Schijtwijf. Stond ze nog te brullen als een bezeten stinkhoer dat het mijn fout was. Ogenblikje, dacht ik, en verkocht haar een oplawaai pal op haar rotte tanden. Bloedend ziedde ze neer op het natte asfalt en eindelijk hield ze haar bek. Ik voelde een vreemdsoortig genot zich meester maken van mijn eerder kwade lijf. 'Dit moet ik meer doen', ging door mijn gedachten. Bij een volgende aanrijding ruk is desnoods de gloeiende uitlaat van het verhakkelde Fiat-chassis en strijk het met de perfecte voldoening over haar veel te kleffe sissende borsten.
Rijdt die kut dwars door het rode licht en scheldt ze me de huid vol dat mijn blitse contantbetaalde BMW Z4 Roaster haar aftandse Seicento-gedrocht met een briesende snelheid had gespiesd. De jaloerse vette teef! Betaalt ze zich blauw aan haar okergroene tweedehandse vierwieler, getooid met obligate Bellewaerde- en godbetert Bond van Grote en Jonge Gezinnen-stickers, en gaat ze nog gauw gauw de schuld in mijn Fred Deburghgraeve schoeisel steken. Mooi niet. 'Laat ze toch kronkelen', siste ik naar een overijverige Roodkruismedewerker. Ik vermoedde dat hij bij het aanschouwen van het misselijkmakende vehikel spijt voelde opwellen dat hij zijn stomme stickers vergeten was, de loser. Ik had alle moeite me te bedwingen om die pseudogoeiedoeler niet een zelfde koekje van mijn stevige deeg te geven. Had hij nog eens kunnen janken over zijn eigen rode kruis, de depressiefmakende schijtlaars.
'Je papieren', beval de gore flik van dienst. Ik opende de met mijn in betere kringen zo geprezen sierlijkheid mijn glanzend stalen ros en overhandigde hem mijn VLD-lidkaart. De stuurse dienstdoener bekeek mijn vrijgeleide alsof het om een winnend Lotto-biljet ging en riep er snel zijn corpulente collega bij. Stonden ze met tweeën te turen naar mijn waarmerk. Hadden ze nog nooit een donkerblauwe wild card gezien, die diplomaloze eikels? Het bloedend rund werd intussen afgevoerd naar het A.Z. Groeninge in Kortrijk. Bij gebrek aan een slachthuis binnen aanvaardbare afstand, vermoed ik. Na wat heen en weer gebel met mijn raadgever Vermassen mocht ik uiteraard mijn kruistocht verderzetten, wat hadden ze wel gedacht die hersenloze dienstdoeners? Ik zwaaide nog even fijntjes bij het wegrijden, net hard genoeg om mijn Rolex te doen gouderinkelen.
Ik zette met een rotvaart mijn tocht huiswaart verder. Ik parkeerde mijn wagen, opende de brievenbus, las snel het verslag van het VLD-congres, beantwoordde snel wat mails, felicteerde snel met mijn Sony Ericsson mijn vriend Bartje Somers om me voldaan neer te ploffen in mijn Paolo Lenti fauteuil, een gekoelde Sauternes in handbereik. Wat had ik weer een fantastische dag achter de rug.
|