Niets Is Altijd Iets Als Niets Iets Aanraakt
Inhoud blog
  • Archief per maand
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 09-2005
    Een interessant adres?
    Blog als favoriet !
    {TITEL_VRIJE_ZONE}
    Plato op de chatbox
    groepsgesprekken en Filosoferen met kinderen en jongeren
    24-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Kinderfilosofie? Altijd even geslaagd?

     


     

    ANTWERPEN - 10 mei 2007

     

    We bespreken binnen dit artikel of kinderfilosofie wel altijd even geslaagd is. Hiervoor maken we gebruik van de visies van verschillende personen die werken rond kinderfilosofie. Doorheen onze zoektocht over kinderfilosofie, kwamen we maar weinig contra’s tegen. Vandaar dat we er in dit artikel voor opteren om verschillende visies naast elkaar te leggen en er op een kritische wijze naar te kijken. Op deze manier proberen we, gezien ons thema filosofie is, nieuwe denkpatronen en uitdagingen te creëren.

     

     

    Filosoferen met kinderen is niet altijd even voor de handliggend zoals men wel zou denken. Richard Anthone (filosoof en lector aan de Karel de Grote Hogeschool te Antwerpen) omschrijft filosofie of wijsbegeerte, als een discipline die zich niet zozeer kenmerkt door een bijzonder studieobject, maar wel door de aanpak. Volgens hem is filosofie eerder procesgericht dan productgericht (Anthone, 1999). Filosoferen is een speelse activiteit, een gespreksvorm waarbij gedachten worden uitgewisseld over datgene wat gewoonlijk als vanzelfsprekend wordt ervaren en waar geen moeilijke vragen uit de weg worden gegaan.

     

    Als we uitgaan van deze omschrijving rijst ons de vraag of we nog wel kunnen spreken van filosoferen. Wanneer men de filosofische vraag makkelijker maakt, is het dan nog wel filosoferen? Vragen bestaan in de wereld van een kind, dat is zeker. Kijk maar naar de belevingswereld van een kind. Kinderen vullen hun eigen wereldbeeld in door eigen gedachten te kanaliseren om zo alles te kunnen ordenen in het geheel.

    We kunnen ons ook de vraag stellen of kinderen wel in filosoferen geïnteresseerd zijn. Indien dit niet het geval is, waarom zou men dat soort denken dan moeten stimuleren? Kinderen hebben originele denkbeelden, maar de stimulans om die te uiten ontbreekt hen vaak. Hoe ouder ze worden, hoe meer deze originele beelden worden verdrongen door denkbeelden die een doorsnee iemand beoogt te hebben. (De Vos, 2006)

    Kinderen zijn over vele dingen, waar wij als volwassenen al lang niet meer bij stilstaan, verwonderd (Anthone, Janssens, Vervoort & Knops, 2006). Zo stellen bijvoorbeeld kleuters op een enthousiaste manier vragen. Niet alleen om hun verwondering uit te drukken, maar vooral omdat het hen helpt zich te kunnen oriënteren in een enorm complexe wereld. Deze verwondering en gerichte nieuwsgierigheid verminderen naarmate ze ouder worden, omdat er later nauwelijks tijd en ruimte gevonden wordt om daarop in te kunnen gaan. Nochtans blijkt dat ook jongeren, wanneer hen de kans tot filosoferen wordt geboden, er dankbaar gebruik van maken om met elkaar van gedachten te wisselen en om samen op ontdekking te gaan. (Zeno, 2005)

     

    “Filosofie is eerder procesgericht dan productgericht”

     

    Anthone zegt ons dat filosoferen met kinderen, op een systematische en gestructureerde wijze, samen nadenken en praten over filosofische vragen is. Vragen waarop een definitief antwoord niet gegeven kan worden. Maar die ons, de mensheid, toch bezighouden (vb: ‘Wat is echt?, ‘Waar komen woorden vandaan?’).

    Hierdoor moeten kinderen hun eigen antwoorden zoeken, waarover ze vervolgens met elkaar kunnen praten. De kern van een filosofische activiteit bestaat uit denken over de eigen positie in de wereld, hoe de wereld in elkaar zit én uit denken over het denken (Anthone, Janssens, Vervoort & Knops, 2006). Dit sluit dan weer aan op onze vraagstelling, met name dat kinderen hun eigen kijk hebben op de omgeving en dus ook steeds op zoek zijn naar antwoorden om hun “wereld” te begrijpen.

    Op deze manier is het inderdaad mogelijk om vanuit een makkelijkere vraagstelling te komen tot een sterkere belevingswereld van het kind.

     

    Kinderfilosofie is gericht op het verwoorden van je eigen wereldbeeld, hoe het komt dat je denkt zoals je denkt. En gaat niet over het napraten van grote filosofen. Dit proces gebeurt in dialoog. Het betekent zowel het analyseren van je eigen gedachten, hoe ze verschillen van anderen, als ook het nadenken over speculatieve vragen. (Zeno, 2005)

    Astrid De Keizer (docente Filosofie aan de Hogeschool van Leiden) sluit zich quasi volledig aan bij de mening van Anthone. Zij legt echter nog meer nadruk op het ‘waarom’ van de vragen.

    Het waarom van iets is volgens ons ook belangrijk. Als er geen waarom kan zijn, dan kan er ook geen antwoord ontstaan. “Waarom” is het vraagwoord dat steeds opnieuw uitdaagt tot zoeken, en antwoorden opnieuw in vraag stelt.

    Het valt toch vaak op hoeveel een kind kan vragen: “Waarom?”. Steeds opnieuw, tot de omgeving er een halt aan toeroept.


     

    Een andere vraag die we ons hierbij kunnen stellen is of het noodzakelijk is om je eigen identiteit op losse schroeven te zetten om zo filosofie mogelijk te maken? Verschillende identiteiten bemoeilijken het gesprek. Maar geldt dit nog steeds als je er afstand van neemt? (verslag filosofisch café, 2006)

    Er zou kunnen gesteld worden dat men het verband legt met ‘identificatie’: het beeld dat we van onszelf hebben, kan een hinderpaal vormen om met een open geest te kunnen luisteren.

    Als we het filosoferen met kinderen op deze manier bekijken, kunnen we ons de vraag stellen of kinderen - en in de eerste plaats pubers - wel in staat zijn om een deftig filosofisch gesprek te voeren. Want zijn het niet net deze twee groepen die nog op weg zijn zijn om hun identiteit te ontwikkelen? Anderzijds is het mogelijk dat kinderen en jongeren hun identiteit beter leren onderbouwen, herkennen en erkennen als gevolg van deze filosofische houding.

     

    “Kinderfilosofie is gericht op het verwoorden van je eigen wereldbeeld”

     

    Lipman (Amerikaanse filosoof en logicus) stelt zich gelijkaardige vragen over twee problemen. Het is echter belangrijk om te vermelden dat Lipman vertrekt vanuit het onderwijssysteem. (Bartels & Van Heuckelom, 2005)

    Ten eerste is er volgens Lipman een cognitief probleem: kinderen denken minder goed, dan hun werkelijke denkvaardigheid waarover ze beschikken. De scholen schieten tekort bij het aanmoedigen van de ontwikkeling van denkvaardigheden. Kinderen leren te weinig denken en leren evenmin zich een onderzoekende houding aan te meten. Heel jonge kinderen blijken nochtans geïnteresseerd en nieuwsgierig te zijn om zin te geven aan hun leven en dingen te exploreren, om zich zo in te laten met ervaringen.

    Het tweede probleem heeft meer te maken met de affectieve zijde van het onderwijs. Het gaat hier over de houding van kinderen tegenover de school en het academische leven. Een houding die vaak negatief is, al is het maar door het verplichte karakter van de school.

    Eens ze naar de basisschool gaan, stelt zich het probleem dat ze hun interesse en nieuwsgierigheid kwijtspelen. Het valt op dat men de nieuwsgierigheid van kinderen niet optimaal gaat stimuleren. Hierdoor ontmoedigt de school een onderzoekende houding.

     

    “FILOSOFEREN MET KINDEREN IS MOGELIJK”

     

    De specifieke terminologie van de filosofie beperkt vaak de mogelijkheden en interesses. Het is mogelijk om de traditionele problemen van de filosofie aan kinderen voor te leggen op een manier die voor hen toegankelijk is, m.a.w. hen filosofische problemen voor te leggen in een alledaagse taal.

    Hieruit kunnen we afleiden dat filosoferen met kinderen mogelijk is volgens Lipman. Maar enkel als het op maat van de jongeren is geschreven en dus verstaanbaar wordt gemaakt voor hen. Op deze manier kunnen we eventueel stellen dat het verbeteren van  de natuurlijke rationaliteit van kinderen, het doel van de kinderfilosofie is. Dit alles door gebruik te maken van dialogen tussen een groep van gelijken die oplossingen zoekt voor algemene problemen.

    Met andere woorden, gebruikt Lipman filosofie om kinderen weerbaarder te maken en zichzelf te leren kennen? Bestaat er hier niet het gevaar dat kinderen zich gaan overbelasten en zichzelf gaan overvragen, omdat er teveel van hen verwacht wordt?

     

    Rudolf Kampers (filosoof en lerarenopleider aan de Hogeschool Amsterdam) is echter van mening dat kinderen jonger dat 7 jaar nog over onvoldoende empathisch vermogen beschikken om te kunnen filosoferen.

    Jonge kinderen beschikken volgens hem nog over te weinig cognitieve vaardigheden. Het zijn net deze cognitieve vaardigheden die nodig zijn om tot een filosofisch gesprek te kunnen komen dat ook degelijk zijn vruchten afwerpt in het ontwikkelen van een eigen ik, zoals Freud zou zeggen. De veronderstelling dat jonge kinderen deze ontwikkeling nog niet voldoende hebben doorgemaakt, zorgt misschien voor een zware verwarring bij de zoektocht naar zijn eigen persoon bij een kind.

     

    In tegenstelling tot Rudolf Kampers is Judith Capaan (2007) (pedagoge en stafmedewerker van Combiwel) van mening dat filosoferen met kinderen mogelijk is vanaf drie jaar. Zij meent dat kinderen nieuwsgierig zijn en bezig zijn met de wereld om zich heen te verkennen. Ze hebben tal van vragen, en zijn zowel bereid als in staat om over dingen na te denken. Ook Richard Anthone en Astrid De Keizer delen de mening dat je met alle leeftijden kan filosoferen. (Organisatie voor gecombineerd welzijnswerk in Amsterdam, 2007)

     

    “Veel opvoeders vinden het handiger zelf een vraag te formuleren”

     

    Zowel bij groepsgesprekken als bij het filosoferen met kinderen is het belangrijk dat er duidelijke afspraken en regels gemaakt worden, samen met de kinderen en jongeren. Het is belangrijk dat deze regels door iedereen gekend en erkend worden.

     

    Om er voor te zorgen dat iedereen betrokken is bij een groeps- of filosofisch gesprek, moet er sprake zijn van gelijkwaardigheid, gelijke kansen en dezelfde rechten en plichten.

    De groep moet bereid zijn om elkaar te begrijpen, elkaar te aanvaarden, respect te hebben voor de mening van anderen en wederzijds vertrouwen te hebben. Iedereen is verantwoordelijk voor het verloop van het gesprek.

     

    De rol van de gespreksleider mag zeker niet over hoofd zien worden binnen het domein van de filosofie en het denken in de bijzondere jeugdzorg en scholen.(Bartels, 2006) In de context van ons project wordt de rol van de gespreksleider vaak opgenomen door opvoeders.

     

    Het echte startpunt van het filosofische gesprek moet naar ons idee altijd gevormd worden door vragen vanuit de kinderen zelf. Dit is in de praktijk lang niet altijd het geval. Veel opvoeders vinden het gemakkelijker zelf een vraag te formuleren, opdat ze het gesprek zo beter kunnen voorbereiden.

    Anderen geven hier de voorkeur aan, omdat ze hoge eisen stellen aan de startvraag. Deze vraag moet een discussie meteen kunnen openbreken en tegelijk krachtig genoeg zijn om een gesprek gedurende langere tijd aan de gang te houden.

     

    Het Centrum voor Kinderfilosofie in Nederland merkt dat veel opvoeders enthousiast beginnen aan het filosoferen met kinderen, maar na enige tijd afhaken. Deze waarneming wordt niet ondersteund door enig onderzoek in de Benelux, noch daarbuiten. Het is een veronderstelling die gegroeid is vanuit onze contacten met Rudolf Kampers, die aan het centrum verbonden is en vanuit het Delphi onderzoek, geleid door Rob Bartels (medewerker van het Centrum Kinderfilosofie in Nederland en grondlegger van het Delphi onderzoek).

    Het gaat hier niet om de vraag of kinderfilosofie krachtig genoeg is om voldoende opvoeders bij een eerste kennismaking enthousiast te maken. Maar eerder om de vraag waardoor het komt dat het veel opvoeders niet lukt om, na een enthousiaste start, op lange termijn succesvol in hun groep met kinderen te filosoferen.

     

    “Als kinderfilosofie een achilleshiel heeft, is dat het terrein van de toerusting van de leraar”


    In het verlengde ervan ligt een tweede vraag. Welke belemmeringen zijn er om kinderfilosofie succesvol in een instelling te kunnen implementeren?

    Het lijkt erop dat kinderfilosofen zich over alles druk maken (de thema's, de methodiek, het denken van kinderen, de effecten, enz.) behalve over de opvoeder van wie verwacht wordt dat die met kinderen filosofeert en zijn rol als gespreksleider opneemt. Dat is merkwaardig. 'Als kinderfilosofie een achilleshiel heeft, is dat het terrein van de toerusting van de leraar', schrijft Lipman (1988). Een terechte vaststelling die echter niet tot de studies geleid heeft, net daar waar een achilleshiel om vraagt, volgens Rob Bartels.(Bartels, 2006)

    Wat ons echter opvalt in dit geheel, is dat opvoeders, leerkrachten, enzovoort binnen hun opleiding niet de nodige ondersteuning krijgen om filosofische gesprekken te leiden. Laat staan dat ze binnen de opleiding niet meer te zien krijgen van de filosofie dan de pure geschiedkundige basis. Op die manier is het moeilijker om nadien in een rol te stappen van gelijkwaardige partner, al dan niet als moderator, binnen een filosofisch gesprek met kinderen.

     

    Is het niet net dit element dat het heethangijzer zal worden of misschien al is binnen de verschillende visies op kinderfilosofie?

     

    Besluit

     

    Filosoferen biedt de gelegenheid om samen te praten en na te denken. Het is een scheppen van een forum waar allerlei vragen aan bod kunnen komen. Filosoferen is een denk- en een praatactiviteit rond universele thema's, maar is tevens een activiteit waarbij een aantal belangrijke vaardigheden worden aangescherpt. Kinderen en jongeren worden niet alleen uitgenodigd om na te denken, maar vooral om "goed" en "zelfstandig" te leren nadenken.(Zeno, 2005)

     

    (FMK)

     Literatuurlijst

     

    Anthone, R., & Mortier F. (1999). Socrates op de speelplaats: filosoferen met kinderen in de praktijk. Uitgeverij Acco. Leuven. 272 pp

     

    Anthone, R., Janssens, E., Vervoort, S., Knops, J. (2006). Peinzen: 49 filosofische vragen voor kinderen.  Uitgeverij Acco. Leuven. 112 pp

     

    Bartels, R. & Van Heuckelom, K. (2005). De kleine grote denker. Centrum Kinderfilosofie. Stichting Lente. 57 pp

     

     

    Internet

     

    Bartels, R (2006). Delphi onderzoek kinderfilosofie, geraadpleegd op 1 mei 2007, op http://www.xs4all.nl/~rob1sept/Bestanden/Delphi%20Onderzoek%20Kinderfilosofie.pdf

     

    De Vos, R. (2006). Filosoferen met kinderen. Geraadpleegd op 22 februari 2007, op http://www.wijsneus.org/inleiding.htm

     

    Organisatie voor gecombineerd welzijnswerk in Amsterdam (2007). Combiwel. Geraadpleegd op 14 mei 2007 op http://www.combiwel.nl/

     

    Verslag filosofisch café, (2006), geraadpleegd op 15 mei 2007, http://www.filosofisch-cafe.be/text/Cafe%2008%20verslag%20Richard.htm

     

    Zeno, centrum voor praktische filosofie (2005). Filosoferen met kinderen. Geraadpleegd op 22 februari 2007, op www.zenopraktischefilosofie.be/prod01.htm  

     

     

    Interview

     

    Capaan, J. (2007) Interview met Capaan J., op  27 maart 2007

     



    Geschreven door: Sophie Stevens, Faith Van Noten, An Verboven, Ineke Struyf, Britt Verhelst en Simon Van Broekhoven. Studenten Orthopedagogie aan de Plantijnhogeschool te Antwerpen (België)

     

    24-05-2007 om 09:57 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    15-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Met men harem naar Haarlem wel spijtig dat we in zevenhuizen zaten. dat kwam nog goed uit zo had ieder een eigen huis en was er 1 liefdesnestje....

    15-05-2007 om 15:49 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Ons groepje

    15-05-2007 om 15:44 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen mooi weer vandaag!!!! ik doe alles vandaag liever traag...

    15-05-2007 om 15:43 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    gewoon samen zijn.... en lacheeuuuu

    15-05-2007 om 15:42 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen denken over het leven.... NOT!!

    15-05-2007 om 15:42 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen stoer....

    15-05-2007 om 15:41 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen reisje naar nederland met de project groep....

    15-05-2007 om 15:41 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen zie die britt chillleeuuuuuuuuuu....

    15-05-2007 om 15:40 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen filosoferen in de zon...

    15-05-2007 om 15:40 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen gezellige...

    15-05-2007 om 15:39 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen het was leuk...

    15-05-2007 om 15:39 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    15-05-2007 om 15:32 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    15-05-2007 om 15:32 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    15-05-2007 om 15:31 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    17-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    De drie peilers waar het filosoferen met kinderen op steunt, zijn de inhoud, de houding en de methode. Deze drie peilers zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden[1].

    1.1.1.1 inhoud

    De inhoud van de activiteit is van filosofische aard. Dat betekent dat er thema’s worden behandeld die linken hebben met de filosofie. Het is zelfs mogelijk dat je aan het einde van een filosofisch gesprek met meer vragen zit dan bij het begin van het filosofisch gesprek.

    1.1.1.2 de houding

    De houding, die zowel door de kinderen als door de begeleider wordt aangenomen is die van het ‘niet weten’. Deze houding wordt ook wel de socratische gesprekvoering of de vroedvrouwmethode genoemd[2]. De begeleider wordt de manager, de coach van het gesprek. Om deze houding te ondersteunen zijn er een aantal regels. De gespreksleider helpt de gespreksdeelnemers bij het ter wereld brengen van nieuwe ideeën en inzichten. Het is hierbij noodzakelijk dat de methode inhoudt dat tijdens elk gesprek een overgang plaatsvindt van het concrete naar het abstracte waardoor de methode het concrete niveau overstijgt[3]. De houding die men bij het filosoferen aanneemt is afgeleid van Socrates en omvat vooral een houding van het niet-weten. Dit niet-beter-weten betekent dat je dan op jou beurt van anderen kunt leren. Velen die filosofische gesprekken met kinderen hebben gevoerd, bevestigen dat ze het filosoferen zelf leerzaam vonden. De kinderen brachten immers kwesties aan, of verkondigen aparte opvattingen over kwesties, waar volwassenen zelf nog nooit bij hadden stilgestaan. In het filosofische gesprek functioneert iedereen in principe op een gelijkwaardig niveau en dit is, op zich, reeds een merkwaardige en aparte ervaring. De gespreksleider is dan ook een co-onderzoeker die actief deelneemt aan het proces. Het gespreksleiderschap is een functie die tijdens hetzelfde gesprek door iedereen mag worden gedragen. Alleen in prille onderzoeksgemeenschappen is de volwassene meteen ook de ‘leider’. Het doel is echter steeds de democratisering van de leidersfunctie. Doorgaans reageren kinderen gretig op het filosoferen. Dit is op zich niet verwonderlijk. Enerzijds bevinden zij zich in een positie van onwetendheid en moeten zij zich geen nieuwe rol aan te meten, anderzijds prikkelt het filosoferen hun nieuwsgierigheid en verbeelding. De houding van het niet-beter-weten heeft belangrijke gevolgen voor de taak van de gespreksleider. Hij vervult namelijk niet alleen de rol van een soort ‘verloskundige’, maar ook die van bewaker. Hij bewaakt de vorm en het verloop van het gesprek. Hij zorgt ervoor dat het gesprek filosofisch wordt en blijft. Doordat hij het gesprek leidt, tracht hij ook voor een goed verloop ervan te zorgen. Hij bewaakt de redeneerstappen, zodat elke stap voor iedereen volgbaar wordt. De gespreksleider zorgt voor verheldering waar er ‘wazige’ begrippen gehanteerd worden. Hij let er op dat bij stellingen voorbeelden worden gegeven, zodat er een verband met de werkelijkheid gelegd kan worden.

    Waar de gespreksleider verantwoordelijk is voor de vorm en het verloop, zijn de gespreksdeelnemers verantwoordelijk voor de inhoud. Door de onwetendheid van de gespreksleider komt het initiatief van het gesprek volledig bij de groep te liggen. De gespreksleider houdt zich bewust afzijdig, geeft zelfden zijn mening, formuleert geen enkel antwoord, terwijl de kinderen echter wel meningen geven en oordelen moeten formuleren. Soms kan de gespreksleider wel een mening geven, maar dan steeds in de vorm van een vraag. Bijvoorbeeld: ‘zou het niet kunnen dat …’ of ‘als je dit hoort wat denken jullie daarvan…?’ Het zich afzijdig houden van de gespreksleider benadrukt juist het zelfstandig oordelen van de kinderen. Vrijheid tot praten is essentieel voor een filosofisch gesprek. Kinderen zijn gewend een inferieure rol te spelen. Wanneer volwassenen, een uitspraak doen, dan krijgt die uitspraak, op basis van hun autoriteit, een uitzonderlijk gezag. Veel van wat volwassenen aan kinderen vertellen wordt door die hen kritiekloos geslikt. Niet dat dit zo bedoeld is, maar het gebeurt nu eenmaal. De houding van de gespreksleider moet er dus voor zorgen dat kinderen bijna gedwongen worden om hun oordelen zelfstandig te leren vormen, die oordelen onder ogen te zien, ze zelf te onderzoeken, ze te toetsen aan andere oordelen en eventueel te corrigeren. Door die houdingen zijn de leerlingen ‘veroordeeld tot de vrijheid’.

    1.1.1.3 de methode

    De methode is de derde peiler. De structuur van een filosofische activiteit is driedelig. Allereerst is er een gezamenlijk ervaringsmoment. Dit moment is noodzakelijk als startmoment zodat alle kinderen vanuit een concrete situatie kunnen vertrekken. Dikwijls is dat een verhaal dat wordt voorgelezen. Andere mogelijkheden zijn bijvoorbeeld een bezoek aan een museum, een voorval in de loop van de week, een schilderij, een liedje, een tekenfilm, ….

    Ten tweede vindt het filosofische gesprek plaats in een groep, een zogenaamde onderzoeksgemeenschap. Aan de hand van de dialoog wordt gezamenlijk naar antwoorden op vragen gezocht. Een filosofisch gesprek verloopt altijd van een concreet naar een abstract niveau.

    Ten derde is er een verwerkingsopdracht. De afsluiting van een filosofische activiteit gebeurt door middel van een opstel, een tekening, het schrijven van een brief, een spel, een knutselwerk, … De vorm waarin het onderzoek en de dialoog plaatsvinden, lijkt op een kringgesprek met enkele bijzondere eigenschappen.

    Bij filosoferen met kinderen wordt dat de onderzoeksgemeenschap genoemd, ‘the community of inquiry’. De rol van de begeleider is in deze gemeenschap zeer specifiek. Hij draagt er zorg voor dat de goede vragen gesteld worden, dat de gegeven argumenten op hun waarden worden getoetst en dat iedereen die dat wenst, aan bod kan komen. Zoals in de socratische gespreksvoering aan bod gekomen is, blijft de begeleider op de achtergrond en bewaakt hij het onderzoeksproces. Hij toont kinderen om oog te hebben voor de waarden en normen die zij gebruiken en respect te hebben voor elkaars opvattingen.

    Opdat een gesprek een goed verloop kan hebben, zijn er een aantal regels nodig waar de leerlingen zich aan moeten houden. Het misverstand bestaat wel eens dat, op het eerste gezicht, alles kan tijdens het filosoferen en dat er ook geen regels moeten zijn. De regels die gehanteerd worden tijdens een filosofisch gesprek, verschillen weinig van een gewoon groepsgesprek:

    - zeg wat je denkt en waarom je dat denkt

    - luister naar en reageer op elkaar

    - je mag zwijgen

    - steek je vinger op

    - stoor de groep niet

    Een belangrijke fundamentele eigenschap van de onderzoeksgemeenschap is dat het gesprek verloopt via de dialoog. De dialoog verschilt van een discussie omdat de deelnemers bereid zijn om te luisteren naar elkaar en van mening te veranderen. In een discussie komt het erop aan gelijk te halen. Het doel van de dialoog is nieuwe terreinen te verkennen en bewuster te worden van de context waarbinnen men denkt en leeft. Tijdens de dialoog leren kinderen samen denken. Vooral dit teamleren loopt via het gemeenschappelijk analyseren van een probleem, waar iedereen stukjes van de puzzel aan kan toevoegen. De dialoog kan niet opgedrongen worden, maar kinderen kunnen er wel toe uitgenodigd worden. Er wordt van de kinderen verwacht dat ze hun ‘eigen gelijk’ even opschorten, om ruimte te maken voor wat anderen over dit onderwerp te zeggen hebben.



    [1] Anthone R, Janssens E, Vervoort S, Knops J. (2006). Peinzen: 49 filosofische vragen voor kinderen. Uitgeverij Acco. Leuven. P15-18

    [2] Anthone R & Mortier F. (1999). Socrates op de speelplaats: filosoferen met kinderen in de praktijk. Uitgeverij Acco. Leuven p 14

    [3] Eindwerk: ik denk dus ik doe

    17-04-2007 om 11:40 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Er werd eerder gezegd dat een houding van meerzijdige partijdigheid van belang is om te communiceren over coalities binnen een systeem. Om dit te kunnen toepassen is het van belang te weten wat dit juist inhoudt.

    Meerzijdige partijdigheid gaat over een houding waarin de hulpverlener begrip heeft voor wat elke persoon in zijn context heeft geïnvesteerd of net niet heeft kunnen investeren. Het gaat hier om het getimed aanwenden van empathie.

    In deze houding wordt rekening gehouden met iedereen zijn rechten en plichten, verdiensten en schuld, … . Het is een proces van afgrenzing van alle leden tegenover elkaar.

    Het is de bedoeling dat de begeleider achtereenvolgens het standpunt inneemt van ieder lid van het systeem. De verschillende leden worden dus naast elkaar gezet, zonder ze te veroordelen.

    Volgens Nagy en Krasner moet dit principe worden verbonden met de vaste beslotenheid van de begeleider om de menselijkheid in ieder lid van het systeem te ontdekken. Praktisch gezien houdt dit in dat de begeleider achtereenvolgens partij kiest voor, en later ook tegen, ieder lid van het systeem apart.

    Binnen een systeem is er sprake van circulaire verbanden: de leden van het systeem beïnvloeden elkaar oneindig en onophoudelijk. Hierdoor is het moeilijk, of zelfs onmogelijk, om het begin- en eindpunt van een systeem aan te geven. Het is daardoor moeilijk om te spreken van lineariteit; oorzaak en gevolg. Dit houdt dus in dat de begeleider niet op zoek kan gaan naar de oorzaak van een conflict, maar wel naar de patronen ervan. Dit zijn dan de manieren waarop de verschillende gedragingen met elkaar samenhangen.

    Circulariteit houdt ook in dat de beïnvloeding altijd wederzijds is. Wanneer lid A van een systeem lid B beïnvloedt, is dit automatisch ook omgekeerd.

    Ieder systeem kent zijn hiërarchie, dit houdt in dat bepaalde leden of subsystemen meer invloed uitoefenen of een grotere rol spelen dan anderen. Binnen een leefgroep is het belangrijk deze hiërarchie ook aan te geven. Voor veel kinderen is het moeilijk om in een kindrol te blijven. Vaak willen ze zich naast de opvoeder plaatsen om zich zo te profileren tegenover de andere kinderen van de leefgroep.

    Binnen het communicatieproces in een systeem kan een onderscheid gemaakt worden tussen de binnenkant en de buitenkant. Kinderen in een leefgroep hebben vaak weinig zicht op het effect dat hun gedrag heeft op de binnenkant van de andere. Dit komt vaak doordat deze kinderen hun binnenkant maar moeilijk kunnen verwoorden, waardoor veel zaken onuitgesproken blijven en er veel conflicten kunnen ontstaan. Het is daarom dus van belang om deze kinderen bewust te maken van het effect van hun gedrag op anderen.



    Defieuw, M. (2005-2006). Inspirerende denkkaders. Cursus 2OM Plantijn hogeschool, Antwerpen, 63-64.

    Heylen, M., Janssens, K. (2001). Het contextuele denken. Leuven: Acco.

    Peeters, S. (2006-2007), Tekst systeemgericht werken, Blackboard

    17-04-2007 om 11:39 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.INTERMENSELIJKE RELATIES

    Ontmoetingen zijn er in veel vormen en soorten. Maar bij elke ontmoeting, hoe oppervlakkig deze ook mag zijn, gaan mensen hun gedrag op elkaar afstemmen. Mensen gaan doelrationeel handelen. Dit wil zeggen dat het gedrag dat iemand stelt steeds een betekenis heeft. Ze verwachten er een bepaald doel mee te bereiken. Het kan ook zijn dat men een waarde nastreeft, dan betreft het waarderationeel handelen. Dit zijn twee toepassingen van bewust handelen.

    Mensen kunnen ook onbewust handelen, op grond van emotie of op grond van een gevoel.

    Er is dus steeds sprake van een wederzijdse beïnvloeding tussen mensen, die men ook de sociale interactie noemt. Binnen een groepering komen mensen door die interactie dichter bij elkaar of groeien ze uit elkaar. Door meer interactie gaan ze elkaar positief of negatief waarderen waardoor er een afnemende of toenemende sociale afstand ontstaat. Deze sociale afstand kan ook ontstaan door de posities binnen een groepering. (De Jager en Mok, 1999)

    17-04-2007 om 11:28 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    06-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Doelstellingen om te filosofereren met kinderen
     (volgens het centrum voor kinderfilosofie te delft, Nederland)

    1. leren formuleren van eigen vragen en het herformuleren van die vragen als gevolg van reacties van anderen.
    2. leren reflecteren op eigen kennis, normen en waarden met als resultaat meer inzicht in het eigen wereldbeeld en in het wereldbeeld van de ander.
    3. onderzoeken van eigen denkprocessen en structuren.
    4. inzien op welke vragen volwassenen wèl en op welke ze gèèn gemeenschappelijk antwoord hebben.
    5. ontwikkeling van discussievaardigheden: innemen van een standpunt, herkennen van de positie van een ander, kritiek kunnen geven, kritiek kunnen ontvangen, herzien van eigen mening.
    6. leren doordenken van een idee zonder dit meteen om praktische redenen af te wijzen, ofwel de vraag ‘Waar is dat nu goed voor?’ even van je af kunnen en durven schudden.

    06-03-2007 om 11:43 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (11 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.leren argumenteren

    De filosofieles is een van de weinige momenten waarin het actieve denken en de resultaten daarvan voor kinderen echt ter zake doen.
    Het gaat niet om het vinden van de 'juiste' antwoorden, maar om het ontwikkelen van denkvaardigheden en een eigen zienswijze. Kinderen leren ervaren dat hun argumenten er toe doen ofwel serieus genomen worden.
    Het is een gegeven dat er vragen bestaan, waarop niet makkelijk een antwoord te vinden is. Het leren argumenteren is een activiteit die nauwelijks binnen de basisschool wordt ontwikkeld. Uitgangspunt hiervoor moet zijn: het eigen denken van kinderen.

    06-03-2007 om 11:36 geschreven door socrates  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)

    Foto

    Rondvraag / Poll
    Heeft de groepssamenhang effect op het slagen van een groepsgesprek?
    ja, de groepssamenhang heeft altijd invloed op het gesprek
    ja, een goed samenhangende groep biedt veiligheid en vertrouwen.
    - Neen, want in een goed samenhangende groep is er geen reden tot groepsgesprek.
    - Neen, want het thema van het gesprek is meer bepalend dan de groepssamenhang.
    Bekijk resultaat


    Gastenboek
  • hoi
  • filosoferen met kinderen
  • *
  • interessant boek
  • veel blogplezier

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Zoeken met Google





    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs