Er is een Otter die niet in het water durfde gaan. Hij is in een zoo in Nederland. De mensen kunnen zien hoe ze met het dier omgaan.
Proberen in het water.
De verzorgers proberen hem in het water te laten gaan. Er is een verzorger in het water met voedsel en de otter probeert in het water het voedsel te nemen. Hij zal bijna kunnen zwemmen.
Ik vind het goed dat ze hem leren zwemmen omdat hij dan in de natuur goed gaat kunnen leven.
Beste lezers, . De leerlingen van de basisschool leren dezelfde leerstof als ons, maar ze doen dat op de boerderij.
Het is leuk omdat je je bezig houdt met dieren. De leerlingen verzorgden de dieren.
Nauwkeurig meten Ze moeten de traktor in werkelijkheid meten. Ze doen dit om de schaal te weten of om te weten hoeveel keer die kleine traktor in de grote traktor gaat .
Volwassenen en kinderen gewond en gestorven Er is een aardbeving geweest in Nepal. Er waren boven de 3000 volwassenen en kinderen gestorven. Er zijn 6500 mensen en kinderen gewond.
Angst De mensen en kinderen zijn nu bang dat er een nieuwe aardbeving komt. Dus nu slapen ze in tenten. Huizen kunnen nog instorten Er kunnen nog aardbevingen komen.
Voedseltekort Ik vind dat triestig, omdat dat een arm land is. Ze hebben weinig drinken en eten. Er is een aardbeving gekomen en nu hebben ze misschien niks meer.
Hoop Maar ik vind dat leuk dat andere mensen hun gaan helpen.
Er waren 2 meisjes. Ze zochten wat het vlugst ging om op te zoeken: internet of de bibliotheek.
De twee meisjes moesten 5 vragen beantwoorden.
Het ene meisje zocht informatie op internet. Het andere meisje zocht in boeken.
Het meisje dat op internet zocht heeft gedaan in 10 minuten en maak geen fouten .
Het meisje dat in de boeken zocht heeft 30 minuten nodig en maakte ook geen fouten .
En je vind het meest juiste andwoorden in de bibliotheekdan op internet .het komt door in de bib zal veel mensen een boek lezen en dan zal veel mensen fout zijn.
Er worden 2 meisjes. Ze hebben een test gedaan om te zien of internet vlugger is dan opzoeken in boeken in de bibliotheek . Ze hebben 5 vragen gekregen. Het meisje dat op internet zocht, had 10 min nodig om antwoorden te vinden. Het meisje dat in de bibliotheek zocht, had 30 min nodig Opzoeken op internet ging dus vlugger