De prestatierelevante psychische componenten van het sportschieten en de
mogelijkheden tot mentale training in deze sporttak
In dit artikel zouden we de
figuur van Hannes Kratzer wat ruimer willen belichten. Zijn herkomst (D.D.R.)
en zijn kwalificaties maken van hem een markante figuur en zullen bij velen tot
de verbeelding spreken.
Opvallend in zijn loopbaan is
de verschuiving van zijn interessedomein van de arbeidspsychologie (hij
studeerde af als psycholoog aan de technische universiteit van Dresden) naar de
meer klinische richting (zijn laatste graad behaalde hij in de klinische
psychologie). Boven alles echter valt zijn betrokkenheid in het
sportpsychologisch domein op. Hij was heel vroeg verbonden aan de DDR-National
Mannschaft van sportschutters. Recent werd hij ook hoofd van het
Sportpsychologisch Instituut aan de universiteit te Leipzig, een functie
waarvoor hij in het nieuwe, herenigde Duitsland opnieuw moest solliciteren.
In zijn werk, dat we hieronder
summier bespreken, zijn de topics meer dan ooit de brandpunten van de huidige
sportpsychologie: de Handlungszuverlässigkeit (vrij vertaald:
gedragsstabiliteit als voorwaarde tot een optimale prestatie). Belastbarkeit
(of: draagkracht, mogelijkheden tot stressverwerking), Beherrschungsgrad und
Einsatzhäufigkeit (bij het gebruik van mentale training), het implementeren
van de sportpsychologie in het sportbedrijf (zur Tätigkeit des Psychologen ),
het begeleiden van coaches, enz.
I. Het drie-componenten-model van
Kratzer (zie fig. 1)
De functie van prof. Kratzer
als psychologisch begeleider van de sportschutters werd reeds aangehaald. In de
D.D.R. was deze begeleiding, zoals de gehele sportbegeleiding, zeer intensief.
Het was mogelijk om jarenlang met dezelfde mensen te werken. Kratzer noemt dit
een noodzaak om tot een goede begeleiding te komen. Niettegenstaande hij naar
eigen zeggen met heel weinig middelen moest werken, is er immers toch een
minimum aan materiële omstandigheden vereist. Naast de materiële mogelijkheden
moet ook mankracht ter beschikken zijn die de begeleiding op zich neemt. De
psycholoog die het werk verricht, moet zelf de inschatting maken of hij het
werk aankan of
niet.
Beide voorwaarden (materiële
en menselijke) worden begrijpelijk wanneer Kratzer zijn eigen werkwijze
toelicht. Vooreerst gebeurt er een analyse en een empirisch onderzoek van de
prestatierelevante psychische componenten. Vanuit zijn ervaring met arbeidspsychologie
gaat hij uitvoerig de vereisten van de opdracht analyseren. Zo stelt hij de
vraag naar de psychologische vereisten van de techniek, de omstandigheden
waarin deze techniek moet worden toegepast, het leerproces dat vereist is. Hij
poogt dan vast te leggen welke elementen in het gedrag van de atleet
noodzakelijk zijn om de opdracht tot een goed einde te brengen. Hier gaat hij
ook noties van organisatorische en opvoedkundige aard in verwerven. Wanneer we
deze zeer ruime doelstelling bekijken, wordt meteen duidelijk waarom Kratzer
spreekt van een werk dat verscheidene jaren duurt.
Het was voor hem mogelijk om
een zeer mentale sport door te lichten, m.n. het sportschieten. Het was de
plaats bij uitstek om aan te tonen dat fysiologische parameters onvoldoende
zijn voor het verklaren van sportprestaties. De begeleiding van deze sporters
was dan ook op een psychologische leest geschoeid. Hij stelde een model op in
drie niveaus waarin enkele belangrijke componenten naar voor komen die de basis
vormen van een (goede) sportprestatie (figuur 1) en waar men als begeleider in
mindere of meerdere mate vat op kan hebben.
1. Specifieke laboratoriumexperimenten en correlatiestudies
met resultaten in wedstrijden werden verricht. Zij toonden aan dat heel
specifieke sensori-motorische vaardigheden, ten dele vatbaar voor
verbetering door oefening, vrij goed correleerden (r .75) met de resultaten op
wedstrijden. Het gaat hier over vaardigheden zoals concentratie,
discriminatievermogen en het kunnen onderdrukken van een dominante stimulus,
vreemd aan het schieten. Hiermee was een significant betere voorspelling
mogelijk dan met de gegevens waar trainers over het algemeen over beschikten (r
.48). deze vergelijkingsgegevens bestonden uit een geschiktheidsverklaring op
basis van de prestatie-ontwikkeling, de ingeschatte manier van werken, de rust
van de arm, de atletische conditie en kracht, en de medische toestand. Een
opvallend gegeven was ook het ontbreken van minus karakteristieken bij de
succesrijke atleet. Dit wil zeggen dat de kampioen niet uitblinkt in de hoogte
van zijn scores, maar wel in de homogeniteit ervan en in het ontbreken van
dieptepunten. Aldus kan het ontbreken van één prestatierelevante component een
zware hypotheek leggen op toekomstige prestaties.
2. In zijn model voor begeleiding heeft hij niet alleen oog
voor deze sensori-motorische vaardigheden. Ook de motivationele
component speelt een rol en is evenzeer een ingangspoort voor begeleiding. Als
een jonge atleet voor een kwalificatie een snorfiets beloofd werd, kan dit
specifieke reacties uitlokken. Bij een falen vroeg in de wedstrijd kan het idee
dat de snorfiets nu wel verloren is, zijn vlot functioneren zodanig belemmeren
dat de opwindingstoestand niet meer bij te sturen is met om het even welke regulatieve
techniek.
3. De toestands- of opwindingsfactor (arousal) is
eveneens van belang. Vooreerst stelt hij dat atleten moeten worden bijgebracht
dat het opwindingsniveau iets positiefs is. Bij wedstrijden waar de gemiddelde
opwindingsgraad hoger is, wordt ook duidelijk beter en nauwgezetter
gepresteerd. Dit handelingsbetrokken weten (besef van eigen opwindingsniveau)
wordt door Kratzer sterk gestimuleerd. Voor het bijsturen van de graad van
opwinding gaat de atleet ook gebruik maken van naïeve technieken. Het is de
taak van de psycholoog om deze te onderzoeken, te bevestigen of te wijzigen
indien het effect negatief wordt.
II. Stress en stress-signalen
Er
zijn verschillen tussen sportende individuen zowel in sensori-motorische
vaardigheden (uitvoering), motivatie als opwindingstoestand. Stress kan
ontstaan ter hoogte van elk van deze factoren (motivatie, uitvoering of
activatieniveau). Bovendien zijn bij stijgende prestaties ook steeds meer
(mogelijke) stressbronnen aanwezig.
Verschillende
van deze stressbronnen zijn voor onderzoek vatbaar. De uitvoering van de
taak onder verhoogde stress kan nagegaan worden (verhoogde afleidbaarheid of
verhoogde vermoeidheid); de fasen van het herstel kunnen worden bestudeerd; de
grenzen waarna een systematisch verval optreedt, kunnen worden vastgesteld;
primaire motivationele structuren en loopbaanplanning kunnen worden besproken
en doelstellingen met betrekking tot stresshantering eveneens.
In
deze aanpak is een duidelijk onderscheid merkbaar met zowel de arbeids- als met
de klinische psychologie. Bij dit soort sportpsychologisch onderzoek wordt veel
meer geïndividualiseerd, de grenzen worden meer afgetast en het herstel wordt
veel meer bestudeerd dan in de arbeidspsychologie. Tegenover de klinische psychologie,
waar gepoogd wordt een deficit te overwinnen, gaat de sportpsychologie de
sporter pogen te brengen naar een zo hoog mogelijk prestatieniveau. Aldus
verwondert het ons niet dat Kratzer de negatieve invloed van video-spelletjes
gedurende de rustfases in een wedstrijd sportschieten op de concentratie
aantoonde.
Vooraleer
de destabilisering van de prestatie door stress gaat optreden, zijn een aantal signalen
aanwezig. Deze kunnen vroegtijdig opgespoord worden. Kratzer maakt hiervoor
gebruik van een toestel dat te Leipzig ontwikkeld werd. Het is een draagbaar
psychofysiologisch meettoestel, toegesneden op het gebruik door sportschutters
net voor de wedstrijden. Dankzij metingen van factoren zoals reactiesnelheid,
aandacht en concentratie, fysiologische opwindingsgraad kan de atleet nagaan in
welke mate bij hem de voorwaarden voor een goede prestatie aanwezig zijn en of
hij in vergelijking met zjin eigen habitueel opwindingsniveau te hoog of te
laag zit. Aan de hand van ademhalingsoefeningen (opwindend of rustbrengend) kan
hij zichzelf op het gewenste niveau brengen.
III. voorwaarden tot optimaal
functioneren, determinanten van dysfunctioneren
Kratzer
heeft veel oog voor het ergonomische aspect als hij het over
Handlungszuverlässigkeit (HZV) heeft. Hiermee beschrijft hij immers de
optimale prestatietoestand (prestatieniveau) als een volledig en stabiel op
elkaar afgestemd zijn van persoon en taak. Zo zal er in iedere sport een andere
vorm van deze toestand vereist zijn. Bij het sportschieten moet het bij wijze
van spreken iedere keer raak zijn, bij voetbal is dit lang het geval niet.
HZV
wordt aldus gedefinieerd: De bekwaamheid een gegeven opdracht gedurende het
vereiste tijdsverloop te vervullen; de werkzaamheidsgraad (prestatieniveau) van
een systeem ten aanzien van zijn functioneel doel wordt aangegeven door de
dysfunctionele handelingen, waarbij de fouten gezien worden als een
incompabiliteit tussen individu en opgave.
Het
is zijn bedoeling door betere trainingsomstandigheden en begeleiding steeds
bekwamere sportmensen te vormen. In de actualiteit is het inderdaad zo dat
individuele fouten steeds meer bepalend zijn voor de uiteindelijke uitslag. Men
zal moeten uitzoeken voor welke sport en voor welke positie binnen de sport,
welke factoren (fysiek, sociaal, stress, persoonlijkheid) doorslaggevend zijn.
Tot een ontdekking van alle prestatiebepalende factoren gaat men
wellicht nooit komen, deze zijn gewoon te groot in aantal. Wel heeft Kratzer
nagegaan welke individu-gebonden factoren van belang zijn voor de HZV bij
sportschieten. Hij vond een drietal factoren die de goede van de slechte
schutters onderscheiden: de gemakkelijkheid waarmee de schutter uit
concentratie geraakt, zijn bekwaamheid om terug in concentratie te komen en de
mate waarin hij zijn opwindingsniveau kan reguleren. De HZV betreft echter
volgens Kratzer niet alleen de persoonlijkheid, de fysieke geschiktheid of
regulatie van het opwindingsniveau maar ook de ruimere betekenis en
belangrijkheid van de opdracht. Als het gaat om een wereldrecord gaan andere
motivationele factoren een rol spelen dan bij een wedstrijd zonder inzet. Ook
die moeten onderzocht worden.
Voor voetbal ontwikkelde hij zo enkele vragenlijsten
die nagingen in welke mate dysfunctionele handelingen plaatsvonden in het
vereistensysteem (fouten maak ik bij: duels, glad speelveld, kritiek van de
trainer of ouders), in het persoonlijkheidssysteem (fouten maak ik bij:
afleiding door ergernis of woede, zwakke medespelers, teveel inzet tonen,
technisch onmogelijk zijn) en in de sportieve handelingen (fouten maak ik bij:
bal aannemen, afgeven, storen, tactisch, na een goede actie). Het interessante
hiervan is dat er door deze werkwijze individuele en doelgerichte training
mogelijk wordt. Het gaat hier immers over een vorm van zelfsturing. Ook kan de
ontwikkeling van de sport over de leeftijd heen onderzocht worden. bij jongeren
gaan de dysfunctionele handelingen immers anders liggen dan bij profs.
Mentale training
Kenmerken van mentale training
Volgens
Kratzer speelt mentale training een centrale rol in de ontwikkeling, de
stabilisering en het herstel van de individuele bekwaamheden van een schutter.
Steunend op zijn drie-componenten-model komt hij tot een training van de
cognitieve, sensori-motorische mogelijkheden en een optimalisatie van de
motivationele en psychofysiologische toestand bij de atleet. Deze benadering
houdt rekening met de theorie van de handelingsregulatie (indeling in drie
gebieden: bekwaamheid, motivatie en activatie). Zijn aanpak is tevens
uitgesproken individueel en moet geïntegreerd worden in een gedragsprogramma.
Het zomaar toepassen van autogene training vergelijkt hij met het schieten op
een mus met een kanon.
In
zekere zin is in de mentale training een hiërarchisch systeem van
benaderen verwerven. Zo stelt Kratzer dat de atleet eerst zijn eigen
opwindingsniveau moet kunnen sturen vooraleer hij kan overgaan naar een of
andere relaxatietechniek. Ook dienen belangrijke voorafgaande condities
gerealiseerd te zijn. Met name een positieve houding tegenover het
'handelingsbetrokken weten' (bijv. het bewustzijn van de eigen naïeve
technieken die de atleet gebruikt) en de 'zelfwaarneming' (eigen
psychofysiologische toestand) zijn voorwaarden om te kunnen overgaan tot een
meer diepgaande mentale training.
Hij
begeleidingsprogramma is individueel afgestemd op de problemen die zich
bij de atleet vordoen. Ze kunnen van motivationele aard zijn (carrièreplanning,
sociale context) maar ook kunnen ze louter technisch zijn. De aanpak zal voor
beide gevallen grondig verschillen. In het laatste geval zal een training in
het laboratorium een oplossing bieden, in het eerste enkele duidelijke
gesprekken over verwachtingen en doelstellingen.
Tenslotte
wijst hij erop dat er een stapsgewijze inpassing of integratie in het
gedrag moet gebeuren. Wat in de mentale training is aangebracht, moet
langzamerhand in de training en de competitie ingebed worden. Een constante
evaluatie van dit proces door trainer en psycholoog is noodzakelijk.
Indeling en evaluatie
van mentale training
De indeling
van de mentale technieken van Kratzer verwijst naar zijn
drie-componenten-model: ze situeren zich op het cognitief sensori-motorisch-,
het motivationeel- en het opwindingsniveau. Hij zette bovendien een evaluatiestudie
op met betrekking tot zijn zgn. laboratoriumtraining (die zich op het cognitief
sensori-motorisch niveau richt) en anderzijds het psychoregulatief optreden
(het opwindings- of activatieniveau en motivationeel vlak).
Laboratoriumtraining
Vanuit
zijn analyse stelde Kratzer vast dat er bij het schieten in alle stappen van de
opdracht (het aanleggen, mikken, naar het doel gaan, viseren, afdrukken, enz.)
trainbare gedeeltes aanwezig zijn. Het gaat om factoren zoals reactietijd,
discriminatievermogen, tactiel-kinesthetische kenmerken, weerstand tegen
storingen. Deze training in het laboratorium was zinvol omdat hij erin slaagde
te bewijzen dat al deze functies door oefening inderdaad beter werden. Het was
opvallend, maar volgens hem te verwachten, dat de complexe vaardigheden zich
het best ontwikkelden. Bovendien kon hij aantonen dat wie meer verbetering
vertoonde op zijn laboratoriumtraining, ook meer vooruitgang boekte op het
niveau van de resultaten. Hier
waren echter ook grote individuele verschillen merkbaar.
Psychoregulatieve optreden
Vooraleer
overgegaan wordt tot het bijbrengen van technieken zoals autogene training,
mentale oefeningen of gedachtenstop (psychoregulatief), moeten er nog
leerpunten aangebracht worden bij trainers en atleten. Het belang van de reeds
vermelde positieve houding tegenover de opwindingstoestand wordt met
wetenschappelijke argumenten aangebracht. Het doel hiervan is een positieve
houding tegenover het psychoregulatief bezig-zijn op te wekken.
Nadien
is het mogelijk om over te gaan naar de toepassing van verscheidene technieken
in een 'psychoregulatieve eenheid'. De ademhalingsoefeningen, het werken met
positieve zelfinstructies en de mentale oefeningen worden in de club zelf
bijgebracht, terwijl de onderzoeker zelf de autogene training, de progressieve
relaxatie, de vierfasen training, gedachtenstop en een individueel
activeringsprogramma voor zijn rekening neemt. Op gebied van
ademhalingsoefeningen maakt Kratzer gebruik van een tweetal technieken. De
Yoga-ademhaling ( buikademhaling, borst-hartademhaling en sleutelbeenademhaling)
is de eerste methode. De tweede is de opwindings- en rustbrengende
ademgymnastiek van BELJAJEW en KOPLOWA (Rusland).
Bij een
evaluatie over een periode van acht jaar (1980-1988) van het gebruik van deze
psycho-regulatieve eenheid kwam Kratzer tot de bevinding dat de eenvoudigste
technieken (ademhaling, positieve zelfinstructie) het meest gekend waren en het
meest beoefend werden. Bovendien stelde hij vast dat de meer succesrijke
sporters deze technieken ook significant meer gebruiken dan minder succesrijke
schutters. De vaststelling dat trainers meer psychologische technieken
bijbrengen dan de psycholoog zelf vindt Kratzer normaal. Er is immers een
langere samenwerking en ook en dichtere vertrouwensrelatie met de trainer. Hij
wist er wel op dat in de kwantitatieve studie sommige zeer positieve resultaten
van individuele gevallen gemaskeerd werden: in tegenstelling tot de algemene
trend haalden zij toch meer voordeel uit de meer complexe technieken die door
de onderzoeker waren bijgebracht.
Hieruit
besluit Kratzer dat er veel werk is voor de sportpsycholoog om deze technieken
aan trainers en atleten over te brengen. Vooral de positieve zelfinstructies
verdienen ruime aandacht. Meestal bestaan er een aantal negatieve gedachten
rond de opdracht. Deze moeten positief geherformuleerd worden. oorzaken van
negatieve gedachten kunnen zijn: directe vermijding van handelingsfouten,
uitwendige negatieve factoren, 'moet' instelling, zelfkritiek, afleidende
dominante gedachten. Het herformuleren naar positieve doelen toe is hier het
middel. Soms is het niet zo eenvoudig. Kratzer gaat soms de resultaten van zijn
labotraining hierbij gebruiken. Hij gaat iemand die goed presteert op
reactietijden erop wijzen dat hij geluk heeft dat er veel wind staat. Want dankzij
zijn goede reactietijd kan hij ten aanzien van anderen profiteren. Een andere
techniek is het positief maken van een negatieve gedachte die opkomt. Bij een
schutter die last heeft met zijn laatste vijf schoten stelt hij volgende
formulering voor: 'Ik ben blij dat ik er op denk dat het nu moeilijk wordt voor
mij. nu kan ik nog eens extra aandacht geven voor de laatste vijf'. De naïeve
technieken die gebruikt worden zijn ook soms aan de orde in dit verband. De
atleet die via het waarnemen van pijn (waarvoor geen echte reden is) zichzelf
tot betere prestaties kan brengen is een voorbeeld hiervan. Dit levert een
aantal voordelen op voor zijn motivatie bijvoorbeeld het minder onder druk
staan ten aanzien van de buitenwereld die prestaties verwacht. Het constant
blijven zich axeren hierop kan echter in de toekomst nefast zijn. Dan is het
soms nodig om andere technieken bij te brengen in plaats van dit onzekere
'pijn'gevoel.
Geraadpleegde
werken:
KRATZER,H.,
In U.J.T.(ed.) Informative
brochure on sport medicine for competitive sportschooting, München, 1991.
KRATZER,H., Beherrschungsgrad
und Einsatzhäufigkeit psychoregulativer Verfahren im Hochleistungsbereich,
Leistungssport, 2, 1992 p.13-17.
KRATZER,H.,
Die Analyse der Handlungszuverlässigkeit als Voraussetzung für die Ableitung
psychologische Interventionsmassnahmen, Kongressbericht, Köln 1991, in press.
KRATZER,H.,
Zür Problematik der psychischen Belastung im Sport, Medizin und Sport, 22,
1982, H.8, p.247-250.
KRATZER,H.,
Zur Tätigkeit der Psychologen im Sportverband, Sportpsych
Volgens het gedachtengoed van Bion , een legerpsychiater (analyticus) die de eerste wereldoorlog als officier meemaakte, heeft een klein team onder stress( met een onderlinge afhankelijkheid in een delicate taak ) spontaan de mogelijkheid om drie verschillende wegen op te gaan. Dit heeft dan telkens zijn gevolgen voor het taalgebruik.
Ofwel gaat een autoritaire leiderschaps- afhankelijkheidsgroep ontstaan. Dit wil zeggen dat alles wat de leider zegt klakkeloos aanvaard moet worden als norm geldt. Het is nogal wiedes dat hierbij geen vragen gesteld worden, taal is zelfs onbelangrijk enkel daden gaan tellen in functie van de eisen van de leider. In deze zin zal ook taalgebruik hieraan onderhevig zijn. Zo zie je teams wisselen van taalgebruik naargelang van de leider. Zo spreekt de teamcoach Solied in Club weer ongecomplexeerd (Europees)Engels na een periode van eentalige Vlaams als voertaal onder Verheyen. Clubbesturen gaan ook graag hun huisstijl en sfeer aan taalverwantschap te koppelen ( bijv. Italiaanse catenaccio, Engelse kick and rush, Duitse Mannschaft,Russische robotniks en apparatjiks...). Om deze en nog andere redenen speelt de taal van degene die het voor het zeggen heeft. Zo moet de Ajax-zilvervloot eentalig Nederlands zijn veeleer dan het Creools-Spaans-Engels Papiamento van de Surinamers spreken, hoewel soms in ruime getale aanwezig... Ook de volgende economische taalnorm wordt door de voetballers meer en meer gevolgd. Taalgebruik in de zin van commerciële termen vinden ook meer ingang in het voetbal door dat het economisch wereldbeeld er zo dominant aanwezig is...
Een andere vorm van groepsantwoord op stress is de vecht-vlucht groep. Deze heeft nood heeft aan een onklopbare superman voor bepaalde deeltaken. Een ploeg waarbij bijvoorbeeld iedereen waterdrager wordt van èèn superspits ,zal ook met de taal van deze superspits worden rekening houden. Zo kunnen mogelijk meerdere subgroepen of systemen met een leider en aparte taal (bijvoorbeeld ook de groep verdedigers) ontstaan. Telkens kan zich per subgroep een gelijkend fenomeen van aparte taalkeuze voordoen. Bijvoorbeeld de verdediging spreekt Frans en de aanval spreekt Engels. Is de superman immers hardleers voor de taal van zijn eigen ploeg dan zal hier de ploeg zich genoodzaakt voelen om zich aan te passen. Ook in het vuur van de strijd zal zelfs Co Adriaanse van Ajax het niet wagen om advies te geven in het Nederlands ( hoewel zeer belangrijk bij Ajax als norm) bij een speler die op dat moment levensbelangrijke informatie moet krijgen en geen Nederlands begrijpt.
De laatste vorm van een spontaan antwoord op de groepsstress bij een kleine onderling afhankelijke groep is het vormen van subgroepen die geen enkele verband houden met de prestatie. Het gaat hier meer om een antwoord op de boze stressvolle buitenwereld door het vormen van kliekjes. Een gemeenschappelijk dieventaaltje kan hier een interessant voertuig om informatie over de afspraakjes te bezorgen aan de gelijkgezinden. Als daarbij deze taal onbegrijpbaar is voor andere teamleden en voor de coach dan zal dit groepje zich nog meer beveiligd voelen .Dit fenomeen is sedert jaar en dag gekend in de voetbalmilieus.
Het hoeft geen betoog dat deze drie soorten reacties het team als taakgerichte groep weinig of niet vooruitbrengen. Bion noemt ze dan ook het psychotisch ( d.i. psychologisch gestoorde) gezicht van een groep. Op vlak van communicatie kan in elk van de gevallen heel wat mislopen. In het eerste geval is te weinig openheid voor ieder individu en zijn waarden, in moedertaal aangesproken of niet. In het tweede geval dreigen onderdelen van de opdracht de mist in te gaan wegens gebrek aan coördinatie en collectiviteit zodat niet alle doelen geïntegreerd zijn , in het derde geval zit men totaal naast de doelstellingen van het team en loopt de communicatie totaal vast. De enige oplossing bestaat erin een taakgerichte team in het leven te roepen met oog voor enerzijds het individu en de taak van de groep als totaliteit. Een genuanceerde en wetenschappelijke visie over het wel en wee van het communiceren in de voorbereiding, in de uitvoering zelf en bij de evaluatie is voor de verlangde werkgroep-modus ( de ideale groepsvorm volgens Bion)een noodzaak.
I DE VOORBEREIDING
In veel sporten wordt heden ten dage het Engels ( zeg maar Amerikaans) als voertaal gebruikt. Het gaat hem om twee interessante eigenschappen van deze taligheid. Enerzijds zal de eenduidigheid van betekenissen de doeltreffendheid van de groep verhogen ( bijv. wat betekent het voor de speler als de coachalleen roept? Moet hij alleen zijn kans gaan of staat hij in een positie zonder verdedigende tegenstander in nabijheid?), anderzijds is de sfeer die uit dit taalgebruik uitstraalt mogelijk een nieuwe interessante prikkel voor de sporter.
Een Braziliaanse coach van de nationale volleyploeg vertelde me ooit dat in zijn land speciale aandacht werd besteed aan aanleren van eenvoudige communicatiepatronen omdat de geselecteerde jonge spelers qua taal zoveel verschilden, ze woonden soms duizenden kilometers uit elkaar . Men moet dus niet alleen spreken over de nood aan eenduidigheid internationaal maar ook nationaal.
Een andere taalvorm komt ook soms aan bod in de voorbereiding. Belangrijke tactische signalen worden ook soms analoog gegeven, denk maar aan de hoekschopnemer die met zijn vingers aangeeft waar de bal juis gaat komen, de volleybalspelverdeler die achter zijn rug aan de serviceman aangeeft welke spelvorm zal gespeeld worden.
In de voorbereiding vooral is aldus een specifiteit in het taalgebruik zeer noodzakelijk. Men denkt ook aan de nood om beter als team overeen te komen , betere vriendschapsbanden, elkaar beter te leren kennen, teambuilding. Toch zijn er enkele wetenschappelijke gegevens die hier tot nadenken stemmen. Eerstens blijkt het dat vooral goede taakafspraken teams aan goede uitslagen helpen in het begin van het seizoen. Anderzijds zouden goede vrienschapsbanden halfweg het seizoen de uitslagen naar het einde toe slechter maken. Ten tweede zouden topcoaches veeleer bezig zijn met het overbrengen van een tactisch concept veeleer dan met motiveren op zich. Ten derde gaat de handelingsgerichte ( zeer resultaatgericht afwerkerstype) speler eerder weinig informaties behoeven net voor een prestatie, terwijl het toestandsgerichte type (die meer creatief in het achterveld staat) meer gericht zal zijn op uitvoerige informaties over zijn taak net voor hij start.
Hoe dit dan practisch in zijn werk moet gaan als de taal van de groepsleden verschillend is zal een betrouwbare tolk, hulptrainer zeker zijn rol kunnen spelen, zij het analoog of digitaal ...
Een richtsnoer is hierbij dat een goede communicatie de zaak vergemakkelijkt. Een teveel aan informaties kan eerder nefast werken bij de uitvoering. Het motorisch leren is het best gediend met interne informaties, het aspect zelfevaluatie mag aldus nooit uit het oog verloren worden gedurende het leerproces. Het is niet omdat gedurende de oefening luid staat te roepen afmaken ! dat dit de afwerking ten goede komt. Veeleer zijn interne patronen van zelfspraak en houding meer beslissend dan het taalgedrag van de trainer. Hoewel deze externe kreet van de trainer bij de speler zinvol kan zijn als prikkel, vooral als hijzelf deze als een interessante stimulus (cue) om in de juiste sfeer te komen bekijkt..
DE UITVOERING
In een gesprek over zelfevaluatie met een eersteklasse coach drukte deze mij eens op het hart dat een goede speler gedurende zijn actie niet denkt. Hij voert intuïtief uit wat zijn lichaam aanvoelt wat de beste actie is. Het gaat om een soort motorisch geheugen... Met deze bedenking in het achterhoofd zou de kwestie taal- of cultuurverschil geen belang hebben. Als spelers die elkaar sprekende niet kunnen begrijpen, dan toch in staat blijken elkaar moeiteloos aan te voelen en perfect samen te spelen, neem actueel het voorbeeld van Sonck en Dagano, vervalt nog meer het idee van het belang van de taal...Inderdaad veel studies over de flow of ideale prestatie toestand van de atleet wijzen gedurende een topprestatie op een eerder beperkt bewustzijn, een volledig samenvallen van de speler met zijn actie, zonder woorden erin zitten... Des te meer spelen dan beelden, niet onder woorden te brengen sensaties, spelplezier. Bovendien zou het verwoorden zelfs afbreuk doen aan de prestatie. Een communicatie onder vorm van woorden is hier ongewenst
Onderzoek over wat gedurende de rust aan spelers verteld wordt komt uit Australië. Enerzijds uit de vaststelling dat niet eens bewezen is dat er een gunstig effect uitgaat van de woorden van de coach maar anderzijds vanuit de vaststelling dat een betere communicatie binnen het team de betere resultaten met zich brengt, stelde men zich de vraag bij 23 Australische eerste en tweede divisie teams naar het verband tussen de communicaties van de coach en de resultaten nadien. Vooral succesvolle coaches blijken weinig langdradig te zijn. Ze zijn ook zeer gericht om over mentale karakteristieken te spreken zoals concentratie, inzet, overtuiging... Ook hier kan men zich de vraag stellen of het niet eerder de houding is , de uitstraling dan hetgeen inhoudelijk gezegd wordt. Dit is natuurlijk moeilijk te meten, maar een positieve attitude wordt zowel cognitief als affectief het best ondersteund door positieve gevoelsmatige en sfeer componenten dan door cognitieve ( onder meer redeneringen) componenten. Vast staat in dit verband dat langgerekte tactische richtlijnen weinig verband hebben met gunstige resultaten.
Mogelijk steekt hier een sterkte van de huidige bondscoach Wasseige, in zijn aandoenlijk Nederlands legt hij op vrij eenvoudige wijze uit wat hij bedoelt, zijn appel op het mentale is ook altijd opvallend.
DE EVALUATIE
De specifiteit van taalgebruik bij evaluatie vergt ook een toelichting. Soms wordt er gedurende een evaluatie in groep of individueel door de trainers gebruik gemaakt van een handigheidje. Namelijk gaat hij een speler bij een positieve benadering van een vage eigenschap zichzelf hoog laten inschatten en zodanig diens zelfrespect opvijzelen. Van deze boodschap gaat dan een hogere positief suggestief effect uit. Aad de Mos stelde dat Clijsters zo goed was omdat hij een excellente betrokkenheid op het spel betoonde. Wat dit precies was , is tot op heden niet duidelijk, maar het werkte... Zo zou men bij de vage vraag aan 1OO Belgen of ze wel goed met de wagen kunnen rijden ook wel van 8O % van hen te horen krijgen dat ze boven de middelmaat in het rijden met de wagen uitstijgen... Statistisch klopt dit inderdaad niet, maar dit is de aard van ons denken over deze sociale vergelijking. Hier zou men kunnen stellen dat specifiteit eerder afdoet van dan wel waarde bijdoet aan een positieve beoordeling. Dit heeft ook wel zijn gevolgen voor de specifiteit van het taalgebruik die bij een evaluatie vereist is .
Een ander interessant gegeven uit de studie van sociale vergelijking is dat men een sterke eigen karakteristiek in verband met de taak hoger gaat inschatten qua waarde dan een karakteristiek waar men eerder zwak in is Ook dit kan door de trainer in zijn evaluatie gebruikt worden om de zelfwaarde van zijn speler op te vijzelen.
Als men dan een negatieve boodschap wil meegeven duidt men soms op het belang van de sandwich-structuur. De bijsturing die men wil maken zal minder overkomen als af te weren kritiek als men in staat is om deze specifieke mededeling in te passen tussen twee positieve mededelingen. Goed kopspel, Eric, probeer de dekking wat meer te verzorgen op... ik weet dat je het kunt. Dit zal meer opgevolgd worden van Je moet nu niet denken dat je al een goede verdediger bent..
Ook het omgaan met stress, wat men de stresscoping noemt, is bijwijlen aan een evaluatie toe. Een onderdeel hiervan is communicatie waarbij ook talenkennis hoort. Op deze basis zin worden in bepaalde ploegen nieuwe mensen geselecteerd of zelfs sancties gegeven voor het niet nauw nemen van de georganiseerd taalcursussen. Terecht als men weet dat dit element van communicatie heden ten dage , voor iedereen nuttig instrument is. Ook in de opleiding zal naast aandacht voor procedures, houding, waarden een goed en adekwaat taalgebruik noodwendig zijn. Soms wordt nadruk gelegd op het leren omgaan met ergernis en discipline. Aangepaste houding in verband met vreemde culturen en talen kan een interessant onderdeel zijn van het basisprogramma.
BESLUIT
Tot slot kunnen we stellen dat taal en communicatie binnen het team zullen meehelpen om oplossingen te vinden maar zullen ook afhangen van de oplossingen die het team vindt voor zijn stressvolle opdracht, namelijk het presteren.
Het platte Machiavellisme, het doel heiligt de middelen schijnt ook op gebied van taalgebruik niet zo te renderen. Verplichte taalcursussen en taalgebruik kunnen enkel een positief effect hebben indien ze ingebed zijn in een reeks andere maatregelen die vooral rekening houden met teambuiding en het aanleren van omgaan met stress. Eigenaardig maar opvallend is de vaststelling dat taal op ogenblik van de inspanning en in de evaluatie op een andere manier gebruikt wordt dan in de voorbereiding. In de voorbereiding behoeft men vooral duidelijkheid. In de uitvoering is een woord enkel een kapstok (cue) die verwijst naar een zeer ruime belevingscomponent. Ter gelegenheid van de evaluatie is de taal dan weer het voertuig om emotionele betrokkenheid te vergroten.
Ze zijn ons allen bekend,
de kampioenen van weleer. Op ons netvlies staan ze als het ware gebrand, de
stralende Pélé, glimlachende hagelwitte tanden, de gouden copa naar boven
duwende Diégo Maradonna en de immer dominant vingerwijzende Johan Cruyff. Geen
mens haalt het in zijn hoofd figuren uit verschillende tijdperken met elkaar te
meten. Het zijn de kampioenen van dit moment. Als het echter over het net niet
bereiken van het hoogste -de tweede plaats- gaat, komt men als gauw met het
adjectief eeuwig aandraven. Vreemd toch dat die tweede als eeuwig
gebrandmerkt wordt! In de wielersport met een nog veel grotere rij -zeg maar
galerij- kampioenen is het fenomeen eeuwig tweede ten voeten uit gekend. U
raadt het: de razend populaire Raymond Poulidor slaagde er nooit in een
belangrijke wedstrijd als Tour de France of wereldkampioenschap op zijn naam te
schrijven. Op een andere manier stoten we hier op het tijdelijke karakter van
de primus te zijn. Want minzame Poupou fietst nog vrolijk rond in de
lavendelgeuren van de Provence. Terwijl de Normandische herenboer maître
Jacques Anquetil reeds lang de weg naar de eeuwige wielerjachtvelden ingeslagen
is. Wat is nu die tijdelijke roem die de kampioen te beurt valt?
De kampioen krijgt door het meest fantasierijke wezen op het universum,
namelijk de mens, de lof toegezwaaid; de boodschap van die lof is: hij/zij is
het waard dat ooit al zijn/haar verlangens ingelost worden. De tweede blijft
verstoken van die belofte. Ook deze beelden van ontroostbaar, wenende binken
zijn ons niet vreemd. Wat het virtuele van kampioen zijn niet allemaal in ons
oproept.
Het succes kent hierbij vele vaders terwijl de mislukking veelal een wees is.
In Genk zijn het trainers, spelers, bestuur, honderden vrijwilligers, Limburg
tot en met Kim Clijsters die ingeroepen worden als mede veroorzakers van het
succes van de nationale voetbalcompetitie. Bij Club heeft men het hoogstens
over het falende spitsen duo Lange-Mendozza of trainer Trond Solied.
Deze redenering is simplistisch. Op zoek gaan naar nuttige mentale trics om
succesvol door een periode waar het erop aankomt te komen, is wellicht
zinvoller in dit verband. We stoten hierbij op een drietal heikele punten die
toelichting vergen:
met name het stress- of opwindingsniveau
hieraan gekoppeld het geloof in eigen
kunnen en
tenslotte het zelfbeeld gedurende de
periode van de waarheid
1. Het (te) hoge
opwindingsniveau sturen.
Bij ervaren
spelers gaat dit vlotter dan bij jongeren die voor de eerste keer voor de
Bühne van het leven komen. Voor wie survivor-kenmerken heeft, valt het ook
wat makkelijker het als een spelletje te blijven zien en de spanning aldus
niet te hoog te laten komen. Een bevinding uit de sociale psychologie die
hiermee samenhangt is het gegeven van de sociale facilitatie.
Deze theorie wijst erop dat bij aanwezige uitgesproken aantallen toeschouwers
frequent geoefend -presteren-voor de spelers nóg makkelijker wordt. Daarentegen
gaat bij relatief nieuw gedrag het omgekeerde gelden. Dus wie niet de ervaring
heeft om heel belangrijke wedstrijden te spelen gaat de publieke steun als een
blokkering van functioneren ervaren. Volgens proefondervindelijke studies kwam
men tot de vaststelling dat enkel een positief denken en houding tegenover deze
uitdaging in staat is om dit blokkerend effect op te heffen.
Enkel bij een positieve houding en zelfspraak kan de speler de nefaste
uitwerking voorkomen.
Dus weinig ervaren atleten deze nieuwe uitdaging positief leren benaderen is
succesvolst. Ellen van Lange hield zich in de Olympische finale 800 meter het
volgende voor: en al die mensen die verlangen dat je wint . Haar succes is
deels hier aan te danken.
Om gedurende de periode net vóór dit soort wedstrijden spanningsdalend te
werken zijn er tot slot nog volgende suggesties:
Baloefeningen met een effect van
balcontact in een positieve (niet schrik) sfeer en véél balcontact, zal
vertouwen en positieve automatismen verstevigen.
Socceraerobics en aquajogging zijn
aangename, niet belastende ontspanningen die zeer voetbalspecifiek kunnen
zijn.
Vertrouwd maken met ritmes op fysiologisch
vlak via hartslagmeting, sauna en dit in een aangename atmosfeer en
ambiance, werkt stressbevrijdend.
Houdingsspieren bewust hanteren in
stretch-, yoga- en zwaai oefeningen is rustgevend, met nadruk op eigen
competenties en trics, en verhoogt het vertrouwen.
Op een ontspannen manier omgaan met snelle
ritmes, snelheid in recreatieve vormen
bijv.
racing, etc. Als dit in groep gebeurt, komt dit ook de teamspirit ten goede.
2. Het geloof in eigen
kunnen ondersteunen.
Alle
negatieve gevoelens zoals angst, agressie, depressie, moeheid, verwardheid,
kunnen in deze periode optreden. In het vorige stuk legden we de nadruk op het
laten dalen van spanning -de factor rust-. Het nagaan van het subjectief
fitheidgevoel (bijv. dagelijkse zelfscore op 10 bijhouden) helpt om aan te
wijzen wie in deze periode meer rust behoeft. Door dit in rekening te brengen
is gegarandeerd een overtuigingsgevoel stabieler aanwezig. Vooral wedstrijd -gericht
oefenen zal het zelfvertrouwen realistisch verhogen. De vorm van Prognose
training is een zeer interessante oefenvorm in dit verband, zowel voor het
nemen van strafschoppen of alleen voor de keeper komen.
A Beslissende
strafschoppen nemen
Zoals Cruyff
het stelt in zijn de traditionele denkoefeningen over penaltytrappen: als
oefenmaterie is het zinloos. De grootmeester verdedigt zich als volgt: Het is
niet de afstand (elf meter) of de grootte van het doelkader maar het omgaan met
spanning die hier telt. Hiermee word je geboren
In de sportpsychologie bestudeerde men eveneens het fenomeen via studie van de
efficiëntieverwachting en kwam men tot ongeveer dezelfde conclusie, het enige
wat verschilde was dat men meent er iets aan te kunnen doen. De redenering gaat
als volgt. Een oefenstonde gevuld met een sessie strafschoppen zal nooit een
weergave zijn van de werkelijkheid; de spanning en verwachtingen, het tijdstip
in de inspanning. Alles is anders dan hetgeen zich in de werkelijkheid op dit
cruciale moment voordoet. De mening bestaat zelfs door dit los oefenen nefaste
conditioneringen ontstaan. Men leert onaangepaste concentratiepatronen en
slechte uitvoeringen aan.
Veeleer is het aangewezen via prognosetraining en emotietraining te werken.
Hierbij gaat men in een beperkt aantal duidelijk vooraf te programmeren beurten
de speler in de oefenstof aanleren hoe hij zijn emotionaliteit, verwachtingen,
concentratiepunten ( liefst gebaseerd op de bestaande knowhow en statistieken
over de juiste plaatsing en houding bij de aanloop) kan instellen, en na
evaluaties kan bijsturen. Dit gebeurt life, soms in combinatie met oefeningen
in fantasie. Op deze wijze wordt een mentale weerbaarheid aangeleerd en
aangevoeld tegenover het emotionele uitputtingsgevoel.
Dit uitputten wordt vooral uitgelokt door de constante afwisseling van
win-verlies situaties (bijv. duels, gebeurtenissen in de wedstrijd die
verwijzen naar winst of verlies, gemiste penalty's) en de daarmee gepaard
gaande vecht-vlucht emotie die vereist wordt om het hoofd te bieden aan de
concrete situaties. Deze opstapeling gedurende de hele wedstrijd leidt in
eerste instantie naar een mentale vermoeidheid. Dus het leren sturen van de
emoties als valabele trainingsvorm zou de grenzen van de vermoeidheid zowel
mentaal als fysiek kunnen verleggen.
Dit gaat veel verder dan het devies als je vermoeid bent kies je best een
hoek Het vergt een meer genuanceerde benadering dan een enkel devies dat
wellicht in Toldos kaart en grijpgrage armen speelde gedurende het laatste
Europees kampioenschap van landenteams.
B Ook een speler van wie
men zeker is dat hij gedurende de wedstrijd enkele keren oog in oog met de
keeper komt te staan, kan men deze prognosetraining aanbieden.
Dus naast
de technische optie in verband met afwerken:
ofwel naast het steunbeen van de keeper
ofwel zeer
breed kappen
ofwel pass
Nadruk
leggen op de emotionele- en concentratiepunten en de optimale toestand voor het
bereiken om handelingsstabiliteit in alle omstandigheden meer waarschijnlijk te
maken. Een meer evenwichtige houding tegenover eigen faal- en succesmomenten
zal hier het gevolg van zijn. Want na een gemiste kans doet zich vroeg of laat
weer een nieuwe kans voor. Prognosetraining helpt om wat nuchterder te denken
over de blijvende mogelijkheden. Deze training is ook voor het team een
verwijzing naar het samenwerken gericht op de nabije toekomst.
3. Het zelfbeeld positief maken
In de N.B.A
waar de vedetten in trosjes gedijen bedrijft toptrainer Phil Jackson de kunst
om onhandelbare supermannen tot een resultaatploeg te kneden.
Naast de op maat gesneden rol in het spel biedt hij zijn multimiljonairs
individueel literatuur aan. Dit kan gaan over het existentialisme van Camus,
het Boeddhisme van de Dalai Lama tot Steppewolf van Herman Hesse. Wat de
dreamplayers werkelijk opsteken is tot op heden onduidelijk. Shaquille O Neal,
kolos van formaat, pleegt wel eens een Frans woord uit zijn Amerikaanse mouw te
wurmen, maar dat is dan ook het enige merkbaar gegeven. Het zijn het zelfrespect
en de waardengevoeligheid die gestimuleerd worden. Grenzen verleggen op fysisch
vlak maar ook mentaal en moreel zit in deze voorbereiding. Logisch want wie
succes wil behalen maar niet over een positief zelfbeeld of beeld van zijn team
beschikt, krijgt het moeilijk om zichzelf toe te staan te winnen van de
tegenstander. Wie daarentegen zich bijv. op moreel vlak hogere doelen stelt
door iets te doen voor de zwakkeren, zal voldoende zelfrespect ontwikkelen. Dus
zichzelf leren zien als iemand die verdient te winnen hoort erbij.
Maar Roberto Baggio, notoir zen-boedhist, miste dan toch ook een beslissende
wereldbeker penalty door Himalaya- hoog over te schieten hoor ik de lezer
luidop denken.
Dit recept is natuurlijk een onderdeel en kan nooit als enige doorslaggevende
factor ingeroepen worden. Het geloof dat inzet en verantwoordelijkheidszin,
fierheid en hogere morele waarden uiteindelijk naar een beter controlegevoel
leiden is de grond hiervan. De werkelijkheid zal echter nooit volledig onder
controle van de mens komen. Maar dat maakt het juist zo ongemeen boeiend, het
bezig zijn met wat onszelf als mens overstijgt. We doen een gooi naar de titel.
Of uit deze visvijver dan echt iets naar boven komt, het visje net van de haak
wegglijdt, dan wel flink toebijt hebben we het raden naar. Deze filosofie kan
de coach dan naar de hele groep overbrengen. De groep heeft immer dan echt iets
nodig om zich geestelijk in vast te bijten.
Besluitend: het Ikaros
verhaal
Ook voor
Ikaros (Griekse mythe) was The sky is the limit het adagio. Met behulp van
wat was en wat pluimen had hij zijn armen omgevormd tot sterke vleugels. Hij
wou zich nog hoger in de lucht begeven dan de goden. En zo gebeurde het dat hij
in zijn vlucht te dicht de zon benaderde. Zo stortte de overambitieuze held in
de zee, dit was zijn einde.
Zijn verhaal illustreert hoe de kandidaat winnaar of verliezer mogelijk uit
habituele doen wordt gebracht door de stress ( Ikaros : warmte), door verlies
van geloof in eigen kunnen
( Ikaros: vliegen met smeltende vleugels) of door het ontbreken van een
voldoende positief zelfbeeld ( Ikaros: vermetel overschatter) voor het behalen
van succes. De verliezer heeft wellicht in zijn voorbereiding onvoldoende
rekening gehouden met één of meerdere van deze factoren, of was het gewoon
brute pech? Want dit laatste overstijgt iedereen op deze aarde. Of dit voor
eeuwig zo moet blijven?
Volgens de wet van de sport is een geen enkele reden waarom dit zou moeten. Een
nieuwe voorbereiding en een nieuwe competitie zullen het antwoord brengen. Wat
wel eeuwig blijft is die drang om de hoop te toppen te bereiken. U weet wel, de
kampioenicoon blijft op het netvlies.
DE LAGE LANDEN NIET OP HOOGTE VAN SPORTWETENSCHAPPEN IN
EURO 2OOO
België
verloor wellicht het pleit in te warme atmosferische omstandigheden niet door
de ongebreidelde inspanningen of tekort aan vochtopname .Mogelijk wèl door het
zweten mede door de nylon shirts. Hoewel deze fris ogen en door ons allen als
weldoend fris aangevoeld worden, zijn ze nefast voor de afkoeling van het
lichaam door zweten. Want via het zweten is ons lichaam in staat de temperatuur
op peil te houden. Bij nylon kledij vermindert de verdamping. Dit heeft een
vermindering van het afkoelingseffect tot gevolg. Door een verlaagde
doorlaatbaarheid van de stof is er een minder goed contact van het zweet met de
afkoelende lucht bij het lopen. Gevolg daarvan is een nog sterkere
warmteontwikkeling onder het truitje, een sterkere algemene opwarming en een
nog sterkere transpiratie. Wetenschappers bewezen dat dit vochtverlies zeer
sterk storend werkt in een accurate werking van de spieren en bijgevolg van
reflexen en synchronisaties. Zodanig dat op relatief korte tijd de nuances
verloren gaan die bij deze fijnmotorische vaardigheid die het voetbal in wezen
is, vereist zijn. Vandaar dat soms het devies gegeven wordt: Drinken voor je
dorst hebt. Dit zal menige Belg goed in de oren klinken, maar bij sporters
blijkbaar niet.
Verdachtmakingen, als zou het gaan om een psychologische barrière voor te grote
hitte bij de koude Belgen, zijn zeker niet op hun plaats. Hoogstens kan men spreken over de gewoonte om bij hoge temperaturen
te spelen wat vooral tactische implicaties heeft ( middenveld overslaan enz ) .
Dat er een significante tendens was dat de Zuid-Europese landen het beter deden
kan gedeeltelijk ook hieraan te wijten zijn. Ooit erop gelet dat de Italianen
zelfs in grote warmte wat ondergoed onder hun shirt dragen? Dit zal zeker niet
alleen zijn om er hun bijgelovig scapulier op te spelden of om boze reacties
van mamma mia te vermijden. Jawel om te kunnen dampen! Nederland van zijn kant
had het dan pas goed fout voor op het psychologisch vlak. Zoals Cruyff het
stelt in zijn de traditionele denkoefeningen over penaltytrappen: als
oefenmaterie is het zinloos. De grootmeester verdedigt zich als volgt: Het is
niet de afstand (elf meter) of de grootte van het doelkader maar het omgaan met
spanning die hier telt. Hiermee wordt je geboren
In de sportsychologie bestudeerde men eveneens het fenomeen via studie van de
efficiëntie-verwachting en kwam men tot ongeveer dezelfde conclusie, het enige
wat verschilde was dat men meent er iets aan te kunnen doen. De redenering gaat
als volgt. Een oefenstonde gevuld met een sessie strafschoppen zal nooit een
weergave zijn van de werkelijkheid; de spanning en verwachtingen, het tijdstip
in de inspanning Alles is anders dan hetgeen zich in de werkelijkheid op dit
cruciale moment voordoet. De mening bestaat zelfs door dit los oefenen nefaste
conditioneringen ontstaan. Men leert onaangepaste concentratiepatronen en
slechte uitvoeringen aan Veeleer is het aangewezen via prognosetraining en emotietraining
te werken. Hierbij gaat men in een beperkt aantal duidelijk vooraf te
programmeren beurten de speler in de oefenstof aanleren hoe hij zijn
emotionaliteit , verwachtingen, concentratiepunten ( liefst gebaseerd op de
bestaande know-how en statistieken over de juiste plaatsing en houding bij
de aanloop)kan instellen , en na evaluaties kan bijsturen. Dit gebeurt life
soms in combinatie met oefeningen in fantasie. Op deze wijze wordt een mentale
weerbaarheid aangeleerd en aangevoeld tegenover het emotionele
uitputtingsgevoel . Dit uitputten wordt vooral uitgelokt door de constante
afwisseling van win-verlies situaties (bijv. duels, gebeurtenissen in de
wedstrijd die verwijzen naar winst of verlies, gemiste penalties) en de daarmee
gepaard gaande vecht-vlucht emotie die vereist wordt om het hoofd te bieden
aan de concrete situaties. Deze opstapeling gedurende de hele wedstrijd leidt
in eerste instantie naar een mentale vermoeidheid. Dus het leren sturen van de
emoties als valabele trainingsvorm zou de grenzen van de vermoeidheid zowel
mentaal als fysiek kunnen verleggen. Dit gaat veel verder dan het devies als
je vermoeid bent kies je best een hoek Het vergt een meer genuanceerde
benadering dan een enkel devies dat wellicht in Toldos kaart en grijpgrage
armen speelde.
Drs. I. BARROO & DR. J. LIEVELD
Het orde op zaken stellen in de doping van
sporters. Het is een oplichtend doel voor menige weldenkende sport adept. Hoe
dan ook komen we al snel in een nood aan een klaar begrippenkader. Dit is zelfs
zo belangrijk dat enkel het juiste begrip kan helpen om het probleem aan te
pakken. Hier is de sportpsychologische invalshoek aan de orde. Het
dopinggebruik gebeurt niet in een vacuüm. Het is daarentegen ingebed in de
ruimere fysieke en een -voor ons nog belangrijkere- mentale context in het
sportgebeuren.
Wat interessant om te zien dat zowel motivationele,
operante, sociale en cognitieve leerprocessen aan het werk zijn. Hier blijkt
dat in de opleiding van de sporter de wegen naar presteren bezaaid zijn met
zijsprongen en èen gezonde weg, die van de cleane op eigen effectiviteit
gerichte sportbeoefening.
Randfenomeen zijn de groep sporters, de groep
begeleiders, de ambigue reactie van publiek, commercie en de wetgeving. Op
zichzelf allemaal instanties met eigen insteek in de thematiek. De
fenomenologie toont aan dat ook deze
instanties een rol te spelen hebben. Ze zijn betrokken partij in een circulair
proces van wederzijdse beïnvloeding. Iedere maatregel zal in elk van deze
instanties verankerd zijn.
Wie aan zet is , is soms niet zo duidelijk. Een
breed maatschappelijk en wettelijk kader steunt heel wat initiatieven vanuit
sportbonden. Zoveel is zeker. De uniformiteit, doortastendheid en
broodnoodzakelijke impact van maatregelen daar mangelt het al jaren aan. Een
genuanceerde visie op wat medisch kan, wat fysiek en mentaal kan zal hier een
vertrekbasis moeten worden. Omgaan met de beperkingen, van meet af aan in de
opleiding ook cognitief en educatief aangegeven, samen met de repressieve en restrictieve eisen van de
sportbeoefening op kop kunnen het verschil maken.
Of de sport van doping bevrijd raakt is zeer
twijfelachtig. De kansen zijn eigenlijk onbestaand. De strijd of oorlog tegen
deze vijand kan niet gewonnen worden. Enkele veldslagen zullen echter altijd
blijven boeien. De nuancering van het
menselijke aspect in deze is wat in dit artikel
betracht werd. Boeiendst van het
hier geschetste kader zijn de aangeboden handvaten.
1 Introductie
Wat hebben wij de
afgelopen jaren topsport gezien! Een bijna bejaarde Belgische atleet die door
een innovatieve trainingsmethode sneller liep als ooit tevoren. Zijn jongere
Amerikaanse collega die sneller liep dan zijn schaduw. Een Italiaanse
wielrenner die tijdens de Giro van 2006 over Dolomietencols raasde alsof het
brugjes over de snelweg betrof en daarbij nauwelijks ademde, net alsof hij over
een in zijn lichaam ingeplante zuurstoftank beschikte. Een Amerikaanse
wielrenner die daags na een zware inzinking in een bergetappe van de Tour van
2006 iedereen op een hoopje reed zoals enkel Merckx en Hinault dit konden.
Juicht oh juicht, topsport om duimen en vingers af te likken, en iedere
sportliefhebber vol eerbied bij de aanschouwing van zoveel menselijk fysisch
vermogen.
Té mooi om waar te
zijn? Jazeker. Wie bedenkingen had over deze krachtexplosies had het bij het
rechte eind. De sceptici hadden (opnieuw) gelijk! De TV was pas uit of de
dopinglamp ging aan En meer dan eentje. De innovatieve trainingsmethode van
die bijna bejaarde Belgische atleet bleek dan toch niet zó innovatief te zijn
Zijn Amerikaanse collega had ook al pech. Die Italiaanse wielrenner bleek een
bezoekje te hebben gebracht aan een Spaanse dokter die een handeltje in bloed
had opgezet waarvan we dachten dat Graaf Dracula zijn enige klant kon zijn. De
Amerikaanse wielrenner had nog maar net staan pronken met zijn gele trui op de
Champs Elysées, of hij mocht hem al inleveren. En alsof dat allemaal nog niet
genoeg is, domineert het extrasportieve nieuws van de Tour van de afgelopen
twee jaar het sportieve. Déja-vu.
Waarom toch worden
sporters verleid tot het nemen van doping als het risico om tegen de lamp te
lopen meer dan reëel is? Wat motiveert hen om dit te doen, door wat wordt hun
gedrag gedetermineerd? Hoe staan andere sporters tegenover frauderende
collegas? Hoe reageert het sportpubliek nu dopingschandalen schering en inslag
zijn? Hoe is doping in de sport te bestrijden? Wat is eigenlijk de definitie
van doping? Hoe kan de morele afgang van vele sporters en sportbegeleiders in hun na-carrière voorkomen worden?
In dit artikel proberen we op veel van deze
vragen een antwoord te geven.
2
Van motivatie tot gedrag
2.1 Inleiding
Wie sport beoefent
levert arbeid. En arbeid leidt altijd tot resultaten die geëvalueerd worden.
Die evaluatie kan negatief of positief zijn. Mensen worden gedreven door een
prestatiedrang, een relatief stabiele dispositie, verworven in de kinderjaren,
die ertoe leidt dat we ons fier en gelukkig voelen bij het behalen van succes
en gevoelens van schaamte en teleurstelling ervaren wanneer we mislukken
(Atkinson, 1957, 1983; Atkinson & Feather, 1966; Atkinson & Raynor, 1978).
Het voorgaande
beklemtoont de gevoelens die men ervaart, m.a.w., het verwijst naar de
intrinsieke motivatie voor het uitvoeren van taken. Maar iedereen weet dat men
ook gedreven wordt door zaken die buiten het intrinsieke van de mens gelegen
is, namelijk beloning in geld, status, sociale achting, enz.. Deze motivatie heet de extrinsieke
motivatie. Daarom kunnen we simpelweg stellen dat prestatiegedrag meervoudig
bepaald is en dat motivatie veel meer is dan alleen maar het streven naar
succes op zich. Volgens vele wetenschappers (o.a. Lawler, 1981; Vroom, 1964)
zijn financiële vergoedingen de belangrijkste beloningen waartoe arbeid leidt,
dus laten we niet hypocriet zijn en stellen dat in vele gevallen de extrinsieke
motivatie sterker zal zijn dan de intrinsieke motivatie.
De determinanten van
gedrag zijn dus concreet onder te brengen in intrinsieke en extrinsieke
motivatie. In de psychologie zijn er enkele theorieën te onderkennen die het
gebruik van doping in de sport kunnen verklaren. We zetten ze op een rijtje.
2.2 Algemene theorieën over het ontstaan van
gedrag
A .Operante conditionering of de wet
van het effect
Het uitgangspunt van
deze theorie is dat een persoon via gewaarwordingen leert welke gedragingen
positieve en negatieve uitkomsten (effecten) hebben. Die gewaarwordingen kunnen
door anderen omgezet worden in beloningen en straffen. Beloningen versterken
het gedrag, terwijl straffen het gedrag doet afnemen (o.a. Skinner, 1974;
Hamner, 1974; Luthans & Kreitner, 1975). Vertaald naar de sport betekent
dit dat als een sporter door doping te gebruiken beter presteert, en anderen,
bijv. het publiek en/of sponsors, hem
daarvoor belonen (resp. meer erkenning, aandacht, en/of respect, en betere
sponsorcontracten), de sporter deze beloning zal willen behouden en zijn
dopinggebruik zal verder zetten. De theorie van operante conditionering is
tevens relevant voor de bestrijding van doping in de sport (zie paragraaf 4).
B. Sociaal leren
Theorieën over
sociaal leren (of modeling) gaan ervan uit dat mensen anderen observeren en
zien welk gedrag belonend is. De beloning komt hier dus niet van anderen.
Sociaal leren is o.a. van belang bij opvoeding (kinderen nemen gedragingen over
van ouders) en reclame (belangrijke personen laten fungeren als modelfiguur bij
de aanbieding van een product) (Bandura, 1986). Gerelateerd aan het gebruik van
doping in de sportwereld is deze theorie relevant om te verklaren waarom
atleten zich een eerste maal (laten) doperen. Ze kijken op naar succesvolle
sporters en zien welke beloningen ze krijgen (zie operante conditionering).
Als dan blijkt dat die anderen jarenlang doping hebben gebruikt zonder betrapt
te worden, dan wordt het gebruik van doping beschouwd als een middel om de
kansen op die beloning te verkrijgen. Ook op deze theorie komen we terug bij de
bestrijding van dopinggebruik in de sport.
C. Leren door referentiegroepen
Het leren door
referentiegroepen wordt ook wel aangeduid met de term socialisatie. Deze
theorie gaat uit van de invloed van andere groepen waarmee we ons identificeren
en waartoe we willen behoren (Festinger, 1954; Suls & Wills, 1991)). Als
een atleet zich bijvoorbeeld identificeert met zijn sportheld, dan zal deze
sportheld invloed hebben op diens gedrag. Deze invloed kan direct zijn via de principes
van conditionering (beloning of straf) of informatie-uitwisseling, maar ook
indirect door simpele waarneming van diens gedrag (modeling).
D. Leren door blootstelling
Bij deze theorie gaat
het louter om het gevolg van de hoeveelheid contact met een bepaald product
(Zajonc, 1968). Als een atleet bijvoorbeeld merkt dat een bepaald dopingproduct
in is (bijv. in de jaren negentig EPO, momenteel heeft men de mond vol van
bloeddoping) dan kan een atleet door steeds geconfronteerd te worden met dit soort
doping, er positief over gaan denken.
2.3 Specifieke sociaal-psychologische theorieën
2.3.1 Inleiding
Uit voorgaande
theorieën blijkt hoe anderen belangrijk zijn bij het ontstaan, het uitdoven en
het voorduren van gedrag. In de psychologie wordt dit aangeduid met de term
sociale invloed. Daarbij wordt uitgegaan van de stelling dat sociale invloed
het gedrag van een persoon op twee manieren kan beïnvloeden, namelijk via
informatie en via beloning. Men spreekt van sociale steun wanneer de sociale
invloed congruent is met de attitude van de ontvanger. Is dit niet het geval,
dan spreekt men van sociale druk. Personen kunnen op drie verschillende
manieren met deze invloed omgaan, namelijk door acceptatie, door compliance
(inwilligen) en door te weigeren.
2.3.2 Het informatieprincipe en het
beloningsprincipe
Het
informatieprincipe is gangbaar in de cognitieve psychologie. Het uitgangspunt
is dat mensen behoefte hebben aan juiste informatie, aan ordening en
structurering van kennis en dat mensen zich pas gedragen nadat ze zorgvuldig
alle beschikbare informatie over iets hebben verwerkt (Heider, 1958; Festinger,
1957).
Het beloningsprincipe
is gangbaar in de leerpsychologie. Het uitgangspunt hierbij is dat belonend
gedrag vaker zal worden vertoond dan niet belonend gedrag (o.a. Festinger,
1954).
2.3.3 Sociale druk en sociale steun
Sociale druk is
het beïnvloeden van een individu om diens gedrag te veranderen (o.a. Asch,
1952). Gerelateerd aan doping in de sport, kan het hierbij gaan om ploegmaats,
collegas sporters, begeleiders, coaches, en anderen, die een sporter onder
druk zetten om verboden middelen te gebruiken.
Waar bij sociale druk
zo goed als geen keuzevrijheid wordt gelaten, geldt bij sociale steun dat anderen helpen met de uitvoering van diens
keuze om zijn gedrag te veranderen. Er zijn drie vormen van sociale steun te
onderscheiden. Ten eerste is dat informationele steun. Hierbij krijgt de
ontvanger informatie die nodig is om een bepaald beeld over iets te krijgen,
bijvoorbeeld, hoe een dopingproduct prestatiebevorderend kan werken. Bij
emotionele steun wordt gewerkt op de affectieve reacties van een persoon.
Gerelateerd aan doping in de sport kan het hierbij gaan om anderen die een
collega sporter bijstaan (bv. door het aanbevelen van verboden middelen)
tijdens diens verwerkingsproces bij mindere prestaties. Ten derde kan ook instrumentele
steun onderscheiden worden. Hierbij wordt een persoon geholpen bij het
verkrijgen van middelen die nodig zijn, bijvoorbeeld, waar een sporter dopingproducten
kan verkrijgen.
Sociale druk en
sociale steun zijn vormen van directe beïnvloeding van gedrag. Menselijk gedrag
kan echter ook indirect beïnvloed
worden. Andere personen beïnvloeden wel het gedrag, maar dit gebeurt niet
doelbewust. Daardoor wordt geen druk ervaren om te veranderen. Echter, door het
waarnemen van het gedrag van een ander, die als een model fungeert, en de
waargenomen consequenties van diens gedrag, kan een persoon bepaalde
opvattingen vormen over dit gedrag, en dit gedrag overnemen. Bijvoorbeeld: een
bepaalde sporter fungeert als model van een ander, die ander heeft weet van
diens dopinggebruik, ziet welke successen hij daardoor behaalt en neemt diens
gedrag over.
2.3.4 Reacties op sociale invloed
Het voorgaande kan de
indruk wekken dat mensen marionetten zijn, passieve elementen die alles na-apen
of doen wat anderen hen zeggen te doen. Dat is echter niet het geval. Een
persoon heeft bij sociale invloed de mogelijkheid tot drie verschillende
reacties (Kok, 1994). Ten eerste is er acceptatie. Hierbij neemt een persoon
het gedrag over en verandert er ook zijn mening over, bijvoorbeeld, een sporter
die tegen doping is, uiteindelijk toch doping gebruikt en voorstander wordt van
het gebruik van doping in de sport. Ten tweede kan een persoon instemmen
(inwilligen of compliance) met het vertonen van een bepaald gedrag. Bij
compliance zal een persoon wel zijn gedrag veranderen, maar verandert zijn
mening over het gedrag niet. Bijvoorbeeld: een sporter die onder sociale druk
doping gebruikt, maar zijn mening dat doping in de sport niet mag, niet
veranderd.
Ten derde kan een
persoon ook weigeren een bepaald gedrag te vertonen. Er is hierbij simpelweg
geen sprake van een publiekelijke, noch een privé verandering.
2.4 Cognities
2.4.1 Inleiding
Mensen leren door
eigen ervaringen en door de reacties van anderen. Doordat mensen leren ontstaan
ook verwachtingen. Als een sporter beloond wordt door het gebruik van doping,
leert hij welke gevolgen zijn handeling heeft. Hij leert ook wat hij moet en
wat hij niet moet doen. Deze verwachting over een bepaald gedrag worden
cognities genoemd. Er zijn een drietal cognities te onderscheiden: attitudes,
sociale normen en
effectiviteitsverwachtingen.
2.4.2 Attitudes
De huidige definities
van attitudes stellen dat een attitude wordt opgevat als een afweging van alle
voor- en nadelen die de persoon aan het gedrag verbindt. Die afweging kan zowel een logische
redenering en verstandelijke overwegingen omvatten, alsook gewoontes en irrationele
overtuigingen.
Een attitude bestaat
uit een drietal componenten (Allport, 1935; Rosenberg & Hovland, 1960): ten
eerste is dat de cognitieve component. Dit omvat de kennis die een persoon
heeft over de consequenties van gedrag (bv. doping kan op termijn schadelijk
zijn, maar door doping kan ik beter presteren). Ten tweede wordt de evaluatieve
component onderscheiden. Dit omvat de affectieve evaluatie (bv. als ik door
doping te nemen beter presteer zal ik mij beter voelen), en de consequenties
die worden gekoppeld aan dat gedrag (bv. ik kan op doping betrapt worden). Tot
slot wordt de conatieve component onderscheiden. Hiermee worden de reacties
bedoeld die gekoppeld worden aan dat gedrag (bv. ik neem geen doping om me
beter te voelen, ik neem doping om uiteindelijk betere contracten te
versieren).
Uit het voorgaande is
duidelijk dat de vorming van een attitude bepaald wordt door meerdere
afwegingen. Tevens kunnen mensen verschillende redenen hebben om zich op een
bepaalde manier te gedragen. Echter, stellen dat een attitude het gedrag
voorspelt is onterecht. Gedrag wordt ook bepaald door twee andere determinanten
die we in onderstaande subparagrafen zullen beschrijven, namelijk de ervaren
sociale invloeden (o.a. Fishbein & Ajezen, 1975) en de eigen-effectiviteitsverwachtingen
(o.a. Bandura, 1986; Ajzen, 1988).
2.4.3 Ervaren sociale invloeden
Met ervaren sociale
invloeden worden de invloeden van anderen bedoeld die een persoon ervaart om
zich op een bepaalde manier te gedragen. Men onderscheidt hierbij de sociale
normen, het waargenomen gedrag van anderen en waargenomen druk.
Met sociale normen
worden de verwachtingen van anderen bedoeld over het gedrag van een individu.
Bij waargenomen gedrag gaat het om de observatie van het individu van de context
waarin hij zich bevindt en welke gedragingen in die context gewenst zijn.
Bepaalde sociale normen kunnen ook opgelegd worden door sociale druk, met
eventueel een daaraan gekoppelde straf of beloning voor resp. ongewenst en
gewenst gedrag.
We illustreren het
voorgaande met volgend voorbeeld. Stel dat een individu in een nieuwe ploeg
belandt. Die ploeg haalt goede resultaten, dankzij dopinggebruik van de
verschillende individuen in de ploeg. De ploeg wil die positieve lijn verder
zetten en hoopt dat het nieuwe individu daaraan zal bijdragen. Na een tijdje
merkt het individu dat er intensief dopinggebruik is in zijn ploeg. Hij besluit
daaruit dat dit de sociale norm is die in de ploeg hoort. De ploegmaats
verwachten van het individu dat hij zich op dezelfde manier gedraagt, zoniet
zouden de ploegprestaties wel eens achteruit kunnen gaan. Coaches, trainers,
sponsors, enz. zetten het individu onder druk zetten om te presteren (zoniet
ontslag uit de ploeg ), met als gevolg
dat het individu verleid wordt tot het gangbaar gedrag van zijn ploeg.
2.4.4 Eigen-effectiviteitsverwachting
Eigen-effectiviteitsverwachtingen
zijn inschattingen die een persoon maakt van zijn mogelijkheden om een bepaald
gedrag te vertonen. Die kunnen ontstaan door vroegere ervaringen, observatie
van anderen, overtuigingen van anderen en fysiologische informatie. Iemand kan
overtuigd zijn dat hij tot een bepaald gedrag in staat is, terwijl dat in feite
niet het geval is. Veelal is het omgekeerde van toepassing. Alhoewel een persoon
wel beschikt over voldoende vaardigheden, heeft hij het gevoel niet in staat te
zijn tot het uitvoeren van gewenst gedrag. In beide gevallen kan doping
verklaard worden. Als een sporter verwacht dat hij een bepaald niveau kan
bereiken en daarin niet slaagt, dan is de verleiding tot onnatuurlijk presteren
groot. Als een sporter niet verwacht dat hij een bepaald niveau kan bereiken,
maar dit in feite wel kan, dan is de verleiding tot het nemen van doping
eveneens reëel, ter geruststelling dat men er zeker aan toe komt te presteren
zoals het hoort..
Uit het voorgaande is duidelijk dat
eigen-effectiviteitsverwachtingen (self efficacy) bepaald worden door doelen
die gesteld worden en de feedback op het al dan niet behalen van die doelen.
Die doelen kunnen individuele doelen zijn, maar ook opgelegde doelen door
bestuur en/of management. Als de doelen niet gehaald worden en de daaraan
gekoppelde gevolgen zijn nefast voor het individu, dan kan de verleiding tot
onreglementair gedrag groot zijn. Deze effectiviteitsverwachting op alle mogelijke manieren trainen is dan ook voor iedere
opleider en trainer een primordiale opgave wil men komen tot een cleanere
sportbeoefening.
2.5 Fysieke belasting in de sport
Het is opvallend dat
veel dopingschandalen zich voordoen in sporten waar zware fysieke inspanningen
nodig zijn. In, wat we zullen noemen, zuivere technische sporten, bijvoorbeeld
het biljarten of darts, horen we geen of weinig dopingschandalen, dit in
vergelijking met sporten zoals atletiek en wielrennen, die eerder onder de
noemer van uithouding- en krachtsporten kunnen geplaatst worden. Aangezien
doping zich niet enkel beperkt tot krachtopbouwende middelen, zouden ook
kalmerende middelen (bijv. beta-blokkers) voor beoefenaars van technische
sporten prestatiebevorderend kunnen zijn. Voorlopig zijn er echter relatief weinig
dopingschandalen bekend in technische sporten. We vrezen echter dat op termijn
ook in deze sporten de dopingbel eens regelmatig zal rinkelen. Dit is geen
kwestie van als, eerder van wanneer.
Sommigen stellen dat
een mogelijke oorzaak van dopinggebruik in de sport gelegen is in het feit dat
sport fysiek té belastend is geworden. De mondialisering en commercialisering
van sommige sporten hebben geleid tot kalenders die in vergelijking met pakweg
twintig jaar geleden veel zwaarder zijn geworden (bv. het voetbal of het
wielrennen). In het voetbal moeten topploegen soms 2 tot 3 wedstrijden per week
afwerken, in het wielrennen is het soms moeilijk om de wedstrijden die op één
dag gereden worden bij te houden. In hoeverre een atleet van nature over
voldoende fysieke vermogens beschikt om deze inspanningen te leveren en of hij
kan klaargestoomd worden om dat te doen, lijkt ons eerder een vraag die moet
beantwoord worden door specialisten op dat terrein, bijv.
inspanningsfysiologen. Toch mogen we volgende feiten niet negeren. In het
prehistorisch wielrennen wogen fietsen tweemaal zwaarder dan nu, lagen de wegen
er bijlange niet zo goed bij als nu, en werden de wedstrijden over een langere
afstand gereden. In het prehistorisch voetbal bestond een voetbalploeg over 15
spelers, waar nu het dubbele aantal professionelen tot de kern behoren. In
USA-competities, zoals het NBA-basketbal
en MLB (Major League Baseball) worden gemakkelijk meer dan 100 wedstrijden per
seizoen afgewerkt.
Daarnaast is de
entourage van de sporter ook ruimer is geworden. De tijd van een masseur en een
coach is voorbij: nu zijn er verschillende coaches, verschillende masseurs,
kinesitherapeuten, speciaal opgeleide physical coaches, enz.. Is een sporter
daardoor niet beter fysisch voorbereid om de zwaardere competities aan te
kunnen. M.a.w., is er sprake van soort van compensatie: betere begeleiding
compenseert de zwaardere competitie.
Natuurlijk waren in
de tijd van het prehistorisch sporten de dopingcontroles bijlange niet zo
scherp of nu, of bestonden ze helemaal niet. Toch zijn er sporters die zware
competities aankunnen zonder doping. Niet iedere sporter van een bepaalde
sporttak is immers gedopeerd. Gegeven het voorgaande zijn we, vanuit een
psychologisch oogpunt, daarom van mening dat zwaardere competities niet dé
oorzaak zijn van dopinggebruik in de sport, maar eerder één van de redenen zijn
waarom doelen niet worden gehaald, en de prestatiedrang niet kan worden bevredigd.
2.6 Conclusie
Concluderend kunnen
we het volgende stellen. Dopinggebruik in de sport kan op verschillende
manieren verklaard worden. Veel draait duidelijk rond drie elementen, namelijk
het stellen van doelen, c.q. de prestatiedrang, competitie, en beloning.
Als een atleet
bepaalde doelen stelt, en hij weet (of is van mening) dat hij op een
natuurlijke wijze die doelen niet kan halen, dan is de verleiding tot
onnatuurlijk presteren meer dan reëel.
Zolang er sprake is
van presteren op competitief niveau, kan iedere competitie onreglementair
verlopen. Dit betekent dat we niet naïef mogen zijn door te stellen dat
dopinggebruik in de sport zich beperkt tot professioneel niveau. Het is immers
ook zo dat iemand die sport beoefent op amateuristisch niveau, bijv. een lokale
clubcompetitie, verleid kan worden tot het nemen van een middeltje die zijn
prestaties doet verbeteren.
Beloning ligt in het
verlengde van het stellen van doelen en het competitief element van de sport.
Wat beloning precies inhoudt heeft een verschillende betekenis bij ieder
individu. Bij de ene kan het gaan om het verkrijgen van aandacht en/of
erkenning (bijv. op amateuristisch vlak waar geen geld mee gemoeid is of toch
relatief weinig), bij de andere de kick van dat ultieme moment om eerste te
zijn, of de wetenschap dat doo
>>>>>> Klik op het beeld en dan verschijnt de film <<<<<<<<<
Filmscenario vrijblijvende relatie
In concreto zien we een teleurgestelde echtgenote met
slaande deuren vertrekken uit een dokter bureel. Zij had gehoopt dat de hulpverlenende
arts de drankgewoonte van haar man kon stop zetten. Nu dat doet hij net niet. De
therapeutische arts spiegelt gewoon het gedrag van de aangemelde patiënt. Want
de arts zegt dat hij ook wel eens drinkt. Het voorstel om een wijntje
gezamenlijk te nuttigen is er voor de vrouw te veel aan. Zij vertrekt met de
nodige verwijten aan het adres van de voor haar falende hulpverlener uit een
voor haar absurde situatie. Voor de drinker is het een signaal van zijn vrouw
dat sterk genoeg is om met de arts een coalitie te vormen, om het probleem
ernstig te nemen en er iets aan te doen
Op deze manier raken ze uit de noodlottige paradoxale
communicaties die voordien ontstaan: de nietszeggende verklaringen , de sociale verwachtingen , toewijzingen van schuld , redenen om al of
niet te drinken worden in een handomdraai naar de prullenmand verwezen. Het
zijn de relatie en de hefbomen om de relatie te verbeteren die aan de orde
zijn. Niet de vermeende problematische relatie, het gebrek aan werk van Wim of
een verdrongen kinderwens van Julie zijn
aan de orde. Wel een redelijke communicatie naar voor beide partners gewenste
veranderingen in hun leven. De stap zetten van Problem talk naar solutional
talk wordt aangegeven als het nuttigste wat kan gebeuren.
De hieruit volgende logica van dit stuk is dan de
vraag : kan het uiteindelijk de effectieve medewerking bij eenieder die zich in de contouren van een therapeutische relatie , hoe vrijblijvend ook,
beweegt ? En is het überhaupt mogelijk om iemand te doen bewegen in een richting
die hij niet uit wil? Wellicht is het antwoord: nee. Zoals de verslaafde die
per definitie wil voortdoen op de vraag : Wil je stoppen met uw kwalijke
drankgewoonte? zou antwoorden. De vraag luidt dan ook beter : hoe maak ik
wat onwil is tot openheid, hoe vorm ik tegenzin of ronduit koppigheid en pessimisme
om in optimistische openheid of kortweg: wat is de weg om van keuzeonvrijheid
over te gaan naar keuzevrijheid? Een
boeiende hierbij horende vraag is dan : wat is de aard van het veranderingsproces
dat hier op gang komt?
Veel heeft te maken met de initiële aandacht die gegeven
wordt aan de persoonsvariabelen. Immers onderzoek geeft aan dat 40% van het
welslagen van therapie hiermee te maken heeft ( Isebaert,2007). Hoe profileert
die patiënt zich , waar toont hij interesse of enthousiasme voor? Welke soort vader, echtgenoot, kind (
existentiële keuze) wil hij zijn ten aanzien voor hem belangrijke anderen. Hoe
beschrijft hij dat precies? Wat zijn de reeds bestaande competenties en waarden
waarvoor hij staat? Wat wil hij zeker
niet verliezen, wat wil hij zeker verder zetten ? Wat spreekt hem aan: op welk sensorieel vlak
gaan de metaforen het meest aanslaan? Is
het een auditieve , of de visuele voorkeursweg of is het dan weer een
kinesthetisch type of een combinatie van deze voorkeuren die meest aanslaat ? Want niemand wil het echt slecht doen en iedereen
bezoekt de voor hem meest aansprekende weg als de juiste weg .
Wat is zijn basismetafoor of standaard voor
het leven dat hij leeft, waar hij zich aan meet ? Wat is de roman die hij wil schrijven, en
vooral hoe ziet hij de toekomst en de stappen die hij wil zetten, te beginnen
met de kleinste stap in de goede richting ? Ook wat soort verandering hij wenst en ziet
gebeuren. Ongewilde en gewilde veranderingen zijn er sowieso . Het uitspreken, mentaliseren en van uit het nuttigheidsperspectief
bekijken van alle relevante
gebeurtenissen en betekenissen uit het leven dienen zich hier aan.
Om tot een alliantie, de fameuze klik, te komen is
het enige mogelijk uitgangspunt van de therapeut het enorme respect voor de cliënt met zijn keuzes ,
een geloof in zijn eigenste mogelijkheden
tot heling . Startend vanuit het van binnenuit proberen aan te voelen waar die ene
unieke persoon voor staat, gaat de therapeut een weg op, samen . Meedenkend en meevoelend binnen de contouren
van de gevoelens, gewoonten en de denkpatronen verblijven waarbinnen de cliënt
zich bevindt, dit is de teneur, dit is hetgeen dragend is . Een helpende suggestie hierbij is : als het
ware ziet op dat moment de therapeut zijn eigen binnenste in de cliënts binnenste (Skårderud,2010) . Zoals de cliënt in het buitenste van de
therapeut zijn eigen buitenste kan zien. Deze spiegeling gekoppeld aan metaforen
, beeldspraak die sensoriëel aansluiten,
helpen doelen en waarden constant op te nemen
in het gesprek . Op een rechtstreekse of onrechtstreekse manier complementeren voor
deze actieve (zelf) valorisaties vanwege de cliënt gaan dan een katalysator
zijnvan
verdere veranderingsprocessen .
Afwegen waar men staat en waar me naar toe wil , toekomstvragen afgewisseld met verwondering en
bewondering van de weg die reeds gedaan is , daar gaat het over . Vanuit de dynamiek en de alliantie die hier ontstaan
is , is een gerichtheid op verandering
onontkoombaar. Een benadering en evaluatie van het totale systeem waarin de
cliënt zich bevindt is tevens onmiddellijk aan te orde en wordt ook voortdurend
teruggekoppeld . Is dit een verandering
die de cliënt echt wil of juist onverwacht maar daarom niet oninteressant ? Wat betekent dit eigenlijk in de realiteit
voor belangrijke anderen ? Hoe reageren ze , of hoe zullen ze reageren wanneer
de dingen zijn zoals gewenst? Waar gaat dit naar toe ? Hoe kan therapie hier
een rol in spelen hierin?(Lefevere,2011 )
Als dan via een
interventie de negatieve spiraal trance,
waarin problemen meestal heel stereotiep ingebed zijn, even doorbroken worden.
Is dit in gevoel, in het denken, in gedragsuiting of in de relationele context
dat er een klein detail verschilt met vooraf. En dit maakt het iets
beter.. Dan ontstaat iets meer keuze , anticiperen , voorspelbaarheid van eigen controle . Plots is iets aan de orde wat hier niet
verwacht werd . Eigen keuzemogelijkheden
lichten op. En samen hiermee komt de
verantwoordelijkheid voor het eigen proces er aan als een nieuwe geboorte . Dan ontstaat een proces dat onherroepelijk is
en dat de therapeut degradeert naar zijn meest logische rol , namelijk deze van buitenstaander in het leven
van de cliënt dat opnieuw uitermate boeiend kan worden . En waar het ondersteunende contact enkel is op
de momenten dat de cliënt het nuttig vindt en dat het toegestaan wordt door de
cliënt.
Even terugspoelend naar de trailer over de
`vrijblijvende relatie` zien we dat het
eerste deel reeds een hoogtepunt kent. De duidelijke ommezwaai van een
dubbelzinnige , tragische communicatie tussen partners naar een positieve en
hoopvolle, eerlijke wil tot een nuttig gesprek is het resultaat. Dit
wordt door de therapeut in de verf gezet als een verdienste van het inzicht bij
zijn cliënt.
Bij de start van het tweede deel is de inleiding van
het Brugse model aan de orde. Eerder lichtvoetig en met mondjesmaat wordt een en ander
toegelicht. Illustrerende flashbacks tonen aan dat hulpvraag en leefwereld van
de cliënt heel snel in rekening gebracht worden Dit zit in deze benaderingswijze
van meet af aan ingebet. Elegant is niet het juiste woord , wel vlot gaat het voor de cliënt om
vanuit zijn vertrouwde leefwereld en uit zijn sterkte zijn prioriteiten te bepalen.
Met name zijn relatie is het die hij ten
alle koste wil redden. Een eerste stap hierbij is zijn partner te kalmeren en
opnieuw hoopvol te maken. In de realiteit gaat de stretch (alcohol serveren op
het consult) niet zo ver. Maar de ervaring toont aan dat het aangaan van een
alliantie met de therapeut door het respect dat deze toont voor de cliënt veel
uitmaakt.
Het gebeuren lijkt op het eerste
zicht het plot wat aan te dikken en de zaak ingewikkelder te maken. Niets is
minder waar. De eindgeneriek wordt immers supereenvoudig. Heel toepasselijk
wordt ze ingezet op een historische plaats, waar zelfs ook zee en land elkaar
ontmoeten. Ook het nu dansende koppel ontmoet er elkaar en komt opnieuw zichtbaar,
hoorbaar en voelbaar dichter bij elkaar te staan. Dit is een sprekend contact,
beelden zeggen soms meer dan woorden (A.Stellemans2012)
Deze wals is geen one million
dans (waarbij nadien zoals in de bijbel het hoofd van de profeet op de tafel
geserveerd wordt). Het is een eindbeeld dat met een knipoog verwijst naar de
eindgeneriek van een one dollar stripverhaal. Alle acteurs worden er in hun
waarde gelaten en kunnen er fijn de film uitdansen. De eindsekwens laat een
terugdraaiende solo begindans zien van de toelichter van het model. Dit is tevens
illustratief voor de verwisselbaarheid van beginpunt en eindpunt van de
communicatie bij levende systemen.
Ref.
L. Isebaert Cognitieve oplossingsgerichte
therapie. De tijdstroom ,Utrecht, 2007.
F. Skårderud e.a., Psychiatriboken, Gyldendal
Akademisk, Oslo, 2010
Current research topics in exercise and sport psychology
in Europe
Filip
Boen, Bert Decuyper en Joke Opdenacker (Editors)
Ter gelegenheid van het emeritaat van Prof. Yves Vanden Auweele mikken de
initiatiefnemers Filip Boen, Bert Decuyper en Joke Opdenacker op een
verzameling onderwerpen die naar inhoud dicht aanleunen bij de inspirerende
loopbaan van de gevierde. De titel Current research topics in excercise and
sport psychology in Europe laat aan duidelijkheid niet te wensen over.
Hieruit blijkt dat Yves Vanden Auweele zich in zijn werk liet inspireren door
de definitie van Hannes Kratzer die sportpsychologie definieerde als die tak
die de individuele grenzen bij de menselijke inspanning bestudeert. De
voortreffelijke auteurs behandelen stuk voor stuk pertinente vragen. De
wisselwerking tussen grenzen van fysieke en psychische belasting worden
afgetast. De bedoeling om deze grenzen te verleggen, het adagio van de sporter,
wordt vanuit het menselijk psychisch proces doorgelicht.
R. Seiler brengt de vaststelling dat jongere leerkrachten LO meer angst ervaren
in hun praktijk-leeropdracht dan de meer ervaren collegas. Taru Lintunen stelt
van haar kant een waardevol model van sociaal en emotioneel leren voor dat in
iedere opleidingssituatie en in het bijzonder in de praktijk van lichamelijke
opleiding op zijn plaats is.
Twee Scandinavische auteurs schuiven het teamfunctioneren naar voor. Apitz
bespreekt de condities in een team waarbij een plotse collaps optreedt.
Vermeldenswaardig is voor hem hoe zeer negatieve reacties op een zeer
betekenisvolle en expressieve manier gebracht door teamleden een soort
lawine-effect genereren. Hij doet ook voorstellen om zulks te voorkomen.
Stelter gaat uit van de sociaal constructivistische en narratieve standpunten
bij het beschrijven van de ontwikkeling van het team en het verhaal van het
team. Typisch voor hem is dat hij enerzijds het individu en zijn zingeving in
deze context niet wil laten verloren gaan, maar anderzijds ook benadrukt dat
het ontstaan van nieuwe teambetekenissen een deel is van een proces waarover
circulair door alle leden gecommuniceerd wordt. Resultaten zijn in de focus
hiervan en staan hier nooit los van op zichzelf...
Dorothee Alferman stelt bij jongere succesvolle topsporters vast dat de
ondersteuning vanwege de coach veel groter gepercipieerd wordt is dan bij
minder succesvolle atleten. Het betreft hier individuele sporters. Bij
teamsporters is deze tendens helemaal niet aanwezig, een intensere uitwisseling
met teamleden en coach wordt daarentegen wel gepercipieerd bij succesvolle
teamsporters. In deze zin is vanuit percepties voorspelling van vooruitgang bij
teamsporters en individuele sporters mogelijk. Dus wordt een gunstige
ontwikkeling verwacht bij teamsporters bij meer sociale ondersteuning en minder
instructie. Bij individuele sporters is het tegengestelde waar. J. Cruz belicht
de oorzaken van stress bij de topatleet en geeft terzelfdertijd aan dat
dopinggebruik als een gevolg kan gezien worden van extreem kritiekloos
conformeren met de eisen van de coach. De rol van de sportpsycholoog is er een
om een meer genuanceerde respons bij de atleet te genereren.
Over de typische coach-atleet-relatie ter gelegenheid van de voorbereidingen op
de Olympische Spelen heeft S. Serpa het in zijn bijdrage. Van belang blijken
uit zijn onderzoek ondersteuning van zowel coach als atleet. Het positief en
geconcentreerd blijven ondanks onverwachte wendingen en ook een betekenisvolle
relatie waarbij communicatie over veel aspecten mogelijk blijkt, is het meest
belovend naar resultaten toe.
Glyn Roberts waardeert ten volle de motivationeel gunstige resultaten van de
taakoriëntatie ten aanzien van ego-oriëntatie. Hij stelt echter ook vast dat
competente atleten via ego-gerichtheid bijkomende motivaties ontwikkelen.
Verder onderzoek over de bruikbaarheid van beide oriëntaties, die overigens
onafhankelijk van elkaar zijn, is aangewezen.
Naar de toekomst wordt op een interessante manier gekeken door Johnson.
Studenten sportpsychologie waarderen enkele recente evoluties, onder andere een
betere acceptatie in de maatschappij vooral bij individuele atleten. Ze wensen
dat in de toekomst nu ook werk gemaakt wordt van een verantwoorde
sportpsychologie bij teams, in educatie en ook voor wat betreft de
accreditatie.
De E.N.Y.S.P.P. stelt zichzelf voor als een vereniging voor jongere
sportpsychologen, gegroeid uit de Europese masteropleiding.
Het laboratorium te Leuven lag aan de basis van de drie afsluitende bijdragen.
Een eerste stuk gaat over een conformeringtendens bij de jurering van artistiek
turnen. Dit valt voor wanneer informatie verstrekt wordt over de jurering van
collega-juryleden. De volgende bijdrage wijst uit dat de betere opvolging door
experts van fysieke activiteit bij leden van sociaal-culturele organisaties
aanleiding geeft tot een significant betere respons. Tenslotte wordt het
sport-specifiek testdiagnostisch onderzoek van het psychologisch proces aan de
basis van sportbeoefening toegelicht. Aanwijzingen voor consequenties voor de
praktijk maar ook voor toekomstige onderzoeksvragen zijn in de drie studies
gemeenschappelijk eindpunt.
Te vermelden naast de uitgebreide bibliografie van zijn werk is tenslotte het
geestelijke vaderschap van de Europese masters en zijn drijvende kracht bij
het verschijnen van het Europees handboek waarvan hij co-editor is. Dat
betrokkene zich verder gaat richten op ethiek in de jeugdsport en op de
mogelijkheden dat sport een positieve rol kan spelen bij de betere ontwikkeling
van bevolkingsgroepen is het laatste element dat zijn carrière tot op heden
kenmerkt.
Gelezen door Ignace Barroo
Praktisch:
Uitgegeven door Lannoo campus, Leuven, 2006
Prijs: varieert
ISBN 978-90-209-6957-3, 188 blz.
Te bestellen bij Lannoo LannooCampus, Naamsesteenweg 203, 3001 Leuven, tel. 016
300 110, fax 016 300 119, info@lannoocampus.com, www.lannoocampus.com
Sportspecifieke stress hanteren
Voor
IDEALE
PRESTATIE TOESTAND
PROGNOSE
TRAINING
DUELTRAINING
VIERFAZENTRAINING
OPDRACHTEN EN FOCUS
Tijdens
TAAKGERICHT
EN POSITIEF DENKEN
KORTE HERCONCENTRATIES
LANGDURIGE HERCONCENTRATIES
Na
EVALUATIES
OPDRACHTEN
RESULTATEN
MENTALE STERKTE EN ZWAKTE
NIEUWE CYCLUS
Honger naar...
komt tot
uiting in esthetische,
fysieke, lichamelijke,geestelijke triggers
basis wordt gelegd in sessies
concept fysieke voorbereiding
aqua fitness
aerobics,yoga en stretch
rust/herstel yin & yang,
derde oog
Mentale vereisten:
meerdere
doelen; carrière planning
realistische verwachtingen
inschatting succes 60%
concreet doelen
automatismen vertrouwen
uitschakelen storingen
pluriforme verklaringen van succes en verlies
Inleidende
tekst naar aanleiding van studiedag ingericht in samenwerking met psychomotorisch therapeuten
De vraag waarom het zinvol
is verschillende groepen patiënten binnen dezelfde studiedag aan bod te laten
komen wordt gesteld. Er zijn meerdere argumenten hiervoor.
De rode draad van deze studiedag is immers het omgaan van de professionele
hulpverlener met de limitaties fysiek en mentaal, deze vergen beiden een
aangepaste doelgerichte aanpak. Opvallend hierbij is dat voor uiteenlopende
patiëntencategorieën dezelfde processen aan de orde kunnen zijn. Recent ervaart
men ook in de dagelijkse praktijk frequent dat bij dezelfde patiënt
tezelfdertijd meerdere pathologieën aanwezig zijn.
Veel trainingsprocessen van fysiek actief zijn maar ook conditioneringen van
emoties en gedragingen zijn daarenboven heel snel zeer specifiek. Iedereen
heeft belang bij een aangepaste benadering. Sportpsychologen,
revalidatietherapeuten, psychomotorisch therapeuten worden ook steeds meer
bevraagd om hun werkwijze te motiveren maar ook hun programma zinvol voor te
stellen en iedere bijsturing van commentaar te voor zien. Vandaar dat deze
studiedag voor heel wat professionelen uit de gezondheidssector, maar ook uit
de fitness- of sportsector een hoge mate van relevantie heeft. Een niet te
missen opportuniteit die illustratief is voor de meest recente ontwikkelingen
in een vakgebied waar de meest basale reflexen en conditioneringen heersen maar
de gesofisticeerde geest-lichaam band de doorslag geeft voor de uiteindelijke
kwaliteit!
De sprekers van vandaag gaan vanuit hun specialiteit, wat toch telkens een
pigment vertoont,de klemtonen van hun specialisatie belichten . Onmiskenbaar
zijn er een aantal gemeenschappelijke processen die hier op een originele en
wetenschappelijke manier naar voor zullen komen. Aan de luisteraar om ze te
detecteren. Als dan voor de eigen praktijk niet alleen inspiratie, maar ook
concrete toegangswegen en handvaten aangereikt worden dan zijn de
doelstellingen bereikt. Indien daarbij nog de relevantie van interdisciplinair
werken voor de beroepsgroep van psychomotorisch therapeuten en sportpsychologen
geprikkeld wordt en naar een groter vermogen stuwt mogen we gewagen van een
beoogd effect.
Vangnet
voor geblesseerden
1. Preventief
Onderzoek
ergometrie ,tests ,mogelijkheden
Dagboek bijhouden:
's morgens en 'savonds gewicht,hartslag,
op 1O puntenschaal fitheidsgevoel 's morgens
bijbrengen principes trainingsopbouw:
stretching, tapering off,cooling down
2. Bij kwetsuur
Zo snel
mogelijk duidelijke diagnose en zicht op behandeling, rust, modaliteiten en
periode van herstel, en opnieuw competitief worden
Fysiotherapie
naast hersteltraining
betekenis van de pijnen, graad van handicap, weg te gaan middelen,
instrumenten, aantal oefeningen en tijd te gaan
3. Voor het emotioneel
gedeelte
Ondersteunen
en belonen van wil en motivatie van de cliënt
contact met
de groep houden
evaluatieschema's met vooruitgang bijhouden,
realistische doelen
afleiding bieden: literatuur,tests in vrije tijd
evtl.naast evaluatie van presteren
gemoedstoestand bijhouden (positief,neutr,.neg)
terugvinden competitieritme en zelfvertrouwen: prognosetraining
Stress redemption in a youth soccer team through the
Surinam Circuit
Lic.I.Barroo Az.Damiaan Ostend
Holistic model, metaphor , physiologic and psychic factor, openness
Introduction
Purpose of this pilot study is to introduce
some models and metaphors which might enlarge the focus on how to tackle stress
in youth soccer.
Flemish youth soccer teams analysed by C. JANNES (1998) revealed a lack
openness in most of the comprised sample. This means that they demonstrated
less fantasy, less esthetical intrest, less willingness to change. The inner
part such as feelings, ideas and values seem to be irrelevant to them. When
this finding is contributing to the lack of creativity on the one side and the
higher levels of stress and drop - out at the other side an appropriate
(applied) research which tries to handle this openness factor would be most
valuable.
This mentioned finding can be a consequence of the mechanistic viewpoints which
are prominent in adult soccer. Only results seem to be at the demand of clubs
and teams. However in developmental psychology dealing with youth the holistic
point of view is favorised. It stresses on the organic growcapacities,
differentiation, variability between individuals and educational steps to be
undertoken. Moreover that soccer from the physiological point of view is known
as an intermittent kind of effort and team sport , it is more likely that a
larger focus is at the demand than merely reinforcing unidirectional vision and
strategies.
An approach which takes into account both physical and psychic demands of the
intermittent effort, which is called soccer,can be found in a metaphor.The so
called surinam circuit has the intention to make physical and mental
praparation understandable and accessable in order to reach higher and higher
levels of performing.
Method and procedure
Specialists of physical education agree
upon some of the most important physical capacities which enable soccer players
to play at their best. They are endurance, explosive power, speed,
sportspecific motor learning( agility,pivotability,balance etc...) and
suppleness. J. LIEVELD ( 1994) compared the results of young Surinams (12 -16
yrs.) with those of West-European youngsters. As a result of this measurement a
better metabolic function (endurance and body power) was found for the latter
group. Whereas in the former surinam group neuromotor functions ( coordination,
suppleness, explosive power, speed) exceeded. The bright soccer performance of
this south american (surinam)people in European top teams might be due to this
physiologic difference. In this way one can hypothise that the training and
development of this explosiveness ,speed, coördination and suppleness in the
group westeuropeans would be most fruitful. Moreover if one could enhance
psychological (hypothetical) characteristics of this surinam group ( survival
spirit, openness, spontanity,direct and simple comunication,creativity)one
could fit even more in a kind of admired philosophy(SANDERSON 1996) and maybe
overcome the already mentioned lack of openness that is obstructive to every
learning proces.
Our experience was an applied research pilot experiment. The focus was on the
metaphor of the condition of the soccer player which was symbolised as the
growing proces of a growing tree. The maximal capacity to oxyginate depends
on the carefull development, step by step of the metabolism that has to
function well, then the stem has to become stronger, the tree brunches, will
develop,little supple brunches appear permitting the leaves to have the
ultimate contact with the wind, sun,oxygenation and environment... Only
folowing this successive direction development is possible in an appropriate
way. Transfering our metaphor to the preparation field we can assume : we have
to develop endurance first, then we are able to emphasize on basic power
thereafter speed is in the focus, only thereafter sportpecific psychomotor
learning will take place and finally mental training can be appropriatly
implemented.
These five steps were disguised in several well described excercises and
images. So we called the endurance tasks : club 16O (working with the sport
tester, aqua jogging), the basic power work : cape canaveral ( fittness, power,
steps, jumps), the speed work: eurostar ( action, reaction, starting power,
frequence training), the neuromotor training: dark side ( footwork, mini foot,
soccer aerobics) finally the mental training was called bingo club (
communication, challenge, irritation,regeneration, prognosis training)
.(BARROO, 1997)
Procedure
We started an information program which
intended to anchor the surinam circuit eight weeks before an international
tournament of 12-14 years players ( n= 14). There was a brief explanation of
the purpose, the necessity of this procedure to become well prepared and at the
same time to feel in a good mood. Therefor an invitation to start a kind of
selfmonitoring was made :as to which step of the circuit they trained ?(this
was an indication how they understood the training), how they felt about their training
?( positive,negative, neutral), how their mood was afterwards ?(
good,bad,uncertain). After every training session players were stimulated to go
on with this kind of monitoring.
During the last three weeks of the preparation, when on the physical level a
tapering off period was instigated, a new kind of monitoring was introduced.
Daily they had to indicate how fit they felt i n the morning after awaking (
they had to give points from one to ten, ten meaning they felt super fit, one
meaning the opposite). Further they had to continue their training monitoring.
This was also the time to start informations about stress management by means
of goal setting (sorting out their own stronger and weaker points), searching
optimal arousal zone before the game, how to cope with irritation, prognosis
training ( excercises with prediction of the result) ( KELLMAN, 1995),
challenge training (doing duels). Here there was also some individual work
depending on the kind of problems we detected.
During the last week one group session was held. The communication excercise
subsisted of three questions: what kind of reaction do you want when you are
doing something wrong? when you are in a fifty/fifty situation with a team
mate, who do you want to take the ball?
What is your prognosis on the teamresult for the tournament? The expectations
of the team and club responsables were set out. An attractable stretching video
tape and device was handled over.
Method
Three weeks after the tournament a brief
form was filled out by the players. This form consisted of four times five
self-ratings dealing with the themes they met in the surinam circuit:
monitoring internal cues (occilation stress/relaxation,arousal, breath,fit in
the morning,keep a diary) , socializing appropriately ( irritation under
controle, aware of expectations, taskoriented cohesion, group oriented
cohesion,speaking out tensions), self-image ( challenging, goal setting
ability, creativity, coping with stress, positive thinking on the task) ,
volition ( consciently training on endurance, power, speed,
agility,suppleness). The five point scale rating indicated wether the behaviour
took place : never, a few times,some times, often, always. They were also asked
to evaluate the habitual way (retrospective rating) before the tournament and
the way they evaluate after the tournament.
Our analysis of the results makes a descriptive( no statistical tests are made)
comment on how the themes were scored before and after the tournament and which
items seem to change most at this occasion. We also make the comparison between
subjects who did already have an experience with the circuit in the year before
tournament preparation.
Results
The self - rating means as a group didnt
show changes ( = differences in evaluation before and after the tournament);
the mean ratings were about the same. On both occasions self rating for
volition scored 3 (sometimes), monitoring scored 3 (sometimes), self image
scored 4 ( often), socializing scored 4 (often).
Only some individual item tendencies were perceived such as changings in higher
self -image scores 8 on14, the ability in dealing with competion stress became
higher scored in 6 of the 14 ratings. Anyway 11 out of the 14 did see some
changings happen , this means that only 3 didnt have the experience of being
changed . After the tournament less changes for monitoring(3) and socializing
(3) were found. Volition was decremented in 3 cases whereas an augmentation was
found in 4 cases. Getting more creative was noted in 4 of the cases. None was
intrested in keeping a diary.
The group with one year experience did show a little less changes than the
group with two years( 1 no change/5 change versus2nochange/ 6change)
Discussion
This group did show us moderate intrest in
volition (consciously training will) and monitoring. The confirmation of the
emphasize on self image and socializing items was more than moderate. It was
also observed that individual differences among players exist : some emphasize
on the more problem focused coping ( volition, self-esteem), some on the
emotion focused coping ( monitoring, socializing). Some individuals used them
both. The event of the stressful tournament didnt seem to change much in the
self rating of the players as a group.
However individuals admit changes: they indicate to be able to cope better with
stress, to have a better self image. Changing attitude towards training
intentions and differentiating this work is on the other hand an indication of
some changes that might occur during the accompaniment.Some instrumental ways
to cope better seemed to be instigated by the circuit, some palliative, emotion
controling responses were learned in a few of the cases.
At a higher level a belief in the accessability of changing and proces to
become a better player was probably introduced (outcome expectancies
heightened) when one can stand the higher degrees of stress. Especially when it
comes to teamresults and teambuilding manifestations (which are not studied
here) we saw some remarkable evolutions happen.
The openness of mind (demonstrated in willingness to change, , emphasize on
creativity ,being though enough to take new challenges)in combination with the
appropiate training methods (Explosiveness, agility, neuromotor training) will
ask further research and understanding.Because this most promising subject is
not only giving nice results on the motivational level but is implementing a
new philosophy towards education and the holistic model being the most fruitful
in youth sport.
Conclusion
Although figures are scarcely convincing
one can plead for this surinam circuit and for the use of the holistic
educational model. The physiologic and psychic event of the understandable and
easy accessable circuit throws a new light on how to learn to cope with the
higher levels of stress in youth sports. Some new inspiration , tools and
models in relation to the important openness characteristic were handled over.
References
BARROO,I., L importance d une preparation
physique et mentale en groupe chez les jeunes footballeurs de haut niveau,
proceedings colloque Louvain la neuve1997, ed. P. Godin.
JANNES ,C.R., Toestandsangst en angsttrek bij jeugdvoetballers met
sportblessures. Licentiaatsscriptie R.U.G. Fac.
Psychol. en pedagog., 1998.
KELLMANN, M., EBERSPÄCHER,H, Contempory issues of psychological skill training:
techniques to optimize self-efficacy in sports, F.E.P.S.A.C. congress
proceedings, Brussels, 1995. LIEVELD,J, Etnische
kenmerken in de lichaamsbouw, groei en fysisch prestatievermogen van Surinaamse
jongens. Doctoraal scriptie R.U.G. H.I.L.O., 1995.
SANDERSON, F., Psychology, in Science and Soccer ( Ed. Thomas Reilly), E
&FW Spon, London,1996, pp 273-3O9.
1. Een positieve
benadering van het bestaande talent
Positief
benaderen van het talent betekent dat het is aangewezen om eerst na te gaan
welk niveau spontaan bereikt wordt vooraleer men het gewenste niveau kenbaar maakt.
Bij het geven van een taak gaat men het best net iets boven het niveau dat tot
op heden bereikt werd mikken. Telkens gaat men erbij nagaan wat de
verwachtingen zijn van de getalenteerde jongere zelf om dan toegang te krijgen
tot het motivationele aspect.
Creativiteit en verbeeldingskracht worden daarbij als een bron van menselijke
ontplooiing gezien. Dat de jongere talentrijk is wordt aangegeven als een
pluspunt ten aanzien van zijn omgeving. Immers als de jongere in staat is om
zijn talent aan te boren ten dienste van de maatschappij zit hij in een
interessant stramien.
Fouten die over het algemeen gemaakt worden zijn een tekort aan
individualisering en een onder- of overschatten van het reeds bereikte niveau.
Daarom moeten begeleiders oog hebben voor, luisteren naar de spontane
interesses, voor de voortgang van het talentgebied.
Begeleiden betekent echter ook de totaliteit van de persoon in rekening brengen
Bij het begeleiden legt men nadruk op het belang van de prestatie maar ook op het
waardenvolle van de affectieve, gevoelsmatige kant. Er is in dit verband niet
alleen een constante dialoog nodig met de jongere en zijn omgeving. Constant
moet men oog hebben voor de vragen die er zijn. Geef uitleg waarom, voor hoe
lang, hoeveel keer, de condities waaronder, de doelstellingen, de beperkingen
en het verwachte resultaat.
In deze zin is het eveneens noodzakelijk om de jongere gebruik te leren maken
van de juiste instrumenten, methodes, personen , procedures om doelen te
bereiken.
Leg ook nadruk op het aspect ontspanning naast de inspanning. Prestaties zijn
belangrijk maar zijn niet het enige belonende aspect voor het welzijn. Er moet
rekening worden gehouden met dysharmonieën tussen gevoel en intellect of
motorische ontwikkeling.
Van belang hierbij is de opbouw van een evenwichtig zelfbeeld. Mislukkingen
zijn een normaal deel van het leerproces. Hier gaan er soms moeilijkheden
optreden immers de vergelijking met leeftijdsgenoten kan zorgen voor bijkomende
problemen. Het grote verschil roept in veel gevallen naijver op. Zeer storend
in de ontwikkeling is ook de invloed van inconsequente normensystemen die door
de volwassenen gehanteerd worden. Het zij de ouders of de betrokken leraren of
coaches moeten zich hoeden voor favoritisme, het opzetten van talentjes tegen
elkaar, idealiseren, onfeilbaar verklaringen enz...
Wat hierbij helpt is een consequent normensysteem van belonen en straffen, realistisch
en feilbaar zelfbeeld en een aanvaardende groepssfeer.
2. Oog hebben voor de
gevoelsnood
De jongere
gaat op een bijna volwassene manier om met de problemen, ook al omdat hij bij
zichzelf zoveel controle ervaart het gevaar bestaat erin dat hij het
gevoelsmatige aspect uit het oog gaat verliezen
De beste adviezen aan hen zijn steeds omkleed met de gevoelsmatige context.
Prestaties zijn iets wat niet op zichzelf staat. Ze zorgen voor een uitstraling
waar de begeleider de jongere attent op maakt. Bij de ouders maar ook bij hem
gebeuren er zaken: fierheid, overwinningseuforie edm...
Dit moet niet uit de weg gegaan worden maar er zijn ook andere momenten, de
ontspanning, het affectieve, eens geknuffeld willen worden, interesse voor
schoonheid, sociale betrokkenheid en engagement, medelijden, tederheid zijn
eveneens waarden die in een belonende context moeten gegoten worden.
Er is ook een opvang nodig voor de jongere omdat de talentgebieden zich beter
blijken te ontwikkelen dan het gevoelsvlak. Ook al omdat het hier om menselijke
verhoudingen gaat is een perfecte oplossing haast onmogelijk.
Noot : Het denken in de
competitie is veelal aan wat correcties toe.
Een overdreven gerichtheid op presteren
leidt naar irrationele denkbeelden en omgaan met zwart wit denken en
overdreven generalisaties; Deze zijn meestal bedoeld om zichzelf via
positief denken op te peppen. Het nadeel hiervan is dat bij een falen dit
dubbel zwaar aangevoeld wordt als een krenking. Een begeleiding waarbij
nuchterheid en rationaliteit in denken aangeleerd wordt is aangewezen. Zo
zal een prognose van de verwachtingen door alle betrokkenen een
interessante toetssteen bieden en kan een overtrokken verwachtingspatroon
minder storend werken.
Nadruk op het proces en minder op het
resultaat op zich is ook een te volgen stramien. Wanneer steeds maar het
uiteindelijke doel voor ogen gesteld wordt gaan leermomenten die mogelijks
het resultaat op de lange termijn garanderen overgeslagen worden.
Een laatste belangrijk element is het
rekening houden met de leeftijd- ontwikkeling .De groepsbeleving en de
cognitieve mogelijkheden zijn ten zeerste mee ontwikkelend met de leeftijd.
Discipline, zelfbeeld, zelfpresentatie, zelfevaluatie ,normenbesef ,
autonomie gaan een andere kleur krijgen bij andere leeftijdsfase .Enige
kennis hiervan is bij de begeleiders vereist.
STRATEGIE EN TACTIEK : 1) ZIN EN ONZIN SEQUENTIËLE ANALYSE
Zin en onzin van sequentiële analyse voor
competitiesporters op hoog niveau
I.Barroo & J. Delrue
.
Revalidatie
twee professionele voetballers: resultaten van resp 2 en 3maand sequentiële
analyse*
Uit
deze studie bleek dat de relatie tussen de zelfbeoordeling van prestatie en
gemoedstoestand van SPORTER 1 niet van die aard te zijn dat een goede prestatie
altijd gepaard gaat met een positieve gemoedstoestand.
Bij
SPORTER 2 lijkt het erop dat er een verband bestaat tussen de
prestatiebeoordeling en beoordeling van de gemoedstoestand. Er zou hier sprake
zijn van een redelijk sterke samenhang.
Met
een tweede onderzoeksvraag werd nagegaan indien de gevonden relatie tussen de
zelfbeoordeling van prestatie en gemoedstoestand van de atleet verschilt
naargelang de revalidatiefase waarin de atleet zich bevindt.
Bij
SPORTER 1 kunnen we besluiten dat deze sporter vanaf de tweede fase in de
revalidatiefase zijn eigen prestatie en gemoedstoestand positiever beoordeelde
dan bij aanvang van zijn revalidatiefase. Daarnaast werd in fase twee ondanks
een matige prestatie, toch een positief gevoel behouden, terwijl dit in de
eerste revalidatiefase vaker gepaard ging met een neutrale of zelfs negatieve
gemoedstoestand.
Conclusie:
ondanks dat er geen significantie voor gevonden is, lijkt er bij deze sporter
in de relatie tussen de zelfbeoordeling van prestatie en gemoedstoestand een
verschil te bestaan naargelang de revalidatiefase.
Revalidatiefase
Sporter 1
Sporter 2
Hogere perfect. score
Lagere perfect. score
Fase I begin revalidate
Gemoed
Prestatie
Gemoed
Prestatie
Negatiever
Negatiever
Positiever
Positiever
Fase 2 pre- competitie
Gemoed
Prestatie
Gemoed
Prestatie
Positiever
Positiever
Negatiever
Negatiever
Voor
SPORTER 2 kunnen we besluiten dat hij in de tweede periode van zijn
revalidatieproces zijn prestatie en gemoedstoestand negatiever beoordeeld dan
in de eerste fase. Ondanks het gebrek aan een significantiewaarde, lijkt er in
de relatie tussen de zelfbeoordeling van prestatie en gemoedstoestand bij deze
sporter een verschil te bestaan naargelang de fase van revalidatie. Een
hypothese hierbij is dat de mediator (of mediërende ) variabele perfectionisme
aan de basis ligt van het verschil.
Deel 2
Hardloopster van topniveau: casestudy
Vaststelling bij initieel onderzoek van de algemene disfuncties
tgo het vereistensysteem behandelen: duidelijke problemen met te traag
trainen: was ook via het hiclass model
(roosteronderzoek) vast te stellen
Bestuderen van
sequentiële analyse
Resultaat:
Over het algemeen
een stabiel goed gevoel, zelfs als er geen goede frisheid genoteerd wordt s
morgens
Goede
voorspelbaarheid , van goede prestatie op dag +1 als dag 0 goed is
Dit is veel
minder duidelijk bij d.+2
Ontleding van de mentale weerbaarheid van de atleet: hier duidelijk een vermoeidheid,
overdreven trainingsijver op twee dagen voor de meeting, bevestigd door de
resultaten op de cross cup en fysieke
maten van recuperatie op basis van hartslagen
Instructies
trainer op de dag twee dagen van de competitie verwijderd:
Bij
vaststelling van heel uitgesproken stijgende recuperatie= blijk van topfitte
mogelijkheden kunnen zeer diep gaan etc. op dag -2 tgo de competitie:
Volgende
keuzemogelijkheden werden hier aan de atleet overgelaten:
Wenst zij: -
gewoon te trainen
Training tot gevoel zegt te stoppen?
Geen training?
Betreffende atlete maakt heden nog
steeds gebruik van deze observatie in haar voorbereiding. Zij is steeds bewust
van de gevaren van dag -2 tgo de competitie.
concluderend
Seq analyse
& Evaluatie:
Minder irritatie
Duidelijkheid
Toekomst
Heden
Verleden
Effectiviteit
Ontplooiing en mogelijkheden
-
communicatievoordelen
*Voor revalidatie:
Aanvoelen van competentie(s)(prestaties/zelfkennis)
Autonomie (kennis van stages)
Ondersteuning ( gevoel/personen)
Moderator of mediërende factoren invloed:
perfectionisme
*Voor training
Kennis van
resiliance(fitheidsscore)
Verwerking van
training, periodisering, competitie (info voor trainer van belang)
Dagschommeling
spontaan
Andere
variabelen(sociale of andere context)
*Voor competities
Onmiddellijke
voorbereiding: eigen ritme in intensiteit van trainen
(Dag +???)
Communicatie
trainer atleet
Via objectieve
resultaten/via derde of rechtstreeks mededelen is mogelijk
*Delrue,J.Sequentiële analyse van de zelfbeoordeling van
prestatie en gemoedstoestand, met perfectionisme als extra variabele, bij twee
revaliderende topsportersonuitgegeven thesis howest, Brugge2008-2009
Door Ignace Barroo, deelnemer aan de sessie op 30
april 2010 te Waregem
De aanzet van deze interne studiedag, enkel voor de
leden, werd gegeven door inrichter Guido Verhaeren. In de lokalen van zaal de
Regenboog (op een steenworp van het gelijknamige Waregemse stadion
verwijderd )werden we hierna door Steven op t Roodt verwelkomd. Zijn functie
in de eersteklasser Zulte-Waregem deed hij er voor een vijfentwintigtal VVSP-ers(aangevuld
met twee genodigden) uit de doeken.
Bijval toen ook eerste klasse trainer Francky Dury zijn inbreng deed
was er
overduidelijk. De inhoud , absoluut niet te missen kunnen we
menige niet- aanwezige VVSP-er niet onhouden, vandaar dit volgend relaas .
VERTREKPUNT
De razend interessante insteek van Steven is zijn grote en
gewaardeerde betrokkenheid bij zijn club. Hij verontschuldigt zich als het ware
ervoor niet zoveel achtergrond te hebben op
vlak van sportpsychologie. Maar wees gerust hij is er sterk bezig.
Waar hij zijn achtergrond haalt is de holistische premisse
dat een sporter best begeleid wordt via een driefactoren model: een elkaar
beïnvloedende structuur-, chemie- en mentale kant van de sporter is het
vertrekpunt. Als hij dan nog eens stelt vanuit zijn optiek nog meest te kunnen
bijdragen aan preventie en prestatieverbeteringskant( en minder aan de
decompensatiekant) , dan zien we hierin een antwoord op de vraag van de trainer
om het mentale zo goed mogelijk in rekening te brengen. De trainer staat in
zijn club aan de wieg van een totaal
vernieuwende aanpak die ook het mentale wilde incalculeren. Wegens als er
hier geen peperdure ploeg samen te
krijgen is,
dan maar met de mindere goden iets klaar maken en meer dan dat...en
Steven is hier een zeer waardevolle pion voor.
Stevens vertrekpunt waren
initieel een aantal vragen naar een mentale basis voor selectie van nieuwe
spelers voor de ploeg. Hij werkt in deze met vragenlijsten over de
soort sportieve motivaties, ego- versus taakgerichtheid en tenslotte een
eenvoudige zelfbeschrijving via op tienpunten schaal aan te brengen competitie-eigenschappen
. Deze worden dan op de volgende manier aangewend bij de aan te werven spelers. Iemand die niet
de instelling heeft om hard te werken , samen met zijn ploegleden de lasten te
dragen zal, als hij geen spelsurplus heeft,
er niet bijkomen. Dus iedereen die
overtollige conflictstof dreigt bij te brengen,
zonder iets wezenlijks aan het spel als meerwaarde te brengen,komt er niet bij.
DRIE NIVEAUS VAN WERKEN
Bij de aanwezige eerste klasse spelers en geselecteerden
werkt hij dan op drie vlakken.
*Eerste vlak waarop hij een bijdrage heeft is het
individuële: het ten aan zien van zichzelf functioneren . Hier gaat hij vrij vlug
over wegens in eerste klasse wordt verondersteld dat iedere speler hierover in
zijn opleiding voldoende heeft ondernomen om zichzelf te ontwikkelen tot iemand
die veel opdrachten met het juiste zelfvertouwen kan aanpakken..
*De tweede basis en de meest in het oogspringende
werkveld is het individu en zijn bijdrage tot de groep. Francky Dury
benadrukte dan ook dat het aanwezig zijn van Steven met zijn camera bij iedere
wedstrijd met als oogmerk het terugkoppelen van het zichtbare gedrag naar de speler toe een nuttige functie heeft in een team dat zich wil
opbouwen.
In een gesprek met de betrokkenen in de week volgend op de
wedstrijd (telkens filmt Steven 2 à 3 spelers) worden de doelstellingen(vooraf
vastgelegd en geafficheerd in de kleedkamers) geëvalueerd. Hoe meer taken
duidelijk worden en geëvalueerd worden hoe minder kans op een social loafing oflanterfanten(zich
wegsteken in voetbaltermen) ( Ringelmann effect)
(Ook Francky Dury heeft de neiging om doelstellingen en de terugkoppelingen
hiervan zeer sterk te benadrukken. In een kort verblijf bij de nationale ploeg
van België wilde hij reeds een eerste aanzet maken met de vraagjes: Waar
staan we, waar willen we naar toe, wat is er nodig hiervoor?. Maar wegens
korte duur van zijn verblijf in het nationale team nooit verder geraakt dan de
vragen.. en een reactie van een speler Wat een rare
vragen!).
Over welke punten gaat dit werken aan de externe uitingen
van de speler dan?
Bijvoorbeeld het bijsturen van een agressieve houding, geen
gele kaart pakken in confrontatie met de scheids, het bijstureneen
juiste ritme, geconcentreerd met de juiste indeling van de tijdsbesteding een penalty te nemen, beïnvloeding en
commmunicatie met medespelers etc...Hier komt het ook voor dat motivatieproblemen
en vraagstukken naar de trainer worden doorgegeven. Deze
laatste neemt deze voorzet van Steven
zeker ernstig .
*Op het derde vlak wordt door de trainer samen met
Steven de groepsaanpak gepland.
Naargelang van het tijdstip van de competitie zijn er andere klemtonen te
leggen.
Voor de competitie zijn er teambuildingsactiviteiten, in de
competitie zelf zijn er de opdrachten om met de spelersgroep bepaalde problemen
onder elkaar op te lossen. Ook als groep moeten spelers zelfstandig kunnen
zaken bespreken. Enkele leidinggevende
spelers spelen een cruciale rol om een
en ander door te spreken. Zoals het zoeken naar verwerken en vermijden van een
teamcollaps bij dreigende grote verliescijfers. Naar het einde van de
competitie is er dan het evalueren van de doelstellingen, het uitzetten van
nieuwe doelstellingen...
Opvallend is dat de trainer enorm veel responsabiliseert in
alle lagen, zelfs de sponsors...
BIOFEEDBACK
Het meest impressionante, innoverende en boeiende deel van
zijn bijdrage kwam aan bod gedurende de korte demonstratie met het biofeedbackmateriaal (ter
waarde van 10 000 euro).
Eerst komt voor de speler een korte uitleg over het mentaal
sterk zijn . Dit mentaal sterk zijn komt er pas als de verschillende niveaus
van verwerking optimaal samenwerken. De toelichting over de soorten breins van ieder
mens: het reptiel- of overlevings- niveau(hersenstamniveau),
het emotioneel niveau(limbisch niveau) en het bewuste
niveau(niveau
cerebrum) die op elkaar inwerken en soms van elkaar overnemen naar
aanleiding van een stress is het vertrekpunt. Het is niet zomaar koelbloedig
blijvendat telt. Steven gaat heel snel
over naar een illustratie hiervan bij de spelers.
werkwijze
Hij stelt via metingen van huid-weerstand en temperatuur, hartslag
gekoppeld aan ademhaling en spierspanningsmeting heel snel een basisprofiel van
reageren op stress op, dit voor iedere speler apart. Er zijn een hierbij een
drietal stressoproepende proefjes( adekwaat reageren niettegenstaande afleidende
dominante visuele stimulus, rekenproefje dat continu moet aangehouden worden, vertellen
emotionele gebeurtenis worden afgewisseld met een ontspanningsuggestie)
Dit is een ogenblik om zijn uitleg voor speler een basisprofiel van
reageren op stress te concretiseren. Dit gaat immers implicaties hebben voor
het toekomstig functioneren van de speler.
Zelfs kan de basismeting onmiddellijk fysieke vermoeidheid
detecteren. Tevens geeft ze onmiddellijk
aanwijzingen over eventueel gebrek aan coherentie tussen ademhalings- en
hartritme en hiermee gepaard gaande concentratiemoelijkheden onder de genoemde stressomstandigheden.
Voordeel bij deze laatste vaststelling is dat deze coherentie via de techniek
van ademhalingsoefeningen (oa.buikademhaling) gekopppeld aan de visuele weergave
van de beide geciteerde ritmes trainbaar is. Contigue als operante
conditioneringsmethodes worden hierbij gehanteerd.
Besluitend
Het systeemgerichte en nuttige aanpakken , waarbij de taal
van de voetbalwereld gehanteerd wordt samen met een uitdrukkelijke inschakeling
in een toekomstproject van de groep garanderen werkbaarheid en succes in
Stevens bedrijvigheid als sportpsycholoog. Hij staat bovendien ook open voor
iedere samenwerking, dus ook met andere
leden van de vereniging die zijn wegen bewandelen.
STRATEGIE EN TACTIEK : 3) BRUIKBAARHEID BRUGS MODEL
Bruikbaarheid
van het Brugs model ontwikkeld aan het Korzibsky-instituut in revalidatie en
sportsetting
Geert
Lefevere
In een eerste deel
werden de highlights van het Brugs model op een bevattelijke manier naar voor
gebracht. Via een kennisname met de inbreng van de grondleggers Steve De
Shazer, Milton Ericson en Luc Ysenbaert wordt duidelijk dat er heel wat
verschillen zijn met een traditionele benadering van de cyclus om vanuit een
probleem tot een oplossing te komen.
Centraal staat
immers de fundamentele keuzevrijheid van de cliënt. Het doel van de begeleiding is dan ook de
cliënt duidelijk te maken dat er zowel op niveau van benoeming of kadering
(semantiek) van zijn probleem als in de keuze van de oplossingen(pragmatiek)een
uitbreiding mogelijk is ( problematisch is juist de onvrijheid hierin). Om dan
in tweede instantie de cliënt zelf volgens zijn waardensysteem consequent te
laten kiezen.
Veel meer dan in de
traditionele benaderingen is er aandacht voor de band (niet- specifieke
factoren in therapie) die ontstaat, het mandaat dat men verkrijgt, utilisatie
respect en hoop op verandering.
Omdat het een
pragmatisch model is gaan bruikbare zaken uit het systeemdenken , uit de
cognitieve gedragstherapie, uit conditionering van gewoonten, uit suggestieve
methodes vlot in een voor de cliënt bruikbare en aansprekende set geïnitieerd
worden. Het betreft geen loutere aanbieding maar een nadrukkelijk opvolgen van
de waarden en motieven van de cliënt waarbij de genoemde strategieën nuttig
kunnen zijn. Op deze manier slaagt men erin om van meet af aan de motivatie en
autonomie van de cliënt als het ware vast te nemen en via een reeks
succeservaringen, al zij het maar met mondjes maat in het begin, een
verandering waar te maken . De rol van de begeleider is er dan ook een van
uitnodigen , ondersteunen, bevragen, een geen weet hebben van de kant
begeleider maar duiden op het weten (expertise)van de cliënt, het nagaan van de
bestaande bronnen (resources) van oplossingen via de uitzonderingen of via een
mirakelvraag (stel eens dat alle problemen weg zijn , wat zou dan ?). hierbij
geeft de begeleider zelf geen doelen aan. Hoogstens gaat hij uit strategische
overwegingen spreken over andere modellen en mogelijkheden van oplossing die
minder lijden kunnen veroorzaken. Opvallend hierbij is de resources gerichte
benadering. Zelfs faalangst , burn-out en en social loafing kunnen uit de hoek
van overlevingsstrategie (hulpbron) bekeken worden.
Ervaringsgericht deel
Bij Club Brugge was
het uitgangspunt dat er naast de fysieke component ook een mentale component geoefend
wordt. De basislijn en de modaliteiten
om te oefenen liggen dan ook in de focus van de benadering.
In interviewvorm (
in de vorm van het Brugse model )en ook via tests over heel wat uiteenlopende
sportieve situaties en mentale vaardigheden werd een bevraging gedaan. De
voorbijganger relatie werd meer dan een keer gedetecteerd, in deze zin dat de
vraag niet zozeer vanuit de speler zelf kwam maar dat veeleer aan de trainer
zijn verwachtingen beantwoord werd door mee te werken aan het interview en de
testing . Enkele keren was er echter meer interesse(zoeker of consultpositie) ,
en wordt dan ook verder gewerkt rond bepaalde punten. Na het onderzoek was er
de mondelinge rapportage aan de staf. De (basislijn) bevindingen werden
grotendeels onderschreven, enkele keren werden onderzoeksresultaten ook ervaren
als anders dan gedacht. Geert verwacht niet dat hieruit veel remediërende
initiatieven zullen komen, veeleer aanzet tot mentale training is hier gegeven.
Wel wordt aan alle individuele spelers feed back verstrekt over hun resultaten.
In de discussie met
de aanwezigen bleek dat in enkele andere ploegen ongeveer ( met uitzondering
van de korzibsky aanpak) hetzelfde stramien gehanteerd wordt. Variaties zijn nadruk
: op testen van nieuwe testspelers, de sportpsycholoog die echt deel uitmaakt
van het begeleidingsteam, het toestemming vragen aan de spelers of de info mag
worden doorgegeven aan de trainersgroep etc
De powerpoint die
een en ander toelichtte wordt doorgegeven aan de deelnemers van de werkgroep.
How to make an appropriate translation from problem focus into solution
focus in sports: Two examples the accompaniment of a team, and the
tackling of a burnout case
Bart Van Laethem, Ignace Barroo, and Isabelle De Baets, Stedelijk Ziekenhuis
Roeselare, AZ Damiaan Oostende, Belgium, Bvlaethem@hotmail.com
At first sight one could find a sport psychologist to be most effective if able to restore
self-confidence and erase any glimpse of failure anxiety in both players and team. This could
be called the traditional problem focused formulation of what happens when a sport
psychologist is successfully engaged in a team. What kind of stress redemption happens
when solution focused principles are at work? And how does this happen?
Imagine the ambitious president of a soccer team who isnt willing to hurt his coach
and players, even after continuing losses, mistakes and erroneous play interpretations by
officials, in a few words: experiencing a devastating season start which can be called a
disaster. The problem focused, disappointed president of a soccer team asked for help from
a psychologist
The solution focused psychologist would take another departing point of view,
because he has another way to find back the golden talent boys. Going his solution focused
way, he turns this depressing story into a powerful fairy tale: once upon a time there was a
president who has an incredible confidence in coach and team and decided to continue the
cooperation. He was convinced that his own players could find back their own golden
resources if they were following the right track.
What we can expect in this workshop is the track, the content and the tools to reach a
state of change towards solution. After a short introduction of solution focused principles and
approach, the author presents his solution focused interventions. Starting out with paying
attention to pre-session changes, observing the kind of interventions and stopping those who
do not give result and continuing to use interventions that do work well. Dont try to fix things
that are not broken and adjusting the approach to the kind of motivation (Bruges model).
Enhancing self-confidence by going forward in little steps and, last but not least, emerging
positive gossip. These interventions have been putting every participant in a most powerful
and activating bath. Having done this with staff members as well, the author made appear
some very nice results. As he was able to be most useful in the prevention from an almost
VVSP 25 Year Days of Fundamentals in Sport Psychology 30
certain failure in the competition, as well as the restoring team pride and perspectives
towards a promising fruitful future. In fact the system as a whole did learn a lot on their
resources and ability to solve the rising problems, which is clearly proved by the ongoing
cooperation of the team and the sport psychologist, while next year new innovating steps are
undertaken
Attendants of the workshop can also assist at the release of the sneak première vision
of a film, a teaser which brings you more and more in the world of SF tackling of problems
such as the life of the sports mans private real life. This video is entitled: Free relationship.
How William reached the dry member state. Showing us a nice translation into a more
solution focused readdressing of a talent at risk by the narrowness of his interests and taking
in account motivation or even absence of motivation, this solution focused interventions have
more sense in the eyes of the client and his environment. Only while having a good time in a
most rewarding context people seem to be able to change their ways. This teaser invites you
to rethink some of your interventions to help the burn-outs back on their own track again.
References:
Kay, A.C, (2010). Fry the monkeys. Toronto: The Glasgow Group.
Isebaert, L. (2007). Praktijkboek. Oplossingsgerichte cognitieve therapie. Utrecht: De Tijdstroom.
De Shazer, S. (1988). Clues. Investigating Solutions in Brief Therapy. New York: Norton
Bannink, Frederike, (2009), Positieve psychologie in de praktijk,. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers BV.
- clients theory and ideas
- his therapeutic relation view
- his favourite interventions
- his resources
- his positive experiences
Days of fundamentals in sport psychology
- his theory of change 22/09/2012
Bruges model
Quality screening of therapeutic relationship
Passengers, seekers, buyers, co-experts
Adjusting interventions
Introducing techniques at the right time
No visualisation technique with passengers
Explore clientfactors
Social support, his theory, goals, speed, etc...
Days of fundamentals in sport psychology
22/09/2012
Solution focused therapy and sports
Matches the image of an athlete
Pragmatic approach (athletes as practitioners)
Makes fast intervention possible
Time efficient
Focus on goals, results
Autopoiesis
Variaty of techniques
Brief therapy
Days of fundamentals in sport psychology
22/09/2012
Solution focused therapy and sports
Solution focused
philosophy
Image of an athlete
Health
What is possible?
Strength
Goal
Future
Exception
Language creates
Vision client
Cooperation
Algemene doelen bij de
begeleiding van Olympische atleten
Contact met roots behouden ook tijdens de
Olympische Spelen
Communicatie
verbeteren
Beslissingsprocessen
ondersteunen en begeleiden
Mentale
blokkages rond PERFECTIE voorkomen
Doelen en werkwijze
Doel
Herbronnen
van de kernmotivaties
Van alle teamleden: ;
waar doe je het nog voor wat wil je nog meegeven aan de atleet voor O S?
wat is de betekenis voor jou van de prestaties van deze atleet, in ruimere
context? Trainings en wedstrijdplanning
Korte Termijn en LT
Het Juiste eten , spreken, denken, bewegen, evenwicht
Omgaan met trainingsload
Aandacht balk techniek Twee-eenheid trainer/atleet Trainingshoeveelheid/feedback
Infinite.Bound.-effect: nagaan hoe een verbeterd resultaat best leidt naar een
beter gevoel
Daarvoor omgaan met denktechnieken
Naar positieve
Opvang min ervaringen
IZOV
1
week/dag/uur voor punt U
Kernelementen 1 w d u
W mini-voorbereidingen/fracties
D mini-zekerheden
U de izov punten:
De geplande hel
Wedstrijd publiek, aanwenden
Sterke details
WERKWIJZE
Feel resonance :Opnieuw toegang tot
gunstige emotionele responsen leren/durven discrimineren/
Leren ze opnieuw op te roepen als ze dreigen weg te deemsteren
Organisatiestructuur
Ondersteuning
Afleiding
Mini evenwicht oefeningen oa. ter gelegenheid
van rompstabilisatiebr> Recuperatie: afwisselen Inspanning/ontspanning
Emotioneel/lich/geestel.
Mindfulness
Opleiding trainer/atleet
Wegen vinden van Feedback over
vermoeidheid
Gevoelscommunicatie
Wie niet hypnotiseerbaar
is kan uit een suggestief verhaal ook soms iets oppikken
wat met deze metafoor??? (*Tong is de naam van de taalonkundige
leerling van de juf)
De Berk en de beer
Voor Tong*
in het geweer
Soms zegt de juf in mij
wit als een berkenstam,
zie
het zwarte oog dat erop verschijnt
Ook de mond, Tong
Iets waar ik anders zomaar aan voorbijloop
(wat ik voor een astrakan lam nooit zou doen...)
Maar de indringende kracht
van jouw ogen en mond, Tong
is geen voorbijlopen aan
Niet zwart of wit , maar alles
ertussen was het , jouw vraag
met maar èèn weg, die
van trek me uit deze vreemde
letter en cijfer poel weg
ook vele vragende ogen en monden
van meester Luc, Pa, ma , broer , zus familie
redt Lieve Tong uit dat spraakloze bos
Lieve Juf, alsjeblief
Ikzelf als een grote hulpvaardige beer
snelde ter hulp,
ik had toen nog meer pauwenoog
en scherpe mond, Tong
zeg maar "liniaal en meet!" in mij...
Maar
Ik leerde wel de cijfers en letters
waren niet je diepste Leed
wel dat je er heel alleen voor stond
maar nu niet meer
nu had je die lenig zwarte beer
die je stabiel door het
letterbos loodste
Met het oor gewillig luisterend
Heus niet bevreesd voor het meest stoffige boek
Neuzen in veilige proefjes en blaadjes
juf en ik , twee in èèn
Tinteling in oog en stem
kwam weer, als het je lukt
komt uit een diepe ziel
in taal en teken, Tong
jouw boodschap die kan tellen.
In mij
draag ik dan ieder
sterrenbeeld, lichtjaren ver,
met alle afstanden vandien
aanwezig schijnt in en door jou en mij
ook dat beeld waar ik mij het meest een mee voel
dat van de zwarte glimmende grote beer
rennend door het lente berkenbos
zie ik hem ook soms aan het firmament
met èèn ster voor ieder
essentieel lidmaat
èèn voor zijn lenig en krachtig lijf
èèn voor zijn schitterende zwarte pels
èèn voor zijn fijne neus
èèn voor zijn luisterend oor
èen voor zijn reuzenschreden en -halen
maar dat lichtje van 'ik red hetwel' in je oog
dat ene woordje van begrip uit je mond, Tong
krijg ik van jouw, alleen van jou
sedertdien weet ik
ik geef nooit af , Tong
Loop voorbij alle liniaals en en meet
ik kom eraan afstand of niet
voor je oog , voor je mond, Tong
veel dank , grote dank
Grote Beer
Onze lieve vriend Øyvind geboren 27 10 53 , gestorven 28 07 07. Øyvind was geboren en opgevoed op het
eiland Sotra ( nabijheid van Bergen)in een groot en "bronnensterk"
gezin
Hij studeerde geneeskunde in België ( te Leuven) en ontmoette er zijn lieve
Greta
Hij had een veelzijdige medische loopbaan, maar psychiatrie was wel zijn
speciaal - gebied
Voor alles was hij eerst mede bij het opbouwen van een polykliniek voor Bamble,
Drangedal en Kragerø, waar hij vijf jaar afdelingshoofd
was
Daarnaast had hij veel interesse voor het specialistisch gebied van de
psychosomatiek, hij startte dan ook het Psychosomatisch Instituut te Skien waar
hij actief was tot aan zijn ziekte.
Oeyvind was een uitzonderlijk begaafde clinicus met groot respect voor zijn
collega's en een grote verantwoordelijkheid jegens zijn patiënten
Als we aan hem denken zien we hem echter vooral als vriend en medemens,
wellicht is zijn bijdrage ook doorheen zijn ziekte en volwassen leven een van
ruimte scheppen en genereus zijn met en voor zijn medemensen
Voor de kanker hem velde , was hij veel geconfronteerd geweest met de dood bij
het verlies van zes van zijn zeven broers en zusters allen door kanker
overleden, alvoor hij zelf uitermate vroeg getroffen werd in zijn leven.
Hij droeg zijn lot, hij besefte alles, dan hebben wij hem gekend als
bevrijdend; hij verzekerde steeds een samenzijn zonder schijn of bijgedachten,
maar met warmte, lach en verdriet, of spirituele ernst dezen wisselden elkaar
af Øyvinds vele ontmoetingen met de dood gaven
bij hem als resultaat dat hij weinig angst had voor de dood, hoewel hijzelf
uitdrukte eigenlijk zelf langer te willen leven
Zijn grootste zorg was immers het verlaten van zijn beste vriend Greta en hun
kinderen Lisa en Thomas
Voor ons de anderen weerklinkt steeds weerom een grote leegte na Øyvind
Onze gedachten gaan naar Greta, Thomas en Lisa en hun verdriet.
Arthur Tambs, diensthoofd psychologie, Kragerø
Til Minne
( AFTENPOSTEN OG VARDEN AUGUST 2OO7)
Vår kjaere venn Øyvind Nordstrand født 27 10 53 døde 28 07 07
Øyvind var født og oppvokst på Sotra i en stor og ressursterk familie.
Han studerte medisin i Belgia der han traf sin kjære Gretha
Har han hatt an mangfold medisinsk karriere men psykiatri ble hans spesialfelt.
Øyvind var bl.a. med på å bygge opp Psykiatrisk poliklinikk i Bamble, Kragerø
og Drangedal, der han var avdelingsoverlege i fem år.
Han hadde dessuten spesiell interesse vor psychosomatiske lidelser og var med
på å starte Pychosomatiske institut i Skien der han var fram til sin sykdom.
Øyvind var en sjeldent begavet kliniker med stor respekt blant kolleger og
takknemlighet blant patienter.
Det er likevel først og fremst som venn og medemenneske vi i dag tenker på han.
Kanskje bidro hans lidelser gjennom hele hans voksne liv at han ble så helt
spesielt romslig og sjenerøs som menneske.
Før kreften endelig felte han, hadde han vært konfrontert med døden gjennom å
miste seks av syv sosken, alle av kreft, dessuten selv væert rammet meget
alvorlig tidligere i sitt liv,
han trosset sine tap, og viste mer enn noen vi har kjent . det alltid befriende
og trygt være sammen med Øyvind, ingen forstillelse eller baktanke, men et hav
av varme, latter og gråt, alvor og spøk, side om side.
Øyvinds mange møter med døden ga han ikke angst for å dø, selv om har uttrykte
ønske om å leve lenger.
Hans største sorg var å forlate sin kjære og beste venn Gretha og deres lisa og
thomas.
For oss andre tomheten etter Øyvind rungende .
Våre tanken går til Gretha, Thomas of Lisa i deres fortvilelse
Arthur Tambs, sjefpsycholog , Kragerø Helsecentrum
Gedrevenheid
en durf
heftig en begeesterd , zou
je zo zeggen
maar dan doe je tekort aan de draagwijdte van een geboorte
het start immers van ver, van binnenuit
in diepe krachten verborgen ...
omwille van iets totaal vreemd aan zichzelf
komt het tot stand
zoals de cocon aan de vlinder die zich eruitplooit en stort
in een onmiddellijke vlucht van de pasgeborene
met steeds verassende en onnavolgbare vlucht zijn baan kiest
plotsklaps wijd en zijd verspreide volop bestede overgave
niet eens in koelen bloede, niet eens resultaatgericht
want aan een resultaat moet je slepen, het is lichter
zodanig licht en lichtend dat je soms denkt afhakend
maar subiet daar terug,want de doen alsofs zijn schijnbewegingen
het is levend zijn, klaar bewust van die stuwing
dicht van schaamte en gegeneerdheid voor de hoeveelheid ervan
energie waarvoor je energie voelt
het komt er als vanzelf gekwadrateerd uit
vrijelijk honderduit kunnen gaan ervoor
ieder obstakel naar het rijk der schimmen schoppend
samen jubelend met ieder goede actie
samen wenend met iedere malchance
de met de dag ophopende durf naar het
meer en meer einde gevoel
ook het uur , ik zei bijna vuur van de waarheid
het moment waar je zo naar verlangt en tegelijkertijd vreesde durf je aan
geduldige opbouw op zijn boeddha's vanuit de buik is dan niet meer aan je
besteed
ze zijn er gewoon vreemd aan
paradoxaal gebuisd in de test van de realiteit
ik zei reeds , het start voor iets totaal vreemd aan zichzelf
want het rijk van innerlijke snaren bevestigt als vanzelf iedere waarde
houdt automatisch de gloed van energie in stand
brandend in ieder erop terend lichaam
zo gedreven als
het verteerde blaadje op de stroom
het donspluimpje in de stormwind
de noorderster uit de melkweg gewassen maar trouw bij de aarde horend
ben je Øyvind