Toen zijn de Israëlieten vertrokken.
De farao zag dat hij geen slaven meer had om de stenen te bakken voor de bouwwerken.
Ik had ze nooit mogen laten gaan zei hij hardleers, en met zijn leger trok hij, alsof er niets gebeurd was, achter het volk aan om het terug te halen.
De Israëlieten aan de Rietzee zagen in de verte een grote stofwolk naderen. Ze wisten: dat zijn de paarden en de wagens, de ruiters en de soldaten van de farao, gewapend met speren en zwaarden. Zelf hadden ze niets, alleen maar een riem om hun middel en een stok in de hand. Ze zaten als ratten in de val. Achter hen de vijand, voor hen het water, ze konden geen kant op. Waren er geen graven genoeg in Egypte, Mozes, dat we hier in de woestijn moeten sterven? We hadden je nog gewaarschuwd, liever slaaf in Egypte dan sterven in de woestijn.
Slaven waren ze geweest. In Egypte gevangen. Even dachten ze vrij te zijn, nu zijn ze wéér gevangen. Ze kunnen niet terug en ze kunnen ook niet verder. God nog aan toe!
Mozes, zeg aan de Israëlieten dat ze moeten voorttrekken
Mozes, hef je staf op en strek je hand uit over de zee
Mozes deed het en zie: een sterke oostenwind de adem van God- stak op en dreef het water westwaarts. Ineens was er een pad, zomaar, op het droge. Ze konden naar de overkant.
En toen ze daar veilig waren aangekomen en de farao nog maar halverwege het pad was met zijn wagens en paarden, zijn ruiters en soldaten, ging de wind plotseling liggen, het water vloeide terug en geheel Egyptes legermacht werd verzwolgen door de golven, niets bleef ervan over. Mozes en de Israëlieten zongen een vrijheidslied:
Loof de Heer, want hij is hoogverheven
Het paard en zijn ruiter stortte hij in zee.
En Mirjam, Mozes zus, sloeg op de tamboerijn, danste en zong
Loof de Heer, want hij is hoogverheven
Het paard en zijn ruiter stortte hij in zee.
Tekst: naar Nico ter Linden: Het land onder de regenboog
Illustratie: Carme Solé Vendrell uit De bijbel en zijn verhalen.
15-01-2008 om 09:27
geschreven door Denise
|