbij. Ze droeg ook een wit kleedje. Plotseling was er aan de andere kant van het bankje een lijnbus gestopt, de deuren waren open. Mama liep naar de bus terwijl ze een beetje rondkeek, maar ze keek niet in mijn richting. Het maakte me bang. Ik trok aan de rand van mama's kleedje, ik wou iets tegen haar zeggen, maar ik wist niet wat. Mama keek op, maar niet naar mij. Toen liep ze verder, en wanneer ze op het trapje van de bus stond, werd ik altijd wakker.
|