Over een landelijke gemeente zoals ik ze kende en zag evolueren in de 20ste eeuw.
Verpoos even bij de teksten die weergeven hoe ik, sinds enkele decennia, het leven in onze gemeente heb ervaren.
22-05-2009
De stichter van NV CALCUTTA
Op 19 mei 1948 werd een gedenkplaat, ter ere van de stichter van NV Calcutta, opgehangen tegen de blinde muur naast de toenmalige directeurswoning van dhr. De Craene.
Door deze plaat werd dhr. Pierre DOBBELAERE gehuldigd. Vandaag nog hangt de plaat op dezelfde plaats.
De huldiging gebeurde voor het toenmalige gemeentebestuur door dhr. Jules Van Hyfte, burgemeester ( de man met de witte handschoenen )en dhr. Maurice Buysse, schepen.
Ikzelf, pas 8 jaar geworden, voelde mij die dag ook een beetje betrokken bij de feeststemming want . . . mijn pa werkte ook in dat fabriek.
Vandaag zouden veel burgemeesters liever CEO van de gemeente worden genoemd; dit uiteraard met een navenante CEO-vergoeding. Dit verhaal gaat echter over zo'n burgervader uit de goede oude tijd.
Dit unieke exemplaar heette Lodewijk-Jan BOVYN. Hij was geboren te Eeklo op 20 september 1801 en vestigde zich te Sleidinge als geneesheer in 1825.
In 1830 werd hij er burgemeester en bleef dit tot zijn dood in juni 1877.
Als "praktisch" landbuwkundige en fruitkweker legde hij op zijn landgoed in het Oostveld een merkwaardige fruittuin aan. Hij gebruikte reeds leibomen en kweekte toen reeds perziken en druiven onder glas; een voor die tijd heel gedurfde productiewijze.
Dit leverde hem dan ook in het " Jaarboek voor Hofbouwkunde" van 1863 een grote waardering en de volgend uitspraak op:" De leibomen van den heer Bovyn zijn de schoonste die wij in het land zagen".
Maar de heer Bovyn was vooral een heel goed mens. Vanuit zijn dokterspraktijk en zijn ambt als burgemeester, was hij een eersterangsgetuige van de zware nood, die de gewone mensen teisterde tijdens de hongerjaren van de eerste helft van de 19e eeuw.
Daarom zou hij helpen waar het moest en kon. Dat hij er uiteindelijk het grootste deel van zijn persoonlijk fortuin bij inschoot, was daarbij, voor hem, van ondergeschikt belang. Hij wilde echter niemand in zijn eergevoel kwetsen door aalmoezen te geven.
Hij vermomde zijn hulp dan ook onder de vorm van nutteloze en onzinnige werken. Zo liet hij velen graven aan een vijver op zijn landgoed. Met de uitgegraven grond diende, helemaal op het eind van zijn hof, een heuvel aangelegd. Pas was de vijver uitgegraven en de heuvel aangelegd, of de arbeiders ( dagloners) dienden de grond terug in de uitgraving te storten en juist daarnaast diende een nieuwe vijver te worden gegraven. Uiteraard werd ook die aarde opnieuw gestort op een kunstmatige heuvel.
(Als kleine rakkers hebben wij nog op die heuvel, vlak naast het Sleins vaardeken, gespeeld.)
De bevolking zag dit alles als de gril van een rijk man. Maar op zijn eigen wijze zorgde hij ervoor dat heel wat gezinnen voldoende te eten hadden.
Nog zo'n voorbeeld van een nutteloos werk. Omdat er midden in de vijver een eilandje lag diende men er een brug naartoe te bouwen. De burgervader vond dat een gemetst exemplaar met hangende boog een iets anders zou zijn. Hoe men hem ook trachtte te overtuigen dat dit niet kon . . . hij wilde een brug met hangende boog. Toen men uiteindelijk de stellingen wegnam vielen de stenen uiteraard onmiddelijk in het water. Hij was er nu van overtuigd dat het dus toch niet ging en gaf kalm het bevel toch maar te gaan werken met een normale spanboog. Het vergde natuurlijk weer heel wat dagen werk om al die mooie stenen uit het water te halen, een nieuwe stelling te bouwen en achteraf een normale brug te bouwen.
Ondertussen gingen belangrijke eigendommen, die hij in de omgeving bezat, onder de hamer van de notaris . . . dit om zijn " dwaasheden" te betalen.
Pas na zijn dood, zoals wel een meer gebeurt met dergelijke mensen, begon men te begrijpen wat de man gedreven had en met publieke inschrijvingen bij de ingezetenen werd gezorgd voor een grafsteen om de betreurde burgervader in een blijvende hulde en dankbaarheid te gedenken.
Op mijn weg naar de klokkenkamer heb ik een paar foto's genomen die je hierbij kan vinden. Ook kon ik het uiteraard niet nalaten een paar foto's te nemen door de galmgaten die uitzicht geven op de omgeving.
In een artikeltje, reeds een hele tijd geleden geplaatst, liet ik jullie lezen hoe de nieuwe klokken in de toren werden opgehangen.
Een paar dagen geleden ben ik, met de toelating van de heer pastoor, nog eens gaan kijken hoe diezelfde klokken er vandaag bijhangen, ginder hoog in de klokkenkamer.
Ik wil jullie dan ook de drie klokken, die bij tijd en wijle met hun getamp, gelui of gebeier, dit alles al naar gelang het een begrafenis of een feest betreft, de parochianen daarvan kond doen.
De vierde foto laat jullie de massieve houten opbouw zien, die ervoor zorgt dat de bewegingen mooi gelijkmatig en in het juiste tempo verlopen.
De laatste foto geeft gewoon een zicht op de massieve, echt boomdikke balken die de klokkenconstructie dragen.
In onze schooltijd was geheugentraining heel belangrijk. Er werd dan ook vrij veel " uit het hoofd" of " van buiten " geleerd. Daarom een paar van die oude gedichtjes die in onze schooltijd tot de klassieke leerstof behoorden.
WIE NOTEN LUST.
"Hoor hoe 't waait " zei Jan tot Piet, " Morgenvroeg, vergeet het niet vallen er noten te rapen". " Goed" zei Piet " zij zullen smaken". Maar, de luierik lag nog te slapen, te geeuwen en te gapen onder 't laken, toen zijn vriend, die vlugger was in het groene gras en met blozende kaken al noten zat te kraken. " Piet", zei Jan " verslaapt zijn kans, ik kan het niet helpen en zal maar smullen. Hij mag met de schelpen zijn zakken vullen".
En dan nog zo'n klassieker uit de oude doos...
HET SPOOK.
Eens keerde vader laat naar huis: daar sprong voor hem met groot gedruis: Een lelijk spook !
't Had scherpe horens lijk een os, en 't wilde ermee op vader los; Oei, lelijk spook !
Maar vader greep het bij de kop en hief de boeman vierkant op: Hu, lelijk spook!
Hij smeet het beest in 't kolenkot, en sloeg en kapte 't heel kapot: Daar, lelijk spook !
En moeder verbrandde de brokken dan en heette ermee de koekepan: Ha, lelijk spook !
Wij lachten met de bullebak: 't was maar een afgewaaide tak, Dat lelijk spook.
In het artikeltje over Guido Gezelle in Sleidinge werd ook de familie De Seille vernoemd en wel als schenkers van hun eigendom. Het was hun buitenverblijf dat later werd omgebouwd tot één de psychiatrische kliniek St. Jozef.
Als dank voor dit waardevolle geschenk werd aan broer en zus voor hun grafkelder een eeuwigdurende grondafstand gedaan op het toenmalige kerkhof. Toen echter later het kerkhof verplaatst werd naar de Polenstraat, ingevolge de nieuwe verordeningen die kerkhoven uit de dorpskom banden, werd voor hen een herinnering geplaatst aan de muur van de kerk.
Op bijgaande foto is dit monumentje zowel in zijn geheel als in detail te zien.
Een tijdje geleden schreef ik hoe één van de vroegere burgervaders, dhr. Maurice Ghijsbrechts, een art-deco woning liet optrekken in Sleidinge.
Welnu, dat die man heel wat ambities had blijkt ook uit het kruis dat werd opgetrokken op de grafkelder van de familie. Deze zeer grote kelder ligt helemaal achteraan op het kerkhof, recht tegenover de hoofdingang die toen aan de Polenstraat lag. Het bewuste kruis immers had ooit, op een expo van religieuse kunst in Rome een eerst prijs gewonnen.
Hierbij dan ok een foto van de grafkelder van de familie Ghijsbrechts - De Reu met het kruis erbovenop.
Vooreerst de gemeenteschool zoals ze was eind jaren 1800. Je merkt, rechts van het Dorpsplein, naast het toegangshek van het toenmalige kerkhof, het grote witte gebouw. Later, toen de school werd overgebracht naar de Dorpsstraat, werd daarin het gemeentelijk secretariaat gevestigd. Na de tweede wereldoorlog werd het huis betrokken door drukker Geers.
De tweede foto is van wat oorspronkelijk " de zondagsschool" was in het Akkerken. Daar werd, na de startjaren van het vrije onderwijs in de armenschool, de Vrije School ( 3 klassen voor jongens en 3 voor meisjes ) opgericht en beheerd door de zusters Franciscanessen . Nu is in dat gebouw de parociale kring gevestigd. In mijn kindertijd was de vrije bibliotheek ook daar gevestigd in 2 van de oorspronkelijke klasjes.
De gemeentelijke lagere school, gedurende een lange periode, in onderling overleg met de vrije school, enkel toegankelijk voor jongens, werd in 1861 vernieuwd. Oorspronkelijk was voorzien in vier klassen en ook een woonhuis voor het schoolhoofd.
Later, bij de vernieuwingswerken van 1934 -36 werd de zuidergevel helemaal vernieuwd en werd een monumentale toegangspoort gebouwd langsheen de Dorpsstraat.
Bij een vernieuwing in 1968 werd het schoolhuis, dat toen nog dienst deed als eetzaal en directiebureel, afgebroken.
De landelijke bevolking, die ver van een abdij of een klooster woonde, moest het lang zonder enige vorm van systematisch onderwijs stellen. De vroegste vemelding in verband met het onderwijs vinden we in de archieven en ze dateert van het jaar 1540: " Dominicus Caeckaert, schoolmeester in Sleedinghen dorp had er ook veel landeigendom belast met herlijke erfelijke renten ".
In die tijd was de meester genoodzaakt iets bij te verdienen. Vaak was hij dan ook, koster, organist, voorzanger, doodgraver of klokkenluider. Zo werd aan een zekere Adriaan Van Belle, Coster van Sleydinghe in 1670 door de Schepenen van SleydinghSt. Baafs betaald voor " een jaer pensioen van de costerije: 2 ponden 10 schellingen en bijlegh voor thouden van de Schole 3 ponden".
" An Guillaume van Belle, coster, over het cloppen van de bedeclocke, smergens, snoenens ende 's avonts ende het leeren van de arme kinderen dezer prochie voor den jaere 1706 de somme van 4 ponden grooten ... item aan Dameel van Riest, pastor ( 1678 - 1715 ) over het uytdeelen van de prijzen in de catechismus aen de joncheyt, commende om onderwezen te worden in de christelijke leerynghe ten jaere voorseyt: 2 ponden 10 schellingen".
Heel vroeg reeds blijkt uit de oude geschriften dat er kleine scholen waren op de verscheidene wijken van de gemeente. Vemeld wordt: Pieter van Heulle, schoolmeester op Daesdonck Judocus de Meester aan het dorp in Evergem Jan franciscus van der Eecken op de wijk Hulleken Judocus Velleman bij het Buysken Jan Baptist De Somviele op het gehucht Swaentjen Guillaume Tambijzer op Volpensweghe Lezers die bekend zijn met de gemeente zien dat zowat elke wijk zijn eigen schooltje en meester had.
In de Franse tijd veranderde dat. Vanaf dan is enkel nog een officieel onderwijs toegelaten. Diegenen die zich met onderwijs inlieten op de gemeente dienden zich in regel te stellen met de nieuwe wetten en verordeningen. Enkel een onderwijzer, voorzien van een valabel diploma kan als een volwaardige leerkracht aanzien worden. Ook diende men zich te onderwerpen aan de geldende staatsstructuur. Een belangrijke brief hierover werd door J.B. Velleman, de burgemeester, in 1808 op 20 oktober aan de toenmalige onderwijzers verstuurd. Belangrijke daarin was: " Uyt crachte van welke art. verwittige Ue. dat er te rekenen van hedent tot den eersten november toekomende ter meyerye deser commune zal geopent zijn eenen registre inden welken Ue. gehouden zijt zelve te komen tekenen, in eene der twee kolommen daerinne te bevinden, te weten in degeene van Jae ofte Neen, -bij gebrek van welken Ue. in het geval zijt van de ondergaen het gonne den dertienden art. van het voorberopen decrèt voorschijft, dat is: alle den gonnen gevende publieke onderwijzinge, niet voorzien zijnde van de eersten January 1800 negen van eene diplome ofte charter, sig sijne fonctie moet ophouden, welke diplome niet anders en zal afgelevert worden dan aen den gonnen die sig heeft ingeschreven om deel te nemen in de gemlde Keyserlijke Universiteit". In feite werd hier duidelijk de kiem gelegd van het latere rijks en gemeentelijk onderwijs.
In de Hollandse periode bleef deze vorm van onderwijs voortbestaan. Een interessant schrijven uit die periode:" 14 Juli 1821 aan ... le sieur Stoens Jacques Nernardus instituteur secondaire nommé définitivement par le Juré temporaire de cette province le 12 mai 1819, alors domicilié dans la commune de Capryke, arrondissement d'Eecloo, et depuis quinze mois exercant ses fonctions dans cette commune ( Sleidinge) " zal een weddeverhoging van 75 gulden worden verleend, daar de Gemeenteoverheid van oordeel is dat hun leerkracht " n'est pas salarié d' après son mérite et l'intention du Gouvernement". Het gouvernementele reglement van 23.07.1817 nl. rangschikte de onderwijzers in drie categorieën voor het toekennen der wedden.
Later, toen in het Onafhankelijk België op 17 oktober 1830 door het Voorlopig Bewind de vrijheid van onderwijs werd afgekondigd ( bekrachtigd door art. 17 van de gondwet op 7 februari 18312) kwamen naast de bestaande school opnieuw een aantal private scholen tot stand ten huize van niet-officiële " bijschoolonderwijzers ".
Vanuit de eerste oranieke wet op het lager onderwijs ( 27.09.1842) werd uit de zeven toen nog bestaande scholen die van Bruno Dhont ( hoek Weststraat ) aangenomen als gemeenteschool.
Vanaf 1844 werd de school in het " armenwerkhuis " dat onder toezicht stond van de Commissie van Weldadigheid en bestuurd werd door de Zusters Franciscanessen aangenomen als " geadopteerde hulpschool die onderwijs zal verschaffen aan de arme kinderen ".
De gemeenteschool had vanaf 1861 nood aan uitbreiding en werd verplaatst naar de Dorpsstraat . Ook werd er, bij de vier klassen, een woonhuis met tuin bijgebouwd.
Vanuit de wet Frère - Orban en Van Humbeeck ontstond een schoolstrijd. Het werd de gemeenten verboden nog langer "vrije scholen " te onderhouden en te steunen. Ook kregen alle pastoors de richtlijn een vrije school op te richten. Men ging zelfs zover dat de bisschoppen een bevel uitvaardigden dat de sacramenten dienden geweigerd aan leerkrachten uit de officiële scholen en aan ouders die hun kinderen naar die officiële scholen stuurden.
Met de steun van de plaatselijke bevolking werd het mogelijk gemaakt in het Akkerken vanaf 1879 een vrije school op te richten. De vroegere zondagsschool met het torentje reeds gebouwd in 1875-'76 (thans de parochiale kring ) werd vanaf nu uitgebreid tot school. Er waren drie klassen voor meisjes en drie voor jongens.
Vroeger werden kerkklokken meestal geluid door mannen. De grote klokken werden geluid met voetwerk boven op de klokken. Bovenop de klok was een plank voorzien en de nodige steunen, om twee mannen toe te laten de zware klokken in beweging te zetten.Het was niet alleen moeilijk om het ritme erin te houden, het was bovendien heel gevaarlijk. Omdat het voetluiden ook soms leidde tot gebarsten klokken werd later overgegaan tot het handluiden dat, hoewel nog altijd lastig, toch meer comfort bood aan de luiders. Vandaar dat het luiden van de klokken vaak van vader op zoon werd overgedragen omdat men zo de vaardigheid, eigen aan het beroep, wenste te behouden.
Zo was er een familie Steenbeke die het klokkenluiden zeer waarschijnlijk een hele tijd heeft beoefend. In 1759 overleed de luider Jan Steenbeke en werd opgevolgd door zijn twee zoons, Judocus en Frans. Bij het afscheid in 1769 vn klokkenluider Jooris Bauwens stellen wij vast dat zijn neef, Guilielmes Bauwens, werd aangesteld als opvolger.
Toen in 1913 een gebarsten klok hergoten was door de firma Michaux te Leuven werd, bij de inwijding, door de onderpastoor E.H. De Coninck, een ironisch gedichtje geschreven over de klok en zijn bedienaars.
Mijn Helden.
Hier staan mijn helden, twee van drij; Ik ben hun klok die, hoog geëerd, Is fris gewasschen, schoon geblonken, Welk luider ware 't meeste blij Mocht ik, genevervol, gekeerd Eens smaaklijk worden uitgedronken ?
Ons Eedje spelt den klokkendans Al wiegewagglend op de straat; "Ach kijkt ! hoor ik de menschen zeggen, Zijn oogske straalt met heldren glans, Zijn tongsken lijk de klepel slaat, Hij kan dat weer niet stille leggen."
Julietje, vrouwke, wees bedaard, Als heeft uw man verstand te veel, Toch nooit kan hij zijn druppels tellen, Zomin als d'haarkens van zijn baard; Hoe menig klokske vloog ter keel, Kan enkel 't Akkerke vertellen.
Verzend hem zchtjes naar zijn nest, Daar rust hij roerloos als een blok, Daar zal geen drank hem meer bekoren, Tot morgen blijft hij dromen best Van d' omgekeerde nieuwe klok, Dan valt hij niet van zijnen toren.
Gust Autekie, de braven man, Die heilig is, lijk Roze zegt, Staat ergens wel daarvan te praten; "Elkeen aan 't werk, zooveel hij kan, Zoo moet het, zegt hij, recht is recht, Maar ik, ik maak mij uit de gaten."
Goddank, ons blijft een felle wacht Die zorgt en waakt en werkt voor drij; Fons mint de klok en trekt de koorde, Hij droomt er van, bij elken nacht Met luider stem, geloof mij vrij, Zoo zegt Louiske toch, die 't hoorde.
Begin 20ste eeuw zien wij ook, na paard en kar, een nieuw vervoersmiddel geleidelijk opgang vinden bij de Sleinse inwoners : " de fiets".
Bleek dat niet enkel de trein in die tijd bij sommigen voor enige onsteltenis zorgde, zelfs de fiets bleek toen duidelijk te behoren tot de categorie der gevaarlijke tuigen, waarmee niet zomaar lichtvaardig kon worden omgesprongen.
Daarom dit uittreksel uit een politiereglement ( artikel 3 ) van anno 1905: Het is aan de wielrijders verboden: - in den kom der gemeente versneld te rijden en te toeren rond rijtuigen, ruiters of wandelaars - in smalle straten, aan hoeken, op kruispunten en overal alwaar belemmeringe mocht zijn sneller te rijden dan voetgangers gewoonlijk gaan, - wielrijderswedstrijden in te richten op de wielrijdersbanen, zo op staats- als op gemeentewegen Het is aan de wielrijders geboden: - aan de hoeken der straten hunnen gang te vertragen, - voorzien te zijn van een belwerk, eenen hoorn of een ander toestel, waarmede de rijders hunne aannadering kunnen doen kennen als er vrees bestaat voor overrijden
Wat een geluk voor de vroede gemeentebestuurders van toen dat zijn vandaag onze schooljeugd niet bezig zien...!
Op 2 augusteus 1854 kreeg het gemeentenbestuur van Sleidinge het voorstel om de spoorlijn van St. Ghislain - Gent door te trekken over het grondgebied naar Eeklo. Het duurde echter nog tot januari 1859 vooralleer de eindbeslissing (toelating) gegeven werd.
Immers, daar waar Gent, Evergem, Waarschoot en Eeklo heel enthousiast reageerden werd het voorstel met even zoveel kracht bestreden door de gemeenten Lembeke, Kaprijke en Watervliet. Die waren immers zeker dat de nieuwe spoorlijn een ernstige weerslag zou hebben op de gemeentekas en dit door een vermindering van de tolrechten, door hen geheven, op het vervoer van koopwaren, langs de baan Gent-Watervliet.
Uiteindelijk werden de rechten hiervoor voor de eerste maal verpacht op 16 maart 1981 en dit voor de globale som van 4.450fr. Dit voor de verschillende "barelen" : Evergem-Brielken 150 fr. Evergem-Hulleken 700 fr Sleidinge-Singel 550 fr Lembeke 710 fr Kaprijke 1390 fr Watervliet 950 fr
Toch werd de spoorlijn aangelegd en dat dit voor de streek belangrijk was bewijzen onderstande cijfers.
In 1864, alleen voor fruit, werd 600.000 kg verzonden.
Het eerste stationnetje van Sleidinge werd ten westen van de spoorlijn gebouwd in 1900.( Dit was op het huidige grondgebied van het psychiatrisch centrum). Later, in 1901, werd samen met een groter rangeerstation aan de overzijde van de rails een nieuw station gebouwd. Dit laatste werd vernieuwd in 1911. Het huidige stationsgebouw is , op enkel kleine wijzigingen na, helemaal daaraan gelijk. Het rangeerstation lag naast de latere zagerij Cornelis.
Nog later werd ooit een voorstel gedaan om via Sleidinge een spoorlijn naar Breskens (Nl) aan te leggen. Dit project is echter blijven steken in een archiefkast.
Hierbij een paar foto's van zowel het eerste als het latere station - Merk bij de tweede foto de ronde schuilkelder, gebouwd als beschutting tijdens de eerste wereldoorlog -.
De gemeentenaam op zich - Sleidinge - voorheen ook Seldingaheim, Sleidinghem, Sleydinghen, Sleynghem, zou verwijzen naar de vroege periode rond 370. Hier in het noorden ( Evergem, Wondelgem -ook Gundingahem- Lovendegem, Zomergem ) waren toen duidelijk de eerste Frankische ( Saalfranken ) nederzettingen.
De samenhorigheid van Sleidinge, Evergem en Wondelgem is reeds vroeg gekend als " sibben op gelijkende plaatsen en ten noorden van moerassige stroomgebieden ". Voor Sleidinge de Lede en de Langebeke, voor Evergem de Kaalne ( thans Kale ), voor Wondelgem de meersen rond het kanaal naar Terneuzen of de Gundinusgracht. Dit laat ons ook een nauwer verband tussen de sibben veronderstellen dan alleen dat van de rasafstamming.
Allen hebben reeds heel vroeg een visgebied, een weidegebied en bebouwd land, dat zelfs reeds voor 370 in cultuur was gebracht. Zo hebben ze allemaal hun kouter, voor Sleidinge was dat gebied " de herritakkere"op de wijk Berrent. De nabijheid van de Ascoutkouter (thans Asschout ) is geen reden om die te beschouwen als behorend tot Sleins eerste gemeentebezit.
Wel weten we dat het gebied reeds vroeg in twee werd gesplitst. De resten van de gracht langsheen het huidige voetbalplein van F.C. St. Joris te Sleidinge, verder lopend ( vroeger althans )door de Pruimelaarsstraat en zo lopend via de Schroonhoek( daar ook nu nog te zien ), was een gegraven scheidingsteken. Aan de oostkant ( o.a. Dorp en Oostveld enz. ) ervan had je het gebied horende bij St. Baafsabdsij en ten westen ervan ( Weegse, Linde enz. )had je het gebied dat hoorde aan de Graaf van Vlaanderen.
Een groot aantal gegevens kunnen wij terugvinden in kerkelijke archieven. In vroegere tijden kon immers enkel de clerus lezen en schrijven. Ook waren zij zowat de enigen die zowel intellectueel als materieel de mogelijkheid hadden om gegevens duurzaam te bewaren in archieven. Daaruit ook( de archieven) weten wij dat, reeds in de 13de eeuw, Sleidinge werd afgesplitst van Evergem en als zelfstandige parochie bestond. Zij werd voor het eerst vernoemd in 1263.
Van bij het begin was er een band van horigheid tegenover zowel St. Baafsabdij te Gent als tegenover de Graaf van Vlaanderen door Sleidinge Keure. Deze keure werd gegeven op 1 of 5 september 1248 onder de naam " Keure van Desteldonk, Sleidinge en Lovendegem." Door beide voornoemde instanties werden wetten en regels uitgevaardigd waaraan de onderhorigen in het rechtsgebied zich dienden te houden.
- Deze verdeling kan je zien op de kaart bij het artikel " Sleidinge in de middeleeuwen ." -
Zoals de bezoeker merkt leg ik graag een verband tussen het Sleine van vroeger, mijn kinderjaren, en het Sleidinge van vandaag. Het is zo dat het ouder worden je laat terugkijken, mijmeren en vooral nagenieten van de tijd vroeger, toen alles nog zoveel ..... !
Nee, dit zou de waarheid geweld aandoen... Wel is het zo dat wijzelf vroeger heel wat actiever, betrokkener, waren dan vandaag. Dit wil uiteraard niet zeggen dat wij nu niet meer kunnen genieten. Integendeel, maar het leven is anders. Daar waar je als jonge vrouw of man, volop in het leven staat, er met volle teugen aan deelneemt, ga je op latere leeftijd eerder een meer beschouwende houding aannemen. Een houding die minder belastend is, en precies daarom comfortabeler voor de leeftijd en dus ook niet onaangenamer.
Hierbij, bij deze bedenkingen, een paar foto's over het gebouw van waaruit sinds vele jaren de beslissingen werden genomen die voor een deel het wel-en-wee van de inwoners bepaalden. Het is het gemeentenhuis ( huizen ) van Sleidinge .
Foto 1: Deze werd genomen in 1916 ( tijdens de eerst wereldoorlog ) Het huis op de hoek van de straat ( achter de pomp ) heeft heel lang gediend als gemeentenhuis. Het huis rechts ( later drukkerij Geers ) werd in 1867 voor een hele periode gebruikt als secretariaat.
Foto 2: Dit was, in de Dorpsstraat, het huis van Dr. Van de Mensbrugge ( in 1913) en werd later - ook tijdens mijn jeugdjaren - het gemeentenhuis van Sleidinge. Na de fusie van de gemeenten in ons land, waarbij de hoofdgemeente Evergem werd, zocht men naar een nieuwe bestemming voor dit gebouw. Thans zijn er de diensten van het O.C.M.W. van Evergem in gevestigd.
Foto 3: Het hogervermeld gebouw in de Dorpsstraat - Huis van Dr. Van de Mensbrugge - zoals het vandaag is.
Het bedrijf Calcutta, dat voor de tweede wereldoorlog, juteartikelen produceerde - jute die tijdens de oorlog niet meer werd ingevoerd - was door de Duitse bezetter verplicht mee te draaien in de oorlogsindustrie. Men produceerde er geweven papieren verpakkingen.
Nu was het zo dat een aantal strategische locaties aan Londen waren doorgespeeld door de spionnagediensten. Hierbij waren o.a. het rangeerstation van Merelbeke, het aan het kanaal Gent-Terneuzen gelegen Rieme en Calcutta te Sleidinge.
Naar het schijnt dachten de tipgevers, zonder controle van de echtheid van hun gegevens, dat in Sleidinge legerparachutes werden geweven en dat er tot tienduizend stuks zouden zijn opgeslagen. Men zag immers geregeld vrachtwagens, van de Duitse Reichspost, waren ophalen en wegbrengen. Sommigen dachten dat het telefoontje van de inlichtingen wel eens kon ingegeven zijn door na-ijver, en eventueel weerwraak van enkele bewoners, op de vrijzinnige logeman Dobbelaere.
Op 19 mei , wordt, tot hun opperste verbazing, al z'n werkvolk door dhr. Dobbelaere 's middags naar huis gestuurd. De arbeiders begrepen er op dat moment helemaal niets van. Blijkbaar echter had ook de contraspionnage goed haar werk gedaan.
's Avonds om kwart voor negen, terwijl een honderdtal buren tijdens de meidagen bij het kapelleken, opgehangen tegen de muur van de fam. Heyde, aan het bidden waren kwamen vanuit de richting Gent negen Engelse vliegtuigen heel laag aangevlogen. Ze dropten hun bommen en vertrokken. Geen enkel alarm was gegeven.
De aanval zelf werd door Pater Palmer Heyde volgens een verslag van ooggetuigen, kinderen die speelden op het dorpsplein, als volgt beschreven: " Ze zagen de vliegtuigen papierkens ( blinkende stroken metaalpapier ) uitwerpen. De kinderen staken de armen omhoog om ze te vangen. De vliegtuigen kwamen zéér laag aangevlogen, schudden eens met de vleugels op en neer en de twee bommen, één aan elke vleugel, raakten los. "
Achteraf bleek elke bom 250kg te hebben gewogen. Maar... niet alle bommen raakten het hoofddoel en ook niet allen ontploften.
De fabriek zelf incasseerde acht bommen. Gelukkig ontplofte de bom, die vlak bij de biddende menigte viel, niet. De kust weer veilig bleken slechts twee personen gekwetst, Stafken Haeck en Charles Van Hecke.
Veel erger was het met Frans Sinove, deze hardhorige man die dicht bij het fabriek woonde, werd door een ontploffing uit zijn voordeur geslingerd op de weide van Omer Heyde en overleed twee dagen later aan de gevolgen van een schedelbreuk.
Andere inslagen waren op het dorp ( huis Meire ) en ook bij 't coiffeurken, Robert David, waar een bom doorheen het dak sloeg tot in de kelder en er niet ontplofte. Tot op vandaag zit die bom nog steeds in de grond ! Waarschijnlijk word hij binnenkort opgegraven, gezien men op die plaats bouwwerken start voor een appartementsgebouw.
Ook aan Sanderushuis, waar men ook aan het bidden was, viel een bom op het been van Maria Declercq. Ivo Roegiest, de chef van de fanfare, voerde er ter plaatse een amputatie uit, wat gezien de omstandigheden - geen medische scholing en de niet onplofte bom op het been- zeker geen sinecure was.
De balans in de Kaaistraat was nog dramatischer. Iedereeen vluchtte er naar een schuilkelder op onderstand. Een bom valt er in de boomgaard pal op zo'n in de grond uitgegraven onderstand. Voor Clementia Verstraete en dochters Simonne en Denise Vermeulen, Hilda West, Jacqueline Van Wambeke en Pauline De latter werd deze schuilplaats hun graf.
's Anderendaags zijn nog eens een tweetal vliegtuigen over het fabriek komen vliegen om de preciese schade vast te stellen.
Vandaag is de Kaaistraat een vrij moderne woonbuurt geworden met een mix van gewone en sociale woningen. Het beeld dat ik bijvoeg is het beeld zoals wij de straat kenden in onze kinderjaren.
Toen was de Kaaistraat een echte arbeidersbuurt met woningen uit het begin van vorige eeuw. Die huisjes waren er gezet door de plaatselijke bedrijven om de arbeiders-bewoners op die manier aan zich te binden. Het was een straatje waarover in mijn kinderjaren niet werd gesproken in lovende termen.
De naam zelf zou ergens ooit zijn gegeven omdat op 't eind van de straat een heel kleine aanlegplaats zou zijn geweest voor trekschuiten die koopwaar naar Gent brachten.
Of deze interpretatie volledig correct is weet ik niet. Dit was de enige redelijke verklaring, voor die toch wel heel speciale naam, die ik ooit gehoord of gelezen heb.
Eén van de vroegere burgervaders, Dhr. Ghijsbrechts M., die ook nijveraar was en vrij welvarend mocht genoemd, zeker zowat drie kwart eeuwen geleden, had zin voor bouwen. Hij bouwde niet alleen het Sanderushuis met annex cinemazaal en woning voor één van zijn neven, ook voor zichzelf bouwde hij.
Gezien men toen erg opkeek naar de Art-Deco, werd door hem ter plaatse dan ook een vrij gelukte poging gedaan zo'n woning te bouwen. Helemaal in de top van de woning vind je, ook vandaag nog, de letters MG verwerkt als eeuwig aandenken aan zijn bouwheer.
Ik ben Willy , en gebruik soms ook wel de schuilnaam Slenneken.
Ik ben een man en woon in Sleidinge (België) en mijn beroep is reeds heel wat jaren gepensioneerd zijn.
Ik ben geboren op 18/05/1940 en ben nu dus 85 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Lezen,muziek beluisteren, reizen (ook weekendjes) en tuinieren ; een ruime algemene interesse..
Fier als ik ben op mijn gemeente, hoop ik die - ook zoals ze vroeger was- iets beter te laten kennen.