Inhoud blog
  • Prehistorie pagina
  • Het Trias
  • Jura
  • Het Krijt.
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    prehistorie pagina
    prehistorie pagina
    27-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jura

    Het Jura is een periode in de geologie (en een systeem in de stratigrafie) die duurde van ongeveer 199,6 tot 145,5 miljoen jaar geleden (Ma). Het Jura is de tweede en middelste periode van het era Mesozoïcum. Het volgt op het Trias en wordt opgevolgd door het Krijt.

    In het Jura was het opbreken van het supercontinent Pangea in volle gang. Het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan opende zich. Het zeeniveau steeg en kwam relatief hoog te liggen. Het Jura was (samen met het erop volgende Krijt) de bloeiperiode van de dinosauriërs, ook ontstonden de eerste vogels
    .Naamgeving en indeling

    De naam Jura werd voor het eerst gebruikt door de paleontoloog Alexandre Brongniart (1770-1847). Het Jura is genoemd naar het gelijknamige gebergte op de Zwitsers-Franse grens, de Jura, waar veel gesteenten van Jurassische ouderdom aan het oppervlakte liggen (dagzomen).

    Het Jura wordt in drie series of tijdvakken ingedeeld: Onder/Vroeg, Midden en Boven/Laat. In Noord-Europa en op de Britse Eilanden worden hiervoor vaak de inofficiële namen Lias, Dogger en Malm gebruikt. Deze worden weer onderverdeeld in elf etages of tijdsnedes.
    Paleogeografie

    Paleogeografie van het Laat-Jura. Reconstructie: Ron Blakey.

    In het Jura begon het supercontinent Pangea echt op te breken, nadat in het Trias al riften ontstaan waren. Tussen Gondwana (het tegenwoordige Afrika) aan de ene en Laurazië (Noord-Amerika en Europa) aan de andere zijde opende de Tethys-oceaan zich verder, waardoor de Noordelijke Atlantische Oceaan begon te vormen. Deze opening zette zich verder naar het oosten voort tussen Noord- en Zuid-Amerika. Deze scheiding liep dus grotendeels tussen de twee landmassa's die in het Carboon bij elkaar waren gekomen: Gondwana en Laurazië. Echter, ook Gondwana zelf begon op te breken want ook tussen Afrika en India/Antarctica opende een nieuwe oceaan. De zuidelijke Atlantische Oceaan tussen Afrika en Zuid-Amerika en de Noordelijke IJszee tussen Europa en Noord-Amerika bleven tijdens het Jura nog gesloten.[

    Door de vorming van alle nieuwe, lichte oceaankorst steeg het eustatisch zeeniveau in het Jura. Met de zeespiegel liepen grote delen van de continenten onder water. Grote delen van Europa raakten tijdens het Jura bedekt met ondiepe zeeën. Ten zuiden van wat nu Zuid-Duitsland is lag de Tethysoceaan. De Golf van Biskaje bestond nog niet waardoor het Iberisch Schiereiland in een geroteerde positie vastzat aan de westkust van het tegenwoordige Frankrijk. Met het uit elkaar bewegen van Afrika en Europa raakten een aantal microcontinenten los van de Afrikaanse Plaat, waaronder Apulia, dat later Italië zou worden.

    Verder naar het oosten vond langs de zuidelijke rand van Azië de Cimmerische orogenese plaats, waarbij een aantal kleine microcontinenten (tegenwoordig bevinden deze terreinen zich in Iran, Afghanistan en Tibet) zich bij Azië voegden.
    Leven

    Het Trias was geëindigd met de Trias-Jura-extinctie, één van de grootste uitstervingen aller tijden. In het water verdwenen de conodonta en placodonta (groepen zeereptielen). Ook onder bivalven, ammonieten en plesiosauriërs stierven veel soorten uit. Op het land waren vooral zoogdierachtige reptielen en amfibieën het slachtoffer. Vooral de dinosauriërs zouden profiteren: in het Jura ontstonden veel nieuwe soorten door een snelle radiatie. Hoewel veel van de soorten die in het Vroeg-Jura ontstonden aan het einde van het Jura weer zouden verdwijnen zou er tot het einde van het Krijt geen massa-extinctie meer plaatsvinden, waardoor de dinosauriërs ongeveer 135 miljoen jaar lang het leven op Aarde zouden domineren.

     Marien leven

    Het leven op de zeebodem bestond in het Jura uit veel groepen die ook tegenwoordig nog voorkomen, zoals zee-egels, zeesterren, slangsterren, bivalven, oesters, brachiopoden (hoewel tegenwoordig veel zeldzamer) en gastropoden. Ook verschenen tijdens het Jura de eerste kreeftachtigen. Groepen uit het Jura die tegenwoordig niet meer voorkomen zijn bijvoorbeeld ammonieten, belemnieten en de rudisten, kolonievormende bivalven die nog diverser werden in het Krijt. De koraalriffen, die in het Trias nog vrij klein waren, bereikten in het Jura weer hedendaagse groottes. De dominante groep koralen waren (en zijn tegenwoordig nog steeds) de destijds nieuwe hexacorralia.

    Jurassische straalvinnige vissen waren primitiever dan tegenwoordig. Zo had de vis Dapedium schubben die nauwelijks over elkaar vielen. Ook haaien kwamen in het Jura voor, een voorbeeld is Hybodus. Na het uitsterven van de placodonta bleven onder de zeereptielen de plesiosauriërs (waaronder de pliosauridae als Liopleurodon) en ichthyosauriërs (waaronder Ichthyosaurus) over. Hoewel dit reptielen zijn is van de ichthyosauriërs bekend dat ze hun jongen levend baarden in plaats van eieren te leggen; er is namelijk een fossiele Ichthyosaurus gevonden die bezig is met baren. In het Jura begaven ook soorten krokodilachtigen (verdeeld in de groepen Teleosauridae en Metriorhynchidae) zich in de zee, waar ze in het Krijt monsterachtige groottes zouden bereiken.

    [bewerk] Landdieren

    Op het land werden in het Jura reptielen van de groep Archosauria (voornamelijk de dinosauriërs) dominant. Dinosauriërs kunnen naar de stand van het schaambeen ingedeeld worden in Ornithischia en Saurischia. Vooral de laatste groep was in het Jura overheersend. De plantenetende saurischiërs waren de Sauropoda, zoals Apatosaurus, Camarasaurus, Diplodocus, Seismosaurus en Brachiosaurus. Vele soorten sauropoden van deze periode konden een enorme grootte bereiken, het zijn de langste en zwaarste landdieren die ooit geleefd hebben. De vleesetende saurischiërs, de Theropoda, in het Laat-Trias ontstaan, waren in het gehele Jura de dominante roofdieren. In het Vroeg-Jura was een belangrijke groep theropoden de Coelophysoidea, waaronder Dilophosaurus. Iets later kwamen twee grote hoofdgroepen tot ontwikkeling: de Ceratosauria, waaronder Ceratosaurus, en de Tetanurae. Binnen de Tetanurae splitsen zich in het Jura vele groepen af. De Spinosauroidea, waaronder Megalosaurus en Eustreptospondylus, en de Carnosaurier, waaronder Allosaurus, ontwikkelden vele grote soorten. Klein bleven in het Jura de Coelurosauria, als Ornitholestes of Compsognathus. Van veel soorten binnen de laatst genoemde groep wordt aangenomen dat ze veren hadden, maar de fossielen daarvan zijn het Jura nog zeldzaam. Binnen de Coelurosauria ontwikkelden zich de eerste vogels. De oudst bekende vogel, Archaeopteryx, komt uit het allerlaatste deel van het Jura.

    Een belangrijke groep ornithischische dinosauriërs in het Jura bestond uit de plantenetende Stegosauria, waaronder Stegosaurus zelf. Deze laatste groep stierf vermoedelijk nog tijdens het Jura uit.

    Het luchtruim was in het Jura het domein van veel soorten pterosauriërs. Voorbeelden zijn Rhamphorhynchus, Dimorphodon, Pterodactylus en Pteranodon. Vogels waren in het Jura nog zeldzaam en zouden pas veel later de meeste ecologische rollen van de pterosauriërs overnemen. In het Midden-Jura verschenen de eerste hagedissen. Uit de Crocodylomorpha van het Trias waren in het Jura nieuwere soorten krokodilachtigen ontstaan zoals de Protosuchidae (bijvoorbeeld Protosuchus).

    De meeste therapsiden, de ruimere groep waartoe de zoogdieren behoren, stierven gedurende het Jura uit. De zoogdieren zelf verschenen in het Laat-Trias. De algemeen aanvaarde gedachte is dat ze in het Jura overwegend zeer kleine, onopvallende dieren waren, meestal nachtdieren om confrontaties met dinosauriërs uit te sluiten. De meeste fossiele zoogdieren lijken dit beeld te bevestigen. Sommige soorten werden echter iets groter. Een voorbeeld is Fruitafossor, een ongeveer vijftien centimeter grote eter van insecten. Castorcauda lustrasimilis was een ongeveer even groot op een otter lijkend zoogdier dat vis at.

    Fossiel takje van Ptilophyllum sp., een lid van de Bennettitales, uit het Onder-Jura van Beieren (Schwarzjura). Ongeveer 5 cm lang.

     Planten

    De flora van het Jura werd gevormd door palmvarens, Bennettitales, coniferen en ginkgo's. De varens waren in grotere hoeveelheden aanwezig dan tegenwoordig, er waren nog geen bedektzadigen (bloemplanten).

    Omdat de droge, continentale klimaten die het Trias domineerden gedurende het Jura, vooral op hogere breedtegraden, langzaam milder werden was de Jurassische flora weelderiger dan die van het Trias.[ Coniferen waren de dominante bomen. Families van coniferen die tegenwoordig nog steeds bestaan waren de Araucariaceae (apenbomen), Cephalotaxaceae (knoptaxussen), Pinaceae (dennen), Podocarpaceae, Taxaceae (taxussen) en Taxodiaceae. De uitgestorven Mesozoïsche coniferenfamilie Cheirolepidiaceae domineerde de vegetatie op lagere breedtegraden samen met struikachtige Bennettitales. Palmvarens en boomvarens vormden de bossen in warmere klimaten. Vooral de palmvarens waren in zeer grote hoeveelheden aanwezig en zijn typisch voor het Jura. Kleinere varensoorten bedekten de bodem, op hogere breedtegraden vergezeld door ginkgo's. Op het zuidelijk halfrond (Gondwana) waren de Podocarpaceae succesvol, ginkgo's waren hier zeldzamer.

    27-12-2008 om 15:46 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (8 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Krijt.

    Het Krijt is een geologisch tijdperk dat duurde van ongeveer 145 tot 66 miljoen jaar (Ma) geleden. Het is de laatste periode van het era Mesozoïcum, het volgt op het Jura en wordt gevolgd door het Paleogeen, de eerste periode in het Cenozoïcum.

    Het Krijt was een periode met een relatief warm klimaat en een hoge zeespiegel. In het water leefden tegenwoordig uitgestorven groepen dieren waaronder zeereptielen, ammonieten en rudisten. Op het land leefden diverse soorten dinosauriërs, tegelijkertijd verschenen veel van de moderne groepen zoogdieren en vogels. Onder de planten verschenen de bedektzadigen (bloemdragende planten). Het Krijt werd afgesloten met de laatste grote massa-extinctie uit de Aardse geschiedenis, waarbij onder meer de dinosauriërs uitstierven
    Naamgeving en indeling

    Het systeem Krijt werd in 1822 vastgelegd door de Belgische geoloog Jean d'Omalius d'Halloy, bij onderzoek van gesteentelagen in het Bekken van Parijs. De naam komt van het Latijnse creta, dat kalk betekent. De naam van het eiland Kreta heeft dezelfde oorsprong. Het Krijt bestaat in Europa voornamelijk uit dikke lagen kalksteen, vandaar de naam.

    Het systeem wordt in Europa ingedeeld in twaalf etages, die zijn overgenomen in de officiële geologische tijdschaal van de International Commission on Stratigraphy. De ICS verdeelt het Krijt daarnaast in twee tijdvakken: Vroeg en Laat. Inofficieel komt ook een alternatieve driedeling voor in Neocomien (Onder/Vroeg), Gallic (Midden) en Senonien (Boven/Laat).

    Naast de Europese (officiële) indeling komen in andere werelddelen regionaal gebruikte alternatieve indelingen in etages voor.

     Paleogeografie en eustasie

    De paleogeografie in het Krijt. Reconstructie: Ron Blakey.

    Het uit elkaar bewegen van de continenten, dat in het Trias en Jura was begonnen met het uiteen vallen van het supercontinent Pangea, ging in het Krijt door. Aan het begin van het Krijt lagen de continenten nog redelijk dicht bij elkaar, maar gedurende het Krijt kwamen de continenten steeds verder uit elkaar te liggen. De meeste van de huidige continenten waren in het Krijt ook al aparte eenheden, hoewel Australië en Antarctica nog met elkaar verbonden waren. Tussen Europa en Afrika en Noord- en Zuid-Amerika opende de Atlantische Oceaan, tussen Afrika en Europa de Tethysoceaan. Het oude Gondwana brak op in de continenten India, Afrika, Australië-Antarctica en Zuid-Amerika.

    Door de grote hoeveelheden nieuwe (isostatisch lichte) oceanische korst die werd gevormd bij het uit elkaar riften van de continenten lag de zeespiegel relatief hoog gedurende het Krijt. De continenten stonden daardoor voor een groot deel onder water, zodat er relatief veel ondiepe zeeën waren. Een voorbeeld is de Krijtzee die Noordwest-Europa bedekte. Ook over Noord-Amerika lag een grote zee, die de hogere gebieden (de Appalachen in het oosten en de voorlopers van de Noord-Amerikaanse cordillera in het westen) van elkaar scheidde.
    Leven

    In het Krijt kwamen zowel groepen dieren en planten voor die tegenwoordig uitgestorven zijn (zoals dinosauriërs of ammonieten) als tegenwoordig nog levende groepen. Moderne groepen die opkwamen in het Krijt zijn bijvoorbeeld de bloeiende planten en beenvissen.

    Vooral uit het Boven-Krijt zijn veel fossielen gevonden die een gedetailleerd beeld van het leven in die tijd geven. De bekendste vindplaatsen van fossiele gewervelden bevinden zich in Azië, West-Afrika en Noord-Amerika
     
    LEVEN.
    Zeedieren.

    Het Krijt was de periode waarin een aantal belangrijke groepen eencelligen opkwamen, zoals diatomeeën en diverse soorten plankton. De laatsten zorgden voor de afzetting van krijtgesteente, opgebouwd uit kleine kalkskeletjes. Ze gedijden goed dankzij het warme klimaat en het lage magnesium-gehalte van het zeewater gedurende het Krijt.

    Hoger in de voedselketen stonden de ammonieten en belemnieten, beide groepen waren tijdens het Krijt (net als in het Trias en Jura) wijdverspreid en zijn dan ook bekende fossielen uit de periode. Onder ammonieten kwamen zowel soorten voor met rechte (zoals Baculites) als gedraaide schelpen.

    Op en in de zeebodem leefden diverse soorten krabben, bivalven en brachiopoden. De laatsten waren in het begin van het Mesozoïcum nog wijdverspreid maar werden gedurende het Krijt zeldzamer. De opkomst van bivalven tijdens het Krijt zorgde voor een toename in de hoeveelheid bioturbatie in de zeebodem.[10] Sommige soorten bivalven bereikten enorme groottes, zoals gedraaide soorten oesters (Gryphea) en rudisten. De laatste konden groter dan 1 m worden en vormden rifbouwende kolonies. Het Krijt was de enige periode waarin ze voorkwamen.

    Minder goed ging het de koralen af, waarschijnlijk vanwege de lage magnesium-gehaltes van het zeewater, waardoor het moeilijker was skeletten te bouwen van het mineraal aragoniet. Onder de bryozoa kwamen de Cheilostomata op, een groep die eerder tijdens het Jura verschenen was. Onder de slakken kwamen tijdens het Krijt de Neogastropoda op, die in tegenstelling tot eerdere slakken carnivoor zijn.

    Tijdens het Krijt verschenen de eerste beenvissen, een groep die tegenwoordig 95% van alle vissen uitmaakt. Sommige beenvissen uit het Krijt bereikten veel grotere afmetingen dan tegenwoordige verwanten, Xiphactinus kon bijvoorbeeld 5 m lang worden. Ook andere groepen vissen, zoals haaien, leken in het Krijt meer op hun tegenwoordige verwanten dan tijdens eerdere perioden. De opkomst van de beenvissen en krabben tijdens het Krijt zal waarschijnlijk de reden zijn voor de neergang van de tijdens het Jura nog veel voorkomende crinoïden en brachiopoden, die voor de eersten tot voedsel dienden.[11]

    Aan de top van de voedselketen stonden in het Krijt echter de tegenwoordig uitgestorven zeereptielen. De ichthyosauriërs en krokodilachtigen die in het Trias en Jura veel voorkwamen waren in het Krijt zeldzaam geworden. De zeeën van het Krijt werden gedomineerd door plesiosauriërs (zoals Elasmosaurus) en een nieuwe groep zeereptielen, de mosasauriërs. Sommige plesiosauriërs konden meer dan 10 m lang worden, mosasauriërs zelfs over de 15 m.

     Planten

    Tijdens het Krijt verschenen de eerste bedektzadigen (bloemplanten), de nu meest belangrijke planten. Bedektzadigen blijken in concurrentie met naaktzadigen vaak succesvol. Een factor daarbij is grotere efficiëntie, met als sprekend voorbeeld samenwerking met dieren voor bestuiving van de bloemen of transport van het zaad. Sommige bedektzadigen hebben zich gelijk aan ontwikkeld met de insecten die hen bestuiven (co-evolutie). De bijen verschenen min of meer tegelijkertijd met de bedektzadigen en vanaf het Laat-Krijt bereikten beide groepen snel een grote vormenrijkdom. Een andere voorbeeld ligt in het brede scala aan chemische stoffen dat evolueert en die helpen om planten te beschermen tegen vraat.

    De bedektzadigen kwamen pas in het Campanien veelvuldig voor maar waren ook toen nog beperkt tot natte gebieden. Veel moderne groepen bedektzadigde bomen kwamen voor het eerste voor in het Krijt: bijvoorbeeld vijgen, platanen of magnolia's. Hoewel de bedektzadigen aan het einde van het Krijt sterk diversificeerden bleven op het grootste gedeelte van het land coniferen (zoals Araucaria) en varens dominant. Deze twee groepen verdrongen tijdens het Krijt de palmvarens, die vanaf het Laat-Carboon een belangrijke groep waren geweest. Tijdens het Krijt stierf een andere belangrijke groep uit het Paleozoïcum, de Bennettitales, uit.

    Centrosaurus (horend tot de Ceratopia) uit het Boven-Krijt van Alberta (Canada).

     Landdieren

    Aangezien de continenten in het Krijt al uit elkaar lagen, verliep de evolutie van de landdieren verschillend op elk continent.

    Onder de insecten kwamen behalve de bijen ook veel andere nieuwe groepen op in het Krijt. De oudst bekende fossielen van mieren, termieten, bladluizen, sprinkhanen, galwespen en vlinders komen allen uit het Krijt.

    De grotere gewervelden van het Krijt waren allen Archosauria, vooral dinosauriërs. De Sauropoda, die wijdverspreid waren in het Jura, kwamen ook in het Krijt voor op alle continenten (alleen op Antarctica zijn geen fossielen gevonden). In de loop van het Krijt zouden de Titanosauria de plaats van de Brachiosauridae en Diplodocidae langzaam overnemen.

    Onder de Theropoda van het Krijt bevonden zich de grootste vleesetende landdieren ooit. De enorme Tyrannosauridae (waaronder Tyrannosaurus rex, Albertosaurus en Tarbosaurus) waren een groep die in Noord-Amerika en Azië voorkwam en waarvan sommige soorten bijna vijftien meter lang konden worden. Op andere continenten verschenen vergelijkbare grote theropoda, zoals Carnotaurus in Zuid-Amerika of Spinosaurus in Afrika. Andere theropoda uit het Krijt zijn bijvoorbeeld de vis- of aasetende Baryonyx en de alleseter Gallimimus.

    Onder de plantenetende dinosauriërs werden de tijdens het Jura verschenen Ornithopoda belangrijker. Voorbeelden zijn Iguanodon, Corythosaurus, Parasaurolophus en de kleinere Hypsilophodon. Van Maiasaurae is bekend dat ze gedurende langere tijd voor hun jongen zorgden, gedrag dat tegenwoordig niet bij reptielen voorkomt (maar wel bij vogels). Een andere groep planteneters waren de gepantserde Thyreophora, zoals Ankylosaurus en Minmi. De opkomst van deze soorten, al tijdens het Jura, was waarschijnlijk het gevolg van de grotere en snellere vleesetende theropoda. Een andere groep gepantserde dinosauriërs waren de Ceratopia (zoals Protoceratops of Triceratops), die een nekschild combineerden met hoorns, wellicht ter bescherming tegen roofdieren of om soortgenoten te imponeren.

    Deinonychus antirrhopus, een Dromaeosaurida uit het Aptien en Albien van de Amerikaanse Great Plains-regio. Deze theropode dinosauriër had veren en was nauw verwant aan de vogels.

    De lucht werd beheerst door pterosauriërs en vogels. De vogels verdrongen de pterosauriërs gedurende het Krijt geleidelijk, zodat aan het einde van de periode wellicht alleen de zeer grote pterosauriërs over waren gebleven. De pterosauriërs Ornithocheirus en Quetzalcoatlus hadden een spanwijdte van meer dan tien meter; dit zijn de grootste bekende vliegende organismen. Sommige vogels, zoals Ichthyornis, leken op hedendaagse soorten. Een bepaalde uitgestorven orde van vogels, de Hesperornithes, konden niet vliegen maar leefden in de zee. Vogels hadden zich al tijdens het Jura ontwikkeld binnen de Maniraptora, een groep behorend tot de Coelurosauria. In het Onder-Krijt maakten ook andere maniraptoren een bloeiperiode door: bij Liáoníng zijn soorten gevonden, die een zeer vogelachtige bouw hadden en een kruising tussen haren en veren hebben of een echt verenkleed. Dit heeft tot speculaties geleid dat andere theropoda ook veren hadden. Ook soorten maniraptoren buiten de vogels, bijvoorbeeld Microraptor, konden zweven of wellicht echt vliegen. Andere werden juist vrij groot: de Dromaeosauridae als Deinonychus of Velociraptor.

    Behalve dinosauriers kwamen ook andere reptielen voor, zoals schildpadden en krokodilachtigen (waaronder de enorme Deinosuchus en Sarcosuchus). Champsosaurus was een aan hagedissen verwante soort die op krokodillen leek.

    Zoogdieren waren tijdens het Krijt een relatief kleine en onbelangrijke groep. De vroege zoogdieren uit het Jura ontwikkelden zich tijdens het Krijt in diverse groepen. De belangrijkste twee groepen zoogdieren van tegenwoordig, de placentadieren (Placentalia) en buideldieren (Metatheria), waren tijdens het Krijt al aanwezig. Didelphodon is een voorbeeld van een buideldier uit het Krijt. Onderzoek van fossiele schedeltjes laat zien dat onder zoogdieren vooral reuk en gehoor goed ontwikkeld waren, dit duidt erop dat het nachtdieren waren, waarschijnlijk om confrontaties met de grotere dinosauriërs uit de weg te gaan. Het gebit laat zien dat ze hun jongen zoogden (moedermelk gaven). Hoewel de meeste zoogdieren niet groter werden dan ongeveer 15 cm en zich voedden met insecten, zijn in het onder-Krijt van de Chinese provincie Liáoníng twee soorten gevonden die een iets ander licht doen schijnen op deze ondergeschikte rol van de zoogdieren: Repenomamus giganticus had de afmetingen van een hond, terwijl een fossiel van Repenomamus robustus werd gevonden met de overblijfselen van een jonge dinosauriër in zijn maag. Ook de oudst bekende plantenetende zoogdieren komen uit het Krijt.

    27-12-2008 om 15:46 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (10 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Beste webbezoeker,
    ten eerste wil ik u welkom heten op Prehistorie pagina...
    Zoals u ziet is er onder u een opsomming van bepaalde dinosaurussoorten waarvan ik een paar interresante weetjes over heb...
    Ik hoop dat deze u bevallen en dat u uw dinosaurus die u zoekt of wilt ontmoeten vind.
    Maar nog 1 kleine mededeling,
    Niet alle dinosaurussoorten staan op 1 pagina dus u zult ook op de vorige pagina's moeten kijken.
    Voor de rest wens ik u veel plezier en succes.

    Ondergetekend door:
    Joachim ++++quin!

    27-12-2008 om 15:13 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Albertosaurus sarcophagus is een ongeveer negen meter lange tyrannosauride en was hiermee iets kleiner dan zijn neefje Tyrannosaurus rex. Hij behoorde meer in het bijzonder tot de Albertosaurinae. Hij heeft vermoedelijk alle kenmerken van deze groepen zoals een zeer grote kop met flinke kaken, een groot lichaam en zeer kleine armen met twee vingers — maar de soort is slechts fragmentarisch bekend. Hij leefde zo'n zeventig miljoen jaar geleden in het Krijt (Vroege Maastrichtien, 70 miljoen jaar geleden) in het huidige Noord-Amerika. Hij is beschreven door Osborn in 1905; de geslachtsnaam duidt op de Canadese provincie Alberta, de soortaanduiding betekent "vleesetend".

    Het is een tijdje de gewoonte geweest om Gorgosaurus onder Albertosaurus te laten vallen en het meeste wat men in de (populair)wetenschappelijke literatuur onder de noemer "Albertosaurus" kan vinden gaat in werkelijkheid over de veel beter bekende Gorgosaurus. Een andere, ook slechts fragmentarisch bekende, soort A. arctuinguis, in 1928 door Parks beschreven, wordt tegenwoordig onder A. sarcophagus gerekend
           

    27-12-2008 om 15:02 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (12 Stemmen)
    08-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.allosaurus

    Allosaurus fragilis (Ned: 'andere reptiel') is een gigantische theropode (een vleesetende dinosauriër), die per definitie behoort tot de groep van de Carnosauria.

    Het dier werd in 1877 beschreven door de Amerikaanse paleontoloog Othniel Charles Marsh. Het is nog steeds een zeer bekende dinosauriër.

    In veel boeken staat dat Allosaurus ongeveer 150-130 miljoen jaar geleden leefde. Dat is juist maar wel moet bedacht worden dat in andere tijdvakken vele nauw verwante soorten bestonden; zo kwam er een kleine soort allosauriër in Australië voor (zie dwergallosaurus) en vermoedelijk ook in het destijds daaraan verbonden en meer noordelijk dan nu gelegen Antarctica, die tot het Midden-Krijt, ongeveer 100 miljoen jaar geleden, leefde.

    [bewerk] Uiterlijk

    Allosaurus fragilis vertoont een enorme variabiliteit in grootte: 6-13 m lang. Vroegere paleontologen werden hierdoor op het verkeerde been gezet en benoemden verschillende soorten (zoals "A. atrox"), en voor het grootste bekende skelet zelfs een apart geslacht: "Epanterias" is de grootste goed bekende theropode uit het Jura.

    Allosaurus werd dus maximaal dertien meter lang en zo'n vijf meter hoog. Ook zijn er aanwijzingen dat Allosaurus vijftien meter kon worden, maar skeletten die daarvan gevonden zijn, zijn nog te fragmentarisch om het met zekerheid vast te stellen. Als dat zo is, komt Allosaurus op de tweede plaats in de ranglijst van de grootste bekende Theropoden (na Spinosaurus), maar voorlopig is Allosaurus officieel nog niet langer dan dertien meter. Gemiddeld zijn de meeste gevonden Allosaurus skeletten zo'n acht meter lang.

    Het dier is voor zijn grootte licht gebouwd (maar woog nog steeds tot 5 ton) en was waarschijnlijk erg snel. Biomechanisch bezien moet een topsnelheid van 60 km/u zeker mogelijk geweest zijn. Zoals veel theropoden heeft hij tamelijk korte, drievingerige voorpoten. Een karakteristieke kenmerk is de schedel, die voor en achter elk oog twee benige kammen heeft. Deze schermden in ieder geval de zon af en waren wellicht fel gekleurd, zodat ze bij de communicatie met andere soortgenoten gebruikt konden worden. Misschien drukten ze ook een sekseverschil uit of dienden als ongevaarlijke wapens bij gevechten om de rangorde. Ze zouden ook de functie gehad kunnen hebben de geslachtsrijpheid te uiten.

    [bewerk] Leefgebied

    Er zijn meer dan 60 skeletten van dit dier gevonden in de V.S. Daarmee is Allosaurus na Coelophysis en tyrannosaurus de best bekende theropode. Van resten uit Tanzania wordt ook gedacht dat ze tot deze soort behoren. In China, Afrika en Australië zijn verwante vormen gevonden.Bekendheid

    Het beeld van een allosaurus die een diplodocus of een stegosaurus aanvalt is al even bekend als dat van het gevecht tussen een tyrannosaurus en een triceratops, vereeuwigd in de bekende illustratie van Charles Knight. Allosaurus is ook de officiële Staatdinosauriër van de staat Utah in de Verenigde Staten van Amerika.

    Allosaurus verscheen ook meerdere keren op de televisie.

    • In The lost world (1925), de eerste verfilming van het boek De Verloren Wereld van Richard Arthur Conan Doyle was Allosaurus de toppredator, met als voorbeelden een gevecht met Diplodocus.
    • In The Vallley of Gwangi (1969), een film over een verboden vallei waaruit men niet levend terug zal komen is Allosaurus het grote monster van de film.
    • In Walking With Dinosaurs (1999) was hij de enige dinosauriër die in twee afleveringen voorkwam.
    • In een special van de bovengenoemde serie, The Ballade of Big Al (2000), speelde de Allosaurus Big Al de hoofdrol. Hierover werd ook een making of gemaakt: Big Al Uncovered.
    • In When Dinosaurs Roamed America (2001), een documentaire serie over dinosauriërs in Amerika kwam Allosaurus in voor (hij at Ceratosaurus en viel Apatosaurus aan).
    • In The lost world (2001), de vijfde verfilming van het boek De verloren wereld van Richard Arthur Conan Doyle, is een film gemaakt door de BBC van de zelfde makers als van Walking With Dinosaurs. Allosaurus is hier de ster van de film.
    • In Walking With Monsters (2005), kwam Allosaurus aan het einde van de laatste aflevering heel even voor. Ze lieten zien hoe een kleine theropode evolueert tot een reusachtige Allosaurus
                                

    08-10-2008 om 20:24 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (6 Stemmen)
    07-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Tyrannosaurus (Nederlands: Tiranhagedis) is een geslacht van de Theropoda, een groep vleesetende dinosauriërs. De bekendste — en misschien enige — soort binnen het geslacht is Tyrannosaurus rex. Het geslacht behoort tot de steeds omvattender groepen van de Tyrannosaurinae, Tyrannosauridae en Tyrannosauroidea en kwam tijdens het Late Krijt (Maastrichtien) voor in Noord-Amerika.

    Dankzij boeken, documentaires, musea en films is het een zeer bekende dinosauriër. Velen kennen het dier ook als de grootste landcarnivoor aller tijden, maar dat gaat tegenwoordig niet meer op. In 1993 werd namelijk Giganotosaurus, een nog grotere vleeseter, ontdekt in Argentinië en latere vondsten wijzen er op dat Spinosaurus nóg veel groter is. Desondanks hoort Tyrannosaurus nog steeds bij de grootste leden van de Theropoda.

    [bewerk] Ontdekkingsgeschiedenis

    De eerste resten van Tyrannosaurus werden in 1874 gevonden door A. Lakes bij Golden in Colorado. Het betrof hier echter tanden die foutief toegeschreven werden aan Deinodon. Edward Drinker Cope vond in 1892 de eerste skeletdelen in South Dakota en benoemde ze als Manospondylus gigas. Dit zou de geldige naam moeten zijn, maar omdat de vondst werd vergeten en de naam nooit meer gebruikt voor andere restanten, wordt ze gezien als een nomen oblitum. Eind negentiende eeuw werden nog meer resten opgegraven door J.B. Hatcher in Wyoming, maar deze werden later foutief toegeschreven aan Ornithomimus

    Tyrannosaurus werd beschreven door Henry Fairfield Osborn in 1905, op basis van holotype CMN 9380, in 1902 in Montana gevonden door Barnum Brown. In dezelfde publicatie werd een tweede fossiel van Tyrannosaurus beschreven, door Brown in 1900 in Wyoming gevonden, dat Dynamosaurus imperiosus genoemd wordt. Alleen doordat de naam Tyrannosaurus op een eerdere pagina voorkomt, is het de geldige naam. De geslachtsnaam betekent: "tiranhagedis" of "tiranreptiel", een combinatie van het Klassiek Griekse τυραννος en σαυρος; de soortaanduiding is Latijn voor "koning". Verdere vondsten maakten een paar spectaculaire opstellingen mogelijk in het American Museum of Natural History en Tyrannosaurus werd onmiddellijk populair als "grootste roofsauriër". De opstellingen tonen Tyrannosaurus in een sterk opgerichte positie. Dat was niet omdat men niet wist dat de normale positie horizontaal was, maar om de belasting te beperken van de stalen beugels die de skeletten overeind hielden. Veel illustraties namen de onjuiste houding echter over.

    In de tijd van Brown werden er in totaal vijf bijna complete skeletten ontdekt, maar daarna vertraagde de vondstfrequentie sterk. Instellingen waren er niet zo happig op om een plaats te zoeken voor dergelijke onhandelbare geraamten. Dit veranderde door de "dinosauriërrenaissance": de sterk toegenomen belangstelling voor dinosauriërs sinds de jaren zeventig. Musea en andere instituten willen nu juist heel graag een echt exemplaar hebben als publiekstrekker. Een fossiel van Tyrannosaurus is tegenwoordig een zeer aanzienlijke som gelds waard en commerciële bedrijven zijn actief op zoek naar nieuwe skeletten. Er zijn er nu meer dan dertig ontdekt, wat Tyrannosaurus tot één van de beter bekende dinosauriërs maakt. Individuele skeletten krijgen zelfs hun eigen bijnaam: Vier bekende exemplaren zijn Sue, Stan, G-rex en (de) Wankel-rex. Een groot probleem is dat de nieuwe vondsten meestal nog niet gedetailleerd beschreven zijn.

    Bij Tyrannosaurus zijn de fossielen vaak niet helemaal versteend (vervangen door andere stoffen) zodat het oorspronkelijke botmateriaal nog aanwezig is. Een speciaal exemplaar is "B-rex", MOR 1125, waarvan zelfs het beenmerg bewaard is gebleven; een analyse van de eiwitten toonde opnieuw aan dat vogels en de Tyrannoraptora nauw verwant zijn. "B-rex" had ook medullair been waaraan kalk onttrokken wordt voor de leg: zij was dus een wijfje.

    Alle skeletten zijn gevonden in een vrij beperkt gebied, de oostkust van het toenmalige subcontinent Laramidia die grensde aan de zich toen ver naar het noorden uitstrekkende Golf van Mexico. De fossielen stammen uit het bovenste Maastrichtien, 68-65 miljoen jaar geleden en Tyrannosaurus is daarmee één van de laatste dinosauriërs: vermoedelijk is hij uitgeroeid door de catastrofe van de K-T-overgang

    Tyrannosaurus was een reusachtig dier: de meest complete skeletten hebben een heuphoogte van rond de 3,50 meter. De kop stak nog eens een halve meter boven de horizontaal gehouden rug uit. De precieze lengte was lang onbekend door het ontbreken van de achterste staartwervels, schattingen voor de skeletten door Brown opgegraven liepen uiteen van elf tot veertien meter. Tegenwoordig weten we dat de laagste schatting correct was maar zijn er weer grotere skeletten gevonden: "Sue" (FMNH PR2081) en "Peck's rex" (MOR 980) zijn ongeveer 12,8 meter lang. Hun gewicht lag rond de 5,6 ton. Behalve de skeletten zijn er echter ook nog fragmenten gevonden en de grootste daarvan, een stuk bovenkaak (UCMP 118742), wijst op exemplaren die een 12% langer zijn. Die zouden dan een lengte bereiken van 14,4 meter en een gewicht van acht à negen ton. Iets kleiner, 14 meter, is de geschatte grootte van een skelet dat nog in preparatie is, de in 2000 gevonden "C-rex" of "Celeste". Extrapolatie vanuit fragmenten is bij Tyrannosaurus echter geen erg betrouwbare schattingsmethode omdat het dier in zijn proporties nogal variabel was.

    Zoals alle grote Theropoda had Tyrannosaurus een grote schedel met vele openingen en holten om hem licht te houden. De schedel en vooral de onderkaken (twee, links en rechts, per schedel) zijn echter wel uitzonderlijk robuust. De schedel van "Sue" is 1394 millimeter lang. De langste enigszins complete schedel is MOR 008, gevonden in 1967, en heeft een lengte van ongeveer 150 centimeter. Het getal van 175 centimeter dat vaak in de populair-wetenschappelijke literatuur opduikt, berust op een oude te hoge schatting voor UCMP 118742: de schedel waartoe dit fragment behoort, zal in feite een lengte gehad hebben van 155 tot 160 centimeter.

    De tanden, die steeds door nieuwe vervangen werden, zijn nogal variabel in lengte. De grootste in de bovenkaken waren ongeveer dertig centimeter lang, waarvan achttien centimeter als kroon boven het tandvlees uitstak. Een bijzonder kenmerk van Tyrannosaurus en de overige Tyrannosauridae is de vorm van de in totaal acht tanden voorin de bovenkaken (premaxillae): D-vormig in doorsnede in plaats van erg plat. Dit toont aan dat hij, in tegenstelling tot veel andere theropoden, botten kon doorbijten en een grote vleesmassa uit de wond kon rukken. Deze interpretatie van de functie is bevestigd door een studie die aantoonde dat de schedel speciaal versterkt was, vooral in het verhemelte, om grote bijtkrachten mogelijk te maken, tot over de twee ton.[1] De spieren die de kaken sloten, hadden vergrote aanhechtingspunten doordat achteraan de kaak het holle os superangulare, waarin een van het verhemelte komende spier uitmondde en daaronder het os angulare, waar een andere aan de binnenkant lopende spier van onderen omheengewikkeld was, extreem breed en hoog waren. Dit wijst op een andere jachtmethode: de prooi wordt niet met vele beten oppervlakkig verwond om hem langzaam te laten bezwijken onder bloedverlies maar meteen buiten gevecht gesteld door een beslissende diepe beet. Doordat de muil ver opengesperd kon worden, bracht één hap een enorme en fatale wond toe van een meter lang en een voet diep en breed. Om de verminderde flexibiliteit van de schedel te compenseren, was bij Tyrannosaurus het bij de theropoden gebruikelijke middengewricht in de zijkant van iedere onderkaak extra beweeglijk zodat de onderkaken daar flink zijwaarts konden openklappen, wat meer vleesmassa naar binnen trok.

    De schedel van Tyrannosaurus is achteraan uitzonderlijk breed voor een theropode — ook de aan de buitenkant lopende kaakspieren waren dus zeer dik — waardoor de oogkassen iets meer naar voren gericht zijn. De voorkant van de snuit is minder spits dan bij andere theropoden. Dat alles geeft de kop een meer afgeronde vorm. Desalniettemin is die nog steeds vrij hoog en langwerpig, niet plat en breed als bij een pad, zoals vele illustraties foutief tonen. De S-vormige nek is opnieuw bijzonder robuust en droeg bovenop krachtige nekspieren die met een hoge en brede kam aan het achterhoofd verbonden waren. Achter en voor de oogkassen (maar niet direct erboven) draagt de schedel kleine afgeronde uitsteeksels en er is ook een richel in de lengterichting bovenop de snuit. Bij leven waren die kenmerken vermoedelijk nog verlengd door hoornlagen en ze dienden wellicht voor rituele gevechten binnen de soort.

    De borstkas is vrij kort en hoog en niet naar voren taps toelopend, zoals vaak afgebeeld. Een opvallende kenmerk zijn de kleine voorpoten (even lang als een mensenarm), met maar twee zichtbare vingers per hand — van een derde is alleen nog een middenhandsbeentje over. Zoals oorspronkelijk bij de dinosauriërs konden de onderarmen niet om hun lengteas draaien (pronatie was dus onmogelijk) en waren de handpalmen steeds naar elkaar gericht. De armpjes waren relatief zo klein dat het vaak de vraag oproept waartoe ze eigenlijk dienden. Dit is echter een schijnprobleem dat vergeet dat kenmerken binnen een evolutionaire context verklaard moeten worden. De voorouders van Tyrannosaurus hadden veel grotere armen en de voorpoten zijn dus vermoedelijk gedegenereerd omdat ze juist nergens voor gebruikt werden. Hun reductie leidde tot verwijdering van overbodige massa. Toch hebben ook paleontologen serieuze pogingen gedaan een functie vast te stellen: hulp bij het opstaan uit een liggende positie,[2] of om het vrouwtje vast te houden tijdens de paring.
                                                 

    07-10-2008 om 20:21 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (7 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Spinosaurus aegyptiacus was een vleesetende dinosauriër uit het midden van het Krijt, een theropode uit de groep van de Spinosauroidea, een onderverdeling van de Tetanurae. Spinosaurus behoort per definitie tot de Spinosauridae en de Spinosaurinae.

    De fragmentarische fossiele resten werden in 1912 in Egypte gevonden door de Duitse verzamelaar Markgraf en in 1915 beschreven door de Duitse paleontoloog Ernst Stromer. Zij zijn in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan tijdens een bombardement op München.

    Hoewel we geen compleet beeld hebben van dit dier, maken de bekende gegevens het om drie redenen opmerkelijk:

    • Spinosaurus heeft, net de andere leden van Spinosauridae zoals Baryonyx en Suchomimus, een langwerpige schedel met kegelvormige tanden die sterk op die van krokodil gelijkt. Er wordt verondersteld dat het dier dus net als een krokodil van vis leefde. De conische tanden, die gespecialiseerd zijn in het vasthouden - en niet het verwonden -van de prooi, wijzen er in ieder geval op dat hij joeg op vrij kleine dieren.
    • Spinosaurus bezat enorm lange doornuitsteeksels (spinae) op de ruggenwervels waar het dier ook naar genoemd is. Meestal wordt aangenomen dat die een hoog zeil droegen, mogelijkerwijze voor een verbeterde afkoeling in het extreem hete klimaat dat in die periode in Afrika heerste.
    • Spinosaurus was gigantisch en verreweg de grootste bekende theropode. Hoe groot precies is zeer omstreden. Het in 1915 beschreven fragmentarische skelet bestond uit voornamelijk uit ruggenwervels en een kaakfragment. Uit de wervels kan men door vergelijking met Baryonyx de lengte schatten. Gregory S. Paul kwam in 1988 in zijn Predatory Dinosaurs of the World tot een schatting van vijftien meter. Omdat hij aannam dat Spinosaurus een stuk eleganter gebouwd was en een relatief langere staart bezat dan Tyrannosaurus, schatte hij het gewicht losjes op zo'n vijf ton. Latere nauwkeuriger analyses toonden aan dat de lengte zo'n zestien meter moet hebben bedragen — anderhalf keer langer dan Sue, het grootste tentoongestelde skelet van Tyrannosaurus rex— en het gewicht eerder tegen de negen ton lag. Deze spinosaurus was echter nog niet volgroeid. Het kaakfragment dat erbij gevonden werd, duidt op een schedellengte van een kleine anderhalve meter. De laatste jaren werden er illegaal opgedolven fragmenten uit Noord-Afrika naar de VS gesmokkeld. Een daarvan is het kaakfragment MSNM V4047. Een publicatie uit 2006 van Dal Sasso komt tot een schatting van 1,75 meter voor de schedellengte. Combineren we dit met de schedel van het holotype dan krijgen we dus een spinosaurus van negentien meter lang en een gewicht van vijftien ton. Zo'n exemplaar zou een rughoogte hebben van een kleine zes meter, bekroond met een zeil van ruim twee meter hoog. Hij zou 150 kg vis per dag hebben moeten eten om in zijn energiebehoefte te voorzien. Dal Sasso onthield zich van zo'n extrapolatie, hield rekening met de mogelijkheid dat Stromer resten van twee individuen gevonden had en combineerde de schedellengte met de verhoudingen bij Suchomimus, wat de schatting weer terugbracht tot een voorzichtiger zeventien meter. Er is een zich in particuliere hand bevindend schedelfragment bekend dat een eerste analyse op een 2,5 meter lange schedel vond wijzen. Mocht dit correct zijn dan moet de lengte nog eens met anderhalf en het gewicht met drie vermenigvuldigd worden: bij de hoge schatting leidt dit tot een dier van een 27 meter lengte met een gewicht van ruim veertig ton!

                                                    

    07-10-2008 om 20:11 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (10 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Velociraptor mongoliensis was een theropode dinosauriër uit de groep van de Maniraptora, levend in het Late Krijt, meer bijzonder in het Campanien, in formaties tussen de 80 en 73 miljoen jaar oud.

    De soort werd in 1922 ontdekt in Mongolië door Chapman Andrews en in 1924 beschreven door Henry Osborn, op basis van holotype AMNH 6515. De geslachtsnaam Velociraptor is afkomstig uit het Latijn en betekent "snelle rover"; de soortaanduiding verwijst naar Mongolië.

    Velociraptor was een kleine vleeseter van ongeveer 1,8 meter lengte, met een heuphoogte van een halve meter en een massa van zo'n vijftien kilogram - ongeveer zo groot als een fikse kalkoen met een lange staart. De schedel was vrij langwerpig en zo afgeplat dat hij zelfs een beetje hol was aan de bovenkant. De romp is relatief kort.

    Velociraptor behoort tot de Deinonychosauria, vermoedelijk tot de Dromaeosauridae (net als Deinonychus), en per definitie tot de Velociraptorinae en deelde de vogelachtige kenmerken van die groepen: een groot borstbeen, opklapbare lange armen met grote drievingerige handen, een horizontaler schouderblad, ribuitsteeksels om luchtzakken aan te drijven, een naar achteren stekend schaambeen en vermoedelijk warmbloedigheid gecombineerd met een verenkleed. Door de vorm van de wervels, met lange naar achteren wijzende uitsteeksels was het achterste deel van de staart onbuigzaam; dit kenmerk wordt wel verklaard door aan te nemen dat dit deel als stabilisator fungeerde bij het bespringen van de prooi. De tweede teen droeg een sterk vergrote gekromde klauw die in opgetrokken stand meegedragen werd. De grootste gevonden klauw heeft een lengte van 67 mm; met de hoornschacht mee zou de klauw dan zo'n tien centimeter geweest zijn.

    De functie van de zeer karakteristieke 'raptorklauw' wordt verduidelijkt door de beroemde vondst in de jaren zeventig van een velociraptor en een protoceratops die, in een strijd op leven en dood verwikkeld, door duinzand bedolven werden; terwijl de bek van de planteneter de arm van de vleeseter in een fatale greep omklemt, klauwt de voet van Velociraptor in de nekwervels van Protoceratops. De klauw had dus vermoedelijk vooral een steekfunctie.

    Sommige auteurs, zoals Gregory S. Paul, stellen dat Velociraptor, net als de rest van de familie Dromaeosauridae, niet zozeer een vogelachtige dinosauriër is, als wel een echte vogel in de meest strikte zin van het woord, die dus dichter bij de moderne vogels staat dan Archaeopteryx. Volgens dit alternatieve model is Velociraptor — of zijn voorouder, het vermogen om te vliegen secundair kwijtgeraakt, op een soortgelijke manier als struisvogels. Primitieve dromaeosauriërs konden misschien wel vliegen (Microraptor is het beste voorbeeld). Overigens impliceert het hebben van een vliegende voorouder niet dat men tot de vogels behoort.µ
                                            

    07-10-2008 om 20:04 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (17 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Deinonychus antirrhopus was een vleesetende dinosauriër uit het vroege Krijt die leefde in Noord Amerika. Het was een theropode uit de groep van de Maniraptora en meer in het bijzonder behorend tot de Eumaniraptora en de Deinonychosauria.Uiterlijk

    Het drie tot vier meter lange dier, met een heuphoogte van bijna een meter en een gewicht van zo'n 75 kg, had net als andere leden van de familie Dromaeosauridae een vergrote klauw van 15 cm aan de tweede teen, een stijf uiteinde van de staart (vanwege de vorm van de rugwervels) en lange, drievingerige inklapbare armen met grote handen. Voor een dinosauriër had Deinonychus grote hersenen, en hij was ook behoorlijk intelligent, maar werd nog duidelijk voorbij gestreefd door Troodon. Hij was hoogstvermoedelijk warmbloedig, ademde door luchtzakken en bezat zeer waarschijnlijk een echt verenkleed als een vogel, waaraan hij nauw verwant is.

    [bewerk] Leefwijze

    Net als de tegenwoordige wolf joeg Deinonychus waarschijnlijk in roedels. Deze beslopen kudden grotere herbivoren en stelden zich strategisch op in de bosjes. Een dier viel dan aan en joeg de kudde recht naar de andere rovers, die op het schrikeffect rekenden om de kudde uiteen te doen vallen. Een geïsoleerd dier werd dan besprongen. Vroeger dacht men dat Deinonychus met zijn lange klauwen gapende, één meter lange wonden kon veroorzaken; nieuw onderzoek heeft aangetoond dat de klauwen gespecialiseerd waren voor het toebrengen van diepe wonden. Deinonychus kon met een enkele slag in de ruggengraat een prooidier verlammen.

    Waarschijnlijk nam de roedel vlees mee voor de jonge dieren, die misschien door een soort 'babysitter' bewaakt werden.
                                              

    07-10-2008 om 19:16 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.baryonyx

    Baryonyx walkeri is een bijzondere vleesetende dinosauriër uit wat tegenwoordig Groot-Brittannië heet, stammend uit de periode van het vroege Krijt (Barremien).

    Hij werd in januari 1983 ontdekt en in 1986 beschreven door Charig. De geslachtsnaam betekent: "zware klauw", de soortaanduiding eert de ontdekker, de amateurpaleontoloog William Walker.

    [bewerk] Uiterlijk

    Het ongeveer twaalf meter lange dier heeft de kenmerkende bouw van de Theropoda maar veel langere armen. Deze dragen aan de duim een grote klauw van ongeveer 30 centimeter lang. De nek en schedel zijn ook afwijkend van de andere theropoden. Ten eerste staat de nek niet in een S-vorm zoals bij veel andere theropoden. Ten tweede lijkt de 1.20 m lange schedel op die van een krokodil en heeft hij rechte, kegelvormige, tanden. De stijve staart en wat langere kop zijn ook kenmerken voor de Baryonyx. De staart was voornamelijk om het evenwicht te bewaren als dit dier voorover gebogen stond om vissen te vangen, het hoogste punt is dan ook de 2,5 m hoge heup.

    [bewerk] Leefwijze

    Door de grote klauw en krokodilachtige schedel vermoedt men dat Baryonyx een viseter was. Vaak wordt hij wadend in een rivier of vijver afgebeeld, met zijn lange kaken en grote klauw vis uit het water vissend. Er zijn echter resten van Iguanodon, een grote plantenetende dinosauriër, in zijn maagstreek gevonden. Mogelijk was het dus ook een aaseter die met zijn lange kaken diep in een karkas kon komen, of zelfs een dodelijk roofdier dat prooidieren met zijn grote duimklauwen te lijf ging. Er zijn kleinere theropoden die soorgelijke klauwen aan hun voeten voor soortgelijke doeleinden gebruikten: bekendheden als Deinonychus en Velociraptor bijvoorbeeld.

    [bewerk] Taxonomie

    Baryonyx werd vroeger vanwege zijn unieke kenmerken in een aparte familie Baryonychidae geplaatst. Tot voor kort was hij daar alleen. In 1996 werd de sterk op hem lijkende Irritator gevonden, en in 1998 kwam daar ook Suchomimus bij. Tegenwoordig is de taxonomische positie van Baryonyx gedefinieerd als behorende tot de Baryonychinae, de zustergroep van de Spinosaurinae waartoe Spinosaurus behoort, beide onderverdelingen van de Spinosauridae, een onderverdeling van de Spinosauroidea.

    07-10-2008 om 19:11 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ceratosaurus

    Ceratosaurus nasicornis was een een theropode dinosauriër uit het Jura.

    Ceratosaurus werd in 1884 beschreven door Othniel Charles Marsh. Hij is gevonden in lagen van zo'n 150 miljoen jaar geleden in de Verenigde Staten en Afrika, gebieden die zich toen nog op één continent bevonden.

    Ceratosaurus was ongeveer zes m lang en 2.50 m hoog, en had enkele kenmerkende eigenschappen. De meeste theropoden zoals Allosaurus hebben hoorns. De twee boven de ogen waren klein en leken meer op kammetjes, zo ook bij Ceratosaurus: bij hem echter was de hoorn op de neus (althans de middenlijn van de schedel, achter de neusgaten) sterk vergroot, en kon, hoewel vrij plat, met recht een 'hoorn' genoemd worden. Er was ook een kleiner hoorntje meer achter op de schedel. Sommige schedels hebben grotere hoorns dan andere. Dit kan twee dingen betekenen: er waren verschillende soorten, of er waren verschillen tussen de seksen. De functie van de hoorns is onduidelijk, misschien werden ze door de mannetjes gebruikt bij gevechten. De hoorn op de neus zou ook een geducht wapen kunnen vormen, waarmee het dier prooien aanviel en zich verdedigde tegen de grotere roofdieren, zoals Allosaurus - maar dat kan alleen maar zo geweest zijn als het onbekende hoornweefsel een scherpe kartelrand vormde, want de bewaard gebleven botkern is vrij stomp.

    Op de rug van Ceratosaurus liepen de erg lange doornuitsteeksels als een kam over de ruggengraat. Deze kam, en de hoorn(s), gaven het dier een draakachtig uiterlijk.

    Ceratosaurus had vier vingers, terwijl de meeste andere theropoden uit de late Jura er drie hadden. In het vroege Jura en het late Trias kwamen wel meer viervingerige theropoden voor (ook vijfvingerige). Deze primitieve eigenschap toont in samenhang met vele andere kenmerken aan dat Ceratosaurus een theropode was uit één van de twee hoofdvertakkingen van de Theropoda, die zelfs naar deze soort genoemd is: de Ceratosauria; de andere vertakking heet de Tetanurae. De vierde vinger was wel kleiner, en had geen klauw.

    In 2000 zijn twee andere soorten beschreven: C. magnicornis en C. dentisulcatus. Het is nog zeer omstreden of het hier inderdaad om aparte soorten gaat. De laatste vorm is ongeveer 60% langer. Daar dinosauriërs typisch nooit ophielden met groeien kan het ook om een groot individu van C. nasicornis gaan. De andere vorm had, zoals de naam reeds aangeeft, een grotere hoorn - maar dat is vermoedelijk een zeer variabel kenmerk. Voor een komische noot zorgde in 1995 Pickering door niet-diagnostische resten C. willisobrienorum te noemen, enkel om een tekenstudio te eren. Volgens de regels staat het een ieder vrij om via een publicatie nieuwe soorten te benoemen. De heer Pickering misbruikt deze vrijheid regelmatig.

    Een ander vreemd kenmerk van Ceratosaurus , dat hij met vele theropoden deelde, was dat de onvergroeide onderkaken (iedere gewervelde heeft er twee) van de toch al relatief grote (1 m) schedel in het midden (dus aan beide zijkanten van de schedel) gewrichten hadden en ook ten opzichte van elkaar vrij mobiel waren. Dit kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden: allereerst als een vermogen om, net als veel slangen, zijn bek aan de voorkant 'uit te rekken'. Zo kon het dier vrij grote prooien (bijvoorbeeld de snelle Dryosaurus) in hun geheel doorslikken, als de beide onderkaken van voren uit elkaar klapten. Misschien was dit vanwege de concurrentie van andere roofdieren. Als Ceratosaurus net zoals veel andere dieren gewoon happen uit zijn prooi zou nemen, zou hij niet de tijd hebben om zijn prooi op te eten voordat er aaseters kwamen. Als hij de prooi in zijn geheel kon doorslikken, had hij het volledige maal al op voordat de aaseters de geur konden ruiken. De meer traditionele interpretatie is dat de onderkaaksmiddengewrichten niet naar binnen klapten zodat de punten van voren uit elkaar gingen, maar naar buiten zodat de hele bek korter en breder werd. Dit verhoogt de zaagwerking van de tanden. Voor deze gebruikelijke opvatting pleit het feit dat bij fossielen de onderkaken toch vaak als één geheel bewaard zijn gebleven - wat duidt op vrij strakke kapselverbindingen - en het simpele gegeven dat de normale kaakgewrichten al toestonden de bek enorm open te sperren, terwijl de ingang door de verbreding ook vergroot werd. Ertegen pleit dat mogelijkheid tot de noodzakelijke horizontale beweging van de normale kaakgewrichten nooit aangetoond is.

                                               

    07-10-2008 om 19:06 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Pachycephalosaurus wyomingensis was een herbivore dinosauriër behorend tot de Marginocephalia en meer in het bijzonder tot de Pachycephalosauria. Hij leefde tijdens het Krijt in het huidige Noord-Amerika.

    Pachys betekent in het Grieks "dik", kephale betekent "hoofd" en sauros gebruikt men in de naamgeving voor een "reptiel". Tezamen betekent zijn naam dus "dikhoofdreptiel". Dat Pachycephalosaurus die naam gekregen heeft, was niet zo vreemd: hij had een zeer dikke schedel voor zijn overigens vrij kleine hersens. Deze gewelfde schedel bestond uit massief been dat tot 25 centimeter dik was. Wellicht botsten de mannetjes, strijdend om de vrouwtjes, met hun koppen tegen elkaar. De schokgolven die hierbij ontstonden werden dan afgeleid naar de grond via de extra sterke ruggengraat en de achterpoten. Deze theorie is echter zeer omstreden nadat onderzoek uitwees dat het bot dergelijke klappen niet zou hebben kunnen doorstaan. De schedel is overigens het enige wat van deze soort bekend is. Hij was het grootste bekende lid van de groep Pachycephalosauria. In de populair-wetenschappelijke boeken wordt zijn grootte echter nogal overdreven: soms geeft men lengten op tot acht meter met een gewicht tot twee ton, maar de vondsten wijzen op ongeveer 4,5 meter, wat een gewicht van hoogstens een paar honderd kilo oplevert.

    De soort werd in 1943 door Brown beschreven als P. grangeri maar de soortaanduiding moest gewijzigd worden toen bleek dat een gedeeltelijke schedel (USNM 12031) al in 1931 door Gilmore beschreven was als Troodon wyomingensis — een verwijzing naar Wyoming.
                                   

    07-10-2008 om 18:58 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    21-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Edmontosaurus

    Edmontosaurus was een hadrosauriër of eendesnaveldinosauriër behorend tot de groep van de Edmontosaurini. Het was een herbivoor zonder klauwen. Wel kon hij wellicht door een op te zwellen neuszak zijn soortgenoten waarschuwen voor gevaar. Hij was familie van Anatotitan en leefde tijdens het late Krijt in het huidige Noord-Amerika.

    De eerste soort, E. regalis werd in 1917 beschreven door Lawrence Morris Lambe. De geslachtsnaam verwijst naar de stad Edmonton in Canada; de soortaanduiding betekent: "koninklijk" en verwijst naar de enorme omvang van het dier dat een lengte kon bereiken van zo'n dertien meter. Er wordt een tweede soort onderscheiden: E. annectens, in 1892 door Othniel Charles Marsh beschreven als Claosaurus annectus. De derde soort is E. saskatchewanensis. Beide laatste zijn een tijdje ondergebracht bij Anatosaurus.

    Een skelet van Edmontosaurus is te zien in Naturalis
                                                                    

    21-09-2008 om 12:27 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maiasaura

    Maiasaura ("goed moederreptiel") was een herbivore dinosauriër (meer precies een hadrosauriër). Maiasaura leefde zo'n 75 miljoen jaar geleden (in het late Krijt) in Noord-Amerika, en behoort daarmee tot de laatste dinosauriërs. Ze is vooral bekend om haar broedzorg.

    Maiasaura was een eendensnaveldinosauriër met een vlak hoofd en een kleine verhoging voor de ogen. Ze had een hoornige 'snavel' zonder tanden, maar een grote hoeveelheid tanden dieper in de bek.

    Maiasaura werd zo'n negen meter lang, en 2-2,5 meter hoog, en de achterpoten waren langer en steviger dan de voorpoten.

    In Montana zijn door Jack Horner broedkolonies aangetroffen die aan Maiasaura worden toegeschreven. Hier bevinden zich vele nesten, met een regelmatige tussenafstand van zo'n 6-7 meter. De nesten hebben de vorm van kleine heuveltjes, zo'n twee meter breed, met een uitholling voor de eieren aan de top. Bij sommige van de nesten werden de resten van jongen aangetroffen. Opvallend hierbij was dat de jongen sterk in grootte varieerden. Pas uitgekomen jongen waren zo'n 30 cm groot, maar er zijn ook nesten met jongen van 90 cm aangetroffen. Dit geeft aan dat de jongen na het uitkomen nog geruime tijd in het nest bleven, wat een verdere vorm van broedzorg betekent dan men van enig hedendaags reptiel kent, en meer lijkt op wat we van vogels kennen, de laatste nog levende dinosauriërs. Ook van andere hadrosauriërs zijn inmiddels dergelijke nesten bekend, maar Maiasaura was de eerste dinosauriër waarvan volwassen dieren, jongen en eieren bij elkaar werden aangetroffen.

    De grootteverschillen tussen de jongen hebben ook nieuwe voeding gegeven aan de theorie dat in elk geval sommige dinosauriërs warmbloedig waren: Bij dergelijke grootteverschillen moeten ze wel snel gegroeid zijn, sneller dan koudbloedige dieren in het algemeen groeien.

    In Montana is ook een groot massagraf met naar schatting 10.000 Maiasaura-fossielen aangetroffen. Deze gigantische kudde werd bedolven onder de as van een vulkaanuitbarsting.
                   

    21-09-2008 om 12:20 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Ouranosaurus nigeriensis was een herbivore dinosauriër uit de groep van de Euornithopoda, tijdens het Vroege Krijt levend in het huidige West-Afrika.

    Ouranosaurus werd in 1976 beschreven door Taquet op basis van een in 1966 in Niger gevonden vrij volledig skelet uit het Aptien, zo'n 110 miljoen jaar geleden.

    Het meest opvallende kenmerk van Ouranosaurus waren de enorme doornuitsteeksels op de ruggewervels die wellicht een groot zeil op zijn rug ondersteunden. Eenzelfde kenmerk treffen we aan bij Spinosaurus, een carnivore tijdgenoot uit hetzelfde gebied. Het is wel verondersteld dat het extreem hete klimaat uit die periode tot overeenkomstige aanpassingen geleid heeft: een zeil vergrootte het uitstralingsoppervlak.

    Ook twee eerdere synapsiden, Dimetrodon en Edaphrosaurus, hadden een zeil, hoewel ze niet aan de dinosauriërs verwant waren. Bij dezen had het zeil vermoedelijk mede de functie het dier op te warmen. Bij de dinosauriërs speelde dat vermoedelijk geen rol; door hun enorme massa waren die weinig gevoelig voor afkoeling — als ze al niet volledig warmbloedig waren.

    Een ander bijzonder kenmerk van Ouranosaurus vormde de enorm lange schedel. Het hele beest werd zo'n zeven meter lang. Zijn voorpoten hadden geen grijpfunctie meer.

    Ouranosaurus is basaal geplaatst in de Hadrosauroidea
    .

                           

    21-09-2008 om 09:41 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Iguanodon

    Iguanodon is een herbivore ornithopode dinosauriër uit het Vroege Krijt. Het was een van de meest voorkomende dinosauriërs, en het typevoorbeeld van de groep van Iguanodonten. Het was een van de eerste dinosauriërs die ontdekt werd. Iguanodons zijn gevonden in Europa, Noord-Afrika en Noord-Amerika (vondsten in Mongolië zijn nog onzeker), verwante soorten ook in andere werelddelen, tot in Australië toe. Een van de rijkste vindplaatsen was in 1878 in een kolenmijn in Bernissart in België, waar meerdere complete en relatief zeer weinig verstoorde skeletten bij elkaar lagen.

    Iguanodons waren tamelijk grote dieren, met een lengte van zes tot tien meter (afhankelijk van de precieze soort) en een gewicht van 4,5 tot 5,5 ton.

    Iguanodon bezat een hoornige snavel, vergelijkbaar met die van schildpadden, dieper in de mond bevonden zich (links en rechts) onder elkaar liggende rijen tanden, die samen een in de hoogte en breedte aaneengesloten "batterij" vormden met een door afslijting steeds scherpe snijrand, die permanent van onderen aangevuld werd door de groei van een nieuwe rij. Het kauwen gebeurde niet zoals bij zoogdieren door de kaak in het horizontale vlak rond te laten draaien, maar doordat het stuk van de schedel waar de boventanden in zaten bij de sluiting van de kaken naar binnen klapte. Iguanodon bezat een vrij korte, omhooggebogen hals. De kop was tamelijk zwaar en qua vorm enigszins vergelijkbaar met een paardenhoofd.

    Iguanodons konden zowel op twee als op vier poten lopen; over wat de meest gebruikelijke vorm van voortbeweging was, bestaat nog geen enigheid. Opvallend detail is dat ze een hoornige, kegelvormige klauw hadden waar bij een mens zich de duim zou bevinden.

    Iguanodon was de eerste dinosauriër die ontdekt werd, hoewel Megalosaurus eerder beschreven werd. Vanaf ongeveer 1810 werd in steengroeven een aantal tanden en botten ontdekt en aan verzamelaars verkocht. Omdat de tanden wel op die van leguanen leken, maar dan een stuk groter, werd het dier Iguanodon (leguanentand) genoemd. Het werd voor het eerst beschreven en kreeg zijn naam door Gideon Mantell in 1825.

    Nadat meer vondsten gedaan waren, maakte hij een reconstructie die echter naar wat wij nu weten niet erg met de werkelijkheid overeenkwam. Zo toonde hij Iguanodon als een log, vierbenig reptiel, terwijl we nu weten dat Iguanodon redelijk snel en in elk geval facultatief tweebenig was. Een sterk opgerichte houding was echter onmogelijk doordat verbeende pezen de basis van de staart naar beneden kromden. Ook werd de duimkegel bij gebrek aan kennis over waar het thuishoorde als een hoorn op de neus geplaatst. Een andere foute interpreatie betrof de lengte die door extrapolatie vanuit de bouw van een hagedis op wel zestig meter geschat werd. Later in zijn leven kreeg Mantell een steeds beter beeld van de werkelijke bouw van het dier.

     

    Toen in 1842 de Dinosauria door Richard Owen voor het eerst benoemd werden, werd Iguanodon met Megalosaurus en Hylaeosaurus in deze groep geplaatst.

    In 1878 werden in de steenkoolmijnen van Bernissart skeletten gevonden van de dinosauriërgeslacht Iguanodon. Deze vondst is vrij uniek in de wereld: 30 complete en enkele onvolledige skeletten werden teruggevonden. Het was de eerste keer dat zoveel en zo'n volledige resten van dinosauriërs werden teruggevonden en zijn momenteel te bezichtigen in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. De soort kreeg de naam Iguanodon bernissartensis, wat wil zeggen Iguanodon van Bernissart. Het is nog steeds niet duidelijk hoe het komt dat zoveel skeletten op dezelfde plaats bewaard zijn maar algemeen neemt men aan dat de vindplaats een natuurlijke moerassige bezinkingsput was. De kadavers konden zich er gedurende vele jaren opeenstapelen en fossiliseerden. De steenkool uit het bekken van Bergen waarnaar gedolven werd, stamt uit het Carboon, de iguanodons uit het Jura, een latere periode. De dinosauriërs zijn gevonden doordat hun resten door een onderaardse verschuiving, een "cran", in oudere lagen terecht zijn gekomen.
                                                      

    21-09-2008 om 09:38 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (4 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dryosaurus

    Dryosaurus is een dinosauriër behorend tot de Euornithopoda, die tijdens het Late Jura (Kimmeridgien-Tithonien, zo'n 150 miljoen jaar geleden) leefde in het gebied van het huidige Noord-Amerika en Afrika.

    In 1878 werd door Othniel Charles Marsh op basis van holotype YPM 1876, een schedel in 1876 gevonden in de Morrisonformatie, een soort van het geslacht Laosaurus, L. altus beschreven. In 1894 kwam Marsh tot de conclusie dat de soort een eigen geslacht waard was: Dryosaurus altus. De geslachtsnaam is afgeleid van het Klassiek Griekse dryos, "eik" en verwijst naar de vorm van de tanden; de soortaanduiding betekent "hoog".

    In de vroege twintigste eeuw vond een Duitse expeditie in Duits Oost-Afrika zeven skeletten die in 1919 door Virchow werden beschreven als Dysalotosaurus lettowvorbecki maar later werden toegekend aan Dryosaurus.

    Dryosaurus was ruim drie meter lang, 1,7 meter hoog en woog 77 tot 90 kilo. Hij had grote ogen, lange dunne poten met drie tenen, korte voorpoten met vijf lange vingers, een lange nek en een staart voor de balans. Hij leefde in het laat Jura, 156 to 145 miljoen jaar geleden. Het dier had een papegaaiachtige bek. Hier konden taaie plantenstengels mee worden afgebeten. Achterin zijn bek had Dryosaurus een kauwbatterij van twintig tot dertig kleinere aaneengesloten tanden die steeds vervangen werden. Hiermee vermaalde hij alle planten die hij at tot een zachte verteerbare pulp.

    Dryosaurus werd voeger ingedeeld bij de Hypsilophodontidae, maar tegenwoordig beschouwd als een lid van de Iguanodontia in de Dryosauridae. D.altus en D. lettowvorbecki worden tegenwoordig gezien als valide soorten. Hij werd bejaagd door vleeseters als Allosaurus en Ceratosaurus.

    Zijn bescherming lag denkelijk in de kudde, zijn grote ogen en sprintvermogen. Als ze aan het eten waren, hielden dan minstens twee of drie dieren de wacht. Als ze bijvoorbeeld een troep ceratosaurussen zagen, sloeg een van de dieren alarm. Daarna renden ze met een snelheid van een zestig kilometer per uur weg. Hun gezichtsvermogen was uitstekend. Ze deelden het landschap met verschillende sauropoden, pterosauriërs, carnosauriërs en andere dieren.
                                      

    21-09-2008 om 09:22 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    20-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Triceratops

    Triceratops ("driehoorngezicht"; het Griekse keras, genitief keratos, betekent "hoorn"; ops, meervoud opia, "gezicht") was een ornithischische dinosauriër uit de groep van de Ceratopia die negen meter lang en drie meter hoog kon worden.

    Triceratops was een enorm dier, de grootste bekende ceratopiër, met de afmetingen van een olifant. Hij kon tot negen meter lang worden en acht ton zwaar.

    Triceratops valt vooral op door de eigenaardige vorm van de kop. In tegenstelling met vele andere dinosauriërs had Triceratops in verhouding tot het lichaam een grote kop. Zijn kop bestond grotendeels uit zware beenderen. Vergeleken met de grootte van de schedel is de herseninhoud van deze reus heel klein. De kop droeg drie hoorns (vandaar de naam), twee boven de ogen en een, een kortere op de neus. Deze hoorns gebruikte hij waarschijnlijk om eventuele vijanden af te schrikken maar ook bij onderlinge krachtmetingen tussen de mannetjes. Opvallend aan de schedel is het grote pantserschild, dat uit slaap- en wandbeenderen bestaat en de nek beschermde. Ook op andere plaatsen was het lichaam door pantserplaten in de huid en door hoornstekels beschermd. De nek van Triceratops moest heel erg sterk zijn, om het gewicht van de kop te dragen. Ook gebruikte hij zijn nek om taaie begroeiing af te scheuren.

    Voor zo'n zwaar dier was Triceratops een opvallend snelle loper. Vaak denkt men bij deze dieren dat ze vergelijkbaar zijn met hedendaagse reptielen. De kop van het dijbeen van de Triceratops is echter rond en past zo in de heupholte dat de poten recht onder het lichaam staan, in tegenstelling tot huidige reptielen, waarvan de poten meer naar bezijden uitsteken. De knieën en ellebogen werden echter gebogen gehouden wat een snelle gang mogelijk maakte. De musculatuur was daarbij heel zwaar. De paleontoloog Robert Bakker meende dat het beest in galop een snelheid van wel 50 kilometer per uur kon bereiken; anderen denken echter dat de beweeglijkheid van het schouderblad onvoldoende was om te galoperen. De zware poten waren van hoeven voorzien; de voorpoot had vier tenen, de achterpoot drie. De korte staart stak naar achteren.

    riceratops leefde alleen in Noord-Amerika (Montana, Wyoming, Colorado en Dakota) aan het eind van de Krijtperiode, het laatste Maastrichtien, 68-65 miljoen jaar geleden. Hij was daarmee één van de laatste dinosauriërs tijdens het Mesozoïcum. Er heerste in die tijd een warm, mild en stabiel klimaat.

    Om zich voort te planten legde Triceratops vermoedelijk elk jaar eieren in een nest. Triceratops leefde wellicht niet alleen maar in kudden. Hiervoor bestaat echter geen direct bewijs in de vorm van een door een modderlawine bedolven kudde, zoals wel aangetroffen bij sommige andere ceratopiërs. De kuddevorm leverde voordelen op bij de verdediging. Waarschijnlijk zal Tyrannosaurus, de belangrijkste predator in het ecosysteem waarin Triceratops leefde er niet aan gedacht hebben het directe gevecht met zo'n troep aan te gaan en beperkte zich tot hinderlagen of het met een jachtgroep opdrijven. Het is wel verondersteld dat de uitzonderlijke grootte en zware bouw van Tyrannosaurus een aanpassing was aan het jagen op zo'n gevaarlijke prooi als Triceratops. Veel alternatieven waren er niet want Triceratops vormde in zijn habitat verreweg de meest voorkomende planteneter. Dit gegeven is wel als een argument gebruikt dat over de hele planeet de soortenrijkdom terugliep, maar het kan ook een lokaal verschijnsel geweest zijn.
                                     

    20-09-2008 om 16:33 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (4 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Styracosaurus

    Styracosaurus albertensis ("speerpuntreptiel") was een viervoetige herbivore dinosauriër behorend tot de groep van de Ceratopidae en meer bepaald de Centrosaurinae met een lengte tot 5,5 meter en een gewicht van drie ton. Deze dinosauriër leefde zo'n 75 miljoen jaar geleden in het Laat-Krijt (Campanien). Restanten van Styracosaurus zijn gevonden in Alberta (Canada) en Montana (VS).

    De soort is in 1913 beschreven door Lawrence Lambe opbasis van een vondst door Charles Mortram Sternberg. Er zijn nog twee andere soorten beschreven: S. parksi en S. ovatus, maar het is zeer de vraag of dit werkelijk aparte vormen zijn.

    Net zoals andere ceratopiërs had Styracosaurus hoorns en een nekschild. Zijn geslachtsnaam vindt oorsprong in de zes naar achter gerichte stekels die zich op de achterzijde van het nekschild bevonden. Deze stekels hadden misschien tot doel de kwetsbare nekstreek te beschermen in geval van een aanval, of ze dienden voor het soortonderscheid of onderlinge dreiging. De soortaanduiding verwijst naar Alberta
                                                    .

    20-09-2008 om 16:28 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Protoceratops

    Protoceratops andrewsi is een neoceratopische dinosauriër uit het late Krijt (Campanien).

    Fossielen van dit dier zijn gevonden in Mongolië door Chapman Andrews naar wie de soortaanduiding ook vernoemd is. Volwassen dieren waren gemiddeld twee meter lang met uitschieters tot ongeveer drie meter. Achterop de kop droeg het een groot nekschild. Het had geen hoorns, maar wel een hoornen neuskam aan de voorkant van de kop.

    De paleontoloog Peter Dodson ontwikkelde een theorie die stelde dat er sekseverschillen bestonden waarbij de vrouwtjes lagere schedels en een kleiner nekschild hadden. De oudste mannetjes hadden de grootste nekschilden, en men gaat er dan ook van uit dat deze in onderlinge gevechten werden gebruikt.

    De achterpoten van Protoceratops waren langer dan de voorpoten. Algemeen wordt aangenomen dat het dier zich alleen op vier poten voortbewoog, vergelijkbaar met de hedendaagse neushoorn, hoewel het dier veel kleiner was, zo'n twee meter lang. De bek was voorzien van een benen, vermoedelijk met hoorn beklede, snavel die waarschijnlijk werd gebruikt om harde vegetatie de baas te worden.

     Meestal wordt aangenomen dat het zich basaal in de groep van de Neoceratopia bevindt als lid van de Protoceratopidae. Protoceratops behoort per definitie tot de klade van de Coronosauria. De geslachtsnaam betekent "voorloper van de Ceratopidae". Het is echter geen directe voorouder van deze groep. Het meervoud van de naam is "protoceratopia".

    In de jaren twintig was Protoceratops de eerste dinosauriër waarvan men meende eieren en nesten gevonden te hebben. De eieren waren langwerpig, 10-15 cm. lang. Ze waren opvallend goed behouden, en sommige zelfs volledig onbeschadigd. In de eieren werden fossielen van de embryo's gevonden. Toen echter een embryo onderzocht werd, bleek in 1994 dat de eieren van Oviraptor waren. Tegenwoordig wordt weer van andere eieren vermoed dat ze van Protoceratops waren en weten we ook dat al veel eerder, toen niet herkende, resten van dinosauriëreieren gevonden zijn.

    Een beroemd fossiel toont een protoceratops en een velociraptor, in een fel gevecht gewikkeld op het moment van overlijden. Waarschijnlijk zijn ze tijdens hun strijd bedolven door een instortend door regen verzadigd zandduin
                                .

    20-09-2008 om 16:23 geschreven door joachim ++++quin  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Archief per week
  • 22/12-28/12 2008
  • 06/10-12/10 2008
  • 15/09-21/09 2008

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs