Ik wil graag Spaans spreken. Het lijkt me een leuke taal. Misschien ga ik deze taal in het middelbaar leren. Ik wil het echt leren. Als ik naar Spanje ga is het makkelijk.
Ik zou graag Spaans en Engels leren spreken. Ik ga het later misschien voor mijn werk nodig hebben. Ik wil die twee talen echt leren in het middelbaar onderwijs.
Ik zou graag Tjechisch willen leren omdat onze matroos Tjechisch praat. Zo zou ik met hem kunnen praten in zijn taal. Ik zou die echt willen leren omdat het leuk zou zijn om een taal te spreken die veel mensen niet kennen. Ik weet nog niet wanneer ik dat ga doen maar wel zo vlug mogelijk.