- De geschiedenis van de radio- en televisie taksen
Zullen we het eens hebben over de radiotaks? Ja? OK dan! Je moet al een flinke twintiger zijn en een goed geheugen hebben om je te herinneren dat er in Vlaanderen een belasting moest worden betaald op het bezitten van een radiotoestel. Lange tijd diende je zelfs voor iéder apparaat een bedrag ophoesten, later werd dat een algemene, jaarlijkse taks. Voor het bezit van een autoradio moest je apart betalen.
Kocht je een nieuw toestel bij een handelaar, dan kwam daar het nodig papierwerk aan te pas. De verkoper was wettelijk verplicht om jouw naam en adres door te spelen aan de belastingdiensten. Er onderuit komen was moeilijk, behalve als je een toestel in het buitenland kocht en de grens oversmokkelde. Dan was het enkel nog uitkijken dat de controledienst niet bij je langskwam. En dat gebeurde. Het Vlaams Gewest zette de aanslagvoet op nul in 2001 onder impuls van de sp.a-politicus Steve Stevaert. Dat gold zowel voor radio als voor televisie. Met wat vertraging volgden ook de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vanaf 2018 zou de belasting ook in Wallonië worden afgeschaft.
SNEL STIJGENDE TAKS
Een radiotoestel hebben was honderd jaar geleden pure luxe. Het ding oogde indrukwekkend en lokte talrijke
kijklustigen. Nieuwsgierigheid alom die de Minister van PTT op 19 oktober 1908 deed beslissen om een belasting te heffen. Over de exacte som geraakte men het echter niet eens, maar de naweeën van de Eerste Wereldoorlog en de vrees dat het nieuwe medium de veiligheid van het land op de helling zou zetten, zorgde op 7 augustus 1920 voor een Koninklijk besluit dat de 26 (!) toenmalige bezitters van een radio-ontvanger verplichtte om jaarlijks twintig frank te betalen.
De wet zou slechts tot 30 juni 1930 gelden want er werd volop aan andere regelingen gewerkt. PTT-minister Maurice August Lippens diende drie wetsontwerpen over de omroep bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers in. Één daarvan hield de verhoging van de belastingen op radiotoestellen tot negentig frank in. Een té hoog bedrag oordeelden de parlementsleden die het op zestig frank hielden. Er volgde een flinke reeks discussies om tot een algemeen akkoord te komen. Het was inmiddels 30 juni 1930 geworden en België telde 77.000 bezitters van een radiotoestel.
WERELDOORLOG II
Tijdens het wereldconflict bleef de nationale omroep NIR functioneren. De programmas werden immers door middel van staatstoelagen door de bezetter gefinancierd. Op 16 oktober 1943 deed een nieuw begrip zijn intrede: het Kijk- en Luistergeld. Na de oorlog keek men anders aan tegen diverse media. De radio groeide uit tot een algemeen aanvaard iets en op 1 januari 1947 maakte de Belgische regering daarvan gebruik om de radiotaks tot 144 Frank op te drijven. En er waren voortekenen dat het daar niet bij zou blijven....
RADIO EN TELEVISIE
De jaren 50 stonden symbool voor de vooruitgang. De televisie werd geïntroduceerd. De wetgever kon niet achter blijven en vanaf 1 januari 1958 betaalden tv-eigenaars 840 frank taks. Begin 1972 werd een onderscheid gemaakt tussen kleuren-tv en zwartwit-kijkers. De prijzen van het Kijk- en Luistergeld volgden vanaf dan de index en op 31 december 2001 kostte het bezit van een autoradio 1152 frank, een zwartwit-tv 5496 frank en een kleurentelevisie 7872.
REGIONALISERING EN AFSCHAFFING
Eind jaren 80 werd de belasting op radios bijgestuurd: enkel voor een toestel in de auto moest nog betaald worden. Niet elke Belg betaalde echter braaf aan vadertje staat. Volgens een studie van MERS in 1996 zou de schatkist meer dan twintig miljoen euro aan Kijk- en Luistergeld misgelopen hebben. Meer en meer stemmen gingen op om die belasting af te schaffen en na de regionalisering van het Kijk- en Luistergeld via de Lambermont-akkoorden, besliste de Vlaamse Regering in 2002 om dat soort belastingen niet meer te heffen. Wallonië zou volgen op 1 oktober 2008, maar enkel wat radio betreft.
Met de medewerking van Pieter Vanbanden



|