Bonasera
Beetje laat, maar had goed gevulde
dagen.
Mijn woensdag was goed gevuld (naar
grootouders gaan, aan beide kanten van de familie); en dinsdag na het
werk nog eens tot bij mijn beste vriend in Leuven geraakt.
Alleszins, ik heb elke dag iets te
vertellen, maar eigenlijk niet zo veel. Het was een vrij rustig
werkblokje, en terwijl ik dit schrijf zit ik op een dag bijwerk (een
verlofdag die ik opoffer om te werken, betaald aan 200%) op lijn 20
waar het ook tot nog toe al bijzonder rustig is verlopen. Op een
overvolle bus rond 17u15 na.
Ik heb in het weekend wat ik de
moeilijkste lijn van Zurenborg vind gereden: lijn 30. Deze lijn
blijft altijd binnen de grens van de Singel en rijdt dezer dagen van
Zuid (Waterpoort) naar Berchem, Borgerhout en het Sint-Jansplein.
Wat er zo moeilijk aan is? Van Zuid
naar het Sint-Jansplein gezien: de Broederminstraat, de Markgravelei,
de Boomgaardstraat, de Eliaertsstraat, het Groeningerplein, de
Handelstraat, de Korte Zavelstraat, de Muizenstraat, het
Sint-Jansplein, de Diepestraat, de Somméstraat, de Turckstraat en de
Kersebeekstraat. Allemaal omdat het moeilijke (in de meeste gevallen
(te) smalle) straten zijn om door te rijden met de bus. Zeker die
twee laatste zijn vrij onverantwoord om met een bus door te moeten,
want je kan er nog maar amper (of niet) met een auto passeren.
Daarnaast zijn je tijden bij lijn 30
dikwijls ook maar krap gemeten.
Maar goed, om te praten over dat
specifieke weekend: het was niet normaal zaterdag. Het was in de
kanten van Borgerhout (Turnhoutsebaan) – Sint-Jansplein echt
onmetelijk druk. Zowel qua verkeer als op je bus. Ik dacht: “Chill,
in het weekend werken”, wel, op lijn 30 is dat zwaarder werk dan in
de week. In de week heb je drukte tijdens de spits maar daarbuiten
gaat dat heel vlot en heb je bijna niemand. In het weekend dus niet.
De straat voor het Sint-Jansplein, de Rotterdamstraat, daar heb ik
toen 15 minuten in gestaan door de drukte.
Wie lijn 30 zegt, kan ook niet voorbij
aan het voortdurend wegjagen van auto's en kleine vrachtwagens in
datzelfde stuk, vooral de Diepestraat en (tegenwoordig in mindere
mate) de Handelstraat – Korte Zavelstraat. Bijna minstens één
keer moet je een fout geparkeerd voertuig wegjagen op je hele stuk.
Zo ook een kleine vrachtwagen die op
het voetpad stond (dat gebeurt daar bijna altijd en zo kunnen wij in
die eenrichtingsstraatjes niet meer passeren). Ik toeter kort. De
chauffeur komt tevoorschijn en denkt dat ik er tussen kan. Maar als
ik weet dat ik er niet tussen kan, dan kan ik dat niet. Zo goed kan
ik wel met een bus rijden dat ik precies weet waar ik tussen kan en
waar niet. Maar hij geloofde me niet. “Goed,” dacht ik, “dan
moet je het zelf maar zien.” Hij begint me er “tussen” te
loodsen, maar op een gegeven moment kom ik met enkele centimeters
links en rechts vast te staan, omdat het alleen maar smaller wordt.
Dan was hij rap weg met zijn
vrachtwagentje hoor.
Voor zondag (3 maart) geldt alles van
zaterdag maar in mindere mate. En die dag heeft ook niemand me niet
geloofd toen ik teken deed dat ik er niet kon passeren.
Alleen aan mijn eindhalte “Waterpoort”
zat er nog een mevrouw op die duidelijk verdwaald was. Ze sprak geen
half woord Nederlands en toonde een kaartje van Sint-Augustinus, met
heel wat gejammer. Ik schreef haar op hoe ze daar moest geraken, maar
blijkbaar moest ze niet naar Sint-Augustinus. Ze moest naar de
Nationale Bank.
Zo'n situatie (want hier lijkt het erg
kort, maar dat is tien minuten zonder duidelijke communicatie)
frustreert beide partijen omdat je niet duidelijk kunt maken wat je
eigenlijk wilt zeggen. Zij niet en ik niet. Ik heb er geen probleem
mee dat ze geen Nederlands spreekt (en, voor zover ik begreep, louter
Arabisch). Ik ken haar situatie ook niet; maar ik hoop voor haar dat
ze snel wat meer kan dan “bus” en wijzen op een kaartje van
Sint-Augustinus, waarmee ik niets wijzer werd en al helemaal niet uit
kon afleiden dat ze in de buurt van de Nationale Bank moest zijn.
Ach ja, het was toch zondag.
De dag daarop had ik in de ochtend een
“spitsdienst” op lijn 22 van 7u11 tot 8u45, tijdens hetwelk er
niets in gebeurd is.
Maar mijn tweede stuk – van 11u08 tot
16u08 was een catastrofe. Het was de allereerste keer dat ik woedend
naar huis ben gegaan.
Ik reed op lijn 762 – de havenlijn
voor degene met een zeefgeheugen. Dat is dus een halfuur naar de
haven, een halfuur naar de Rooseveltplaats en dat 5 uur lang.
Letterlijk. Wat er weer mis was in 't
Stad, ik weet het niet, maar het was verschrikkelijk. Mijn eindhalte
(Rooseveltplaats) ligt achter het Atheneum, in de Van Stralenstraat.
Maar die straat stond potdicht. Letterlijk. Ik deed er ongeveer 25
minuten over om van de Rooseveltplaats naar het Sint-Jansplein te
gaan (te voet: 5 minuten) met een piek van 35 minuten. Het was
vreselijk. Mijn andere collega 762 had natuurlijk hetzelfde probleem,
waardoor we toch min of meer om het halfuur reden. Alleen reed ik
tegen het einde van mijn dienst op zijn uur en hij op het mijne.
Alleszins, geen reden om kwaad te
worden. Veel stress gaf het me ook niet, al verveelde het vooruitgaan
als een dronkaard die over de grond kruipt wel. Soms gaf de file 5
minuten geen krimp. Dat mijn bus een “piepje” maakte dat ik te
lang stationair draaide – de motor liet draaien door te lang (meer
dan 2 minuten) stil te staan, zeg maar.
Op mijn laatste ritje kreeg ik kramp in
mijn benen en heb ik in de haven (kaai 210) 5 minuutjes genomen om de
benen te strekken, om dan om 15u35 weer aan de Rooseveltplaats aan te
komen. Voor mij staat mijn collega 762.
Hij had gewacht op zijn aflos en zo had
ik hem “ingehaald”. Hij moest om 15u38 aflossen, ik een halfuur
later, om 16u08.
Maar ik sta op de Rooseveltplaats en
moet over een halfuur aflossen. Dat haal ik nooit: op een halfuur zou
ik misschien net rond het Atheneum kunnen gedraaid zijn.
Mijn collega vertrekt (of wilt
vertrekken maar moet in de immer trage file invoegen) en ik roep naar
de dispatch op en leg de situatie uit, namelijk dat ik nooit op tijd
terug ben als ik nu hier vertrek omdat het hier helemaal vaststaat.
Maar de dispatcher is niet overtuigd en
beveelt me om naar de PAL (aan de Metropolis, net voor de haven) te
rijden. Dat maakt me al behoorlijk kwaad en wel om de volgende
redenen:
-
ik moet dus overwerken, want ik
haal dat nooit heen en terug op een halfuur; dat lukt zelfs amper
zonder verkeer
-
voor mij rijdt er al een 762, die
wél een volledige toer doet en dus alle reizigers meeneemt
-
ik heb geen enkele pauze gehad
vanaf 11u, behalve de 5 minuten die ik zelf om 15u genomen heb;
-
het verveelde enorm hard om
telkens in file te staan en zeker als je weet dat je gedaan hebt met
werken over een halfuur, maar dan misschien nog de file niet uit
bent...
Tot zover dus fase 1 van mijn woede.
Maar dan, enkele minuten nadat ik
vertrokken was maar in de immer stilstaande file wil invoegen, roept
die dispatcher opnieuw op: “Hebt u dat goed begrepen, 4123 [mijn
bus]?” Ik zeg van wel en vraag opnieuw of ik niet gewoon mag
blijven staan. Ik werd alleen maar kwader omdat ik na enkele minuten
nog geen meter opgeschoven was, maar hij al wel begon aan te dringen
alsof ik zijn bevel niet opvolgde. Hij weigerde mijn verzoek opnieuw.
Na enkele minuten roept hij weer op “Probeer toch maar tot de PAL
te rijden”. Dan heb ik gewoon “einde gesprek” geduwd want ik
vond het zo lastig.
Uiteindelijk heb ik 22 minuten
overgewerkt en verliet ik mijn bus om 16u30. Ik heb er 50 minuten
over gedaan om van de Rooseveltplaats naar de Metropolis te rijden en
terug (de PAL is de tramstelplaats achter de cinema).
Ik moet mij excuseren ten opzichte van
mijn collega die heel verontwaardigd was dat ik de bus zo razend
uitstormde. Dat was uiteraard niet op hem bedoeld, maar ik wilde echt
naar huis. Echt zo snel mogelijk. Sorry, collega, dat ik zo kortaf
was en kookte.
Van zodra ik thuis was, was ik het
voorval al vrij snel vergeten (dankzij Assassin's Creed: Odyssey) en
toen ik de dag daarop, om 6u11 op lijn 21, ging werken, was het niet
met tegenzin of met een wrang gevoel. Totaal niet zelfs.
En dat bleek bovendien terecht: want er
is die dag op lijn 21 absoluut niets gebeurd.
Het meest opvallende was een zeer
vriendelijke (Joodse) man die tegen mij kwam zeggen dat hij “graag
een goedemorgen” zegt en vindt dat dat veel te weinig gebeurt. Dat
het een vorm van elementaire beleefdheid (en de verantwoordelijkheid
van opvoeding) is, net zoals bedanken als de chauffeur even wacht op
iemand. Maar ook dat, meende hij, gebeurt te weinig en duidt op een
vorm van te weinig respect en slechte opvoeding.
Ik kon hem daarin allemaal geen
ongelijk geven en ging ook mee in zijn verhaal. Het was niet dat hij
echt aan het klagen was, maar het eerder allemaal had opgemerkt: en
hij heeft gelijk. De chauffeur begroeten is beleefd, of op z'n minst
zijn groet beantwoorden (al dan niet met een simpele knik of
glimlach) en bedanken als hij iets extra doet is dat eens te meer.
Dat was ook op de 20 vandaag weer het
geval. Iemand voor wie ik speciaal de deuren weer opendoe, maar ze
zegt geen woord. Ik zeg “goedenavond”, maar er komt dus niets
uit. Dan heb ik maar vrij geïrriteerd “dank u” gezegd toen ze
scande, maar ook dat negeerde ze flagrant. Om maar te zeggen: soms is
het inderdaad betreurenswaardig hoe mensen doen alsof ik er niet ben.
Maar over het algemeen klaag ik er liever niet te veel over. Ik hoop
altijd dat de mensen mij ergens dankbaar zijn dat ik hen veilig en
liefst ook comfortabel en ten slotte nog op tijd op hun bestemming
kan brengen, met eventueel de nodige informatie die ze aan mij komen
vragen.
Voor de rest kan ik deze dag (7 maart)
op lijn 20 afsluiten met de vaststelling dat er niets gebeurd is.
Zeer aangenaam op een bijwerkdag.
En voor de kabouters en goden die dit
lezen: Gute Nacht!
|