Gisterenavond lag ik nog wat te zappen van VRT naar VARA, van chips naar Pepsi. Ik dommelde even in en werd zwetend wakker. Mijn twee katten lagen te ronken aan mijn voeten. Heerlijk hoe ze verstrengeld in elkaar dromenland hadden opgezocht. Gary, de rooie, had duidelijk nachtmerries. Hij had lichte schokjes alsof er elektriciteit door zijn pels werd gestuwd. Cooper, de grijze geile, was wellicht verzonken in een verhaal van zwoele katers. Ze genoot slapend en haar bekje was kletsnat. Watertandende kat.
Bijna middernacht en ik kon de slaap niet vatten. Het was zaterdagavond en ik lag rokend te denken hoe mensen op dit eigenste moment aan zielige togen met alcohol de pijn trachten te verzachten. Wat hen niet lukte. Hoe ze liegend hun vrouw bedrogen terwijl ze indruk hingen te maken over hun carriere en hun gloednieuwe sportbak. Ze verzwegen tactisch dat ze hun klotejob haatten en ze zich al gelukkig mochten prijzen op het eind van de maand rond te komen met hun laatste maaltijdcheques. En dat de Europabank hen al een derde aanmaning had gestuurd voor de afbetaling van 416,79 voor hun kersrode Mazda RX-8.
Ik besloot me te douchen en de nacht op te zoeken, ver weg van mijn eenzaamheid en zapkast en ver weg van liegende dronkaards. Het was nacht en ik toerde wat rond in de Kortrijkse binnenstad. Het was even over middernacht en zowat elke kroeg was dicht. Kortrijk, bruisende stad! Ik had me voorgenomen een plek op te zoeken waar ik nooit eerder was geweest. Ik had echt geen zin om gekenden tegen het lijf te lopen en te doen alsof alles prima met me ging en te luisteren hoe schitterend het wel met hen ging. En weten dat je beiden weet dat het allemaal leugens zijn maar we zijn beiden te laf de waarheid op tafel te gooien. De schone schijn moet weer zegevieren.
Na twintig minuten ronddwalen liep ik een kleine rokerige tent binnen. Andre Hazes had de harten van de nacht veroverd. En Bockor de meeste hersencellen onder dit dak. Twaalf paar rode ogen priemden door mijn lijf toen ik recht naar de toog stapte. Fluisterende veronderstellingen kleefden aan mijn rug. Ik nam een stevige slok van mijn Pepsi Max en stak een tweede Winfield rood op. Gelukkig had ik nog twee pakken peuken in mijn auto liggen, bedacht ik gauw. Terwijl Benny Neyman onverwijld zijn vrijgezel deed weerklinken in deze plek van verdriet zag ik een jongen wat verderop huilen als een geslagen kind. Mijn ogen bleven staren naar die mooie kop en dat geile lijf. Ik wou zo graag zijn tranen likken, zijn lichaam strelen en zeggen dat het okee was. Ik wou hem kussen, zijn kleren van zijn bouwwerk rukken en hem het genot des levens geven. Een blonde joekel, een echte Aldi-smoel met verkeerde make-up en verschrikkelijk lange geelgroene nagels maande hem aan. Ze stapten op. Wellicht naar hun sociale woning waar ze de oppas zouden betrappen die zich aan het vingeren was terwijl hun zoontje van elf verwonderd toekeek. Intussen was Ann Christy aan de beurt. Eurosong der doden dacht ik en zwolg de laatste slok Max naar binnen. Ik gooide vijf euro op de bar en besloot nooit meer terug te keren naar dit oord van wansmaak.
Ik plofte me op bed. Gary en Cooper sprongen op bed en maakten mijn nacht warm. Een flikker met twee poezen in bed. Een heerlijke nachtrust.