's Ochtends werden we allemaal wakker. Rose haastte zich naar binnen om de kinderen aan te kleden, Sally om de koeien te melken, en John de kok was reeds binnen om het onbijt klaar te maken. Harry en ik wandelden rond het veld om onze nieuwe verblijf te verkennen. Ford zei ons dat we terugg moesten gaan met Walton naar de Inian Creek. Wat ik me nog weet te herinneren, is at Eliza aan het jammeren was over het verlies van haar kinderen. Ford was leek zo'n slechte man niet te zijn aangezien hij haar trachtte te troosten door haar aan te bieden om misschien Rose te kunnen helpen. Ze hoefde dus zogezegd niet hard te werken. Toen Walton, Harry en ik aankwamen in Indian Creek, waren er nog twee slaven aanwezig. Sam en Antony; Sam was ook uit Washington en kwam uit dezelfde groep als Rose. Antony was een smid uit Kentucky. Sam kende Burch ook, en toen hij hoorde dat Burch dezelfde handelaar was die mij vanuit Washington had doorgestuurd zoals met Sam, was het nogal opmerkelijk dat we eens waren wat voor een schurk Burch wel was.
Ik had een plan om de planken naar hun eindbestemming te brengen wat minder kosten met zich meebracht. Mijn bedoeling was om mijn meester te behagen en ook om Adam Taydem, een soldaat uit Florida, aan te tonen dat mijn plan geen hersenschim was. Nadat we vertrokken, waren op het vlot richting Lamouri, kwamen we sneller dan verwacht aan. Dat zorgde ervoor dat meester Ford me overlaadde met lof. Ik kan feitelijk zeggen dat mijn jaren in Pine Woods gelukkige jaren waren.
Al die jaren; 12 jaren om precies te zijn; heb ik me rotgewerkt. Ik werd beledigd door mijn meesters en ik werd zelfs verplicht om een ander te slaan. Al die jaren van vernedering heb ik moeten doorstaan. Maar op dinsdag 4 januari veranderde alles.
De heer Epps en zijn raadsheer kwamen samen met Nortup, Waddil, de rechter en de sherrif van Avoyelles en ik in een vertrek in het dorp Marsville bij elkaar. Ik werd ondervraagd en de sherrif beschreef alles over het tafereel in de katoenvelden van meneer Ford. De raadsheer E. Taylor verzekerde dat dit meer dan genoeg bewijs was en dat een rechtszaak niet nodig was en volstrekt zinloos.
Nadat er een akte was opgesteld waarin epps erkende dat hij overtuigd was van mijn recht op vrijheid en verklaarde dat hij me formeel overdroeg aan de autoriteiten van New York, haastten meneer Nortup en ik ons naar de aanlegsteiger en namen passage op de eerste stoomboor die arriveerde. Algauw vaarden we op de Red River, die ik twaalf jaar eerder vol wanhopige gedachten was opgevaren.
...
Ik kreeg te horen dat ann en mijn kinderen in Glens Falls woonden. dus op de ochtend van 21 januari vertrok ik, in het gezelschap van verschillende bekenden, naar Glens Falls. bij het binnentreden zag ik mijn oudste dochter Margaret. Ze herkende me niet, aangezien ze zeven was toen ik haar achterliet. Zij was mij echter niet vergeten. Margaret heeft haar kind naar mij vernoemd: Solomon Northup Staunton. Toen iemand haar vertelde wie ik was, liep ze in mijn armen van de vreugde. Door de commotie die ze maakte, kwam zusje Elizabeth kijken in de gang. Haar moeder kwam aanrennen van het hotel toen ze hoorde dat ik arriveerde. De vreugde om terug in hun gezelschap te zijn is niet te verwoorden.
Toen de vreugde voorbij was, zaten we rond de haardvuur en we spraken over de duizend dingen die waren gebeurd.
Hier is mijn verhaal afgelopen. Ik hen niets meer verder te vertellen over de slavernij. Ieder persoon die mijn verhaal leest, mag zijn eigen mening vormen over dit onderwerp. Toch wil ik mijn vader bedanken aan wie ik mijn vrijheid en vreugde te danken heb. Ik hoop dat ik voortaan een rechtschapen en nederig leven te leiden, en dan uit te rusten naast mijn vader op het kerkhof.