SF4 SPORTPSYCHOLOGIE

07-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5) OOSTDUITSE SPORT PSYCHOLOGIE
MANDAAT : 5) OOSTDUITSE SPORT PSYCHOLOGIE

Oost-Duitse sportpsychologie

De prestatierelevante psychische componenten van het sportschieten en de mogelijkheden tot mentale training in deze sporttak

In dit artikel zouden we de figuur van Hannes Kratzer wat ruimer willen belichten. Zijn herkomst (D.D.R.) en zijn kwalificaties maken van hem een markante figuur en zullen bij velen tot de verbeelding spreken.

Opvallend in zijn loopbaan is de verschuiving van zijn interessedomein van de arbeidspsychologie (hij studeerde af als psycholoog aan de technische universiteit van Dresden) naar de meer klinische richting (zijn laatste graad behaalde hij in de klinische psychologie). Boven alles echter valt zijn betrokkenheid in het sportpsychologisch domein op. Hij was heel vroeg verbonden aan de “DDR-National Mannschaft” van sportschutters. Recent werd hij ook hoofd van het Sportpsychologisch Instituut aan de universiteit te Leipzig, een functie waarvoor hij in het nieuwe, herenigde Duitsland opnieuw moest solliciteren.

In zijn werk, dat we hieronder summier bespreken, zijn de topics meer dan ooit de brandpunten van de huidige sportpsychologie: de ‘Handlungszuverlässigkeit’ (vrij vertaald: gedragsstabiliteit als voorwaarde tot een optimale prestatie). ‘Belastbarkeit’ (of: draagkracht, mogelijkheden tot stressverwerking), ‘Beherrschungsgrad und Einsatzhäufigkeit’ (bij het gebruik van mentale training), het implementeren van de sportpsychologie in het sportbedrijf (zur Tätigkeit des Psychologen…), het begeleiden van coaches, enz.

I.             Het drie-componenten-model van Kratzer (zie fig. 1)

De functie van prof. Kratzer als psychologisch begeleider van de sportschutters werd reeds aangehaald. In de D.D.R. was deze begeleiding, zoals de gehele sportbegeleiding, zeer intensief. Het was mogelijk om jarenlang met dezelfde mensen te werken. Kratzer noemt dit een noodzaak om tot een goede begeleiding te komen. Niettegenstaande hij naar eigen zeggen met heel weinig middelen moest werken, is er immers toch een minimum aan materiële omstandigheden vereist. Naast de materiële mogelijkheden moet ook mankracht ter beschikken zijn die de begeleiding op zich neemt. De psycholoog die het werk verricht, moet zelf de inschatting maken of hij het werk aankan of niet.                                                     

 

 

 

 

 

 

Beide voorwaarden (materiële en menselijke) worden begrijpelijk wanneer Kratzer zijn eigen werkwijze toelicht. Vooreerst gebeurt er een analyse en een empirisch onderzoek van de prestatierelevante psychische componenten. Vanuit zijn ervaring met arbeidspsychologie gaat hij uitvoerig de vereisten van de opdracht analyseren. Zo stelt hij de vraag naar de psychologische vereisten van de techniek, de omstandigheden waarin deze techniek moet worden toegepast, het leerproces dat vereist is. Hij poogt dan vast te leggen welke elementen in het gedrag van de atleet noodzakelijk zijn om de opdracht tot een goed einde te brengen. Hier gaat hij ook noties van organisatorische en opvoedkundige aard in verwerven. Wanneer we deze zeer ruime doelstelling bekijken, wordt meteen duidelijk waarom Kratzer spreekt van een werk dat verscheidene jaren duurt.

Het was voor hem mogelijk om een zeer “mentale” sport door te lichten, m.n. het sportschieten. Het was de plaats bij uitstek om aan te tonen dat fysiologische parameters onvoldoende zijn voor het verklaren van sportprestaties. De begeleiding van deze sporters was dan ook op een psychologische leest geschoeid. Hij stelde een model op in drie niveaus waarin enkele belangrijke componenten naar voor komen die de basis vormen van een (goede) sportprestatie (figuur 1) en waar men als begeleider in mindere of meerdere mate vat op kan hebben.

1.      Specifieke laboratoriumexperimenten en correlatiestudies met resultaten in wedstrijden werden verricht. Zij toonden aan dat heel specifieke sensori-motorische vaardigheden, ten dele vatbaar voor verbetering door oefening, vrij goed correleerden (r .75) met de resultaten op wedstrijden. Het gaat hier over vaardigheden zoals concentratie, discriminatievermogen en het kunnen onderdrukken van een dominante stimulus, vreemd aan het schieten. Hiermee was een significant betere voorspelling mogelijk dan met de gegevens waar trainers over het algemeen over beschikten (r .48). deze vergelijkingsgegevens bestonden uit een geschiktheidsverklaring op basis van de prestatie-ontwikkeling, de ingeschatte manier van werken, de rust van de arm, de atletische conditie en kracht, en de medische toestand. Een opvallend gegeven was ook het ontbreken van ‘minus’ karakteristieken bij de succesrijke atleet. Dit wil zeggen dat de kampioen niet uitblinkt in de hoogte van zijn scores, maar wel in de homogeniteit ervan en in het ontbreken van dieptepunten. Aldus kan het ontbreken van één prestatierelevante component een zware hypotheek leggen op toekomstige prestaties.

2.      In zijn model voor begeleiding heeft hij niet alleen oog voor deze sensori-motorische vaardigheden. Ook de motivationele component speelt een rol en is evenzeer een ingangspoort voor begeleiding. Als een jonge atleet voor een kwalificatie een snorfiets beloofd werd, kan dit specifieke reacties uitlokken. Bij een falen vroeg in de wedstrijd kan het idee dat de snorfiets nu wel verloren is, zijn vlot functioneren zodanig belemmeren dat de opwindingstoestand niet meer bij te sturen is met om het even welke regulatieve techniek.

3.      De toestands- of opwindingsfactor (‘arousal’) is eveneens van belang. Vooreerst stelt hij dat atleten moeten worden bijgebracht dat het opwindingsniveau iets positiefs is. Bij wedstrijden waar de gemiddelde opwindingsgraad hoger is, wordt ook duidelijk beter en nauwgezetter gepresteerd. Dit handelingsbetrokken weten (besef van eigen opwindingsniveau) wordt door Kratzer sterk gestimuleerd. Voor het bijsturen van de graad van opwinding gaat de atleet ook gebruik maken van “naïeve” technieken. Het is de taak van de psycholoog om deze te onderzoeken, te bevestigen of te wijzigen indien het effect negatief wordt.

II.           Stress en stress-signalen

Er zijn verschillen tussen sportende individuen zowel in sensori-motorische vaardigheden (uitvoering), motivatie als opwindingstoestand. Stress kan ontstaan ter hoogte van elk van deze factoren (motivatie, uitvoering of activatieniveau). Bovendien zijn bij stijgende prestaties ook steeds meer (mogelijke) stressbronnen aanwezig.

Verschillende van deze stressbronnen zijn voor onderzoek vatbaar. De uitvoering van de taak onder verhoogde stress kan nagegaan worden (verhoogde afleidbaarheid of verhoogde vermoeidheid); de fasen van het herstel kunnen worden bestudeerd; de grenzen waarna een systematisch verval optreedt, kunnen worden vastgesteld; primaire motivationele structuren en loopbaanplanning kunnen worden besproken en doelstellingen met betrekking tot stresshantering eveneens.

In deze aanpak is een duidelijk onderscheid merkbaar met zowel de arbeids- als met de klinische psychologie. Bij dit soort sportpsychologisch onderzoek wordt veel meer geïndividualiseerd, de grenzen worden meer afgetast en het herstel wordt veel meer bestudeerd dan in de arbeidspsychologie. Tegenover de klinische psychologie, waar gepoogd wordt een deficit te overwinnen, gaat de sportpsychologie de sporter pogen te brengen naar een zo hoog mogelijk prestatieniveau. Aldus verwondert het ons niet dat Kratzer de negatieve invloed van video-spelletjes gedurende de rustfases in een wedstrijd sportschieten op de concentratie aantoonde.

Vooraleer de destabilisering van de prestatie door stress gaat optreden, zijn een aantal signalen aanwezig. Deze kunnen vroegtijdig opgespoord worden. Kratzer maakt hiervoor gebruik van een toestel dat te Leipzig ontwikkeld werd. Het is een draagbaar psychofysiologisch meettoestel, toegesneden op het gebruik door sportschutters net voor de wedstrijden. Dankzij metingen van factoren zoals reactiesnelheid, aandacht en concentratie, fysiologische opwindingsgraad kan de atleet nagaan in welke mate bij hem de voorwaarden voor een goede prestatie aanwezig zijn en of hij in vergelijking met zjin eigen habitueel opwindingsniveau te hoog of te laag zit. Aan de hand van ademhalingsoefeningen (opwindend of rustbrengend) kan hij zichzelf op het gewenste niveau brengen.

III.         voorwaarden tot optimaal functioneren, determinanten van dysfunctioneren

Kratzer heeft veel oog voor het ergonomische aspect als hij het over “Handlungszuverlässigkeit” (HZV) heeft. Hiermee beschrijft hij immers de optimale prestatietoestand (prestatieniveau) als een volledig en stabiel op elkaar afgestemd zijn van persoon en taak. Zo zal er in iedere sport een andere vorm van deze toestand vereist zijn. Bij het sportschieten moet het bij wijze van spreken iedere keer raak zijn, bij voetbal is dit lang het geval niet.

HZV wordt aldus gedefinieerd: “De bekwaamheid een gegeven opdracht gedurende het vereiste tijdsverloop te vervullen; de werkzaamheidsgraad (prestatieniveau) van een systeem ten aanzien van zijn functioneel doel wordt aangegeven door de dysfunctionele handelingen, waarbij de fouten gezien worden als een incompabiliteit tussen individu en opgave”.

Het is zijn bedoeling door betere trainingsomstandigheden en begeleiding steeds bekwamere sportmensen te vormen. In de actualiteit is het inderdaad zo dat individuele fouten steeds meer bepalend zijn voor de uiteindelijke uitslag. Men zal moeten uitzoeken voor welke sport en voor welke positie binnen de sport, welke factoren (fysiek, sociaal, stress, persoonlijkheid) doorslaggevend zijn. Tot een ontdekking van alle prestatiebepalende factoren gaat men wellicht nooit komen, deze zijn gewoon te groot in aantal. Wel heeft Kratzer nagegaan welke individu-gebonden factoren van belang zijn voor de HZV bij sportschieten. Hij vond een drietal factoren die de goede van de slechte schutters onderscheiden: de gemakkelijkheid waarmee de schutter uit concentratie geraakt, zijn bekwaamheid om terug in concentratie te komen en de mate waarin hij zijn opwindingsniveau kan reguleren. De HZV betreft echter volgens Kratzer niet alleen de persoonlijkheid, de fysieke geschiktheid of regulatie van het opwindingsniveau maar ook de ruimere betekenis en belangrijkheid van de opdracht. Als het gaat om een wereldrecord gaan andere motivationele factoren een rol spelen dan bij een wedstrijd zonder inzet. Ook die moeten onderzocht worden.

Voor voetbal ontwikkelde hij zo enkele vragenlijsten die nagingen in welke mate dysfunctionele handelingen plaatsvonden in het vereistensysteem (fouten maak ik bij: duels, glad speelveld, kritiek van de trainer of ouders), in het persoonlijkheidssysteem (fouten maak ik bij: afleiding door ergernis of woede, zwakke medespelers, teveel inzet tonen, technisch onmogelijk zijn) en in de sportieve handelingen (fouten maak ik bij: bal aannemen, afgeven, storen, tactisch, na een goede actie). Het interessante hiervan is dat er door deze werkwijze individuele en doelgerichte training mogelijk wordt. Het gaat hier immers over een vorm van zelfsturing. Ook kan de ontwikkeling van de sport over de leeftijd heen onderzocht worden. bij jongeren gaan de dysfunctionele handelingen immers anders liggen dan bij profs.

    1. Mentale training
  1. Kenmerken van mentale training

Volgens Kratzer speelt mentale training een centrale rol in de ontwikkeling, de stabilisering en het herstel van de individuele bekwaamheden van een schutter. Steunend op zijn drie-componenten-model komt hij tot een training van de cognitieve, sensori-motorische mogelijkheden en een optimalisatie van de motivationele en psychofysiologische toestand bij de atleet. Deze benadering houdt rekening met de theorie van de handelingsregulatie (indeling in drie gebieden: bekwaamheid, motivatie en activatie). Zijn aanpak is tevens uitgesproken individueel en moet geïntegreerd worden in een gedragsprogramma. Het zomaar toepassen van autogene training vergelijkt hij met het schieten op een mus met een kanon.

In zekere zin is in de mentale training een hiërarchisch systeem van benaderen verwerven. Zo stelt Kratzer dat de atleet eerst zijn eigen opwindingsniveau moet kunnen sturen vooraleer hij kan overgaan naar een of andere relaxatietechniek. Ook dienen belangrijke voorafgaande condities gerealiseerd te zijn. Met name een positieve houding tegenover het 'handelingsbetrokken weten' (bijv. het bewustzijn van de eigen naïeve technieken die de atleet gebruikt) en de 'zelfwaarneming' (eigen psychofysiologische toestand) zijn voorwaarden om te kunnen overgaan tot een meer diepgaande mentale training.

Hij begeleidingsprogramma is individueel afgestemd op de problemen die zich bij de atleet vordoen. Ze kunnen van motivationele aard zijn (carrièreplanning, sociale context) maar ook kunnen ze louter technisch zijn. De aanpak zal voor beide gevallen grondig verschillen. In het laatste geval zal een training in het laboratorium een oplossing bieden, in het eerste enkele duidelijke gesprekken over verwachtingen en doelstellingen.

Tenslotte wijst hij erop dat er een stapsgewijze inpassing of integratie in het gedrag moet gebeuren. Wat in de mentale training is aangebracht, moet langzamerhand in de training en de competitie ingebed worden. Een constante evaluatie van dit proces door trainer en psycholoog is noodzakelijk.

  1. Indeling en evaluatie van mentale training

De indeling van de mentale technieken van Kratzer verwijst naar zijn drie-componenten-model: ze situeren zich op het cognitief sensori-motorisch-, het motivationeel- en het opwindingsniveau. Hij zette bovendien een evaluatiestudie op met betrekking tot zijn zgn. laboratoriumtraining (die zich op het cognitief sensori-motorisch niveau richt) en anderzijds het psychoregulatief optreden (het opwindings- of activatieniveau en motivationeel vlak).

  1. Laboratoriumtraining

Vanuit zijn analyse stelde Kratzer vast dat er bij het schieten in alle stappen van de opdracht (het aanleggen, mikken, naar het doel gaan, viseren, afdrukken, enz.) trainbare gedeeltes aanwezig zijn. Het gaat om factoren zoals reactietijd, discriminatievermogen, tactiel-kinesthetische kenmerken, weerstand tegen storingen. Deze training in het laboratorium was zinvol omdat hij erin slaagde te bewijzen dat al deze functies door oefening inderdaad beter werden. Het was opvallend, maar volgens hem te verwachten, dat de complexe vaardigheden zich het best ontwikkelden. Bovendien kon hij aantonen dat wie meer verbetering vertoonde op zijn laboratoriumtraining, ook meer vooruitgang boekte op het niveau van de resultaten. Hier waren echter ook grote individuele verschillen merkbaar.

  1. Psychoregulatieve optreden

Vooraleer overgegaan wordt tot het bijbrengen van technieken zoals autogene training, mentale oefeningen of gedachtenstop (psychoregulatief), moeten er nog leerpunten aangebracht worden bij trainers en atleten. Het belang van de reeds vermelde positieve houding tegenover de opwindingstoestand wordt met wetenschappelijke argumenten aangebracht. Het doel hiervan is een positieve houding tegenover het psychoregulatief bezig-zijn op te wekken.

Nadien is het mogelijk om over te gaan naar de toepassing van verscheidene technieken in een 'psychoregulatieve eenheid'. De ademhalingsoefeningen, het werken met positieve zelfinstructies en de mentale oefeningen worden in de club zelf bijgebracht, terwijl de onderzoeker zelf de autogene training, de progressieve relaxatie, de vierfasen training, gedachtenstop en een individueel activeringsprogramma voor zijn rekening neemt. Op gebied van ademhalingsoefeningen maakt Kratzer gebruik van een tweetal technieken. De Yoga-ademhaling ( buikademhaling, borst-hartademhaling en sleutelbeenademhaling) is de eerste methode. De tweede is de opwindings- en rustbrengende ademgymnastiek van BELJAJEW en KOPLOWA (Rusland).

Bij een evaluatie over een periode van acht jaar (1980-1988) van het gebruik van deze psycho-regulatieve eenheid kwam Kratzer tot de bevinding dat de eenvoudigste technieken (ademhaling, positieve zelfinstructie) het meest gekend waren en het meest beoefend werden. Bovendien stelde hij vast dat de meer succesrijke sporters deze technieken ook significant meer gebruiken dan minder succesrijke schutters. De vaststelling dat trainers  meer psychologische technieken bijbrengen dan de psycholoog zelf vindt Kratzer normaal. Er is immers een langere samenwerking en ook en dichtere vertrouwensrelatie met de trainer. Hij wist er wel op dat in de kwantitatieve studie sommige zeer positieve resultaten van individuele gevallen gemaskeerd werden: in tegenstelling tot de algemene trend haalden zij toch meer voordeel uit de meer complexe technieken die door de onderzoeker waren bijgebracht.

Hieruit besluit Kratzer dat er veel werk is voor de sportpsycholoog om deze technieken aan trainers en atleten over te brengen. Vooral de positieve zelfinstructies verdienen ruime aandacht. Meestal bestaan er een aantal negatieve gedachten rond de opdracht. Deze moeten positief geherformuleerd worden. oorzaken van negatieve gedachten kunnen zijn: directe vermijding van handelingsfouten, uitwendige negatieve factoren, 'moet' instelling, zelfkritiek, afleidende dominante gedachten. Het herformuleren naar positieve doelen toe is hier het middel. Soms is het niet zo eenvoudig. Kratzer gaat soms de resultaten van zijn labotraining hierbij gebruiken. Hij gaat iemand die goed presteert op reactietijden erop wijzen dat hij geluk heeft dat er veel wind staat. Want dankzij zijn goede reactietijd kan hij ten aanzien van anderen profiteren. Een andere techniek is het positief maken van een negatieve gedachte die opkomt. Bij een schutter die last heeft met zijn laatste vijf schoten stelt hij volgende formulering voor: 'Ik ben blij dat ik er op denk dat het nu moeilijk wordt voor mij. nu kan ik nog eens extra aandacht geven voor de laatste vijf'. De naïeve technieken die gebruikt worden zijn ook soms aan de orde in dit verband. De atleet die via het waarnemen van pijn (waarvoor geen echte reden is) zichzelf tot betere prestaties kan brengen is een voorbeeld hiervan. Dit levert een aantal voordelen op voor zijn motivatie bijvoorbeeld het minder onder druk staan ten aanzien van de buitenwereld die prestaties verwacht. Het constant blijven zich axeren hierop kan echter in de toekomst nefast zijn. Dan is het soms nodig om andere technieken bij te brengen in plaats van dit onzekere 'pijn'gevoel.

Geraadpleegde werken:

KRATZER,H., In U.J.T.(ed.) Informative brochure on sport medicine for competitive sportschooting, München, 1991.

KRATZER,H., Beherrschungsgrad und Einsatzhäufigkeit psychoregulativer Verfahren im Hochleistungsbereich, Leistungssport, 2, 1992 p.13-17.

KRATZER,H., Die Analyse der Handlungszuverlässigkeit als Voraussetzung für die Ableitung psychologische Interventionsmassnahmen, Kongressbericht, Köln 1991, in press.

KRATZER,H., Zür Problematik der psychischen Belastung im Sport, Medizin und Sport, 22, 1982, H.8, p.247-250.

KRATZER,H., Zur Tätigkeit der Psychologen im Sportverband, Sportpsych

 

07-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
06-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HYPOTHESES : 1) TEKST OVER TAAL
HYPOTHESES : 1) TEKST OVER TAAL

Over taal- en cultuurverschillen en teams 

Inleiding

Volgens het gedachtengoed van Bion , een legerpsychiater (analyticus) die de eerste wereldoorlog als officier meemaakte, heeft een klein team onder stress( met een onderlinge afhankelijkheid in een delicate taak ) spontaan de mogelijkheid om drie verschillende wegen op te gaan. Dit heeft dan telkens zijn gevolgen voor het taalgebruik. 

Ofwel gaat een autoritaire leiderschaps- afhankelijkheidsgroep ontstaan. Dit wil zeggen dat alles wat de leider zegt klakkeloos aanvaard moet worden als norm geldt. Het is nogal wiedes dat hierbij geen vragen gesteld worden, taal is zelfs onbelangrijk enkel daden gaan tellen in functie van de eisen van de leider. In deze zin zal ook taalgebruik hieraan onderhevig zijn. Zo zie je teams wisselen van taalgebruik naargelang van de leider. Zo spreekt de teamcoach Solied in Club weer ongecomplexeerd (Europees)Engels na een periode van eentalige Vlaams als voertaal onder Verheyen. Clubbesturen gaan ook graag hun ‘ huisstijl’ en sfeer aan taalverwantschap te koppelen ( bijv. Italiaanse catenaccio, Engelse kick and rush, Duitse Mannschaft,Russische robotniks en apparatjiks...). Om deze en nog andere redenen speelt de taal van degene die het voor het zeggen heeft. Zo moet de Ajax-zilvervloot eentalig Nederlands zijn veeleer dan het Creools-Spaans-Engels Papiamento van de Surinamers spreken, hoewel soms in ruime getale aanwezig... Ook de volgende economische taalnorm wordt door de voetballers meer en meer gevolgd. Taalgebruik in de zin van commerciële termen vinden ook meer ingang in het voetbal door dat het economisch wereldbeeld er zo dominant aanwezig is...

Een andere vorm van groepsantwoord op stress is de ‘vecht-vlucht’ groep. Deze heeft nood heeft aan een onklopbare superman voor bepaalde deeltaken. Een ploeg waarbij bijvoorbeeld iedereen waterdrager wordt van èèn superspits ,zal ook met de taal van deze superspits worden rekening houden. Zo kunnen mogelijk meerdere subgroepen of systemen met een leider en aparte taal (bijvoorbeeld ook de groep verdedigers) ontstaan. Telkens kan zich per subgroep een gelijkend fenomeen van aparte taalkeuze voordoen. Bijvoorbeeld de verdediging spreekt Frans en de aanval spreekt Engels. Is de superman immers hardleers voor de taal van zijn eigen ploeg dan zal hier de ploeg zich genoodzaakt voelen om zich aan te passen. Ook in het vuur van de strijd zal zelfs Co Adriaanse van Ajax het niet wagen om advies te geven in het Nederlands ( hoewel zeer belangrijk bij Ajax als norm) bij een speler die op dat moment levensbelangrijke informatie moet krijgen en geen Nederlands begrijpt.

De laatste vorm van  een spontaan antwoord op de groepsstress bij een kleine onderling afhankelijke groep is het vormen van subgroepen die geen enkele verband houden met de prestatie. Het gaat hier meer om een antwoord op de boze stressvolle buitenwereld door het vormen van kliekjes. Een gemeenschappelijk dieventaaltje kan hier een interessant voertuig om informatie over de afspraakjes te bezorgen aan de gelijkgezinden. Als daarbij deze taal onbegrijpbaar is voor andere teamleden en voor de coach dan zal dit groepje zich nog meer beveiligd voelen .Dit fenomeen is sedert jaar en dag gekend in de voetbalmilieus.  

Het hoeft geen betoog dat deze drie soorten reacties het team als taakgerichte groep weinig of niet vooruitbrengen. Bion noemt ze dan ook ‘het psychotisch ( d.i. psychologisch gestoorde) gezicht’ van een groep. Op vlak van communicatie kan in elk van de gevallen heel wat mislopen. In het eerste geval is te weinig openheid voor ieder individu en zijn waarden, in moedertaal aangesproken of niet. In het tweede geval dreigen onderdelen van de opdracht de mist in te gaan wegens gebrek aan coördinatie en collectiviteit zodat niet alle doelen geïntegreerd zijn , in het derde geval zit men totaal naast de doelstellingen van het team en loopt de communicatie totaal vast. De enige oplossing bestaat erin een taakgerichte team in het leven te roepen met oog voor enerzijds het individu en de taak van de groep als totaliteit. Een genuanceerde en wetenschappelijke visie over het  wel en wee van het communiceren in de voorbereiding, in de uitvoering zelf  en bij de evaluatie is voor de verlangde werkgroep-modus ( de ideale groepsvorm volgens Bion)een noodzaak.

I DE VOORBEREIDING

In veel sporten wordt heden ten dage het Engels ( zeg maar Amerikaans) als voertaal gebruikt. Het gaat hem om twee interessante eigenschappen van deze taligheid. Enerzijds zal de eenduidigheid van betekenissen de doeltreffendheid van de groep verhogen ( bijv. wat betekent het voor de speler als de coach”alleen” roept? Moet hij alleen zijn kans gaan of staat hij in een positie zonder verdedigende tegenstander in nabijheid?), anderzijds is de sfeer die uit dit taalgebruik uitstraalt mogelijk een nieuwe interessante prikkel voor de sporter. 

Een Braziliaanse coach van de nationale volleyploeg vertelde me ooit dat in zijn land speciale aandacht werd besteed aan aanleren van eenvoudige communicatiepatronen omdat de geselecteerde jonge spelers qua taal zoveel verschilden, ze woonden soms duizenden kilometers uit elkaar . Men moet dus niet alleen spreken over de nood aan eenduidigheid internationaal maar ook nationaal.

Een andere taalvorm komt ook soms aan bod in de voorbereiding. Belangrijke tactische signalen worden ook soms analoog gegeven, denk maar aan de hoekschopnemer die met zijn vingers aangeeft waar de bal juis gaat komen, de volleybalspelverdeler die achter zijn rug aan de serviceman aangeeft welke spelvorm zal gespeeld worden. 

In de voorbereiding vooral is  aldus een specifiteit in het taalgebruik zeer noodzakelijk. Men denkt ook aan de nood om beter als team overeen te komen , betere vriendschapsbanden, elkaar beter te leren kennen, teambuilding. Toch zijn er enkele wetenschappelijke gegevens die hier tot nadenken stemmen. Eerstens blijkt het dat vooral goede taakafspraken teams aan goede uitslagen helpen in het begin van het seizoen. Anderzijds zouden goede vrienschapsbanden halfweg het seizoen de uitslagen naar het einde toe slechter maken.  Ten tweede  zouden topcoaches veeleer bezig zijn met het overbrengen van een tactisch concept veeleer dan met motiveren op zich. Ten derde gaat de handelingsgerichte ( zeer resultaatgericht afwerkerstype) speler eerder weinig informaties behoeven net voor een prestatie, terwijl het toestandsgerichte type (die meer creatief in het achterveld staat) meer gericht zal zijn op uitvoerige informaties over zijn taak net voor hij start.   

Hoe dit dan practisch in zijn werk moet gaan als de taal van de groepsleden verschillend is zal een betrouwbare tolk, hulptrainer zeker zijn rol kunnen spelen, zij het analoog of digitaal ...

Een richtsnoer is hierbij dat een goede communicatie de zaak vergemakkelijkt. Een teveel aan informaties kan eerder nefast werken bij de uitvoering. Het motorisch leren is het best gediend met interne informaties, het aspect zelfevaluatie mag aldus nooit uit het oog verloren worden gedurende het leerproces. Het is niet omdat gedurende de oefening luid staat te roepen ‘ afmaken ! ‘ dat dit de afwerking ten goede komt. Veeleer zijn interne patronen van zelfspraak en houding meer beslissend dan het taalgedrag van de trainer. Hoewel deze externe kreet van de trainer bij de speler zinvol kan zijn als prikkel, vooral als hijzelf deze als een interessante stimulus (cue) om in de juiste sfeer te komen bekijkt..   

DE UITVOERING

   

In een gesprek over zelfevaluatie met een eersteklasse coach drukte deze mij eens op het hart dat een goede speler gedurende zijn actie niet denkt. Hij voert intuïtief uit wat zijn lichaam aanvoelt wat de beste actie is. Het gaat om een soort motorisch geheugen... Met deze bedenking in het achterhoofd zou de kwestie taal- of cultuurverschil geen belang hebben. Als spelers die elkaar sprekende niet kunnen begrijpen, dan toch in staat blijken elkaar moeiteloos aan te voelen en perfect samen te spelen, neem  actueel het voorbeeld van Sonck en Dagano, vervalt nog meer het idee van het belang van de taal...Inderdaad veel studies over de ‘flow’ of ideale prestatie toestand van de atleet wijzen gedurende een topprestatie op een eerder beperkt bewustzijn, een volledig samenvallen van de speler met zijn actie, zonder woorden ‘erin zitten’... Des te meer spelen dan beelden, niet onder woorden te brengen sensaties, spelplezier. Bovendien zou het verwoorden zelfs afbreuk doen aan de prestatie. Een communicatie onder vorm van woorden is hier ongewenst

Onderzoek over wat gedurende de rust aan spelers verteld wordt komt uit Australië. Enerzijds uit de vaststelling dat niet eens bewezen is dat er een gunstig effect uitgaat van de woorden van de coach maar anderzijds vanuit de vaststelling dat een betere communicatie binnen het team de betere resultaten met zich brengt, stelde men zich de vraag bij 23 Australische eerste en tweede divisie teams naar het verband tussen de communicaties van de coach en de resultaten nadien. Vooral succesvolle coaches blijken weinig langdradig te zijn. Ze zijn ook zeer gericht om over mentale karakteristieken te spreken zoals concentratie, inzet, overtuiging... Ook hier kan men zich de vraag stellen of het niet eerder de houding is , de uitstraling dan hetgeen inhoudelijk gezegd wordt. Dit is natuurlijk moeilijk te meten, maar een positieve attitude wordt zowel cognitief als affectief het best ondersteund door positieve gevoelsmatige en sfeer componenten dan door cognitieve ( onder meer redeneringen) componenten. Vast staat in dit verband dat langgerekte tactische richtlijnen weinig verband hebben met gunstige resultaten.

Mogelijk steekt hier een sterkte van de huidige bondscoach Wasseige, in zijn aandoenlijk Nederlands legt hij op vrij eenvoudige wijze uit wat hij bedoelt, zijn appel op het mentale is ook altijd opvallend.

DE EVALUATIE

 

De specifiteit van taalgebruik bij evaluatie vergt ook een toelichting. Soms wordt er gedurende een evaluatie in groep of individueel door de trainers gebruik gemaakt van een handigheidje. Namelijk gaat hij een speler bij een positieve benadering van een vage eigenschap zichzelf hoog laten inschatten en zodanig diens zelfrespect opvijzelen. Van deze boodschap gaat dan een hogere positief suggestief effect uit. Aad de Mos stelde dat Clijsters zo goed was omdat hij een excellente betrokkenheid op het spel betoonde. Wat dit precies was , is tot op heden niet duidelijk, maar het werkte... Zo zou men bij de vage vraag aan 1OO Belgen of ze wel goed met de wagen kunnen rijden ook wel van 8O % van hen te horen krijgen dat ze boven de middelmaat in het rijden met de wagen uitstijgen... Statistisch klopt dit inderdaad niet, maar dit is de aard van ons denken over deze sociale vergelijking. Hier zou men kunnen stellen dat specifiteit eerder afdoet van dan wel waarde bijdoet aan een positieve beoordeling. Dit heeft ook wel zijn gevolgen voor de specifiteit van het taalgebruik die bij een evaluatie vereist is .

Een ander interessant gegeven uit de studie van sociale vergelijking is dat men een sterke eigen karakteristiek in verband met de taak hoger gaat inschatten qua waarde dan een karakteristiek waar men eerder zwak in is Ook dit kan door de trainer in zijn evaluatie gebruikt worden om de zelfwaarde van zijn speler op te vijzelen.

Als men dan een negatieve boodschap wil meegeven duidt men soms op het belang van de sandwich-structuur. De bijsturing die men wil maken zal minder overkomen als af te weren kritiek als men in staat is om deze specifieke mededeling in te passen tussen twee positieve mededelingen. “ Goed kopspel, Eric, probeer de dekking wat meer te verzorgen op... ik weet dat je het kunt”. Dit zal meer opgevolgd worden van “ Je moet nu niet denken dat je al een goede verdediger bent..”

Ook het omgaan met stress, wat men de stresscoping noemt, is bijwijlen aan een evaluatie toe. Een onderdeel hiervan is communicatie waarbij ook talenkennis hoort. Op deze basis zin worden in  bepaalde ploegen  nieuwe mensen geselecteerd of zelfs sancties gegeven voor het niet nauw nemen van de georganiseerd taalcursussen. Terecht als men weet dat dit element van communicatie heden ten dage , voor iedereen nuttig instrument is. Ook in de opleiding zal naast aandacht voor procedures, houding, waarden een goed en adekwaat taalgebruik noodwendig zijn. Soms wordt nadruk gelegd op het leren omgaan met ergernis en discipline. Aangepaste houding in verband  met vreemde culturen en talen kan een interessant onderdeel zijn van het basisprogramma.

BESLUIT

Tot slot kunnen we stellen dat taal en communicatie binnen het team zullen meehelpen om oplossingen te vinden maar zullen ook afhangen van de oplossingen die het team vindt voor zijn stressvolle opdracht, namelijk het presteren. 

Het platte Machiavellisme, het doel heiligt de middelen schijnt ook op gebied van taalgebruik niet zo te renderen. Verplichte taalcursussen en taalgebruik kunnen enkel een positief effect hebben indien ze ingebed zijn in een reeks andere maatregelen die vooral rekening houden met teambuiding en het aanleren van omgaan met stress. Eigenaardig maar opvallend is de vaststelling dat taal op ogenblik van  de inspanning en in de evaluatie op een andere manier gebruikt wordt dan in de voorbereiding. In de voorbereiding behoeft men vooral duidelijkheid.  In de uitvoering is een woord enkel een kapstok (cue) die verwijst naar een zeer ruime belevingscomponent. Ter gelegenheid van de evaluatie is de taal dan weer het voertuig om emotionele betrokkenheid te vergroten. 
 
 

I. BARROO

SPORTPSYCHOLOOG  


06-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
05-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2) DE EEUWIGE TWEEDE
2) DE EEUWIGE TWEEDE

De ‘eeuwige’ tweede hoe word ik het niet?

Ze zijn ons allen bekend, de kampioenen van weleer. Op ons netvlies staan ze als het ware gebrand, de stralende Pélé, glimlachende hagelwitte tanden, de gouden copa naar boven duwende Diégo Maradonna en de immer dominant vingerwijzende Johan Cruyff. Geen mens haalt het in zijn hoofd figuren uit verschillende tijdperken met elkaar te meten. Het zijn de kampioenen van dit moment. Als het echter over het net niet bereiken van het hoogste -de tweede plaats- gaat, komt men als gauw met het adjectief ‘eeuwig’ aandraven. Vreemd toch dat die tweede als eeuwig gebrandmerkt wordt! In de wielersport met een nog veel grotere rij -zeg maar galerij- kampioenen is het fenomeen ‘eeuwig tweede’ ten voeten uit gekend. U raadt het: de razend populaire Raymond Poulidor slaagde er nooit in een belangrijke wedstrijd als Tour de France of wereldkampioenschap op zijn naam te schrijven. Op een andere manier stoten we hier op het tijdelijke karakter van ‘de primus’ te zijn. Want minzame Poupou fietst nog vrolijk rond in de lavendelgeuren van de Provence. Terwijl de Normandische herenboer maître Jacques Anquetil reeds lang de weg naar de eeuwige wielerjachtvelden ingeslagen is. Wat is nu die tijdelijke roem die de kampioen te beurt valt?
De kampioen krijgt door het meest fantasierijke wezen op het universum, namelijk de mens, de lof toegezwaaid; de boodschap van die lof is: hij/zij is het waard dat ooit al zijn/haar verlangens ingelost worden. De tweede blijft verstoken van die belofte. Ook deze beelden van ontroostbaar, wenende binken zijn ons niet vreemd. Wat het virtuele van kampioen zijn niet allemaal in ons oproept.
Het succes kent hierbij vele vaders terwijl de mislukking veelal een wees is.
In Genk zijn het trainers, spelers, bestuur, honderden vrijwilligers, Limburg tot en met Kim Clijsters die ingeroepen worden als mede veroorzakers van het succes van de nationale voetbalcompetitie. Bij Club heeft men het hoogstens over het falende spitsen duo Lange-Mendozza of trainer Trond Solied.
Deze redenering is simplistisch. Op zoek gaan naar nuttige mentale ‘trics’ om succesvol door een periode “waar het erop aankomt” te komen, is wellicht zinvoller in dit verband. We stoten hierbij op een drietal heikele punten die toelichting vergen:

  1. met name het stress- of opwindingsniveau
  2. hieraan gekoppeld het geloof in eigen kunnen en
  3. tenslotte het zelfbeeld gedurende de periode van de waarheid

1. Het (te) hoge opwindingsniveau sturen.

Bij ervaren spelers gaat dit vlotter dan bij jongeren die voor de eerste keer voor de ‘Bühne van het leven ‘ komen. Voor wie survivor-kenmerken heeft, valt het ook wat makkelijker het als een ‘spelletje’ te blijven zien en de spanning aldus niet te hoog te laten komen. Een bevinding uit de sociale psychologie die hiermee samenhangt is het gegeven van de sociale facilitatie.
Deze theorie wijst erop dat bij aanwezige uitgesproken aantallen toeschouwers frequent geoefend -presteren-voor de spelers nóg makkelijker wordt. Daarentegen gaat bij relatief nieuw gedrag het omgekeerde gelden. Dus wie niet de ervaring heeft om heel belangrijke wedstrijden te spelen gaat de publieke steun als een blokkering van functioneren ervaren. Volgens proefondervindelijke studies kwam men tot de vaststelling dat enkel een positief denken en houding tegenover deze uitdaging in staat is om dit blokkerend effect op te heffen.
Enkel bij een positieve houding en zelfspraak kan de speler de nefaste uitwerking voorkomen.
Dus weinig ervaren atleten deze nieuwe uitdaging positief leren benaderen is succesvolst. Ellen van Lange hield zich in de Olympische finale 800 meter het volgende voor: …”en al die mensen die verlangen dat je wint…”. Haar succes is deels hier aan te danken.
Om gedurende de periode net vóór dit soort wedstrijden spanningsdalend te werken zijn er tot slot nog volgende suggesties:

  • Baloefeningen met een effect van balcontact in een positieve (niet schrik) sfeer en véél balcontact, zal vertouwen en positieve automatismen verstevigen.
  • Socceraerobics en aquajogging zijn aangename, niet belastende ontspanningen die zeer voetbalspecifiek kunnen zijn.
  • Vertrouwd maken met ritmes op fysiologisch vlak via hartslagmeting, sauna en dit in een aangename atmosfeer en ambiance, werkt stressbevrijdend.
  • Houdingsspieren bewust hanteren in stretch-, yoga- en zwaai oefeningen is rustgevend, met nadruk op eigen competenties en trics, en verhoogt het vertrouwen.
  • Op een ontspannen manier omgaan met snelle ritmes, snelheid in recreatieve vormen

bijv. racing, etc. Als dit in groep gebeurt, komt dit ook de teamspirit ten goede.

2. Het geloof in eigen kunnen ondersteunen.

Alle negatieve gevoelens zoals angst, agressie, depressie, moeheid, verwardheid,… kunnen in deze periode optreden. In het vorige stuk legden we de nadruk op het laten dalen van spanning -de factor rust-. Het nagaan van het subjectief fitheidgevoel (bijv. dagelijkse zelfscore op 10 bijhouden) helpt om aan te wijzen wie in deze periode meer rust behoeft. Door dit in rekening te brengen is gegarandeerd een overtuigingsgevoel stabieler aanwezig. Vooral wedstrijd -gericht oefenen zal het zelfvertrouwen realistisch verhogen. De vorm van Prognose training is een zeer interessante oefenvorm in dit verband, zowel voor het nemen van strafschoppen of alleen voor de keeper komen.

A Beslissende strafschoppen nemen

Zoals Cruyff het stelt in zijn de traditionele denkoefeningen over penaltytrappen: als oefenmaterie is het zinloos. De grootmeester verdedigt zich als volgt:” Het is niet de afstand (elf meter) of de grootte van het doelkader maar het omgaan met spanning die hier telt. Hiermee word je geboren…”
In de sportpsychologie bestudeerde men eveneens het fenomeen via studie van de efficiëntieverwachting en kwam men tot ongeveer dezelfde conclusie, het enige wat verschilde was dat men meent er iets aan te kunnen doen. De redenering gaat als volgt. Een oefenstonde gevuld met een sessie strafschoppen zal nooit een weergave zijn van de werkelijkheid; de spanning en verwachtingen, het tijdstip in de inspanning. Alles is anders dan hetgeen zich in de werkelijkheid op dit cruciale moment voordoet. De mening bestaat zelfs door dit los oefenen nefaste conditioneringen ontstaan. Men leert onaangepaste concentratiepatronen en slechte uitvoeringen aan.
Veeleer is het aangewezen via ‘prognosetraining’ en ‘emotietraining’ te werken. Hierbij gaat men in een beperkt aantal duidelijk vooraf te programmeren beurten de speler in de oefenstof aanleren hoe hij zijn emotionaliteit, verwachtingen, concentratiepunten ( liefst gebaseerd op de bestaande knowhow en statistieken over de ’juiste‘ plaatsing en houding bij de aanloop) kan instellen, en na evaluaties kan bijsturen. Dit gebeurt ‘life’, soms in combinatie met oefeningen in fantasie. Op deze wijze wordt een mentale weerbaarheid aangeleerd en aangevoeld tegenover het emotionele uitputtingsgevoel.
Dit uitputten wordt vooral uitgelokt door de constante afwisseling van “ win-verlies” situaties (bijv. duels, gebeurtenissen in de wedstrijd die verwijzen naar winst of verlies, gemiste penalty's) en de daarmee gepaard gaande” vecht-vlucht “emotie die vereist wordt om het hoofd te bieden aan de concrete situaties. Deze opstapeling gedurende de hele wedstrijd leidt in eerste instantie naar een mentale vermoeidheid. Dus het leren sturen van de emoties als valabele trainingsvorm zou de grenzen van de vermoeidheid zowel mentaal als fysiek kunnen verleggen.
Dit gaat veel verder dan het devies ‘als je vermoeid bent kies je best een hoek…’ Het vergt een meer genuanceerde benadering dan een enkel devies dat wellicht in Toldo’s kaart en grijpgrage armen speelde gedurende het laatste Europees kampioenschap van landenteams.

B Ook een speler van wie men zeker is dat hij gedurende de wedstrijd enkele keren oog in oog met de keeper komt te staan, kan men deze prognosetraining aanbieden.

Dus naast de technische optie in verband met afwerken:

  • ofwel naast het steunbeen van de keeper
  • ofwel zeer breed kappen
  • ofwel pass

Nadruk leggen op de emotionele- en concentratiepunten en de optimale toestand voor het bereiken om handelingsstabiliteit in alle omstandigheden meer waarschijnlijk te maken. Een meer evenwichtige houding tegenover eigen faal- en succesmomenten zal hier het gevolg van zijn. Want na een gemiste kans doet zich vroeg of laat weer een nieuwe kans voor. Prognosetraining helpt om wat nuchterder te denken over de blijvende mogelijkheden. Deze training is ook voor het team een verwijzing naar het ‘samenwerken’ gericht op de nabije toekomst.

3. Het zelfbeeld positief maken

In de N.B.A waar de vedetten in trosjes gedijen bedrijft toptrainer Phil Jackson de kunst om onhandelbare supermannen tot een resultaatploeg te kneden.
Naast de op maat gesneden rol in het spel biedt hij zijn multimiljonairs individueel literatuur aan. Dit kan gaan over het existentialisme van Camus, het Boeddhisme van de Dalai Lama tot Steppewolf van Herman Hesse. Wat de dreamplayers werkelijk opsteken is tot op heden onduidelijk. Shaquille O’ Neal, kolos van formaat, pleegt wel eens een Frans woord uit zijn Amerikaanse mouw te wurmen, maar dat is dan ook het enige merkbaar gegeven. Het zijn het zelfrespect en de waardengevoeligheid die gestimuleerd worden. Grenzen verleggen op fysisch vlak maar ook mentaal en moreel zit in deze voorbereiding. Logisch want wie succes wil behalen maar niet over een positief zelfbeeld of beeld van zijn team beschikt, krijgt het moeilijk om zichzelf toe te staan te winnen van de tegenstander. Wie daarentegen zich bijv. op moreel vlak hogere doelen stelt door iets te doen voor de zwakkeren, zal voldoende zelfrespect ontwikkelen. Dus zichzelf leren zien als iemand die verdient te winnen hoort erbij.
Maar Roberto Baggio, notoir zen-boedhist, miste dan toch ook een beslissende wereldbeker penalty door Himalaya- hoog over te schieten…hoor ik de lezer luidop denken.
Dit recept is natuurlijk een onderdeel en kan nooit als enige doorslaggevende factor ingeroepen worden. Het geloof dat inzet en verantwoordelijkheidszin, fierheid en hogere morele waarden uiteindelijk naar een beter controlegevoel leiden is de grond hiervan. De werkelijkheid zal echter nooit volledig onder controle van de mens komen. Maar dat maakt het juist zo ongemeen boeiend, het bezig zijn met wat onszelf als mens overstijgt. We doen een gooi naar de titel.
Of uit deze visvijver dan echt iets naar boven komt, het visje net van de haak wegglijdt, dan wel flink toebijt…hebben we het raden naar. Deze filosofie kan de coach dan naar de hele groep overbrengen. De groep heeft immer dan echt iets nodig om zich geestelijk in vast te bijten.

Besluitend: het Ikaros verhaal

Ook voor Ikaros (Griekse mythe) was “The sky is the limit” het adagio. Met behulp van wat was en wat pluimen had hij zijn armen omgevormd tot sterke vleugels. Hij wou zich nog hoger in de lucht begeven dan de goden. En zo gebeurde het dat hij in zijn vlucht te dicht de zon benaderde. Zo stortte de overambitieuze held in de zee, dit was zijn einde.
Zijn verhaal illustreert hoe de kandidaat winnaar of verliezer mogelijk uit habituele doen wordt gebracht door de stress ( Ikaros : warmte), door verlies van geloof in eigen kunnen
( Ikaros: vliegen met smeltende vleugels) of door het ontbreken van een voldoende positief zelfbeeld ( Ikaros: vermetel overschatter) voor het behalen van succes. De verliezer heeft wellicht in zijn voorbereiding onvoldoende rekening gehouden met één of meerdere van deze factoren, of was het gewoon brute pech? Want dit laatste overstijgt iedereen op deze aarde. Of dit voor eeuwig zo moet blijven?
Volgens de wet van de sport is een geen enkele reden waarom dit zou moeten. Een nieuwe voorbereiding en een nieuwe competitie zullen het antwoord brengen. Wat wel eeuwig blijft is die drang om de hoop te toppen te bereiken. U weet wel, de kampioenicoon blijft op het netvlies.


 

05-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
04-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3) DE LAGE LANDEN
HYPOTHESES : 3) DE LAGE LANDEN

Artikel: De lage landen

DE LAGE LANDEN NIET OP HOOGTE VAN SPORTWETENSCHAPPEN IN EURO 2OOO

België verloor wellicht het pleit in te warme atmosferische omstandigheden niet door de ongebreidelde inspanningen of tekort aan vochtopname .Mogelijk wèl door het zweten mede door de nylon shirts. Hoewel deze fris ogen en door ons allen als weldoend fris aangevoeld worden, zijn ze nefast voor de afkoeling van het lichaam door zweten. Want via het zweten is ons lichaam in staat de temperatuur op peil te houden. Bij nylon kledij vermindert de verdamping. Dit heeft een vermindering van het afkoelingseffect tot gevolg. Door een verlaagde doorlaatbaarheid van de stof is er een minder goed contact van het zweet met de afkoelende lucht bij het lopen. Gevolg daarvan is een nog sterkere warmteontwikkeling onder het truitje, een sterkere algemene opwarming en een nog sterkere transpiratie. Wetenschappers bewezen dat dit vochtverlies zeer sterk storend werkt in een accurate werking van de spieren en bijgevolg van reflexen en synchronisaties. Zodanig dat op relatief korte tijd de nuances verloren gaan die bij deze fijnmotorische vaardigheid die het voetbal in wezen is, vereist zijn. Vandaar dat soms het devies gegeven wordt: “Drinken voor je dorst hebt”. Dit zal menige Belg goed in de oren klinken, maar bij sporters blijkbaar niet.
Verdachtmakingen, als zou het gaan om een psychologische barrière voor te grote hitte bij de ‘koude’ Belgen, zijn zeker niet op hun plaats.
Hoogstens kan men spreken over de gewoonte om bij hoge temperaturen te spelen wat vooral tactische implicaties heeft ( middenveld overslaan enz…) . Dat er een significante tendens was dat de Zuid-Europese landen het beter deden kan gedeeltelijk ook hieraan te wijten zijn. Ooit erop gelet dat de Italianen zelfs in grote warmte wat ondergoed onder hun shirt dragen? Dit zal zeker niet alleen zijn om er hun bijgelovig scapulier op te spelden of om boze reacties van mamma mia te vermijden. Jawel om te kunnen dampen! Nederland van zijn kant had het dan pas goed fout voor op het psychologisch vlak. Zoals Cruyff het stelt in zijn de traditionele denkoefeningen over penaltytrappen: als oefenmaterie is het zinloos. De grootmeester verdedigt zich als volgt:” Het is niet de afstand (elf meter) of de grootte van het doelkader maar het omgaan met spanning die hier telt. Hiermee wordt je geboren…”
In de sportsychologie bestudeerde men eveneens het fenomeen via studie van de efficiëntie-verwachting en kwam men tot ongeveer dezelfde conclusie, het enige wat verschilde was dat men meent er iets aan te kunnen doen. De redenering gaat als volgt. Een oefenstonde gevuld met een sessie strafschoppen zal nooit een weergave zijn van de werkelijkheid; de spanning en verwachtingen, het tijdstip in de inspanning …Alles is anders dan hetgeen zich in de werkelijkheid op dit cruciale moment voordoet. De mening bestaat zelfs door dit los oefenen nefaste conditioneringen ontstaan. Men leert onaangepaste concentratiepatronen en slechte uitvoeringen aan… Veeleer is het aangewezen via ‘prognosetraining’ en ‘emotietraining’ te werken. Hierbij gaat men in een beperkt aantal duidelijk vooraf te programmeren beurten de speler in de oefenstof aanleren hoe hij zijn emotionaliteit , verwachtingen, concentratiepunten ( liefst gebaseerd op de bestaande know-how en statistieken over de’ juiste ‘ plaatsing en houding bij de aanloop)kan instellen , en na evaluaties kan bijsturen. Dit gebeurt ‘life’ soms in combinatie met oefeningen in fantasie. Op deze wijze wordt een mentale weerbaarheid aangeleerd en aangevoeld tegenover het emotionele uitputtingsgevoel . Dit uitputten wordt vooral uitgelokt door de constante afwisseling van “ win-verlies” situaties (bijv. duels, gebeurtenissen in de wedstrijd die verwijzen naar winst of verlies, gemiste penalties) en de daarmee gepaard gaande” vecht-vlucht “emotie die vereist wordt om het hoofd te bieden aan de concrete situaties. Deze opstapeling gedurende de hele wedstrijd leidt in eerste instantie naar een mentale vermoeidheid. Dus het leren sturen van de emoties als valabele trainingsvorm zou de grenzen van de vermoeidheid zowel mentaal als fysiek kunnen verleggen. Dit gaat veel verder dan het devies ‘als je vermoeid bent kies je best een hoek…’ Het vergt een meer genuanceerde benadering dan een enkel devies dat wellicht in Toldo’s kaart en grijpgrage armen speelde.
Drs. I. BARROO & DR. J. LIEVELD

 

04-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
03-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4) DOPING IN DE SPORT
Klik op de afbeelding om de link te volgen HYPOTHESES : 4) DOPING IN DE SPORT

 

 

 

 

DOPING IN DE SPORT

 

Van scherprechter tot schaamlap

Het Waarom, de Reactie, en de Bestrijding

 

 

 

Door

Drs. Ignace Barroo

&

Drs. Serge De Caesstecker

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Samenvatting

 

Het orde op zaken stellen in de doping van sporters. Het is een oplichtend doel voor menige weldenkende sport adept. Hoe dan ook komen we al snel in een nood aan een klaar begrippenkader. Dit is zelfs zo belangrijk dat enkel het juiste begrip kan helpen om het probleem aan te pakken. Hier is de sportpsychologische invalshoek aan de orde. Het dopinggebruik gebeurt niet in een vacuüm. Het is daarentegen ingebed in de ruimere fysieke en een -voor ons nog belangrijkere- mentale context in het sportgebeuren.

Wat interessant om te zien dat zowel motivationele, operante, sociale en cognitieve leerprocessen aan het werk zijn. Hier blijkt dat in de opleiding van de sporter de wegen naar presteren bezaaid zijn met zijsprongen en èen gezonde weg, die van de cleane op eigen effectiviteit gerichte sportbeoefening.

Randfenomeen zijn de groep sporters, de groep begeleiders, de ambigue reactie van publiek, commercie en de wetgeving. Op zichzelf allemaal instanties met eigen insteek in de thematiek. De fenomenologie  toont aan dat ook deze instanties een rol te spelen hebben. Ze zijn betrokken partij in een circulair proces van wederzijdse beïnvloeding. Iedere maatregel zal in elk van deze instanties verankerd zijn.

Wie aan zet is , is soms niet zo duidelijk. Een breed maatschappelijk en wettelijk kader steunt heel wat initiatieven vanuit sportbonden. Zoveel is zeker. De uniformiteit, doortastendheid en broodnoodzakelijke impact van maatregelen daar mangelt het al jaren aan. Een genuanceerde visie op wat medisch kan, wat fysiek en mentaal kan zal hier een vertrekbasis moeten worden. Omgaan met de beperkingen, van meet af aan in de opleiding ook cognitief en educatief aangegeven, samen met  de repressieve en restrictieve eisen van de sportbeoefening op kop kunnen het verschil maken.

Of de sport van doping bevrijd raakt is zeer twijfelachtig. De kansen zijn eigenlijk onbestaand. De strijd of oorlog tegen deze vijand kan niet gewonnen worden. Enkele veldslagen zullen echter altijd blijven boeien. De  nuancering van het menselijke aspect in deze is wat in dit artikel  betracht werd. Boeiendst  van het hier geschetste kader zijn de aangeboden handvaten.

 

 

 

 

 

 

 

 

1       Introductie

 

Wat hebben wij de afgelopen jaren topsport gezien! Een bijna bejaarde Belgische atleet die door een innovatieve trainingsmethode sneller liep als ooit tevoren. Zijn jongere Amerikaanse collega die sneller liep dan zijn schaduw. Een Italiaanse wielrenner die tijdens de Giro van 2006 over Dolomietencols raasde alsof het brugjes over de snelweg betrof en daarbij nauwelijks ademde, net alsof hij over een in zijn lichaam ingeplante zuurstoftank beschikte. Een Amerikaanse wielrenner die daags na een zware inzinking in een bergetappe van de Tour van 2006 iedereen op een hoopje reed zoals enkel Merckx en Hinault dit konden. Juicht oh juicht, topsport om duimen en vingers af te likken, en iedere sportliefhebber vol eerbied bij de aanschouwing van zoveel menselijk fysisch vermogen.

 

Té mooi om waar te zijn? Jazeker. Wie bedenkingen had over deze krachtexplosies had het bij het rechte eind. De sceptici hadden (opnieuw) gelijk! De TV was pas uit of de dopinglamp ging aan… En meer dan eentje. De innovatieve trainingsmethode van die bijna bejaarde Belgische atleet bleek dan toch niet zó innovatief te zijn… Zijn Amerikaanse collega had ook al pech. Die Italiaanse wielrenner bleek een bezoekje te hebben gebracht aan een Spaanse dokter die een handeltje in bloed had opgezet waarvan we dachten dat Graaf Dracula zijn enige klant kon zijn. De Amerikaanse wielrenner had nog maar net staan pronken met zijn gele trui op de Champs Elysées, of hij mocht hem al inleveren. En alsof dat allemaal nog niet genoeg is, domineert het extrasportieve nieuws van de Tour van de afgelopen twee jaar het sportieve. Déja-vu.

 

Waarom toch worden sporters verleid tot het nemen van doping als het risico om tegen de lamp te lopen meer dan reëel is? Wat motiveert hen om dit te doen, door wat wordt hun gedrag gedetermineerd? Hoe staan andere sporters tegenover frauderende collega’s? Hoe reageert het sportpubliek nu dopingschandalen schering en inslag zijn? Hoe is doping in de sport te bestrijden? Wat is eigenlijk de definitie van doping? Hoe kan de morele afgang van vele sporters en sportbegeleiders  in hun na-carrière voorkomen worden?

 

 In dit artikel proberen we op veel van deze vragen een antwoord te geven.

 

 

 

 

 

 

 2       Van motivatie tot gedrag

 

2.1      Inleiding

 

Wie sport beoefent levert arbeid. En arbeid leidt altijd tot resultaten die geëvalueerd worden. Die evaluatie kan negatief of positief zijn. Mensen worden gedreven door een prestatiedrang, een relatief stabiele dispositie, verworven in de kinderjaren, die ertoe leidt dat we ons fier en gelukkig voelen bij het behalen van succes en gevoelens van schaamte en teleurstelling ervaren wanneer we mislukken (Atkinson, 1957, 1983; Atkinson & Feather, 1966; Atkinson & Raynor, 1978).

 

Het voorgaande beklemtoont de gevoelens die men ervaart, m.a.w., het verwijst naar de intrinsieke motivatie voor het uitvoeren van taken. Maar iedereen weet dat men ook gedreven wordt door zaken die buiten het intrinsieke van de mens gelegen is, namelijk beloning in geld, status, sociale achting,  enz.. Deze motivatie heet de extrinsieke motivatie. Daarom kunnen we simpelweg stellen dat prestatiegedrag meervoudig bepaald is en dat motivatie veel meer is dan alleen maar het streven naar succes op zich. Volgens vele wetenschappers (o.a. Lawler, 1981; Vroom, 1964) zijn financiële vergoedingen de belangrijkste beloningen waartoe arbeid leidt, dus laten we niet hypocriet zijn en stellen dat in vele gevallen de extrinsieke motivatie sterker zal zijn dan de intrinsieke motivatie.

 

De determinanten van gedrag zijn dus concreet onder te brengen in intrinsieke en extrinsieke motivatie. In de psychologie zijn er enkele theorieën te onderkennen die het gebruik van doping in de sport kunnen verklaren. We zetten ze op een rijtje.

 

2.2     Algemene theorieën over het ontstaan van gedrag

 

A .Operante conditionering of de wet van het effect

Het uitgangspunt van deze theorie is dat een persoon via gewaarwordingen leert welke gedragingen positieve en negatieve uitkomsten (effecten) hebben. Die gewaarwordingen kunnen door anderen omgezet worden in beloningen en straffen. Beloningen versterken het gedrag, terwijl straffen het gedrag doet afnemen (o.a. Skinner, 1974; Hamner, 1974; Luthans & Kreitner, 1975). Vertaald naar de sport betekent dit dat als een sporter door doping te gebruiken beter presteert, en anderen, bijv. het publiek en/of sponsors,  hem daarvoor belonen (resp. meer erkenning, aandacht, en/of respect, en betere sponsorcontracten), de sporter deze ‘beloning’ zal willen behouden en zijn dopinggebruik zal verder zetten. De theorie van operante conditionering is tevens relevant voor de bestrijding van doping in de sport (zie paragraaf 4).

 

B. Sociaal leren

Theorieën over sociaal leren (of modeling) gaan ervan uit dat mensen anderen observeren en zien welk gedrag belonend is. De beloning komt hier dus niet van anderen. Sociaal leren is o.a. van belang bij opvoeding (kinderen nemen gedragingen over van ouders) en reclame (belangrijke personen laten fungeren als modelfiguur bij de aanbieding van een product) (Bandura, 1986). Gerelateerd aan het gebruik van doping in de sportwereld is deze theorie relevant om te verklaren waarom atleten zich een eerste maal (laten) doperen. Ze kijken op naar succesvolle sporters en zien welke beloningen ze krijgen (zie ‘operante conditionering’). Als dan blijkt dat die anderen jarenlang doping hebben gebruikt zonder betrapt te worden, dan wordt het gebruik van doping beschouwd als een middel om de kansen op die beloning te verkrijgen. Ook op deze theorie komen we terug bij de bestrijding van dopinggebruik in de sport.

 

C. Leren door referentiegroepen 

Het leren door referentiegroepen wordt ook wel aangeduid met de term socialisatie. Deze theorie gaat uit van de invloed van andere groepen waarmee we ons identificeren en waartoe we willen behoren (Festinger, 1954; Suls & Wills, 1991)). Als een atleet zich bijvoorbeeld identificeert met zijn sportheld, dan zal deze sportheld invloed hebben op diens gedrag. Deze invloed kan direct zijn via de principes van conditionering (beloning of straf) of informatie-uitwisseling, maar ook indirect door simpele waarneming van diens gedrag (modeling).

 

D. Leren door blootstelling

Bij deze theorie gaat het louter om het gevolg van de hoeveelheid contact met een bepaald product (Zajonc, 1968). Als een atleet bijvoorbeeld merkt dat een bepaald dopingproduct ‘in’ is (bijv. in de jaren negentig EPO, momenteel heeft men de mond vol van bloeddoping) dan kan een atleet door steeds geconfronteerd te worden met dit soort doping, er positief over gaan denken.  

 

 2.3    Specifieke sociaal-psychologische theorieën

 

2.3.1   Inleiding

 

Uit voorgaande theorieën blijkt hoe anderen belangrijk zijn bij het ontstaan, het uitdoven en het voorduren van gedrag. In de psychologie wordt dit aangeduid met de term ’sociale invloed’. Daarbij wordt uitgegaan van de stelling dat sociale invloed het gedrag van een persoon op twee manieren kan beïnvloeden, namelijk via informatie en via beloning. Men spreekt van sociale steun wanneer de sociale invloed congruent is met de attitude van de ontvanger. Is dit niet het geval, dan spreekt men van sociale druk. Personen kunnen op drie verschillende manieren met deze invloed omgaan, namelijk door acceptatie, door compliance (inwilligen) en door te weigeren.

 

2.3.2   Het informatieprincipe en het beloningsprincipe

 

Het informatieprincipe is gangbaar in de cognitieve psychologie. Het uitgangspunt is dat mensen behoefte hebben aan juiste informatie, aan ordening en structurering van kennis en dat mensen zich pas gedragen nadat ze zorgvuldig alle beschikbare informatie over iets hebben verwerkt (Heider, 1958; Festinger, 1957).

 

Het beloningsprincipe is gangbaar in de leerpsychologie. Het uitgangspunt hierbij is dat belonend gedrag vaker zal worden vertoond dan niet belonend gedrag (o.a. Festinger, 1954).

 

2.3.3   Sociale druk en sociale steun

 

Sociale druk is het beïnvloeden van een individu om diens gedrag te veranderen (o.a. Asch, 1952). Gerelateerd aan doping in de sport, kan het hierbij gaan om ploegmaats, collega’s sporters, begeleiders, coaches, en anderen, die een sporter onder druk zetten om verboden middelen te gebruiken.

 

Waar bij sociale druk zo goed als geen keuzevrijheid wordt gelaten, geldt bij sociale steun dat anderen helpen met de uitvoering van diens keuze om zijn gedrag te veranderen. Er zijn drie vormen van sociale steun te onderscheiden. Ten eerste is dat informationele steun. Hierbij krijgt de ontvanger informatie die nodig is om een bepaald beeld over iets te krijgen, bijvoorbeeld, hoe een dopingproduct prestatiebevorderend kan werken. Bij emotionele steun wordt gewerkt op de affectieve reacties van een persoon. Gerelateerd aan doping in de sport kan het hierbij gaan om anderen die een collega sporter bijstaan (bv. door het aanbevelen van verboden middelen) tijdens diens verwerkingsproces bij mindere prestaties. Ten derde kan ook instrumentele steun onderscheiden worden. Hierbij wordt een persoon geholpen bij het verkrijgen van middelen die nodig zijn, bijvoorbeeld, waar een sporter dopingproducten kan verkrijgen.

 

Sociale druk en sociale steun zijn vormen van directe beïnvloeding van gedrag. Menselijk gedrag kan echter ook indirect beïnvloed worden. Andere personen beïnvloeden wel het gedrag, maar dit gebeurt niet doelbewust. Daardoor wordt geen druk ervaren om te veranderen. Echter, door het waarnemen van het gedrag van een ander, die als een model fungeert, en de waargenomen consequenties van diens gedrag, kan een persoon bepaalde opvattingen vormen over dit gedrag, en dit gedrag overnemen. Bijvoorbeeld: een bepaalde sporter fungeert als model van een ander, die ander heeft weet van diens dopinggebruik, ziet welke successen hij daardoor behaalt en neemt diens gedrag over.

 

2.3.4   Reacties op sociale invloed

 

Het voorgaande kan de indruk wekken dat mensen marionetten zijn, passieve elementen die alles na-apen of doen wat anderen hen zeggen te doen. Dat is echter niet het geval. Een persoon heeft bij sociale invloed de mogelijkheid tot drie verschillende reacties (Kok, 1994). Ten eerste is er acceptatie. Hierbij neemt een persoon het gedrag over en verandert er ook zijn mening over, bijvoorbeeld, een sporter die tegen doping is, uiteindelijk toch doping gebruikt en voorstander wordt van het gebruik van doping in de sport. Ten tweede kan een persoon instemmen (inwilligen of compliance) met het vertonen van een bepaald gedrag. Bij compliance zal een persoon wel zijn gedrag veranderen, maar verandert zijn mening over het gedrag niet. Bijvoorbeeld: een sporter die onder sociale druk doping gebruikt, maar zijn mening dat doping in de sport niet mag, niet veranderd.

Ten derde kan een persoon ook weigeren een bepaald gedrag te vertonen. Er is hierbij simpelweg geen sprake van een publiekelijke, noch een privé verandering.

 

2.4     Cognities

 

2.4.1   Inleiding

 

Mensen leren door eigen ervaringen en door de reacties van anderen. Doordat mensen leren ontstaan ook verwachtingen. Als een sporter ‘beloond wordt’ door het gebruik van doping, leert hij welke gevolgen zijn handeling heeft. Hij leert ook wat hij moet en wat hij niet moet doen. Deze verwachting over een bepaald gedrag worden cognities genoemd. Er zijn een drietal cognities te onderscheiden: attitudes, sociale normen en  effectiviteitsverwachtingen.

 

 

 

 

2.4.2   Attitudes

 

De huidige definities van attitudes stellen dat een attitude wordt opgevat als een afweging van alle voor- en nadelen die de persoon aan het gedrag verbindt.  Die afweging kan zowel een logische redenering en verstandelijke overwegingen omvatten, alsook gewoontes en irrationele overtuigingen.

 

Een attitude bestaat uit een drietal componenten (Allport, 1935; Rosenberg & Hovland, 1960): ten eerste is dat de cognitieve component. Dit omvat de kennis die een persoon heeft over de consequenties van gedrag (bv. doping kan op termijn schadelijk zijn, maar door doping kan ik beter presteren). Ten tweede wordt de evaluatieve component onderscheiden. Dit omvat de affectieve evaluatie (bv. als ik door doping te nemen beter presteer zal ik mij beter voelen), en de consequenties die worden gekoppeld aan dat gedrag (bv. ik kan op doping betrapt worden). Tot slot wordt de conatieve component onderscheiden. Hiermee worden de reacties bedoeld die gekoppeld worden aan dat gedrag (bv. ik neem geen doping om me beter te voelen, ik neem doping om uiteindelijk betere contracten te versieren).

 

Uit het voorgaande is duidelijk dat de vorming van een attitude bepaald wordt door meerdere afwegingen. Tevens kunnen mensen verschillende redenen hebben om zich op een bepaalde manier te gedragen. Echter, stellen dat een attitude het gedrag voorspelt is onterecht. Gedrag wordt ook bepaald door twee andere determinanten die we in onderstaande subparagrafen zullen beschrijven, namelijk de ervaren sociale invloeden (o.a. Fishbein & Ajezen, 1975) en de eigen-effectiviteitsverwachtingen (o.a. Bandura, 1986; Ajzen, 1988).

 

2.4.3   Ervaren sociale invloeden

 

Met ervaren sociale invloeden worden de invloeden van anderen bedoeld die een persoon ervaart om zich op een bepaalde manier te gedragen. Men onderscheidt hierbij de sociale normen, het waargenomen gedrag van anderen en waargenomen druk.

 

Met sociale normen worden de verwachtingen van anderen bedoeld over het gedrag van een individu. Bij waargenomen gedrag gaat het om de observatie van het individu van de context waarin hij zich bevindt en welke gedragingen in die context gewenst zijn. Bepaalde sociale normen kunnen ook opgelegd worden door sociale druk, met eventueel een daaraan gekoppelde straf of beloning voor resp. ongewenst en gewenst gedrag.

 

We illustreren het voorgaande met volgend voorbeeld. Stel dat een individu in een nieuwe ploeg belandt. Die ploeg haalt goede resultaten, dankzij dopinggebruik van de verschillende individuen in de ploeg. De ploeg wil die positieve lijn verder zetten en hoopt dat het nieuwe individu daaraan zal bijdragen. Na een tijdje merkt het individu dat er intensief dopinggebruik is in zijn ploeg. Hij besluit daaruit dat dit de ’sociale norm’ is die in de ploeg hoort. De ploegmaats verwachten van het individu dat hij zich op dezelfde manier gedraagt, zoniet zouden de ploegprestaties wel eens achteruit kunnen gaan. Coaches, trainers, sponsors, enz. zetten het individu onder druk zetten om te presteren (zoniet ontslag uit de ploeg…), met  als gevolg dat het individu verleid wordt tot het gangbaar gedrag van zijn ploeg. 

 

2.4.4   Eigen-effectiviteitsverwachting

    

Eigen-effectiviteitsverwachtingen zijn inschattingen die een persoon maakt van zijn mogelijkheden om een bepaald gedrag te vertonen. Die kunnen ontstaan door vroegere ervaringen, observatie van anderen, overtuigingen van anderen en fysiologische informatie. Iemand kan overtuigd zijn dat hij tot een bepaald gedrag in staat is, terwijl dat in feite niet het geval is. Veelal is het omgekeerde van toepassing. Alhoewel een persoon wel beschikt over voldoende vaardigheden, heeft hij het gevoel niet in staat te zijn tot het uitvoeren van gewenst gedrag. In beide gevallen kan doping verklaard worden. Als een sporter verwacht dat hij een bepaald niveau kan bereiken en daarin niet slaagt, dan is de verleiding tot onnatuurlijk presteren groot. Als een sporter niet verwacht dat hij een bepaald niveau kan bereiken, maar dit in feite wel kan, dan is de verleiding tot het nemen van doping eveneens reëel, ter geruststelling dat men er zeker aan toe komt te presteren zoals het hoort..

Uit het voorgaande is duidelijk dat eigen-effectiviteitsverwachtingen (self efficacy) bepaald worden door doelen die gesteld worden en de feedback op het al dan niet behalen van die doelen. Die doelen kunnen individuele doelen zijn, maar ook opgelegde doelen door bestuur en/of management. Als de doelen niet gehaald worden en de daaraan gekoppelde gevolgen zijn nefast voor het individu, dan kan de verleiding tot onreglementair gedrag groot zijn. Deze effectiviteitsverwachting  op alle mogelijke  manieren trainen is dan ook voor iedere opleider en trainer een primordiale opgave wil men komen tot een cleanere sportbeoefening.

 

2.5     Fysieke belasting in de sport

 

Het is opvallend dat veel dopingschandalen zich voordoen in sporten waar zware fysieke inspanningen nodig zijn. In, wat we zullen noemen, zuivere technische sporten, bijvoorbeeld het biljarten of darts, horen we geen of weinig dopingschandalen, dit in vergelijking met sporten zoals atletiek en wielrennen, die eerder onder de noemer van uithouding- en krachtsporten kunnen geplaatst worden. Aangezien doping zich niet enkel beperkt tot krachtopbouwende middelen, zouden ook kalmerende middelen (bijv. beta-blokkers) voor beoefenaars van technische sporten prestatiebevorderend kunnen zijn. Voorlopig zijn er echter relatief weinig dopingschandalen bekend in technische sporten. We vrezen echter dat op termijn ook in deze sporten de dopingbel eens regelmatig zal rinkelen. Dit is geen kwestie van ‘als’, eerder van ‘wanneer’.

 

Sommigen stellen dat een mogelijke oorzaak van dopinggebruik in de sport gelegen is in het feit dat sport fysiek té belastend is geworden. De mondialisering en commercialisering van sommige sporten hebben geleid tot kalenders die in vergelijking met pakweg twintig jaar geleden veel zwaarder zijn geworden (bv. het voetbal of het wielrennen). In het voetbal moeten topploegen soms 2 tot 3 wedstrijden per week afwerken, in het wielrennen is het soms moeilijk om de wedstrijden die op één dag gereden worden bij te houden. In hoeverre een atleet van nature over voldoende fysieke vermogens beschikt om deze inspanningen te leveren en of hij kan klaargestoomd worden om dat te doen, lijkt ons eerder een vraag die moet beantwoord worden door specialisten op dat terrein, bijv. inspanningsfysiologen. Toch mogen we volgende feiten niet negeren. In het prehistorisch wielrennen wogen fietsen tweemaal zwaarder dan nu, lagen de wegen er bijlange niet zo goed bij als nu, en werden de wedstrijden over een langere afstand gereden. In het prehistorisch voetbal bestond een voetbalploeg over 15 spelers, waar nu het dubbele aantal professionelen tot de kern behoren. In USA-competities,  zoals het NBA-basketbal en MLB (Major League Baseball) worden gemakkelijk meer dan 100 wedstrijden per seizoen afgewerkt.

 

Daarnaast is de entourage van de sporter ook ruimer is geworden. De tijd van een masseur en een coach is voorbij: nu zijn er verschillende coaches, verschillende masseurs, kinesitherapeuten, speciaal opgeleide physical coaches, enz.. Is een sporter daardoor niet beter fysisch voorbereid om de zwaardere competities aan te kunnen. M.a.w., is er sprake van soort van compensatie: betere begeleiding compenseert de zwaardere competitie.

 

Natuurlijk waren in de tijd van het prehistorisch sporten de dopingcontroles bijlange niet zo scherp of nu, of bestonden ze helemaal niet. Toch zijn er sporters die zware competities aankunnen zonder doping. Niet iedere sporter van een bepaalde sporttak is immers gedopeerd. Gegeven het voorgaande zijn we, vanuit een psychologisch oogpunt, daarom van mening dat zwaardere competities niet dé oorzaak zijn van dopinggebruik in de sport, maar eerder één van de redenen zijn waarom doelen niet worden gehaald, en de prestatiedrang niet kan worden bevredigd.

 

2.6     Conclusie

 

Concluderend kunnen we het volgende stellen. Dopinggebruik in de sport kan op verschillende manieren verklaard worden. Veel draait duidelijk rond drie elementen, namelijk het stellen van doelen, c.q. de prestatiedrang, competitie, en beloning.

 

Als een atleet bepaalde doelen stelt, en hij weet (of is van mening) dat hij op een natuurlijke wijze die doelen niet kan halen, dan is de verleiding tot onnatuurlijk presteren meer dan reëel.

 

Zolang er sprake is van presteren op competitief niveau, kan iedere competitie onreglementair verlopen. Dit betekent dat we niet naïef mogen zijn door te stellen dat dopinggebruik in de sport zich beperkt tot professioneel niveau. Het is immers ook zo dat iemand die sport beoefent op amateuristisch niveau, bijv. een lokale clubcompetitie, verleid kan worden tot het nemen van een middeltje die zijn prestaties doet verbeteren.

 

Beloning ligt in het verlengde van het stellen van doelen en het competitief element van de sport. Wat beloning precies inhoudt heeft een verschillende betekenis bij ieder individu. Bij de ene kan het gaan om het verkrijgen van aandacht en/of erkenning (bijv. op amateuristisch vlak waar geen geld mee gemoeid is – of toch relatief weinig), bij de andere de kick van dat ultieme moment om eerste te zijn, of de wetenschap dat doo

03-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
02-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5) FILMSCENARIO
Klik op de afbeelding om de link te volgen HYPOTHESES : 5) FILMSCENARIO









>>>>>>  Klik op het beeld en dan verschijnt de film  <<<<<<<<<

Filmscenario  “ vrijblijvende relatie”
 

In concreto zien we een teleurgestelde echtgenote met slaande deuren vertrekken uit een dokter bureel. Zij had gehoopt dat de hulpverlenende arts de drankgewoonte van haar man kon stop zetten. Nu dat doet hij net niet. De therapeutische arts spiegelt gewoon het gedrag van de aangemelde patiënt. Want de arts zegt dat hij ook wel eens drinkt. Het voorstel om een wijntje gezamenlijk te nuttigen is er voor de vrouw te veel aan. Zij vertrekt met de nodige verwijten aan het adres van de voor haar falende hulpverlener uit een voor haar absurde situatie. Voor de drinker is het een signaal van zijn vrouw dat sterk genoeg is om met de arts een coalitie te vormen, om het probleem ernstig te nemen en er iets aan te doen…

Op deze manier raken ze uit de noodlottige paradoxale communicaties die voordien ontstaan: de nietszeggende verklaringen ,  de sociale verwachtingen ,  toewijzingen van schuld , redenen om al of niet te drinken worden in een handomdraai naar de prullenmand verwezen. Het zijn de relatie en de hefbomen om de relatie te verbeteren die aan de orde zijn. Niet de vermeende problematische relatie, het gebrek aan werk van Wim of een verdrongen kinderwens  van Julie zijn aan de orde. Wel een redelijke communicatie naar voor beide partners gewenste veranderingen in hun leven. De stap zetten van “Problem talk naar solutional talk” wordt aangegeven als het nuttigste wat kan gebeuren.

De hieruit volgende logica van dit stuk is dan de vraag : kan het uiteindelijk de effectieve medewerking  bij eenieder die zich in de  contouren van een  therapeutische relatie , hoe vrijblijvend ook, beweegt ? En is het überhaupt mogelijk om iemand te doen bewegen in een richting die hij niet uit wil? Wellicht is het antwoord: nee. Zoals de verslaafde die per definitie wil voortdoen op de vraag : “Wil je stoppen met uw kwalijke drankgewoonte?” zou antwoorden. De vraag luidt dan ook beter : hoe maak ik wat onwil is tot openheid, hoe vorm ik tegenzin of ronduit koppigheid en pessimisme om in optimistische openheid of kortweg: wat is de weg om van keuzeonvrijheid over te gaan naar keuzevrijheid?  Een boeiende hierbij horende vraag is dan : wat is de aard van het veranderingsproces dat hier op gang komt?

Veel heeft te maken met de initiële aandacht die gegeven wordt aan de persoonsvariabelen. Immers onderzoek geeft aan dat 40% van het welslagen van therapie hiermee te maken heeft ( Isebaert,2007). Hoe profileert die patiënt zich , waar toont hij interesse of enthousiasme voor?  Welke soort vader, echtgenoot, kind ( existentiële keuze) wil hij zijn ten aanzien voor hem belangrijke anderen. Hoe beschrijft hij dat precies? Wat zijn de reeds bestaande competenties en waarden waarvoor hij staat?  Wat wil hij zeker niet verliezen, wat wil hij zeker verder zetten ?  Wat spreekt hem aan: op welk sensorieel vlak gaan de metaforen het meest aanslaan?  Is het een auditieve , of de visuele voorkeursweg of is het dan weer een kinesthetisch type of een combinatie van deze voorkeuren die meest aanslaat ?  Want niemand wil het echt slecht doen en iedereen bezoekt de voor hem meest aansprekende weg als de juiste weg .

  Wat is zijn basismetafoor of standaard voor het leven dat hij leeft, waar hij zich aan meet ?  Wat is de roman die hij wil schrijven, en vooral hoe ziet hij de toekomst en de stappen die hij wil zetten, te beginnen met de kleinste stap in de goede richting ?  Ook wat soort verandering hij wenst en ziet gebeuren. Ongewilde en gewilde veranderingen zijn er sowieso .  Het uitspreken, mentaliseren en van uit het nuttigheidsperspectief bekijken  van alle relevante gebeurtenissen en betekenissen uit het leven  dienen zich hier aan. 

 

Om tot een alliantie, de fameuze ‘klik’, te komen is het enige mogelijk uitgangspunt van de therapeut  het  enorme respect voor de cliënt met zijn keuzes ,  een geloof in zijn ‘eigenste’ mogelijkheden tot heling . Startend vanuit het van binnenuit proberen aan te voelen waar die ene unieke persoon voor staat, gaat de therapeut een weg op, samen .  Meedenkend en meevoelend binnen de contouren van de gevoelens, gewoonten en de denkpatronen verblijven waarbinnen de cliënt zich bevindt, dit is de teneur, dit is hetgeen dragend is .  Een helpende suggestie hierbij is  :  als het ware ziet op dat moment de therapeut zijn eigen binnenste  in de cliënts binnenste (Skårderud,2010) .  Zoals de cliënt in het buitenste van de therapeut zijn eigen buitenste kan zien. Deze spiegeling gekoppeld aan metaforen ,  beeldspraak die sensoriëel aansluiten,  helpen doelen en waarden constant op te nemen in het gesprek .  Op een rechtstreekse  of onrechtstreekse manier complementeren voor deze actieve (zelf) valorisaties vanwege de cliënt gaan dan een katalysator zijn van verdere veranderingsprocessen .

Afwegen waar men staat en waar me naar toe wil ,  toekomstvragen afgewisseld met verwondering en bewondering van de weg die reeds gedaan is ,  daar gaat het over .  Vanuit de dynamiek en de alliantie die hier ontstaan is ,  is een gerichtheid op verandering onontkoombaar. Een benadering en evaluatie van het totale systeem waarin de cliënt zich bevindt is tevens onmiddellijk aan te orde en wordt ook voortdurend teruggekoppeld .  Is dit een verandering die de cliënt echt wil of juist onverwacht maar daarom niet oninteressant ?  Wat betekent dit eigenlijk in de realiteit voor belangrijke anderen ? Hoe reageren ze , of hoe zullen ze reageren wanneer de dingen zijn zoals gewenst? Waar gaat dit naar toe ? Hoe kan therapie hier een rol in spelen hierin?(Lefevere,2011 )

 Als dan via een interventie de negatieve spiraal  trance, waarin problemen meestal heel stereotiep ingebed zijn, even doorbroken worden. Is dit in gevoel, in het denken, in gedragsuiting of in de relationele context dat er een klein detail verschilt met vooraf. En dit maakt het iets beter.. Dan ontstaat iets meer keuze , anticiperen ,  voorspelbaarheid van eigen controle .  Plots is iets aan de orde wat hier niet verwacht werd .  Eigen keuzemogelijkheden lichten op. En samen hiermee  komt de verantwoordelijkheid voor het eigen proces er aan als een nieuwe geboorte .  Dan ontstaat een proces dat onherroepelijk is en dat de therapeut degradeert naar zijn meest logische rol ,  namelijk deze van buitenstaander in het leven van de cliënt dat opnieuw uitermate boeiend kan worden .  En waar het ondersteunende contact enkel is op de momenten dat de cliënt het nuttig vindt en dat het toegestaan wordt door de cliënt.

 

 


Even terugspoelend naar de trailer over de `vrijblijvende relatie` zien we  dat het eerste deel reeds een hoogtepunt kent. De duidelijke ommezwaai van een dubbelzinnige , tragische communicatie tussen partners naar een positieve en hoopvolle, eerlijke wil tot een nuttig gesprek is het resultaat. Dit wordt door de therapeut in de verf gezet als een verdienste van het inzicht bij zijn cliënt.

Bij de start van het tweede deel is de inleiding van het Brugse model aan de orde. Eerder lichtvoetig en met mondjesmaat wordt een en ander toegelicht. Illustrerende flashbacks tonen aan dat hulpvraag en leefwereld van de cliënt heel snel in rekening gebracht worden Dit zit in deze benaderingswijze van meet af aan ingebet. Elegant is niet het juiste  woord , wel vlot gaat het voor de cliënt om vanuit zijn vertrouwde leefwereld en uit zijn sterkte zijn prioriteiten te bepalen. Met name zijn relatie is het  die hij ten alle koste wil redden. Een eerste stap hierbij is zijn partner te kalmeren en opnieuw hoopvol te maken. In de realiteit gaat de stretch (alcohol serveren op het consult) niet zo ver. Maar de ervaring toont aan dat het aangaan van een alliantie met de therapeut door het respect dat deze toont voor de cliënt veel uitmaakt.

Het gebeuren lijkt op het eerste zicht het plot wat aan te dikken en de zaak ingewikkelder te maken. Niets is minder waar. De eindgeneriek wordt immers supereenvoudig. Heel toepasselijk wordt ze ingezet op een historische plaats, waar zelfs ook zee en land elkaar ontmoeten. Ook het nu dansende koppel ontmoet er elkaar en komt opnieuw zichtbaar, hoorbaar en voelbaar dichter bij elkaar te staan. Dit is een sprekend contact, beelden zeggen soms meer dan woorden (A.Stellemans2012)…

Deze wals is geen one million dans (waarbij nadien zoals in de bijbel het hoofd van de profeet op de tafel geserveerd wordt). Het is een eindbeeld dat met een knipoog verwijst naar de eindgeneriek van een one dollar stripverhaal. Alle acteurs worden er in hun waarde gelaten en kunnen er fijn de film uitdansen. De eindsekwens laat een terugdraaiende solo begindans zien van de toelichter van het model. Dit is tevens illustratief voor de verwisselbaarheid van beginpunt en eindpunt van de communicatie bij levende systemen.

 

 

 

Ref.

 L. Isebaert Cognitieve oplossingsgerichte therapie. De tijdstroom ,Utrecht, 2007.

 F. Skårderud e.a., Psychiatriboken, Gyldendal Akademisk, Oslo, 2010

 G. Lefevere, opleiding OGT  ,Brugge, 2011

A. Stellemans, opleiding OGT, Brugge , 2012

 

02-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
01-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DOELSTELLINGEN : 1) PRESTATIEPSYCHOLOGIE
DOELSTELLINGEN : 1) PRESTATIEPSYCHOLOGIE

Current research topics in exercise and sport psychology in Europe

Filip Boen, Bert Decuyper en Joke Opdenacker (Editors)

Ter gelegenheid van het emeritaat van Prof. Yves Vanden Auweele mikken de initiatiefnemers Filip Boen, Bert Decuyper en Joke Opdenacker op een verzameling onderwerpen die naar inhoud dicht aanleunen bij de inspirerende loopbaan van de gevierde. De titel ‘Current research topics in excercise and sport psychology in Europe’ laat aan duidelijkheid niet te wensen over.
Hieruit blijkt dat Yves Vanden Auweele zich in zijn werk liet inspireren door de definitie van Hannes Kratzer die sportpsychologie definieerde als die tak die de individuele grenzen bij de menselijke inspanning bestudeert. De voortreffelijke auteurs behandelen stuk voor stuk pertinente vragen. De wisselwerking tussen grenzen van fysieke en psychische belasting worden afgetast. De bedoeling om deze grenzen te verleggen, het adagio van de sporter, wordt vanuit het menselijk psychisch proces doorgelicht.
R. Seiler brengt de vaststelling dat jongere leerkrachten LO meer angst ervaren in hun praktijk-leeropdracht dan de meer ervaren collega’s. Taru Lintunen stelt van haar kant een waardevol model van sociaal en emotioneel leren voor dat in iedere opleidingssituatie en in het bijzonder in de praktijk van lichamelijke opleiding op zijn plaats is.
Twee Scandinavische auteurs schuiven het teamfunctioneren naar voor. Apitz bespreekt de condities in een team waarbij een plotse collaps optreedt. Vermeldenswaardig is voor hem hoe zeer negatieve reacties op een zeer betekenisvolle en expressieve manier gebracht door teamleden een soort lawine-effect genereren. Hij doet ook voorstellen om zulks te voorkomen. Stelter gaat uit van de sociaal constructivistische en narratieve standpunten bij het beschrijven van de ontwikkeling van het team en het verhaal van het team. Typisch voor hem is dat hij enerzijds het individu en zijn zingeving in deze context niet wil laten verloren gaan, maar anderzijds ook benadrukt dat het ontstaan van nieuwe teambetekenissen een deel is van een proces waarover circulair door alle leden gecommuniceerd wordt. Resultaten zijn in de focus hiervan en staan hier nooit los van op zichzelf...
Dorothee Alferman stelt bij jongere succesvolle topsporters vast dat de ondersteuning vanwege de coach veel groter gepercipieerd wordt is dan bij minder succesvolle atleten. Het betreft hier individuele sporters. Bij teamsporters is deze tendens helemaal niet aanwezig, een intensere uitwisseling met teamleden en coach wordt daarentegen wel gepercipieerd bij succesvolle teamsporters. In deze zin is vanuit percepties voorspelling van vooruitgang bij teamsporters en individuele sporters mogelijk. Dus wordt een gunstige ontwikkeling verwacht bij teamsporters bij meer sociale ondersteuning en minder instructie. Bij individuele sporters is het tegengestelde waar. J. Cruz belicht de oorzaken van stress bij de topatleet en geeft terzelfdertijd aan dat dopinggebruik als een gevolg kan gezien worden van extreem kritiekloos conformeren met de eisen van de coach. De rol van de sportpsycholoog is er een om een meer genuanceerde respons bij de atleet te genereren.
Over de typische coach-atleet-relatie ter gelegenheid van de voorbereidingen op de Olympische Spelen heeft S. Serpa het in zijn bijdrage. Van belang blijken uit zijn onderzoek ondersteuning van zowel coach als atleet. Het positief en geconcentreerd blijven ondanks onverwachte wendingen en ook een betekenisvolle relatie waarbij communicatie over veel aspecten mogelijk blijkt, is het meest belovend naar resultaten toe.
Glyn Roberts waardeert ten volle de motivationeel gunstige resultaten van de taakoriëntatie ten aanzien van ego-oriëntatie. Hij stelt echter ook vast dat competente atleten via ego-gerichtheid bijkomende motivaties ontwikkelen. Verder onderzoek over de bruikbaarheid van beide oriëntaties, die overigens onafhankelijk van elkaar zijn, is aangewezen.
Naar de toekomst wordt op een interessante manier gekeken door Johnson. Studenten sportpsychologie waarderen enkele recente evoluties, onder andere een betere acceptatie in de maatschappij vooral bij individuele atleten. Ze wensen dat in de toekomst nu ook werk gemaakt wordt van een verantwoorde sportpsychologie bij teams, in educatie en ook voor wat betreft de accreditatie.
De E.N.Y.S.P.P. stelt zichzelf voor als een vereniging voor jongere sportpsychologen, gegroeid uit de Europese masteropleiding.
Het laboratorium te Leuven lag aan de basis van de drie afsluitende bijdragen. Een eerste stuk gaat over een conformeringtendens bij de jurering van artistiek turnen. Dit valt voor wanneer informatie verstrekt wordt over de jurering van collega-juryleden. De volgende bijdrage wijst uit dat de betere opvolging door ‘experts’ van fysieke activiteit bij leden van sociaal-culturele organisaties aanleiding geeft tot een significant betere respons. Tenslotte wordt het sport-specifiek testdiagnostisch onderzoek van het psychologisch proces aan de basis van sportbeoefening toegelicht. Aanwijzingen voor consequenties voor de praktijk maar ook voor toekomstige onderzoeksvragen zijn in de drie studies gemeenschappelijk eindpunt.
Te vermelden naast de uitgebreide bibliografie van zijn werk is tenslotte het ‘geestelijke vaderschap’ van de Europese masters en zijn drijvende kracht bij het verschijnen van het Europees handboek waarvan hij co-editor is. Dat betrokkene zich verder gaat richten op ethiek in de jeugdsport en op de mogelijkheden dat sport een positieve rol kan spelen bij de betere ontwikkeling van bevolkingsgroepen is het laatste element dat zijn carrière tot op heden kenmerkt.
Gelezen door Ignace Barroo

Praktisch:
Uitgegeven door Lannoo campus, Leuven, 2006
Prijs: varieert
ISBN 978-90-209-6957-3, 188 blz.
Te bestellen bij Lannoo LannooCampus, Naamsesteenweg 203, 3001 Leuven, tel. 016 300 110, fax 016 300 119, info@lannoocampus.com, www.lannoocampus.com

Sportspecifieke stress hanteren

Voor

  1. IDEALE PRESTATIE TOESTAND
  2. PROGNOSE TRAINING
  3. DUELTRAINING
  4. VIERFAZENTRAINING

OPDRACHTEN EN FOCUS

Tijdens

TAAKGERICHT EN POSITIEF DENKEN
KORTE HERCONCENTRATIES
LANGDURIGE HERCONCENTRATIES

Na

EVALUATIES OPDRACHTEN
RESULTATEN
MENTALE STERKTE EN ZWAKTE

NIEUWE CYCLUS

Honger naar...

komt tot uiting in esthetische,

fysieke, lichamelijke,geestelijke triggers
basis wordt gelegd in sessies
concept fysieke voorbereiding
aqua fitness
aerobics,yoga en stretch
rust/herstel yin & yang,
derde oog

Mentale vereisten:

meerdere doelen; carrière planning
realistische verwachtingen
inschatting succes 60%
concreet doelen
automatismen vertrouwen
uitschakelen storingen
pluriforme verklaringen van succes en verlies

 

01-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
28-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2) REVALIDATIEPSYCHOLOGIE
DOELSTELLINGEN : 2) REVALIDATIEPSYCHOLOGIE

Doseren van Bewegen

Inleidende tekst naar aanleiding van studiedag ingericht in samenwerking met  psychomotorisch therapeuten

De vraag waarom het zinvol is verschillende groepen patiënten binnen dezelfde studiedag aan bod te laten komen wordt gesteld. Er zijn meerdere argumenten hiervoor.
De rode draad van deze studiedag is immers het omgaan van de professionele hulpverlener met de limitaties fysiek en mentaal, deze vergen beiden een aangepaste doelgerichte aanpak. Opvallend hierbij is dat voor uiteenlopende patiëntencategorieën dezelfde processen aan de orde kunnen zijn. Recent ervaart men ook in de dagelijkse praktijk frequent dat bij dezelfde patiënt tezelfdertijd meerdere pathologieën aanwezig zijn.
Veel trainingsprocessen van fysiek actief zijn maar ook conditioneringen van emoties en gedragingen zijn daarenboven heel snel zeer specifiek. Iedereen heeft belang bij een aangepaste benadering. Sportpsychologen, revalidatietherapeuten, psychomotorisch therapeuten worden ook steeds meer bevraagd om hun werkwijze te motiveren maar ook hun programma zinvol voor te stellen en iedere bijsturing van commentaar te voor zien. Vandaar dat deze studiedag voor heel wat professionelen uit de gezondheidssector, maar ook uit de fitness- of sportsector een hoge mate van relevantie heeft. Een niet te missen opportuniteit die illustratief is voor de meest recente ontwikkelingen in een vakgebied waar de meest basale reflexen en conditioneringen heersen maar de gesofisticeerde geest-lichaam band de doorslag geeft voor de uiteindelijke kwaliteit!
De sprekers van vandaag gaan vanuit hun specialiteit, wat toch telkens een pigment vertoont,de klemtonen van hun specialisatie belichten . Onmiskenbaar zijn er een aantal gemeenschappelijke processen die hier op een originele en wetenschappelijke manier naar voor zullen komen. Aan de luisteraar om ze te detecteren. Als dan voor de eigen praktijk niet alleen inspiratie, maar ook concrete toegangswegen en handvaten aangereikt worden dan zijn de doelstellingen bereikt. Indien daarbij nog de relevantie van interdisciplinair werken voor de beroepsgroep van psychomotorisch therapeuten en sportpsychologen geprikkeld wordt en naar een groter vermogen stuwt mogen we gewagen van een beoogd effect.

Vangnet voor geblesseerden

1. Preventief

Onderzoek ergometrie ,tests ,mogelijkheden
Dagboek bijhouden:
's morgens en 'savonds gewicht,hartslag,
op 1O puntenschaal fitheidsgevoel 's morgens

bijbrengen principes trainingsopbouw:
stretching, tapering off,cooling down

2. Bij kwetsuur

Zo snel mogelijk duidelijke diagnose en zicht op behandeling, rust, modaliteiten en periode van herstel, en opnieuw competitief worden

Fysiotherapie naast hersteltraining
betekenis van de pijnen, graad van handicap, weg te gaan middelen, instrumenten, aantal oefeningen en tijd te gaan

3. Voor het emotioneel gedeelte

 

Ondersteunen en belonen van wil en motivatie van de cliënt

contact met de groep houden
evaluatieschema's met vooruitgang bijhouden,
realistische doelen
afleiding bieden: literatuur,tests in vrije tijd

evtl.naast evaluatie van presteren
gemoedstoestand bijhouden (positief,neutr,.neg)

terugvinden competitieritme en zelfvertrouwen: prognosetraining

aanpak blijvende moeilijkheden

 

28-02-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
27-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

27-02-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3) STRESS REDEMPTION
DOELSTELLINGEN : 3) STRESS REDEMPTION

Minder stress

Stress redemption in a youth soccer team through the Surinam Circuit

Lic.I.Barroo Az.Damiaan Ostend

Holistic model, metaphor , physiologic and psychic factor, openness

Introduction

Purpose of this pilot study is to introduce some models and metaphors which might enlarge the focus on how to tackle stress in youth soccer.
Flemish youth soccer teams analysed by C. JANNES (1998) revealed a lack openness in most of the comprised sample. This means that they demonstrated less fantasy, less esthetical intrest, less willingness to change. The’ inner part ‘such as feelings, ideas and values seem to be irrelevant to them. When this finding is contributing to the lack of creativity on the one side and the higher levels of stress and drop - out at the other side an appropriate (applied) research which tries to handle this openness factor would be most valuable.
This mentioned finding can be a consequence of the mechanistic viewpoints which are prominent in adult soccer. Only results seem to be at the demand of clubs and teams. However in developmental psychology dealing with youth the holistic point of view is favorised. It stresses on the organic growcapacities, differentiation, variability between individuals and educational steps to be undertoken. Moreover that soccer from the physiological point of view is known as an intermittent kind of effort and team sport , it is more likely that a larger focus is at the demand than merely reinforcing unidirectional vision and strategies.
An approach which takes into account both physical and psychic demands of the intermittent effort, which is called soccer,can be found in a metaphor.The so called ‘surinam circuit’ has the intention to make physical and mental praparation understandable and accessable in order to reach higher and higher levels of performing.

Method and procedure

Specialists of physical education agree upon some of the most important physical capacities which enable soccer players to play at their best. They are endurance, explosive power, speed, sportspecific motor learning( agility,pivotability,balance etc...) and suppleness. J. LIEVELD ( 1994) compared the results of young Surinams (12 -16 yrs.) with those of West-European youngsters. As a result of this measurement a better metabolic function (endurance and body power) was found for the latter group. Whereas in the former surinam group neuromotor functions ( coordination, suppleness, explosive power, speed) exceeded. The bright soccer performance of this south american (surinam)people in European top teams might be due to this physiologic difference. In this way one can hypothise that the training and development of this explosiveness ,speed, coördination and suppleness in the group westeuropeans would be most fruitful. Moreover if one could enhance psychological (hypothetical) characteristics of this surinam group ( survival spirit, openness, spontanity,direct and simple comunication,creativity)one could fit even more in a kind of admired philosophy(SANDERSON 1996) and maybe overcome the already mentioned lack of openness that is obstructive to every learning proces.
Our experience was an applied research pilot experiment. The focus was on the metaphor of the condition of the soccer player which was symbolised as the growing proces of a ‘growing tree’. The maximal capacity to oxyginate depends on the carefull development, step by step of the metabolism that has to function well, then the stem has to become stronger, the tree brunches, will develop,little supple brunches appear permitting the leaves to have the ultimate contact with the wind, sun,oxygenation and environment... Only folowing this successive direction development is possible in an appropriate way. Transfering our metaphor to the preparation field we can assume : we have to develop endurance first, then we are able to emphasize on basic power thereafter speed is in the focus, only thereafter sportpecific psychomotor learning will take place and finally mental training can be appropriatly implemented.
These five steps were disguised in several well described excercises and images. So we called the endurance tasks : club 16O (working with the sport tester, aqua jogging), the basic power work : cape canaveral ( fittness, power, steps, jumps), the speed work: eurostar ( action, reaction, starting power, frequence training), the neuromotor training: dark side ( footwork, mini foot, soccer aerobics) finally the mental training was called bingo club ( communication, challenge, irritation,regeneration, prognosis training) .(BARROO, 1997)

Procedure

We started an information program which intended to anchor the surinam circuit eight weeks before an international tournament of 12-14 years players ( n= 14). There was a brief explanation of the purpose, the necessity of this procedure to become well prepared and at the same time to feel in a good mood. Therefor an invitation to start a kind of selfmonitoring was made :as to which step of the circuit they trained ?(this was an indication how they understood the training), how they felt about their training ?( positive,negative, neutral), how their mood was afterwards ?( good,bad,uncertain). After every training session players were stimulated to go on with this kind of monitoring.
During the last three weeks of the preparation, when on the physical level a tapering off period was instigated, a new kind of monitoring was introduced. Daily they had to indicate how fit they felt i n the morning after awaking ( they had to give points from one to ten, ten meaning they felt super fit, one meaning the opposite). Further they had to continue their training monitoring. This was also the time to start informations about stress management by means of goal setting (sorting out their own stronger and weaker points), searching optimal arousal zone before the game, how to cope with irritation, prognosis training ( excercises with prediction of the result) ( KELLMAN, 1995), challenge training (doing duels). Here there was also some individual work depending on the kind of problems we detected.
During the last week one group session was held. The communication excercise subsisted of three questions: what kind of reaction do you want when you are doing something wrong? when you are in a fifty/fifty situation with a team mate, who do you want to take the ball?
What is your prognosis on the teamresult for the tournament? The expectations of the team and club responsables were set out. An attractable stretching video tape and device was handled over.

Method

Three weeks after the tournament a brief form was filled out by the players. This form consisted of four times five self-ratings dealing with the themes they met in the surinam circuit: monitoring internal cues (occilation stress/relaxation,arousal, breath,fit in the morning,keep a diary) , socializing appropriately ( irritation under controle, aware of expectations, taskoriented cohesion, group oriented cohesion,speaking out tensions), self-image ( challenging, goal setting ability, creativity, coping with stress, positive thinking on the task) , volition ( consciently training on endurance, power, speed, agility,suppleness). The five point scale rating indicated wether the behaviour took place : never, a few times,some times, often, always. They were also asked to evaluate the habitual way (retrospective rating) before the tournament and the way they evaluate after the tournament.
Our analysis of the results makes a descriptive( no statistical tests are made) comment on how the themes were scored before and after the tournament and which items seem to change most at this occasion. We also make the comparison between subjects who did already have an experience with the circuit in the year before tournament preparation.

Results

The self - rating means as a group didn’t show changes ( = differences in evaluation before and after the tournament); the mean ratings were about the same. On both occasions self rating for volition scored 3 (sometimes), monitoring scored 3 (sometimes), self image scored 4 ( often), socializing scored 4 (often).
Only some individual item tendencies were perceived such as changings in higher self -image scores 8 on14, the ability in dealing with competion stress became higher scored in 6 of the 14 ratings. Anyway 11 out of the 14 did see some changings happen , this means that only 3 didn’t have the experience of being changed . After the tournament less changes for monitoring(3) and socializing (3) were found. Volition was decremented in 3 cases whereas an augmentation was found in 4 cases. Getting more creative was noted in 4 of the cases. None was intrested in keeping a diary.
The group with one year experience did show a little less changes than the group with two years( 1 no change/5 change versus2nochange/ 6change)

Discussion

This group did show us moderate intrest in volition (consciously training will) and monitoring. The confirmation of the emphasize on self image and socializing items was more than moderate. It was also observed that individual differences among players exist : some emphasize on the more problem focused coping ( volition, self-esteem), some on the emotion focused coping ( monitoring, socializing). Some individuals used them both. The event of the stressful tournament didn’t seem to change much in the self rating of the players as a group.
However individuals admit changes: they indicate to be able to cope better with stress, to have a better self image. Changing attitude towards training intentions and differentiating this work is on the other hand an indication of some changes that might occur during the accompaniment.Some instrumental ways to cope better seemed to be instigated by the circuit, some palliative, emotion controling responses were learned in a few of the cases.
At a higher level a belief in the accessability of changing and proces to become a better player was probably introduced (outcome expectancies heightened) when one can stand the higher degrees of stress. Especially when it comes to teamresults and teambuilding manifestations (which are not studied here) we saw some remarkable evolutions happen.
The openness of mind (demonstrated in willingness to change, , emphasize on creativity ,being though enough to take new challenges)in combination with the appropiate training methods (Explosiveness, agility, neuromotor training) will ask further research and understanding.Because this most promising subject is not only giving nice results on the motivational level but is implementing a new philosophy towards education and the holistic model being the most fruitful in youth sport.

Conclusion

Although figures are scarcely convincing one can plead for this surinam circuit and for the use of the holistic educational model. The physiologic and psychic event of the understandable and easy accessable circuit throws a new light on how to learn to cope with the higher levels of stress in youth sports. Some new inspiration , tools and models in relation to the important openness characteristic were handled over.

References

BARROO,I., L’ importance d’ une preparation physique et mentale en groupe chez les jeunes footballeurs de haut niveau, proceedings colloque Louvain la neuve1997, ed. P. Godin.
JANNES ,C.R., Toestandsangst en angsttrek bij jeugdvoetballers met sportblessures.
Licentiaatsscriptie R.U.G. Fac. Psychol. en pedagog., 1998.
KELLMANN, M., EBERSPÄCHER,H, Contempory issues of psychological skill training: techniques to optimize self-efficacy in sports, F.E.P.S.A.C. congress proceedings, Brussels, 1995.
LIEVELD,J, Etnische kenmerken in de lichaamsbouw, groei en fysisch prestatievermogen van Surinaamse jongens. Doctoraal scriptie R.U.G. H.I.L.O., 1995.
SANDERSON, F., Psychology, in Science and Soccer ( Ed. Thomas Reilly), E &FW Spon, London,1996, pp 273-3O9.

 

27-02-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
26-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4) BEGELEIDING GETALENTEERDE KINDEREN
Klik op de afbeelding om de link te volgen DOELSTELLINGEN : 4) BEGELEIDING GETALENTEERDE KINDEREN

Begeleiding van getalenteerde kinderen

1. Een positieve benadering van het bestaande talent

Positief benaderen van het talent betekent dat het is aangewezen om eerst na te gaan welk niveau spontaan bereikt wordt vooraleer men het gewenste niveau kenbaar maakt.
Bij het geven van een taak gaat men het best net iets boven het niveau dat tot op heden bereikt werd mikken. Telkens gaat men erbij nagaan wat de verwachtingen zijn van de getalenteerde jongere zelf om dan toegang te krijgen tot het motivationele aspect.
Creativiteit en verbeeldingskracht worden daarbij als een bron van menselijke ontplooiing gezien. Dat de jongere talentrijk is wordt aangegeven als een pluspunt ten aanzien van zijn omgeving. Immers als de jongere in staat is om zijn talent aan te boren ten dienste van de maatschappij zit hij in een interessant stramien.
Fouten die over het algemeen gemaakt worden zijn een tekort aan individualisering en een onder- of overschatten van het reeds bereikte niveau.
Daarom moeten begeleiders oog hebben voor, luisteren naar de spontane interesses, voor de voortgang van het talentgebied.
Begeleiden betekent echter ook de totaliteit van de persoon in rekening brengen
Bij het begeleiden legt men nadruk op het belang van de prestatie maar ook op het waardenvolle van de affectieve, gevoelsmatige kant. Er is in dit verband niet alleen een constante dialoog nodig met de jongere en zijn omgeving. Constant moet men oog hebben voor de vragen die er zijn. Geef uitleg waarom, voor hoe lang, hoeveel keer, de condities waaronder, de doelstellingen, de beperkingen en het verwachte resultaat.
In deze zin is het eveneens noodzakelijk om de jongere gebruik te leren maken van de juiste instrumenten, methodes, personen , procedures om doelen te bereiken.
Leg ook nadruk op het aspect ontspanning naast de inspanning. Prestaties zijn belangrijk maar zijn niet het enige belonende aspect voor het welzijn. Er moet rekening worden gehouden met dysharmonieën tussen gevoel en intellect of motorische ontwikkeling.
Van belang hierbij is de opbouw van een evenwichtig zelfbeeld. Mislukkingen zijn een normaal deel van het leerproces. Hier gaan er soms moeilijkheden optreden immers de vergelijking met leeftijdsgenoten kan zorgen voor bijkomende problemen. Het grote verschil roept in veel gevallen naijver op. Zeer storend in de ontwikkeling is ook de invloed van inconsequente normensystemen die door de volwassenen gehanteerd worden. Het zij de ouders of de betrokken leraren of coaches moeten zich hoeden voor favoritisme, het opzetten van talentjes tegen elkaar, idealiseren, onfeilbaar verklaringen enz...
Wat hierbij helpt is een consequent normensysteem van belonen en straffen, realistisch en feilbaar zelfbeeld en een aanvaardende groepssfeer.

2. Oog hebben voor de gevoelsnood

De jongere gaat op een bijna volwassene manier om met de problemen, ook al omdat hij bij zichzelf zoveel controle ervaart het gevaar bestaat erin dat hij het gevoelsmatige aspect uit het oog gaat verliezen
De beste adviezen aan hen zijn steeds omkleed met de gevoelsmatige context. Prestaties zijn iets wat niet op zichzelf staat. Ze zorgen voor een uitstraling waar de begeleider de jongere attent op maakt. Bij de ouders maar ook bij hem gebeuren er zaken: fierheid, overwinningseuforie edm...
Dit moet niet uit de weg gegaan worden maar er zijn ook andere momenten, de ontspanning, het affectieve, eens geknuffeld willen worden, interesse voor schoonheid, sociale betrokkenheid en engagement, medelijden, tederheid zijn eveneens waarden die in een belonende context moeten gegoten worden.
Er is ook een opvang nodig voor de jongere omdat de talentgebieden zich beter blijken te ontwikkelen dan het gevoelsvlak. Ook al omdat het hier om menselijke verhoudingen gaat is een perfecte oplossing haast onmogelijk.

Noot : Het denken in de competitie is veelal aan wat correcties toe.

  1. Een overdreven gerichtheid op presteren leidt naar irrationele denkbeelden en omgaan met zwart wit denken en overdreven generalisaties; Deze zijn meestal bedoeld om zichzelf via positief denken op te peppen. Het nadeel hiervan is dat bij een falen dit dubbel zwaar aangevoeld wordt als een krenking. Een begeleiding waarbij nuchterheid en rationaliteit in denken aangeleerd wordt is aangewezen. Zo zal een prognose van de verwachtingen door alle betrokkenen een interessante toetssteen bieden en kan een overtrokken verwachtingspatroon minder storend werken.
  2. Nadruk op het proces en minder op het resultaat op zich is ook een te volgen stramien. Wanneer steeds maar het uiteindelijke doel voor ogen gesteld wordt gaan leermomenten die mogelijks het resultaat op de lange termijn garanderen overgeslagen worden.
  3. Een laatste belangrijk element is het rekening houden met de leeftijd- ontwikkeling .De groepsbeleving en de cognitieve mogelijkheden zijn ten zeerste mee ontwikkelend met de leeftijd. Discipline, zelfbeeld, zelfpresentatie, zelfevaluatie ,normenbesef , autonomie gaan een andere kleur krijgen bij andere leeftijdsfase .Enige kennis hiervan is bij de begeleiders vereist.

Schema's

Voor  jeugdvoetbal ontwikkeling

 

 

26-02-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
25-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.STRATEGIE EN TACTIEK : 1) SEQUENTIËLE ANALYSE
STRATEGIE EN TACTIEK : 1) ZIN EN ONZIN SEQUENTIËLE ANALYSE

 

 

Zin en onzin van sequentiële analyse voor competitiesporters op hoog niveau

I.Barroo & J. Delrue

 

.

 

 

*  Revalidatie twee professionele voetballers: resultaten van resp 2 en 3maand sequentiële analyse*

 

Uit deze studie bleek dat de relatie tussen de zelfbeoordeling van prestatie en gemoedstoestand van SPORTER 1 niet van die aard te zijn dat een goede prestatie altijd gepaard gaat met een positieve gemoedstoestand.

Bij SPORTER 2 lijkt het erop dat er een verband bestaat tussen de prestatiebeoordeling en beoordeling van de gemoedstoestand. Er zou hier sprake zijn van een redelijk sterke samenhang.

 

Met een tweede onderzoeksvraag werd nagegaan indien de gevonden relatie tussen de zelfbeoordeling van prestatie en gemoedstoestand van de atleet verschilt naargelang de revalidatiefase waarin de atleet zich bevindt.

Bij SPORTER 1 kunnen we besluiten dat deze sporter vanaf de tweede fase in de revalidatiefase zijn eigen prestatie en gemoedstoestand positiever beoordeelde dan bij aanvang van zijn revalidatiefase. Daarnaast werd in fase twee ondanks een matige prestatie, toch een positief gevoel behouden, terwijl dit in de eerste revalidatiefase vaker gepaard ging met een neutrale of zelfs negatieve gemoedstoestand.

Conclusie: ondanks dat er geen significantie voor gevonden is, lijkt er bij deze sporter in de relatie tussen de zelfbeoordeling van prestatie en gemoedstoestand een verschil te bestaan naargelang de revalidatiefase.

Revalidatiefase

Sporter 1

Sporter 2

Hogere perfect. score

Lagere perfect. score

Fase I begin revalidate

Gemoed

Prestatie

Gemoed

Prestatie

Negatiever

Negatiever

Positiever

Positiever

Fase 2 pre- competitie

Gemoed

Prestatie

Gemoed

Prestatie

Positiever

Positiever

Negatiever

Negatiever

Voor SPORTER 2 kunnen we besluiten dat hij in de tweede periode van zijn revalidatieproces zijn prestatie en gemoedstoestand negatiever beoordeeld dan in de eerste fase. Ondanks het gebrek aan een significantiewaarde, lijkt er in de relatie tussen de zelfbeoordeling van prestatie en gemoedstoestand bij deze sporter een verschil te bestaan naargelang de fase van revalidatie. Een hypothese hierbij is dat de mediator (of mediërende ) variabele perfectionisme aan de basis ligt van het verschil.

 

Deel 2

 

 

*  Hardloopster  van topniveau: casestudy

*     Vaststelling  bij initieel onderzoek van de algemene disfuncties tgo het vereistensysteem behandelen: duidelijke problemen met “te traag” trainen: was ook via het  hiclass model (roosteronderzoek) vast te stellen

*     Bestuderen van sequentiële analyse

*     Resultaat:

*     Over het algemeen een stabiel goed gevoel, zelfs als er geen goede frisheid genoteerd wordt ‘s morgens

*     Goede voorspelbaarheid , van goede prestatie op dag +1 als dag 0 goed is

*     Dit is veel minder duidelijk bij d.+2

*     Ontleding van de mentale weerbaarheid van de  atleet: hier duidelijk een vermoeidheid, overdreven trainingsijver op twee dagen voor de meeting, bevestigd door de resultaten op de cross cup  en fysieke maten van recuperatie op basis van hartslagen

*     Instructies trainer op de dag twee dagen van de competitie verwijderd:

*     Bij vaststelling van “heel uitgesproken stijgende recuperatie= blijk van topfitte mogelijkheden… kunnen zeer diep gaan etc. op dag -2 tgo de competitie:

Volgende  keuzemogelijkheden werden hier aan de atleet overgelaten:

Wenst zij: -    gewoon te trainen

–      Training tot gevoel zegt te stoppen?

–      Geen training?

 

Betreffende atlete maakt heden nog steeds gebruik van deze observatie in haar voorbereiding. Zij is steeds bewust van de “gevaren van dag -2 tgo de competitie.

concluderend

–      Seq analyse & Evaluatie:

–      Minder irritatie

–      Duidelijkheid…

–      Toekomst

–      Heden

–      Verleden

–      Effectiviteit

–      Ontplooiing en mogelijkheden

-    communicatievoordelen

 

 

*Voor revalidatie:

–      Aanvoelen van competentie(s)(prestaties/zelfkennis)

–      Autonomie (kennis van stages)

–      Ondersteuning ( gevoel/personen)

–      Moderator of mediërende factoren invloed: perfectionisme

     

*Voor training

*     Kennis van resiliance(fitheidsscore)

*     Verwerking van training, periodisering, competitie (info voor trainer van belang)

*     Dagschommeling spontaan

*     Andere variabelen(sociale of andere context)

 

*Voor competities

 

*     Onmiddellijke voorbereiding: eigen ritme in intensiteit van trainen

*     (Dag +???)

*     Communicatie trainer –atleet

*     Via objectieve resultaten/via derde of rechtstreeks mededelen is mogelijk

 

*Delrue,J.“Sequentiële analyse van de zelfbeoordeling van prestatie en gemoedstoestand, met perfectionisme als extra variabele, bij twee revaliderende topsporters”onuitgegeven thesis howest, Brugge2008-2009

25-02-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
24-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2) BIO FEED BACK
STRATEGIE EN TECHNIEK : 2) BIO FEED BACK

De sportpsychologie heruitvinden?

Even meekijken in de praktijk van

Steven op’t Roodt

Door Ignace Barroo, deelnemer aan de sessie op 30 april  2010 te Waregem

De aanzet van deze interne studiedag, “enkel voor de leden”, werd gegeven door inrichter Guido Verhaeren. In de lokalen van zaal de Regenboog (op een steenworp van het gelijknamige Waregemse stadion verwijderd )werden we hierna door Steven op ’t Roodt verwelkomd. Zijn functie in de eersteklasser Zulte-Waregem deed hij er voor een vijfentwintigtal VVSP-ers(aangevuld met twee  genodigden) uit de doeken. Bijval toen ook eerste klasse trainer Francky Dury zijn inbreng deed was er overduidelijk. De inhoud , absoluut niet te missen kunnen we menige niet- aanwezige VVSP-er niet onhouden, vandaar dit volgend relaas .

 

VERTREKPUNT

 

De razend interessante insteek van Steven is zijn grote en gewaardeerde betrokkenheid bij zijn club. Hij verontschuldigt zich als het ware ervoor niet zoveel “achtergrond” te hebben op vlak van sportpsychologie. Maar wees gerust hij is er sterk bezig.

Waar hij zijn achtergrond haalt is de holistische premisse dat een sporter best begeleid wordt via een driefactoren model: een elkaar beïnvloedende structuur-, chemie- en mentale kant van de sporter is het vertrekpunt. Als hij dan nog eens stelt vanuit zijn optiek nog meest te kunnen bijdragen aan preventie en prestatieverbeteringskant( en minder aan de decompensatiekant) , dan zien we hierin een antwoord op de vraag van de trainer om het mentale zo goed mogelijk in rekening te brengen. De trainer staat in zijn club  aan de wieg van een totaal vernieuwende aanpak die ook het mentale wilde incalculeren. Wegens als er hier  geen peperdure ploeg samen te krijgen is, dan maar met de mindere goden iets klaar maken en meer dan dat...en Steven is hier een zeer waardevolle pion voor.

Stevens vertrekpunt  waren initieel een aantal vragen naar een mentale basis voor selectie van nieuwe spelers voor de ploeg. Hij werkt in deze met vragenlijsten over de soort sportieve motivaties, ego- versus taakgerichtheid en tenslotte een eenvoudige zelfbeschrijving via op tienpunten schaal aan te brengen competitie-eigenschappen . Deze worden dan op de volgende manier aangewend  bij de aan te werven spelers. Iemand die niet de instelling heeft om hard te werken , samen met zijn ploegleden de lasten te dragen zal, als hij geen “spelsurplus” heeft, er niet bijkomen. Dus  iedereen die overtollige conflictstof dreigt bij te brengen, zonder iets wezenlijks aan het spel als meerwaarde te brengen,komt er niet bij.

DRIE NIVEAU’S VAN WERKEN

 

Bij de aanwezige eerste klasse spelers en geselecteerden werkt hij dan op drie vlakken.

*Eerste vlak waarop hij een bijdrage heeft is het individuële: het” ten aan zien van zichzelf” functioneren . Hier gaat hij vrij vlug over wegens in eerste klasse wordt verondersteld dat iedere speler hierover in zijn opleiding voldoende heeft ondernomen om zichzelf te ontwikkelen tot iemand die veel opdrachten met het juiste zelfvertouwen kan aanpakken..

*De tweede basis en de meest in het oogspringende werkveld is” het individu en zijn bijdrage tot de groep”. Francky Dury benadrukte dan ook dat het aanwezig zijn van Steven met zijn camera bij iedere wedstrijd met als oogmerk het terugkoppelen van het” zichtbare”  gedrag naar de speler toe een nuttige  functie heeft in een team dat zich wil opbouwen.

In een gesprek met de betrokkenen in de week volgend op de wedstrijd (telkens filmt Steven 2 à 3 spelers) worden de doelstellingen(vooraf vastgelegd en geafficheerd in de kleedkamers) geëvalueerd. Hoe meer taken duidelijk worden en geëvalueerd worden hoe minder kans op een social loafing of“lanterfanten”(zich wegsteken in voetbaltermen) ( Ringelmann –effect)

(Ook Francky Dury heeft de neiging om doelstellingen en de terugkoppelingen hiervan zeer sterk te benadrukken. In een kort verblijf bij de nationale ploeg van België wilde hij reeds een eerste aanzet maken met de vraagjes: “Waar staan we, waar willen we naar toe, wat is er nodig hiervoor?”. Maar wegens korte duur van zijn verblijf in het nationale team nooit verder geraakt dan de vragen.. en een reactie van een speler “ Wat een rare vragen!”).

Over welke punten gaat dit werken aan de externe uitingen van de speler dan?

Bijvoorbeeld het bijsturen van een agressieve houding, geen gele kaart pakken in confrontatie met de scheids, het bijsturen een juiste ritme, geconcentreerd met de juiste indeling van de tijdsbesteding  een penalty te nemen, beïnvloeding en commmunicatie met medespelers etc...Hier komt het ook voor dat motivatieproblemen en  vraagstukken  naar de trainer worden doorgegeven. Deze laatste  neemt deze “voorzet” van Steven zeker  ernstig .

*Op het derde vlak wordt door de trainer samen met Steven  de groepsaanpak gepland. Naargelang van het tijdstip van de competitie zijn er andere klemtonen te leggen.

Voor de competitie zijn er teambuildingsactiviteiten, in de competitie zelf zijn er de opdrachten om met de spelersgroep bepaalde problemen onder elkaar op te lossen. Ook als groep moeten spelers zelfstandig kunnen zaken bespreken. Enkele  leidinggevende spelers spelen  een cruciale rol om een en ander door te spreken. Zoals het zoeken naar verwerken en vermijden van een teamcollaps bij dreigende grote verliescijfers. Naar het einde van de competitie is er dan het evalueren van de doelstellingen, het uitzetten van nieuwe doelstellingen...

Opvallend is dat de trainer enorm veel responsabiliseert in alle lagen, zelfs de sponsors...

 

BIOFEEDBACK

Het meest impressionante, innoverende en boeiende deel van zijn bijdrage kwam aan bod gedurende de korte  demonstratie met het biofeedbackmateriaal (ter waarde van 10 000 euro).

Eerst komt voor de speler een korte uitleg over het “mentaal sterk” zijn . Dit “mentaal sterk zijn” komt er pas als de verschillende niveau’s van verwerking optimaal samenwerken.  De  toelichting over de soorten breins van ieder mens: het reptiel- of overlevings- niveau(hersenstamniveau), het emotioneel niveau(limbisch niveau) en het bewuste niveau(niveau cerebrum) die op elkaar inwerken en soms van elkaar overnemen naar aanleiding van een stress is het vertrekpunt. Het is niet zomaar” koelbloedig blijven”dat telt.  Steven gaat heel snel over naar een illustratie hiervan bij de spelers.

werkwijze

Hij stelt via  metingen van huid-weerstand en temperatuur, hartslag gekoppeld aan ademhaling en spierspanningsmeting heel snel een basisprofiel van reageren op stress op, dit voor iedere speler apart. Er zijn een hierbij een drietal stressoproepende proefjes( adekwaat reageren niettegenstaande afleidende dominante visuele stimulus, rekenproefje dat continu moet aangehouden worden, vertellen emotionele gebeurtenis worden afgewisseld met een ontspanningsuggestie)

Dit is een ogenblik om zijn  uitleg voor speler een basisprofiel van reageren op stress –te concretiseren. Dit gaat immers implicaties hebben voor het toekomstig functioneren van de speler.

Zelfs kan de basismeting onmiddellijk fysieke vermoeidheid detecteren. Tevens  geeft ze onmiddellijk aanwijzingen over eventueel gebrek aan coherentie tussen ademhalings- en hartritme en hiermee gepaard gaande concentratiemoelijkheden onder de genoemde stressomstandigheden. Voordeel bij deze laatste vaststelling is dat deze coherentie via de techniek van ademhalingsoefeningen (oa.buikademhaling) gekopppeld aan de visuele weergave van de beide geciteerde ritmes trainbaar is. Contigue als operante conditioneringsmethodes worden hierbij gehanteerd.

 

Besluitend

Het systeemgerichte en nuttige aanpakken , waarbij de taal van de voetbalwereld gehanteerd wordt samen met een uitdrukkelijke inschakeling in een toekomstproject van de groep garanderen werkbaarheid en succes in Stevens bedrijvigheid als sportpsycholoog. Hij staat bovendien ook open voor iedere samenwerking, dus ook  met andere leden van de vereniging die zijn wegen bewandelen.

 

24-02-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
23-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3) BRUIKBAARHEID BRUGS MODEL
Klik op de afbeelding om de link te volgen STRATEGIE EN TACTIEK : 3) BRUIKBAARHEID BRUGS MODEL

Bruikbaarheid van het Brugs model ontwikkeld aan het Korzibsky-instituut in revalidatie en sportsetting

Geert Lefevere

 

In een eerste deel werden de highlights van het Brugs model op een bevattelijke manier naar voor gebracht. Via een kennisname met de inbreng van de grondleggers Steve De Shazer, Milton Ericson en Luc Ysenbaert wordt duidelijk dat er heel wat verschillen zijn met een traditionele benadering van de cyclus om vanuit een probleem tot een oplossing te komen.

Centraal staat immers de fundamentele keuzevrijheid van de cliënt.  Het doel van de begeleiding is dan ook de cliënt duidelijk te maken dat er zowel op niveau van benoeming of kadering (semantiek) van zijn probleem als in de keuze van de oplossingen(pragmatiek)een uitbreiding mogelijk is ( problematisch is juist de onvrijheid hierin). Om dan in tweede instantie de cliënt zelf volgens zijn waardensysteem consequent te laten kiezen.

Veel meer dan in de traditionele benaderingen is er aandacht voor de band (niet- specifieke factoren in therapie) die ontstaat, het mandaat dat men verkrijgt, utilisatie respect en hoop op verandering.

Omdat het een pragmatisch model is gaan bruikbare zaken uit het systeemdenken , uit de cognitieve gedragstherapie, uit conditionering van gewoonten, uit suggestieve methodes vlot in een voor de cliënt bruikbare en aansprekende set geïnitieerd worden. Het betreft geen loutere aanbieding maar een nadrukkelijk opvolgen van de waarden en motieven van de cliënt waarbij de genoemde strategieën nuttig kunnen zijn. Op deze manier slaagt men erin om van meet af aan de motivatie en autonomie van de cliënt als het ware vast te nemen en via een reeks succeservaringen, al zij het maar met mondjes maat in het begin, een verandering waar te maken . De rol van de begeleider is er dan ook een van uitnodigen , ondersteunen, bevragen, een “geen weet hebben” van de kant begeleider maar duiden op het weten (expertise)van de cliënt, het nagaan van de bestaande bronnen (resources) van oplossingen via de uitzonderingen of via een mirakelvraag (stel eens dat alle problemen weg zijn , wat zou dan…?). hierbij geeft de begeleider zelf geen doelen aan. Hoogstens gaat hij uit strategische overwegingen spreken over andere modellen en mogelijkheden van oplossing die minder lijden kunnen veroorzaken. Opvallend hierbij is de resources gerichte benadering. Zelfs faalangst , burn-out en en social loafing kunnen uit de hoek van overlevingsstrategie (hulpbron) bekeken worden.

 

Ervaringsgericht deel

 

Bij Club Brugge was het uitgangspunt dat er naast de fysieke component ook een  mentale component geoefend wordt.  De basislijn en de modaliteiten om te oefenen liggen dan ook in de focus van de benadering.

In interviewvorm ( in de vorm van het Brugse model )en ook via tests over heel wat uiteenlopende sportieve situaties en mentale vaardigheden werd een bevraging gedaan. De voorbijganger relatie werd meer dan een keer gedetecteerd, in deze zin dat de vraag niet zozeer vanuit de speler zelf kwam maar dat veeleer aan de trainer zijn verwachtingen beantwoord werd door mee te werken aan het interview en de testing . Enkele keren was er echter meer interesse(zoeker of consultpositie) , en wordt dan ook verder gewerkt rond bepaalde punten. Na het onderzoek was er de mondelinge rapportage aan de staf. De (basislijn) bevindingen werden grotendeels onderschreven, enkele keren werden onderzoeksresultaten ook ervaren als “anders dan gedacht”. Geert verwacht niet dat hieruit veel remediërende initiatieven zullen komen, veeleer aanzet tot mentale training is hier gegeven. Wel wordt aan alle individuele spelers feed back verstrekt over hun resultaten.

In de discussie met de aanwezigen bleek dat in enkele andere ploegen ongeveer ( met uitzondering van de korzibsky aanpak) hetzelfde stramien gehanteerd wordt. Variaties zijn nadruk : op testen van nieuwe testspelers, de sportpsycholoog die echt deel uitmaakt van het begeleidingsteam, het toestemming vragen aan de spelers of de info mag worden doorgegeven aan de trainersgroep etc…

De powerpoint die een en ander toelichtte wordt doorgegeven aan de deelnemers van de werkgroep.

 

23-02-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
22-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.translation from problem focus into solution

How to make an appropriate translation from problem focus into solution focus in sports: Two examples – the accompaniment of a team, and the tackling of a burnout case Bart Van Laethem, Ignace Barroo, and Isabelle De Baets, Stedelijk Ziekenhuis Roeselare, AZ Damiaan Oostende, Belgium, Bvlaethem@hotmail.com At first sight one could find a sport psychologist to be most effective if able to restore self-confidence and erase any glimpse of failure anxiety in both players and team. This could be called the traditional problem focused formulation of what happens when a sport psychologist is successfully engaged in a team. What kind of stress redemption happens when solution focused principles are at work? And how does this happen? Imagine the ambitious president of a soccer team who isn’t willing to hurt his coach and players, even after continuing losses, mistakes and erroneous play interpretations by officials, in a few words: experiencing a devastating season start which can be called a disaster. The problem focused, disappointed president of a soccer team asked for help from a psychologist The solution focused psychologist would take another departing point of view, because he has another way to find back the golden talent boys. Going his solution focused way, he turns this depressing story into a powerful fairy tale: once upon a time there was a president who has an incredible confidence in coach and team and decided to continue the cooperation. He was convinced that his own players could find back their own ‘golden’ resources if they were following the right track. What we can expect in this workshop is the track, the content and the tools to reach a state of change towards solution. After a short introduction of solution focused principles and approach, the author presents his solution focused interventions. Starting out with paying attention to pre-session changes, observing the kind of interventions and stopping those who do not give result and continuing to use interventions that do work well. Don’t try to fix things that are not broken and adjusting the approach to the kind of motivation (Bruges model). Enhancing self-confidence by going forward in little steps and, last but not least, emerging positive gossip. These interventions have been putting every participant in a most powerful and activating bath. Having done this with staff members as well, the author made appear some very nice results. As he was able to be most useful in the prevention from an almost VVSP 25 Year – Days of Fundamentals in Sport Psychology 30 certain failure in the competition, as well as the restoring team pride and perspectives towards a promising fruitful future. In fact the system as a whole did learn a lot on their resources and ability to solve the rising problems, which is clearly proved by the ongoing cooperation of the team and the sport psychologist, while next year new innovating steps are undertaken… Attendants of the workshop can also assist at the release of the sneak première vision of a film, a teaser which brings you more and more in the world of SF tackling of problems such as the ‘life of the sports man’s private real life’. This video is entitled: “Free relationship. How William reached the dry member state”. Showing us a nice translation into a more solution focused readdressing of a talent at risk by the narrowness of his interests and taking in account motivation or even absence of motivation, this solution focused interventions have more sense in the eyes of the client and his environment. Only while having a good time in a most rewarding context people seem to be able to change their ways. This teaser invites you to rethink some of your interventions to help the burn-outs back on their own track again. References: Kay, A.C, (2010). Fry the monkeys. Toronto: The Glasgow Group. Isebaert, L. (2007). Praktijkboek. Oplossingsgerichte cognitieve therapie. Utrecht: De Tijdstroom. De Shazer, S. (1988). Clues. Investigating Solutions in Brief Therapy. New York: Norton Bannink, Frederike, (2009), Positieve psychologie in de praktijk,. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers BV.

22-02-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4) PPT SF IN A SOCCER TEAM
STRATEGIE EN TACTIEK : 4) PPT SF IN A SOCCER TEAM





A SOLUTION FOCUSED APPROACH

A SOCCER TEAM ON THE LOOSE...

Ignace Barroo Bart Van Laethem


page1image7552
page1image2552

page1image3976

Menu

Introduction

Theory

Short history and evolution of psychotherapy Philosophy of SF-therapy
Link between SF-therapy and sports

Demonstration

Case study by SF-interview

page1image8312
page1image8584
page1image8856
page1image9128

Days of fundamentals in sport psychology

22/09/2012

page1image11616
page1image2552

page1image3976

1. Early years of psychotherapy (ca 1900-1950)

Central Question: what causes the problem? Believe: the cause lies deep in the past and the

person!

Approach: Classic medical model

1. Analyse: symptoms and causes

2. Diagnose: put the problem in a category

3. Prescription: tell the pt what to do

4. Treatment: do what is told, follow the prescription

5. Evaluate: is the problem gone?

page1image10688
page1image10960

Days of fundamentals in sport psychology

22/09/2012

page1image13448
page1image2552

page1image3976

2. A simplification: years ’50/’60 /’70

Central Question: what keeps the problem alive? Believe: the cause of the problem lies in the current

behaviour.

Approach: Mental Research Institute:

1. Don’t fix what’s not broken

2. Stop doing what doesn’ work, try something different

3. Once you know what works, do more

of it.

page1image10224
page1image10496

Days of fundamentals in sport psychology

22/09/2012

page1image12984
page1image2552

page1image3976

3. Even more simple: Solution focused 1980 - ?

Central Question: how to achieve what we want to achieve?

Believe: skip the intro (problem analysis and diagnosis) – take a shortcut.

Approach: continuing and expanding

1. Don’t fix what’s not broken.

2. Find out what works and do more of it.

3. Stop doing what doesn’t work and do something different.

page1image10240
page1image10512

Days of fundamentals in sport psychology

22/09/2012

page1image13000
page1image2552

page1image3976

Philosophy

PROBLEM FOCUSED

Sickness
What is difficult
Complaint
Cause
Past
Rule
Languagerepresents Vision therapist
Resistance
Dependancy

SOLUTION FOCUSED

Health
What is possible? Strength
Goal
Future
Exception
Languagecreates Vision client
Cooperation
Self-efficacy

Days of fundamentals in sport psychology

22/09/2012

page1image13080
page1image2552

page1image3976

Outcome research working factors in therapy

30% common factors (empathy, sincereness, unconditional acception, warmth,...) as in every therapeutic relationship.

15% specific treatment and therapy

15% placebo, hope and belief in therapy

40% clientfactors (social network, spontanuous recovery)

- clients theory and ideas
- his therapeutic relation view - his favourite interventions
- his resources
- his positive experiences

Days of fundamentals in sport psychology
- his theory of change 22/09/2012

page1image12592
page1image2552

page1image3976

Bruges model

Quality screening of therapeutic relationship Passengers, seekers, buyers, co-experts

Adjusting interventions
Introducing techniques at the right time

No visualisation technique with passengers

Explore clientfactors
Social support, his theory, goals, speed, etc...

Days of fundamentals in sport psychology

22/09/2012

page1image10824
page1image2552

page1image3976

Solution focused therapy and sports

Matches the image of an athlete
Pragmatic approach (athletes as practitioners) Makes fast intervention possible
Time efficient
Focus on goals, results
Autopoiesis
Variaty of techniques
Brief therapy

Days of fundamentals in sport psychology

22/09/2012

page1image10752
page1image2592

page1image4016

Solution focused therapy and sports


Solution focused philosophy

Image of an athlete

Health
What is possible? Strength
Goal
Future
Exception
Language creates Vision client
Cooperation

Physical condition

Sky is the limit

Capacities

Personal objectives

Short term and long term goals

Internal speech Own theories Teamplayer

page1image13464

Days of fundamentals in sport psychology

Responsability

22/09/2012

Self-efficacy

page1image16648
page1image2552

page1image3976

How to implement in first contact?

Define relationship with athlete

Explore resources

Ask solution focused questions (with implicite message)

- how do you stay focused during the game? (instead of do you stay focused?)

- how do you coach on the field?
- how will you notice your confidence increased?

Compliment in a sincere way!
Find out what works, stop doing what doesn’ t

work (try something different)
Follow up (what works? Do more of it) Technique interventions if necessary

Days of fundamentals in sport psychology

22/09/2012

22-02-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
21-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

21-02-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5) BEGELEIDING TOPATLEET
STRATEGIE EN TACTIEK : 5) BEGELEIDING TOPATLEET

Algemene doelen bij de begeleiding van Olympische atleten

  1. Contact met roots behouden ook tijdens de Olympische Spelen
  2. Communicatie verbeteren
  3. Beslissingsprocessen ondersteunen en begeleiden
  4. Mentale blokkages rond PERFECTIE voorkomen

Doelen en werkwijze

Doel

Herbronnen van de kernmotivaties
Van alle teamleden: ;
waar doe je het nog voor wat wil je nog meegeven aan de atleet voor O S?
wat is de betekenis voor jou van de prestaties van deze atleet, in ruimere context?
Trainings en wedstrijdplanning
Korte Termijn en LT
Het Juiste eten , spreken, denken, bewegen, evenwicht
Omgaan met trainingsload
Aandacht balk techniek
Twee-eenheid trainer/atleet Trainingshoeveelheid/feedback
Infinite.Bound.-effect: nagaan hoe een verbeterd resultaat best leidt naar een beter gevoel
Daarvoor omgaan met denktechnieken
Naar positieve
Opvang min ervaringen

IZOV

1 week/dag/uur voor punt U
Kernelementen 1 w d u
W mini-voorbereidingen/fracties
D mini-zekerheden
U de izov punten:
De” geplande” hel
Wedstrijd publiek, aanwenden
Sterke details

WERKWIJZE

  • Feel resonance :Opnieuw toegang tot gunstige emotionele responsen leren/durven discrimineren/
    Leren ze opnieuw op te roepen als ze dreigen weg te deemsteren
  • Organisatiestructuur
    Ondersteuning
    Afleiding
  • Mini evenwicht oefeningen oa. ter gelegenheid van rompstabilisatiebr> Recuperatie: afwisselen Inspanning/ontspanning
    Emotioneel/lich/geestel.

 

  • Mindfulness
    Opleiding trainer/atleet
  • Wegen vinden van Feedback over vermoeidheid
    Gevoelscommunicatie
  • Selfmonitoring moeheid
    Body scan

IZOV-Scenario’s effectief uitvoeren
Focussen
Overgave ruim
Overgave uur “ u “

Identificeren van “MeeneemTriggers”
perceptuele
externe
interne
Ethisch
Empathische
Intellectuele
Morele
Kinesthetische
spirituele

---------------------------------------------------------------

De berk en de beer


Wie niet hypnotiseerbaar is kan uit een suggestief verhaal ook soms iets oppikken
wat met deze metafoor???
(*Tong is de naam van de  taalonkundige leerling van de juf)

De Berk en de beer

Voor Tong* in het geweer

Soms zegt de juf in mij
wit als een berkenstam,
zie
het zwarte oog dat erop verschijnt
Ook de mond, Tong
Iets waar ik anders zomaar aan voorbijloop
(wat ik voor een astrakan lam nooit zou doen...)

Maar de indringende kracht
van jouw ogen en mond, Tong
is geen voorbijlopen aan
Niet zwart of wit , maar alles
ertussen was het , jouw vraag
met maar èèn weg, die
van trek me uit deze vreemde
letter en cijfer poel weg
ook vele vragende ogen en monden
van meester Luc, Pa, ma , broer , zus familie
redt Lieve Tong uit dat spraakloze bos
Lieve Juf, alsjeblief

Ikzelf als een grote hulpvaardige beer
snelde ter hulp,
ik had toen nog meer pauwenoog
en scherpe mond, Tong
zeg maar "liniaal en meet!" in mij...
Maar
Ik leerde wel de cijfers en letters
waren niet je diepste Leed
wel dat je er heel alleen voor stond
maar nu niet meer
nu had je die lenig zwarte beer
die je stabiel door het
letterbos loodste

Met het oor gewillig luisterend
Heus niet bevreesd voor het meest stoffige boek
Neuzen in veilige proefjes en blaadjes
juf en ik , twee in èèn
Tinteling in oog en stem
kwam weer, als het je lukt
komt uit een diepe ziel
in taal en teken, Tong
jouw boodschap die kan tellen.

In mij draag ik dan ieder
sterrenbeeld, lichtjaren ver,
met alle afstanden vandien
aanwezig schijnt in en door jou en mij
ook dat beeld waar ik mij het meest een mee voel

dat van de zwarte glimmende grote beer
rennend door het lente berkenbos
zie ik hem ook soms aan het firmament
met èèn ster voor ieder
essentieel lidmaat
èèn voor zijn lenig en krachtig lijf
èèn voor zijn schitterende zwarte pels
èèn voor zijn fijne neus
èèn voor zijn luisterend oor
èen voor zijn reuzenschreden en -halen
maar dat lichtje van 'ik red hetwel' in je oog
dat ene woordje van begrip uit je mond, Tong
krijg ik van jouw, alleen van jou

sedertdien weet ik
ik geef nooit af , Tong
Loop voorbij alle liniaals en en meet
ik kom eraan afstand of niet
voor je oog , voor je mond, Tong
veel dank , grote dank
Grote Beer

 


  

21-02-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
20-02-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IN MEMORIAM
Klik op de afbeelding om de link te volgen IN MEMORIAM


























In Memoriam

Onze lieve vriend Øyvind geboren 27 10 53 , gestorven 28 07 07.
Øyvind was geboren en opgevoed op het eiland Sotra ( nabijheid van Bergen)in een groot en "bronnensterk" gezin
Hij studeerde geneeskunde in België ( te Leuven) en ontmoette er zijn lieve Greta
Hij had een veelzijdige medische loopbaan, maar psychiatrie was wel zijn speciaal - gebied
Voor alles was hij eerst mede bij het opbouwen van een polykliniek voor Bamble, Drangedal en
Kragerø, waar hij vijf jaar afdelingshoofd was
Daarnaast had hij veel interesse voor het specialistisch gebied van de psychosomatiek, hij startte dan ook het Psychosomatisch Instituut te Skien waar hij actief was tot aan zijn ziekte.
Oeyvind was een uitzonderlijk begaafde clinicus met groot respect voor zijn collega's en een grote verantwoordelijkheid jegens zijn patiënten
Als we aan hem denken zien we hem echter vooral als vriend en medemens, wellicht is zijn bijdrage ook doorheen zijn ziekte en volwassen leven een van ruimte scheppen en genereus zijn met en voor zijn medemensen
Voor de kanker hem velde , was hij veel geconfronteerd geweest met de dood bij het verlies van zes van zijn zeven broers en zusters allen door kanker overleden, alvoor hij zelf uitermate vroeg getroffen werd in zijn leven.
Hij droeg zijn lot, hij besefte alles, dan hebben wij hem gekend als bevrijdend; hij verzekerde steeds een samenzijn zonder schijn of bijgedachten, maar met warmte, lach en verdriet, of spirituele ernst dezen wisselden elkaar af
Øyvinds vele ontmoetingen met de dood gaven bij hem als resultaat dat hij weinig angst had voor de dood, hoewel hijzelf uitdrukte eigenlijk zelf langer te willen leven
Zijn grootste zorg was immers het verlaten van zijn beste vriend Greta en hun kinderen Lisa en Thomas
Voor ons de anderen weerklinkt steeds weerom een grote leegte na
Øyvind
Onze gedachten gaan naar Greta, Thomas en Lisa en hun verdriet.
Arthur Tambs, diensthoofd psychologie,
Kragerø


Til Minne ( AFTENPOSTEN OG VARDEN AUGUST 2OO7)
Vår kjaere venn Øyvind Nordstrand født 27 10 53 døde 28 07 07
Øyvind var født og oppvokst på Sotra i en stor og ressursterk familie.
Han studerte medisin i Belgia der han traf sin kjære Gretha
Har han hatt an mangfold medisinsk karriere men psykiatri ble hans spesialfelt.
Øyvind var bl.a. med på å bygge opp Psykiatrisk poliklinikk i Bamble, Kragerø og Drangedal, der han var avdelingsoverlege i fem år.
Han hadde dessuten spesiell interesse vor psychosomatiske lidelser og var med på å starte Pychosomatiske institut i Skien der han var fram til sin sykdom.
Øyvind var en sjeldent begavet kliniker med stor respekt blant kolleger og takknemlighet blant patienter.
Det er likevel først og fremst som venn og medemenneske vi i dag tenker på han. Kanskje bidro hans lidelser gjennom hele hans voksne liv at han ble så helt spesielt romslig og sjenerøs som menneske.
Før kreften endelig felte han, hadde han vært konfrontert med døden gjennom å miste seks av syv sosken, alle av kreft, dessuten selv væert rammet meget alvorlig tidligere i sitt liv,
han trosset sine tap, og viste mer enn noen vi har kjent . det alltid befriende og trygt være sammen med Øyvind, ingen forstillelse eller baktanke, men et hav av varme, latter og gråt, alvor og spøk, side om side.
Øyvinds mange møter med døden ga han ikke angst for å dø, selv om har uttrykte ønske om å leve lenger.
Hans største sorg var å forlate sin kjære og beste venn Gretha og deres lisa og thomas.
For oss andre tomheten etter Øyvind rungende .
Våre tanken går til Gretha, Thomas of Lisa i deres fortvilelse
Arthur Tambs, sjefpsycholog , Kragerø Helsecentrum

 

 

Gedrevenheid en durf

heftig en begeesterd , zou je zo zeggen
maar dan doe je tekort aan de draagwijdte van een geboorte
het start immers van ver, van binnenuit
in diepe krachten verborgen ...
omwille van iets totaal vreemd aan zichzelf
komt het tot stand
zoals de cocon aan de vlinder die zich eruitplooit en stort
in een onmiddellijke vlucht van de pasgeborene
met steeds verassende en onnavolgbare vlucht zijn baan kiest

plotsklaps wijd en zijd verspreide volop bestede overgave
niet eens in koelen bloede, niet eens resultaatgericht
want aan een resultaat moet je slepen, het is lichter
zodanig licht en lichtend dat je soms denkt afhakend
maar subiet daar terug,want de doen alsofs zijn schijnbewegingen

het is levend zijn, klaar bewust van die stuwing
dicht van schaamte en gegeneerdheid voor de hoeveelheid ervan
energie waarvoor je energie voelt
het komt er als vanzelf gekwadrateerd uit
vrijelijk honderduit kunnen gaan ervoor
ieder obstakel naar het rijk der schimmen schoppend
samen jubelend met ieder goede actie
samen wenend met iedere malchance

de met de dag ophopende durf naar het
meer en meer einde gevoel
ook het uur , ik zei bijna vuur van de waarheid
het moment waar je zo naar verlangt en tegelijkertijd vreesde durf je aan
geduldige opbouw op zijn boeddha's vanuit de buik is dan niet meer aan je besteed
ze zijn er gewoon vreemd aan
paradoxaal gebuisd in de test van de realiteit
ik zei reeds , het start voor iets totaal vreemd aan zichzelf

want het rijk van innerlijke snaren bevestigt als vanzelf iedere waarde
houdt automatisch de gloed van energie in stand
brandend in ieder erop terend lichaam

zo gedreven als
het verteerde blaadje op de stroom
het donspluimpje in de stormwind
de noorderster uit de melkweg gewassen maar trouw bij de aarde horend
ben je Øyvind

 

20-02-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


Inhoud blog
  • INLEIDING
  • EPISTEMOLOGIE : 1) TOEKOMST SPORTPSYCHOLOGIE
  • 3) SPIRAAL MODEL INDIVDUEEL
  • 4) ORNITHOLOGISCHE VERSIE
  • 5) SET A TEAMVISION
  • MANDAAT : 1) PORT FOLIO
  • 2) RICOH SCHUIJERS
  • 3) RELATIE ATLEET BEGELEIDER
  • 4) FRANSTALIGE TEKST
  • 5) OOSTDUITSE SPORT PSYCHOLOGIE
  • HYPOTHESES : 1) TEKST OVER TAAL
  • 2) DE EEUWIGE TWEEDE
  • 3) DE LAGE LANDEN
  • 4) DOPING IN DE SPORT
  • 5) FILMSCENARIO
  • DOELSTELLINGEN : 1) PRESTATIEPSYCHOLOGIE
  • 2) REVALIDATIEPSYCHOLOGIE
  • 3) STRESS REDEMPTION
  • 4) BEGELEIDING GETALENTEERDE KINDEREN
  • STRATEGIE EN TACTIEK : 1) SEQUENTIËLE ANALYSE
  • 2) BIO FEED BACK
  • 3) BRUIKBAARHEID BRUGS MODEL
  • translation from problem focus into solution
  • 4) PPT SF IN A SOCCER TEAM
  • 5) BEGELEIDING TOPATLEET
  • IN MEMORIAM

    Externe links
  • VVSP
  • CUBRIX
  • GLASGOW GROUP
  • OPLOSSINGSGERICHTE THERAPIE
  • MINDFULNESS
  • ILLUSTRATIEVE FILM


  • E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs