Over een landelijke gemeente zoals ik ze kende en zag evolueren in de 20ste eeuw.
Verpoos even bij de teksten die weergeven hoe ik, sinds enkele decennia, het leven in onze gemeente heb ervaren.
27-03-2009
Ontstaan van onderwijs Sleine 02
De gemeentelijke lagere school, gedurende een lange periode, in onderling overleg met de vrije school, enkel toegankelijk voor jongens, werd in 1861 vernieuwd. Oorspronkelijk was voorzien in vier klassen en ook een woonhuis voor het schoolhoofd.
Later, bij de vernieuwingswerken van 1934 -36 werd de zuidergevel helemaal vernieuwd en werd een monumentale toegangspoort gebouwd langsheen de Dorpsstraat.
Bij een vernieuwing in 1968 werd het schoolhuis, dat toen nog dienst deed als eetzaal en directiebureel, afgebroken.
De landelijke bevolking, die ver van een abdij of een klooster woonde, moest het lang zonder enige vorm van systematisch onderwijs stellen. De vroegste vemelding in verband met het onderwijs vinden we in de archieven en ze dateert van het jaar 1540: " Dominicus Caeckaert, schoolmeester in Sleedinghen dorp had er ook veel landeigendom belast met herlijke erfelijke renten ".
In die tijd was de meester genoodzaakt iets bij te verdienen. Vaak was hij dan ook, koster, organist, voorzanger, doodgraver of klokkenluider. Zo werd aan een zekere Adriaan Van Belle, Coster van Sleydinghe in 1670 door de Schepenen van SleydinghSt. Baafs betaald voor " een jaer pensioen van de costerije: 2 ponden 10 schellingen en bijlegh voor thouden van de Schole 3 ponden".
" An Guillaume van Belle, coster, over het cloppen van de bedeclocke, smergens, snoenens ende 's avonts ende het leeren van de arme kinderen dezer prochie voor den jaere 1706 de somme van 4 ponden grooten ... item aan Dameel van Riest, pastor ( 1678 - 1715 ) over het uytdeelen van de prijzen in de catechismus aen de joncheyt, commende om onderwezen te worden in de christelijke leerynghe ten jaere voorseyt: 2 ponden 10 schellingen".
Heel vroeg reeds blijkt uit de oude geschriften dat er kleine scholen waren op de verscheidene wijken van de gemeente. Vemeld wordt: Pieter van Heulle, schoolmeester op Daesdonck Judocus de Meester aan het dorp in Evergem Jan franciscus van der Eecken op de wijk Hulleken Judocus Velleman bij het Buysken Jan Baptist De Somviele op het gehucht Swaentjen Guillaume Tambijzer op Volpensweghe Lezers die bekend zijn met de gemeente zien dat zowat elke wijk zijn eigen schooltje en meester had.
In de Franse tijd veranderde dat. Vanaf dan is enkel nog een officieel onderwijs toegelaten. Diegenen die zich met onderwijs inlieten op de gemeente dienden zich in regel te stellen met de nieuwe wetten en verordeningen. Enkel een onderwijzer, voorzien van een valabel diploma kan als een volwaardige leerkracht aanzien worden. Ook diende men zich te onderwerpen aan de geldende staatsstructuur. Een belangrijke brief hierover werd door J.B. Velleman, de burgemeester, in 1808 op 20 oktober aan de toenmalige onderwijzers verstuurd. Belangrijke daarin was: " Uyt crachte van welke art. verwittige Ue. dat er te rekenen van hedent tot den eersten november toekomende ter meyerye deser commune zal geopent zijn eenen registre inden welken Ue. gehouden zijt zelve te komen tekenen, in eene der twee kolommen daerinne te bevinden, te weten in degeene van Jae ofte Neen, -bij gebrek van welken Ue. in het geval zijt van de ondergaen het gonne den dertienden art. van het voorberopen decrèt voorschijft, dat is: alle den gonnen gevende publieke onderwijzinge, niet voorzien zijnde van de eersten January 1800 negen van eene diplome ofte charter, sig sijne fonctie moet ophouden, welke diplome niet anders en zal afgelevert worden dan aen den gonnen die sig heeft ingeschreven om deel te nemen in de gemlde Keyserlijke Universiteit". In feite werd hier duidelijk de kiem gelegd van het latere rijks en gemeentelijk onderwijs.
In de Hollandse periode bleef deze vorm van onderwijs voortbestaan. Een interessant schrijven uit die periode:" 14 Juli 1821 aan ... le sieur Stoens Jacques Nernardus instituteur secondaire nommé définitivement par le Juré temporaire de cette province le 12 mai 1819, alors domicilié dans la commune de Capryke, arrondissement d'Eecloo, et depuis quinze mois exercant ses fonctions dans cette commune ( Sleidinge) " zal een weddeverhoging van 75 gulden worden verleend, daar de Gemeenteoverheid van oordeel is dat hun leerkracht " n'est pas salarié d' après son mérite et l'intention du Gouvernement". Het gouvernementele reglement van 23.07.1817 nl. rangschikte de onderwijzers in drie categorieën voor het toekennen der wedden.
Later, toen in het Onafhankelijk België op 17 oktober 1830 door het Voorlopig Bewind de vrijheid van onderwijs werd afgekondigd ( bekrachtigd door art. 17 van de gondwet op 7 februari 18312) kwamen naast de bestaande school opnieuw een aantal private scholen tot stand ten huize van niet-officiële " bijschoolonderwijzers ".
Vanuit de eerste oranieke wet op het lager onderwijs ( 27.09.1842) werd uit de zeven toen nog bestaande scholen die van Bruno Dhont ( hoek Weststraat ) aangenomen als gemeenteschool.
Vanaf 1844 werd de school in het " armenwerkhuis " dat onder toezicht stond van de Commissie van Weldadigheid en bestuurd werd door de Zusters Franciscanessen aangenomen als " geadopteerde hulpschool die onderwijs zal verschaffen aan de arme kinderen ".
De gemeenteschool had vanaf 1861 nood aan uitbreiding en werd verplaatst naar de Dorpsstraat . Ook werd er, bij de vier klassen, een woonhuis met tuin bijgebouwd.
Vanuit de wet Frère - Orban en Van Humbeeck ontstond een schoolstrijd. Het werd de gemeenten verboden nog langer "vrije scholen " te onderhouden en te steunen. Ook kregen alle pastoors de richtlijn een vrije school op te richten. Men ging zelfs zover dat de bisschoppen een bevel uitvaardigden dat de sacramenten dienden geweigerd aan leerkrachten uit de officiële scholen en aan ouders die hun kinderen naar die officiële scholen stuurden.
Met de steun van de plaatselijke bevolking werd het mogelijk gemaakt in het Akkerken vanaf 1879 een vrije school op te richten. De vroegere zondagsschool met het torentje reeds gebouwd in 1875-'76 (thans de parochiale kring ) werd vanaf nu uitgebreid tot school. Er waren drie klassen voor meisjes en drie voor jongens.
Vroeger werden kerkklokken meestal geluid door mannen. De grote klokken werden geluid met voetwerk boven op de klokken. Bovenop de klok was een plank voorzien en de nodige steunen, om twee mannen toe te laten de zware klokken in beweging te zetten.Het was niet alleen moeilijk om het ritme erin te houden, het was bovendien heel gevaarlijk. Omdat het voetluiden ook soms leidde tot gebarsten klokken werd later overgegaan tot het handluiden dat, hoewel nog altijd lastig, toch meer comfort bood aan de luiders. Vandaar dat het luiden van de klokken vaak van vader op zoon werd overgedragen omdat men zo de vaardigheid, eigen aan het beroep, wenste te behouden.
Zo was er een familie Steenbeke die het klokkenluiden zeer waarschijnlijk een hele tijd heeft beoefend. In 1759 overleed de luider Jan Steenbeke en werd opgevolgd door zijn twee zoons, Judocus en Frans. Bij het afscheid in 1769 vn klokkenluider Jooris Bauwens stellen wij vast dat zijn neef, Guilielmes Bauwens, werd aangesteld als opvolger.
Toen in 1913 een gebarsten klok hergoten was door de firma Michaux te Leuven werd, bij de inwijding, door de onderpastoor E.H. De Coninck, een ironisch gedichtje geschreven over de klok en zijn bedienaars.
Mijn Helden.
Hier staan mijn helden, twee van drij; Ik ben hun klok die, hoog geëerd, Is fris gewasschen, schoon geblonken, Welk luider ware 't meeste blij Mocht ik, genevervol, gekeerd Eens smaaklijk worden uitgedronken ?
Ons Eedje spelt den klokkendans Al wiegewagglend op de straat; "Ach kijkt ! hoor ik de menschen zeggen, Zijn oogske straalt met heldren glans, Zijn tongsken lijk de klepel slaat, Hij kan dat weer niet stille leggen."
Julietje, vrouwke, wees bedaard, Als heeft uw man verstand te veel, Toch nooit kan hij zijn druppels tellen, Zomin als d'haarkens van zijn baard; Hoe menig klokske vloog ter keel, Kan enkel 't Akkerke vertellen.
Verzend hem zchtjes naar zijn nest, Daar rust hij roerloos als een blok, Daar zal geen drank hem meer bekoren, Tot morgen blijft hij dromen best Van d' omgekeerde nieuwe klok, Dan valt hij niet van zijnen toren.
Gust Autekie, de braven man, Die heilig is, lijk Roze zegt, Staat ergens wel daarvan te praten; "Elkeen aan 't werk, zooveel hij kan, Zoo moet het, zegt hij, recht is recht, Maar ik, ik maak mij uit de gaten."
Goddank, ons blijft een felle wacht Die zorgt en waakt en werkt voor drij; Fons mint de klok en trekt de koorde, Hij droomt er van, bij elken nacht Met luider stem, geloof mij vrij, Zoo zegt Louiske toch, die 't hoorde.
Begin 20ste eeuw zien wij ook, na paard en kar, een nieuw vervoersmiddel geleidelijk opgang vinden bij de Sleinse inwoners : " de fiets".
Bleek dat niet enkel de trein in die tijd bij sommigen voor enige onsteltenis zorgde, zelfs de fiets bleek toen duidelijk te behoren tot de categorie der gevaarlijke tuigen, waarmee niet zomaar lichtvaardig kon worden omgesprongen.
Daarom dit uittreksel uit een politiereglement ( artikel 3 ) van anno 1905: Het is aan de wielrijders verboden: - in den kom der gemeente versneld te rijden en te toeren rond rijtuigen, ruiters of wandelaars - in smalle straten, aan hoeken, op kruispunten en overal alwaar belemmeringe mocht zijn sneller te rijden dan voetgangers gewoonlijk gaan, - wielrijderswedstrijden in te richten op de wielrijdersbanen, zo op staats- als op gemeentewegen Het is aan de wielrijders geboden: - aan de hoeken der straten hunnen gang te vertragen, - voorzien te zijn van een belwerk, eenen hoorn of een ander toestel, waarmede de rijders hunne aannadering kunnen doen kennen als er vrees bestaat voor overrijden
Wat een geluk voor de vroede gemeentebestuurders van toen dat zijn vandaag onze schooljeugd niet bezig zien...!
Op 2 augusteus 1854 kreeg het gemeentenbestuur van Sleidinge het voorstel om de spoorlijn van St. Ghislain - Gent door te trekken over het grondgebied naar Eeklo. Het duurde echter nog tot januari 1859 vooralleer de eindbeslissing (toelating) gegeven werd.
Immers, daar waar Gent, Evergem, Waarschoot en Eeklo heel enthousiast reageerden werd het voorstel met even zoveel kracht bestreden door de gemeenten Lembeke, Kaprijke en Watervliet. Die waren immers zeker dat de nieuwe spoorlijn een ernstige weerslag zou hebben op de gemeentekas en dit door een vermindering van de tolrechten, door hen geheven, op het vervoer van koopwaren, langs de baan Gent-Watervliet.
Uiteindelijk werden de rechten hiervoor voor de eerste maal verpacht op 16 maart 1981 en dit voor de globale som van 4.450fr. Dit voor de verschillende "barelen" : Evergem-Brielken 150 fr. Evergem-Hulleken 700 fr Sleidinge-Singel 550 fr Lembeke 710 fr Kaprijke 1390 fr Watervliet 950 fr
Toch werd de spoorlijn aangelegd en dat dit voor de streek belangrijk was bewijzen onderstande cijfers.
In 1864, alleen voor fruit, werd 600.000 kg verzonden.
Het eerste stationnetje van Sleidinge werd ten westen van de spoorlijn gebouwd in 1900.( Dit was op het huidige grondgebied van het psychiatrisch centrum). Later, in 1901, werd samen met een groter rangeerstation aan de overzijde van de rails een nieuw station gebouwd. Dit laatste werd vernieuwd in 1911. Het huidige stationsgebouw is , op enkel kleine wijzigingen na, helemaal daaraan gelijk. Het rangeerstation lag naast de latere zagerij Cornelis.
Nog later werd ooit een voorstel gedaan om via Sleidinge een spoorlijn naar Breskens (Nl) aan te leggen. Dit project is echter blijven steken in een archiefkast.
Hierbij een paar foto's van zowel het eerste als het latere station - Merk bij de tweede foto de ronde schuilkelder, gebouwd als beschutting tijdens de eerste wereldoorlog -.
De gemeentenaam op zich - Sleidinge - voorheen ook Seldingaheim, Sleidinghem, Sleydinghen, Sleynghem, zou verwijzen naar de vroege periode rond 370. Hier in het noorden ( Evergem, Wondelgem -ook Gundingahem- Lovendegem, Zomergem ) waren toen duidelijk de eerste Frankische ( Saalfranken ) nederzettingen.
De samenhorigheid van Sleidinge, Evergem en Wondelgem is reeds vroeg gekend als " sibben op gelijkende plaatsen en ten noorden van moerassige stroomgebieden ". Voor Sleidinge de Lede en de Langebeke, voor Evergem de Kaalne ( thans Kale ), voor Wondelgem de meersen rond het kanaal naar Terneuzen of de Gundinusgracht. Dit laat ons ook een nauwer verband tussen de sibben veronderstellen dan alleen dat van de rasafstamming.
Allen hebben reeds heel vroeg een visgebied, een weidegebied en bebouwd land, dat zelfs reeds voor 370 in cultuur was gebracht. Zo hebben ze allemaal hun kouter, voor Sleidinge was dat gebied " de herritakkere"op de wijk Berrent. De nabijheid van de Ascoutkouter (thans Asschout ) is geen reden om die te beschouwen als behorend tot Sleins eerste gemeentebezit.
Wel weten we dat het gebied reeds vroeg in twee werd gesplitst. De resten van de gracht langsheen het huidige voetbalplein van F.C. St. Joris te Sleidinge, verder lopend ( vroeger althans )door de Pruimelaarsstraat en zo lopend via de Schroonhoek( daar ook nu nog te zien ), was een gegraven scheidingsteken. Aan de oostkant ( o.a. Dorp en Oostveld enz. ) ervan had je het gebied horende bij St. Baafsabdsij en ten westen ervan ( Weegse, Linde enz. )had je het gebied dat hoorde aan de Graaf van Vlaanderen.
Een groot aantal gegevens kunnen wij terugvinden in kerkelijke archieven. In vroegere tijden kon immers enkel de clerus lezen en schrijven. Ook waren zij zowat de enigen die zowel intellectueel als materieel de mogelijkheid hadden om gegevens duurzaam te bewaren in archieven. Daaruit ook( de archieven) weten wij dat, reeds in de 13de eeuw, Sleidinge werd afgesplitst van Evergem en als zelfstandige parochie bestond. Zij werd voor het eerst vernoemd in 1263.
Van bij het begin was er een band van horigheid tegenover zowel St. Baafsabdij te Gent als tegenover de Graaf van Vlaanderen door Sleidinge Keure. Deze keure werd gegeven op 1 of 5 september 1248 onder de naam " Keure van Desteldonk, Sleidinge en Lovendegem." Door beide voornoemde instanties werden wetten en regels uitgevaardigd waaraan de onderhorigen in het rechtsgebied zich dienden te houden.
- Deze verdeling kan je zien op de kaart bij het artikel " Sleidinge in de middeleeuwen ." -
Zoals de bezoeker merkt leg ik graag een verband tussen het Sleine van vroeger, mijn kinderjaren, en het Sleidinge van vandaag. Het is zo dat het ouder worden je laat terugkijken, mijmeren en vooral nagenieten van de tijd vroeger, toen alles nog zoveel ..... !
Nee, dit zou de waarheid geweld aandoen... Wel is het zo dat wijzelf vroeger heel wat actiever, betrokkener, waren dan vandaag. Dit wil uiteraard niet zeggen dat wij nu niet meer kunnen genieten. Integendeel, maar het leven is anders. Daar waar je als jonge vrouw of man, volop in het leven staat, er met volle teugen aan deelneemt, ga je op latere leeftijd eerder een meer beschouwende houding aannemen. Een houding die minder belastend is, en precies daarom comfortabeler voor de leeftijd en dus ook niet onaangenamer.
Hierbij, bij deze bedenkingen, een paar foto's over het gebouw van waaruit sinds vele jaren de beslissingen werden genomen die voor een deel het wel-en-wee van de inwoners bepaalden. Het is het gemeentenhuis ( huizen ) van Sleidinge .
Foto 1: Deze werd genomen in 1916 ( tijdens de eerst wereldoorlog ) Het huis op de hoek van de straat ( achter de pomp ) heeft heel lang gediend als gemeentenhuis. Het huis rechts ( later drukkerij Geers ) werd in 1867 voor een hele periode gebruikt als secretariaat.
Foto 2: Dit was, in de Dorpsstraat, het huis van Dr. Van de Mensbrugge ( in 1913) en werd later - ook tijdens mijn jeugdjaren - het gemeentenhuis van Sleidinge. Na de fusie van de gemeenten in ons land, waarbij de hoofdgemeente Evergem werd, zocht men naar een nieuwe bestemming voor dit gebouw. Thans zijn er de diensten van het O.C.M.W. van Evergem in gevestigd.
Foto 3: Het hogervermeld gebouw in de Dorpsstraat - Huis van Dr. Van de Mensbrugge - zoals het vandaag is.
Het bedrijf Calcutta, dat voor de tweede wereldoorlog, juteartikelen produceerde - jute die tijdens de oorlog niet meer werd ingevoerd - was door de Duitse bezetter verplicht mee te draaien in de oorlogsindustrie. Men produceerde er geweven papieren verpakkingen.
Nu was het zo dat een aantal strategische locaties aan Londen waren doorgespeeld door de spionnagediensten. Hierbij waren o.a. het rangeerstation van Merelbeke, het aan het kanaal Gent-Terneuzen gelegen Rieme en Calcutta te Sleidinge.
Naar het schijnt dachten de tipgevers, zonder controle van de echtheid van hun gegevens, dat in Sleidinge legerparachutes werden geweven en dat er tot tienduizend stuks zouden zijn opgeslagen. Men zag immers geregeld vrachtwagens, van de Duitse Reichspost, waren ophalen en wegbrengen. Sommigen dachten dat het telefoontje van de inlichtingen wel eens kon ingegeven zijn door na-ijver, en eventueel weerwraak van enkele bewoners, op de vrijzinnige logeman Dobbelaere.
Op 19 mei , wordt, tot hun opperste verbazing, al z'n werkvolk door dhr. Dobbelaere 's middags naar huis gestuurd. De arbeiders begrepen er op dat moment helemaal niets van. Blijkbaar echter had ook de contraspionnage goed haar werk gedaan.
's Avonds om kwart voor negen, terwijl een honderdtal buren tijdens de meidagen bij het kapelleken, opgehangen tegen de muur van de fam. Heyde, aan het bidden waren kwamen vanuit de richting Gent negen Engelse vliegtuigen heel laag aangevlogen. Ze dropten hun bommen en vertrokken. Geen enkel alarm was gegeven.
De aanval zelf werd door Pater Palmer Heyde volgens een verslag van ooggetuigen, kinderen die speelden op het dorpsplein, als volgt beschreven: " Ze zagen de vliegtuigen papierkens ( blinkende stroken metaalpapier ) uitwerpen. De kinderen staken de armen omhoog om ze te vangen. De vliegtuigen kwamen zéér laag aangevlogen, schudden eens met de vleugels op en neer en de twee bommen, één aan elke vleugel, raakten los. "
Achteraf bleek elke bom 250kg te hebben gewogen. Maar... niet alle bommen raakten het hoofddoel en ook niet allen ontploften.
De fabriek zelf incasseerde acht bommen. Gelukkig ontplofte de bom, die vlak bij de biddende menigte viel, niet. De kust weer veilig bleken slechts twee personen gekwetst, Stafken Haeck en Charles Van Hecke.
Veel erger was het met Frans Sinove, deze hardhorige man die dicht bij het fabriek woonde, werd door een ontploffing uit zijn voordeur geslingerd op de weide van Omer Heyde en overleed twee dagen later aan de gevolgen van een schedelbreuk.
Andere inslagen waren op het dorp ( huis Meire ) en ook bij 't coiffeurken, Robert David, waar een bom doorheen het dak sloeg tot in de kelder en er niet ontplofte. Tot op vandaag zit die bom nog steeds in de grond ! Waarschijnlijk word hij binnenkort opgegraven, gezien men op die plaats bouwwerken start voor een appartementsgebouw.
Ook aan Sanderushuis, waar men ook aan het bidden was, viel een bom op het been van Maria Declercq. Ivo Roegiest, de chef van de fanfare, voerde er ter plaatse een amputatie uit, wat gezien de omstandigheden - geen medische scholing en de niet onplofte bom op het been- zeker geen sinecure was.
De balans in de Kaaistraat was nog dramatischer. Iedereeen vluchtte er naar een schuilkelder op onderstand. Een bom valt er in de boomgaard pal op zo'n in de grond uitgegraven onderstand. Voor Clementia Verstraete en dochters Simonne en Denise Vermeulen, Hilda West, Jacqueline Van Wambeke en Pauline De latter werd deze schuilplaats hun graf.
's Anderendaags zijn nog eens een tweetal vliegtuigen over het fabriek komen vliegen om de preciese schade vast te stellen.
Vandaag is de Kaaistraat een vrij moderne woonbuurt geworden met een mix van gewone en sociale woningen. Het beeld dat ik bijvoeg is het beeld zoals wij de straat kenden in onze kinderjaren.
Toen was de Kaaistraat een echte arbeidersbuurt met woningen uit het begin van vorige eeuw. Die huisjes waren er gezet door de plaatselijke bedrijven om de arbeiders-bewoners op die manier aan zich te binden. Het was een straatje waarover in mijn kinderjaren niet werd gesproken in lovende termen.
De naam zelf zou ergens ooit zijn gegeven omdat op 't eind van de straat een heel kleine aanlegplaats zou zijn geweest voor trekschuiten die koopwaar naar Gent brachten.
Of deze interpretatie volledig correct is weet ik niet. Dit was de enige redelijke verklaring, voor die toch wel heel speciale naam, die ik ooit gehoord of gelezen heb.
Eén van de vroegere burgervaders, Dhr. Ghijsbrechts M., die ook nijveraar was en vrij welvarend mocht genoemd, zeker zowat drie kwart eeuwen geleden, had zin voor bouwen. Hij bouwde niet alleen het Sanderushuis met annex cinemazaal en woning voor één van zijn neven, ook voor zichzelf bouwde hij.
Gezien men toen erg opkeek naar de Art-Deco, werd door hem ter plaatse dan ook een vrij gelukte poging gedaan zo'n woning te bouwen. Helemaal in de top van de woning vind je, ook vandaag nog, de letters MG verwerkt als eeuwig aandenken aan zijn bouwheer.
Als onze gemeente ergens voor bekend is geraakt in een groot deel van het Vlaamse land, dan is het niet om zijn stilte, zijn ingedommeld zijn in rust maar wel om de twee psychiatrische klinieken die het sinds jaar en dag bezit: " het St. Jozefsgesticht en Mater Dei !
De oorsprong is te vinden in wat je zou kunnen noemen " de vrijgevigheid van de familie De Seille . Zij, dhr. Eduard en mej. Melanie De Seille, woonden op een kasteeltje met ruime hof, waar nu het indrukwekkende gesticht is gebouwd. Eesrtgenoemde werd tot zijn overlijden zeer goed verzorgd door Eerw. Broeder Norbertus van de Congregatie St. Jan De Deo. Drie jaar later, na het overlijden van Melanie op 19.03.1881, werd het domein uit dankbaarheid dan ook overgemaakt aan de Broedercongregatie. Die maakte er een toevluchtsoord voor rustbehoevenden van.
Later werd door de toenmalige Br. Overste, samen met Dr. Ruyssen, die zich in Sleidinge had gevestigd, een Kneippianum - behandeling met water - gesticht. Dit gebeurde na verscheidene reizen naar Woerishofen in Duitsland, waar dit type behandeling zijn oorsprong had.
Vandaar dat het gesticht in Sleidinge bij de vroegere bevolking altijd " De Knip " werd genoemd.
Later werd, ook door Dr . Ruyssen, een damesgesticht, het huidige Mater Dei, geopend . Lange tijd was er wel samenwerking tussen beide klinieken waar het de staf betrof. De patiënten werden, vaak niet onterecht, zoveel mogelijk gescheiden gehouden. De laatste jaren echter is, gezien bepaalde nieuwe inzichten, de patiëntenbevolking gemengd.
In 1896 kwamen de " Dochters van het Kind Jezus " - moederhuis van de orde in Rijsel-Frankrijk - naar Sleidinge. Dit gebeurde in volgend omstandigheden.
Dr. Ruyssen was een collegevriend van de priester-dichter Guido Gezelle, toen aalmoezenier van de voornoemde zusters in hun bijhuis in Kortrijk. Toen het klooster in Kortrijk diende opgeheven, werden de zusters overgebracht naar een nieuw klooster bij het "Kneippgesticht van Dr. Ruyssen in Sleidinge. Dit kon enkel gebeuren dankzij de intense inzet en medewerking van de toenmalige deken van Kortrijk en de directeur van de zusters, Guido Gezelle. De eerste drie zusters waren, Marie-Aurélie, Sylvany en Gertrude.
Nu zijn beide gestichten geëvolueerd tot vermaarde, moderne psychiatrische klinieken waar men allerlei patiënten in behandeling heeft.
Onze gemeente is verschrikkelijk landelijk. Je kan echt niet geloven hoe stil en rustig het hier is. Misschien zegt hetgeen volgt je iets meer.
Er zijn een paar café's waar je tijdens het weekend, als jongere of iets minder-jongere terecht kan. Als je iets wil kopen dan kan je er heel goed terecht voor juwelen ( 2 winkels ), voor voedingswaren ( voldoende bakkers en slagers en een paar kleine supermarkten ), voor kleren vind je ook een tweetal zaken ( beiden zijn gesitueerd in de duurdere prijsklasse ) er is ook één fotozaak ( fotograaf met winkel ) één computerwinkel, een electrozaak, twee frituren, één notaris en zowat alle banken zijn er vertegenwoordigd met een kantoor.
Voor de ruim zesduizend inwoners is er hier of daar nog wel een kleine handelszaak waar je terecht kan voor één of ander. Toch is het zo dat de inwoners, in grote mate, voor aankopen zijn aangewezen op omliggende gemeenten of de steden Eeklo en vooral Gent.
'k Weet dat de middenstanders het niet zo graag zullen horen maar, voor de doorsnee inwoner is het echt geen vetpot aan keuzes in de gemeente.
Toch is het opvallend hoe de Sleidingenaar meestal vrij tevreden is over zijn gemeente en er met een lichte vertedering aan terugdenkt.
Sleidinge heeft iets met Sanderus. Op dit moment bestaat er nog altijd een feestzaal-café, ooit gebouwd door Maurice Ghijsbrecht, met de naam Sanderushuis.
Dit allemaal omdat ooit in de geschiedenis pastoor Sanderus gedurende een periode in Sleidinge dat ambt waarnam. Hij werd er in 1612 aangesteld als pastoor door Bisschop Maes. Heel speciaal aan zijn opdracht was het bestrijden van het Calvinisme. Een grote bevolkingsgroep had zich immers aangesloten bij de Calvinistische beweging.
Rond 1618 heeft hij ( volgens De Seyn ) " een verweerschrift van een uiterste gestrengheid tegen de beeldenstormers gemaakt." Dit had uiteraard tot gevolg dat " de ketters " hun aandacht speciaal op de schrijver en zijn parochie richtten .
In 1922 werd hij verplaatst. Sanderus overleed in de abdij van Affligem op 16 januari 1664 in de ouderdom van 77 jaar.
Bijgevoegde foto's: 1. Een gedenkplaat aangebracht aan de muur van de pastorie 2. Een zicht op de pastorie zelf.
Hierbij een aantal, m.i. mooie sfeerbeelden, die het landelijke karakter van onze gemeente Sleidinge weergeven.
De eerste beelden zijn genomen aan het Waterspaarbekken ( twee reusachtige bekkens gelegen in de Heffink ) dat een deel van onze provincie van drinkwater voorziet.
De andere foto's werd genomen langs landelijke wegen.
In de volgende foto's kunnen liefhebbers zien hoe Sleidinge eruit zag in mijn kindertijd en juist daarvoor.
1ste foto: Hier zie je de Statiestraat ( thans Weststraat ). Merk hierbij de totaal gewijzigd situatie.
Twee zaken die ik mij levendig herinner aan die straat zijn: a- het leggen van beton. Eindelijk hadden wij tussen het Dorpsplein en het station een schaatspiste van 1 km lang. En of we daar wieltjes op stuk gereden hebben. ( Toen waren die wielen nog van metaal ) b-de avond dat de veernieuwde straatverlichting werd aangestoken. Wij vonden toe dat het zo klaar was als overdag !
2de foto: Dit is de Dorpsstraat met het - ook thans nog herkenbare- gemeentehuis. De functie is na de fusie met Evergem veranderd. Nu wordt het gebouw gebruikt als OCMW.
3de foto: Het Dorpsplein tijdens de oorlog in 1916. De kale bomen geven perfect de trieste sfeer weer die toen heerste. Als bijkomnd gegeven merk je op de rechterzijde van de foto een Duits soldaat.
4de foto: Hier heb je een beeld van de laatste van de Sleinse molens. Ooit, in de middeleeuwen, waren er zeven. Deze, eigendom van de familie Robbrecht, brandde, na een blikseminslag, af in 1941. Hij werd nooit meer wederopgebouwd omdat men toen reeds ging malen met niet door wind aangedreven maalderijen..
Opvallend eraan is de rijzige kerktoren die op de vroegere platte toren werd geplaatst in 1740 door pastoor Steyaert met toestemming van bisschop De Smet. Vroeg toestemming " tot het maecken van de Cappe op den tooren ... eene naelde te hoogte van omtrent sestig voeten ". Hier te Sleidinge zijn ze fier op hun toren : " Sleintoren zo scherp als een naald " ! Bij de 1ste foto merk je in de gevel nog goed een bisschoppelijke wapenschild. Dit is het schild van Mgr. Govardus Van Eersel die toeliet van 1772 tot 1778 de nieuwe bovenkerk af te werken. Thans is het schild onleesbaar geworden. De drie springende hondjes omheen een denappel zijn dan ook bijna niet meer te zien.
De 2de foto is die aan de huidige frituur op het Dorpsplein.
Voor de inwoners van Sleidinge is het wel opvallend hoe vroeger omheen het kerkdomein een groot hek stond met massieve gemetselde hekstijlen aan de toegangswegen. Een deel van dat hek is lang bewaard gebleven aan de voormalige villa van Dr. Ruyssen -thans deel van Cultureel Centrum in de Weststraat.
De 3de foto is die van de villa van Dr Ruyssen, geneesheer in de begingeschiedenis van de geneeskundig gestichten.
Hierna een aantal foto's genomen van oude prenten; op zich vertellen en reveleren ze de sfeer in de vroege jaren 1900.
De kwaliteit is niet altijd optimaal maar belangrijker is de nostalgie en de sfeer die ze uitstralen.
De eerste foto is die van de inhuldiging tot burgemeester van een illuster burgervader-nijveraar. Dhr. Maurice Ghijsbrechts was fel begaan met het wezijnl van zijn gemeente .
Door een neef liet hij één van de allereerste tuinbouwbedrijven uitbaten in de huidige Polenstraat. ( Waar nu de appartementen worden gebouwd naast frituur Christine. Zolang hij leefde kwam hij persoonlijk bijna dagelijks hoeveelheid en kwaliteit van de geteelde groenten contreleren. Ook stelde heel wat mensen te werk in zijn houtzagerij met oa ook een produktie vaan fruitbakken.
Wat dit te maken heeft met Sleidinge. Welnu, die man is er geboren in 1936 en er opgegroeid . Hij woonde in de Wittemoer op wat wij heetten " een klein hofstedeken". Zijn moeder - Stella - bleef als heel jonge weduwe achter met drie kinderen, Wilfried, Aimé en Daniël. Later is ze hertrouwd en uit dat huwelijk is ook nog een kind geboren, Rudi.
De moeder was een warme persoonlijkheid, zo heb ik ze in mijn kinderjaren althans ervaren, en achteraf gezien was ze toch wel een echte doorzetster. Zij runde, bij mijn weten, één van de eerste kippenkwekerijen bij ons in de omgeving.
Wilfried zelf heb ik steeds ervaren als een héél intelligente en gedreven persoon. Zijn stokpaard(je) was het ABN en de welsprekendheid. Waar hij ook kwam, streefde hij naar het leiderschap en meestal lukte hem dat ook.
Samen met hem hebben wij, toendertijd in de KSA, vele vakanties doorgebracht. Daarbij hoorden zowel kampperiodes ( o.a. in Bouge bij Namen ) als kilometers verre en urenlange fietstochten ( naar Walcheren ) tot de geplogenheden. Toen reeds kon hij zéér overtuigend zijn. Zo wist hij de wed. Ghijsbrecht, een vrij welstellende dame uit onze gemeente, zover te krijgen dat wij de tuin, met tuinhuis en vijverpartij, achter haar buitengoed mochten gebruiken voor vergaderingen en samenkomsten. Wij konden er sjorren en ravotten naar hartelust en voor onze afdeling was dit een unieke vergaderplaats
Over zijn latere politieke carrière laat ik U en geschiedenis maar oordelen. Mijn persoonlijk oordeel doet er dienaangaande heel weinig toe.
Wel wil ik jullie een foto van het boerderijtje in de Wittemoer, thans prachtig opgeknapt, niet onthouden.
Ik ben Willy , en gebruik soms ook wel de schuilnaam Slenneken.
Ik ben een man en woon in Sleidinge (België) en mijn beroep is reeds heel wat jaren gepensioneerd zijn.
Ik ben geboren op 18/05/1940 en ben nu dus 85 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Lezen,muziek beluisteren, reizen (ook weekendjes) en tuinieren ; een ruime algemene interesse..
Fier als ik ben op mijn gemeente, hoop ik die - ook zoals ze vroeger was- iets beter te laten kennen.