Inhoud blog
  • Gij Edegemse Beek
  • Het pleintje
  • Blauwgrijs
  • Beeksurfen
  • Erg was dat niet.
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Nog even leven op aarde?

    04-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Blauwgrijs
    Het figuur zat op een brug boven de Rupel. Op de metalen reling van de brug. Zijn voeten wezen naar de rivier. Ze gingen naar voor en achter, zich steeds herhalend. Bijna speels als een kind dat met guitige pretoogjes een vrucht opeet tussen het schommelen en glijden door. Het werkt ontspannend, die beweging. Het kalmerende effect vergroot wanneer je dan nog naar je eigen beweging kijkt en de zalvende beweging een deken legt op de smarten die tot dusver aan het leven ontsproten. Wellicht voelde de man de koude van de metalen afsluiting van de brug in zijn achterste. De handen rustten op dezelfde afspanning. Ze waren gestrekt, de schouders omhoog duwend. De handpalmen raakten het metaal aan, het metaal dat werd omklemd door handen die bestuurd werden door een afgeroste ziel die al lang geen herkansing meer hoefde. Het hoofd hing er gebogen tussen, bijna gelaten zwichtend voor de stroom, een zondvloed aan hindernissen die hij eindelijk achter zich kon laten. Dat deed een kind in de speeltuin niet, tenzij het zich niet lekker voelt. Zelf bevond hij zich op nog geen 50 meter van het schouwspel. Wegens de duisternis, zag hij niet gek veel details. Wel kon hij afleiden dat het onbewolkt was, vermits hij sterren zag. De ruimte tussen de aarde en de oneindigheid lag open. Was zou het fijn geweest zijn voor de man om voor eeuwig opgeslokt te worden door wat hierboven hangt. Op reis naar de substantie achter de verste krochten, mijlenver van de driftige aardse ellendigheid. Ver van de vertrouwde Melkweg, de aarde, Europa, België, Antwerpen, het eigenste domicilie waar alles al lang en uitentreuren gezien en afgevinkt was. Een kramp weerhield hem ervan in dezelfde positie te blijven zitten. Kleermakerszit was niet zijn favoriete zithouding, vooral omdat de knieën zo trekken, maar die houding oogt sympathiek en dus hield hij vol. Hij was in de namiddag blijven zitten in de graskant omdat er heel wat passage was van vogels. Hij had gehoopt op een Visarend, maar had zijn verwachtingen niet ingelost gezien. Gezien de dag zo prachtig en geruisloos was overgegaan in een zachte nacht, was hij blijven zitten. Het beenplooien van brugman had opgehouden, stelde hij vast. Sporadisch klapte de gedaante het hoofd naar achteren om een blik in het gesternte te nemen. Een vertrouwd beeld dat je van kindsbeen af bijblijft. Er was verrassend weinig verkeer op de brug. Amper wagens die zich over de brug hosten. Hij vroeg zich af wat er allemaal door het brein van de man ging. Speelde zich een levensfilm af? Verweet hij zich dat hij bepaalde vrouwen in zijn leven had verspeeld, dat hij te weinig had liefgehad of kwetsuren had veroorzaakt? Misschien had hij recent een overdosis tegenslagen geboekt die hij niet meer alleen kon verwerken. Hij hoopte dat het verslenste medeschepsel niet te veel evenmensen bedroefd en met vragen zou achterlaten. Het rouwproces op zich is al een zware periode. Daar horen liefst niet te veel vragen bij. Hij krabde zich in de haren achter het rechter oor. Joeksel bracht hem hiertoe. Een bedroevend miniem moment later zag hij hoe de figuur in schokken achteruit op het voetpad naast de afsluiting kantelde. De verkeerde richting uit. Mocht de bedoeling van de persoon niet duidelijk zijn geweest, had hij misschien beginnen schaterlachen. Nu vloeide een rilling door zijn lijf. Hij schaamde zich voor zijn inertie. De persoon die niet meer dan een schaduw was, bleef wat liggen op het voetpad. Het hoofd van de man verhief zich even en legde zich nadien weer neer op de kille straatstenen. Het was niet meer geweest dan een voorspel, zoals een polsstokspringer die net voor de plaatsing van de stok ophoudt met lopen. Waren de straatstenen lijmerig en moeilijk om afstand van te nemen? De confrontatie met het wonderlijke universum, ver boven de waardeloze ziel, gehuisvest in een geblutst hoofd, maakten dat het figuur mogelijk een verwondering ervoer. Zolang er verwondering is, is er hoop, wist hij. Menselijk bot is zoveel brozer dan de constructie waarop de man zich thans bevond. Emoties van onzekerheid, moed, teleurstelling, de wanhoop voorbij, gingen schuil achter de inspanning die het vergde om zich terug op te richten. Zelfs bij de enige belangrijke beslissing in zijn leven, zou hij het niet redden zijn beoogde doel te bereiken. Zijn glazige ogen bleven gefixeerd op een onooglijk stukje half leven dat zich overeind hield op enkele straattegels. De moeë man moest geen por verwachten van een medemens. De geometrische figuur die het wezen aannam, was niet eenvoudig te duiden. Was een zak die invalt een geometrisch figuur? Wellicht niet. Er kwam eindelijk terug leven in de man. Weer richtte het hoofd zich op, waarop het lijf zich draaide naar de andere kant dan van waar hij toekeek. Terwijl de man zich draaide, ontdeed de persoon zich van zijn lichte jas en kwam op de knieën te zitten. Wat zou zijn laatste avondmaal zijn geweest? Zou hij er ééntje gerookt hebben? Zou hij op dit moment nog voor iets goesting hebben? Is de drang naar de beëindiging van alles zo alomtegenwoordig dat er zelfs geen goesting meer is? De kleine gestalte stond op en wankelde. Het wezentje strompelde naar de leuning waaromheen de magere handpalmen zich vastketenden. De jas werd opgevouwen en op de stoep vlak naast de leuning neergelegd. Fatsoen bleef overeind. Er leek weer wat energie uit het lijfje te zijn ontsproten. Over de leuning hangend, kreeg de figuur terug voeling met de natuur, het langzaam stromende water. Het bleef enkele minuten hangen maar besefte dat hij voort moest maken, zoals hij ongetwijfeld zijn hele leven al had moeten doen. Het lichaam rechtte zich terug en de romp draaide naar links en rechts. Hij stelde zich voor hoe de man moet gestraald hebben wanneer hij zijn geliefde ontmoette, de flikkering in ’s mans ogen. Datzelfde lijf, dat hoogdagen had beleefd, dat hoopte hij toch, was nu op zoek naar een uitweg, een streep zonlicht aan het einde van een jarenlange, mensonwaardig miserabele en ontieglijk troosteloze wandeling van de ziel. Het lichaam leek op zoek naar toeschouwers, mensen die in ’s mans leven hoofdpersonages waren geweest. Geen mens was opgedaagd, maar dat was geen erg. Sporadisch verlangt de mens naar een bevestiging in z’n ontgoocheling. Op bepaalde momenten sterkt dit de mens die volledig op is. Afscheid nemen doe je alleen. Je wordt alleen geboren en eindigt alleen. Alles daartussen is commerçe en façade, geflankeerd door keuzes die we doorgaans zelf niet maken. Wat was zijn brein aan het bekokstoven? Gaf de ziel nog weerwerk… en aan wie of wat? Wie had de beslissing genomen? De ziel of het verstand? Of beide? Was dat het? Was er niets meer geweest? Het einde van de relatie tussen ziel en lichaam. Een afscheid dat een mens neemt van zijn vingers, zijn lul, zijn navel, zijn knieën en talloze andere eigenheden van het lichaam. Een lichaam dat gevoed, geaaid, verzorgd, genezen was geweest, koude had ervaren en rimpels had mogen dragen en klappen had opgevangen. Een lichaam dat functioneerde terwijl de cockpit er anders over besliste. Was eigenmoord heidens of louterend? Het is nooit een religieus vraagstuk, maar een waarachtig menselijk gevoel, uittorenend boven de meest hechte familiebanden. Verzamelde en verwerkte prikkels langsheen een dolle levenswandel verstoken van interactioneel begrip voeden de beslissing tot het kalken van de finishlijn.
    Het wezen dat maar stond te wezen, te wachten op een ultieme waterval aan moed was niet veel gek meer geweest dan het embryonale gedrocht dat hij zelf ooit eens had waargenomen. Vroeg op een koude ochtend stond hij vogels te kijken op een uitgestrekt weiland waarop enkele paarden stonden te grazen. Er hing een akelige kalmte over de wei en met uitbreiding over de hele omgeving. Een sluier mist had hem niet belet de aandacht te richten op een stel Zwarte Kraaien die rond een creatuur dat zich in het gras voortbewoog, liepen. Hun scherpe snavels pikten beurtelings in het sidderende lijfje. Zijn verrekijker vertelde weinig over de identiteit van het wezen dat in het gras lag. Hij kon er kop noch staart aan krijgen toen hij het voor de eerste keer in beeld kreeg. Was het een uitgerekt konijn, een lammetje? Hij wist het niet. Zijn fiets, vergezeld door een voorwieltaxplaat uit 1986, liet hij even staan. Hij beende zich behoedzaam over de prikkeldraad met een fototoestel in de hand. Angst en ongeloof bestierden zijn lijf. Terwijl hij naderde, gingen de vogels op de wieken en zetten zich in een zomereik aan de rand van de weide. De mist nestelde vormden een soort aureool rond het wezen dat voor zijn voeten lag. Met ontzag boog hij zich over het bewegende vochtige vel. Een hartslag kon hij visueel vaststellen. “Wat een beest”, had hij gezegd. Hij zag benen of armen of poten, een langgerekte kop met onderontwikkelde ogen. Hand- of voetvormige items stelde hij niet vast. Het leek alsof de huid op sommige plaatsen transparant was waardoor hij de ingewanden kon waarnemen. Uit de gaatjes die de Zwarte Kraaien hadden gepikt stroomde wat vocht, een flauw geel melkachtige massa dat stonk naar een mélange van plasticine en verbrande mier. Moest hij hulp bieden aan het wezen? De boer verwittigen? Het was duidelijk dat, wat het ook was, het te vroeg geboren was, veel te vroeg. Maar het leefde. Hoe lang nog? Hij besloot enkele foto’s te nemen en terug naar zijn fiets te stappen. Hijzelf was jong. Op dat moment had hij een immens sentiment ervaren, dat hem verplichtte hulp te bieden, wat hij niet had gedaan. Toen hij het wezen de rug had toegekeerd, was zijn gemoed vol deernis gelopen, alsof hij een hulpbehoevende baby had laten creperen. Hij had de overlevingsstrijd van het te vroeg geboren beest in ogenschouw genomen. Uiteindelijk had de motor van het creatuur onontkoombaar gehaperd. Glarieogen hadden het schouwspel voor de rest van zijn leven op zijn netvlies gebrand. Uiteindelijk bewoog het schepsel niet meer, niet vooraleer een zacht, hoog gefluit, een geweeklaag dat zijn botten deed rillen, uit te stoten. Het beest veranderde van kleur. Blauwgrijs.
    Naast zijn jas, begon de man nu ook de andere kledingstukken van zijn lijf te ontdoen. Alsof hij een bad ging nemen. Zou mr. Kotoubou, die alles kan genezen en herstellen, ook de meest hopeloze gevallen, hier ook een antwoord op hebben? Zouden plots opduikende kwalen hem nog kunnen deren? Het kan zijn dat ze hem doen terugdenken aan tijden waarin het beter met hem gesteld was. Toen zijn moeder hem verzorgde. Stel dat hij buikpijn krijgt of plots tandpijn. Hij geloofde dat de brugspringer dit niet prettig zou gevonden hebben. Zelfs op zo’n belangrijk moment voor de burgspringer, snelt adrenaline door het lijf. Gekoust liep de man rond met de schoenen in de hand, die hij even later keurig naast zijn jas neerzette. Hij had de tijd genomen om nog eens te bukken en nadien zijn lijf te rechten. In alle situaties dient adrenaline het lijfsbehoud na te streven of een prestatie te leveren. Wanneer negers klaarstaan om een lang afstandsnummer aan te vangen, giert ook adrenaline door het lijf. Dat is de reden waarom ze met hun armen ook geen blijf weten en wat staan te drentelen aan de start. Flinterdunne beentjes, ready to rock. Het lijf is alert, voelt minder pijn. Maar in deze situatie hebben we met een paradox te maken: het lijf geeft enerzijds kracht en moedigt aan om de strijd aan te gaan met het eigen lijf, dat anderzijds kapot moet. Hij had vroeger voor het leven gekozen, en nu zou hij terug een keuze maken, en dit liefst zonder dat subgevoelens hem van zijn hoofdbetrachting kon afhouden of hem konden afleiden. Terwijl hij vanop een afstand toekeek hoe brugman zijn garderobe keurig opvouwde en aan kant legde, begon de wind fel op te steken. Naast hem wedijverden een esdoornblad en een eikenblad om de hoogste vlucht in een minitornado. Het esdoornblad won. De herfstlucht rook houterig en dor.
    Waarom bleef hij zitten? Het gedrocht had hij destijds ook de rug toegekeerd. Dat beest was niet te redden, maar deze persoon. Wat bracht hem ertoe te zullen springen? Onnodig hierover te speculeren. Hij wilde verdwijnen, liefst had hij zichzelf willen weggummen, en dat moet je respecteren. De rede had het lijf van de springer al lang verlaten. Alles was zorgvuldig voorbereid. Wellicht heeft hij getracht een uitweg te zoeken die minder doods is. Hoe lang moet je wachten vooraleer het een onomkeerbare beslissing is? Hoe lang moet de stilte die het lijf inpalmt van het kleinste atoom tot de verste uithoeken van de huid, duren? Wellicht lachte hij veel in het echte, maar onechte leven. Achter de guitige sluier van het gelaat was een getormenteerd, door en door eenzaam en onbegrepen schepsel gehuisvest. De ziel als kraakpand waarvan de hoogst onbetrouwbare maar nog werkzame stroomkabel elke moment kon knappen. Een medemens die alleen werd gelaten maar niet sterk genoeg was om uit zijn eigen verstikkende cocon te breken. Wanneer het gebeurd zal zijn, wordt geen rouwregister geopend. Rouwregisters bestaan voor mensen die niet bijzonder veel houden van mensen die het zogezegd beter hebben gedaan in het leven. Mensen die het zogezegd gemaakt hebben in het leven, die bekend zijn en/of rijk zijn, zijn gerechtigd op rouwregisters. De aardigste woorden verlaten de vijands pen. Holle woorden voor een holle overledene die op handen gedragen werd, het hele leven lang. Deze man, die zich moed stond in te praten, rillend over het ganse tengere lijf, had mogelijk veel meer verdienste achter zijn naam staan dan om het even welke hoogwaardigheidsbekleder. Misschien was hij er wel altijd voor iedereen geweest maar had hij zelf geen genegenheid ontvangen. Zijn smachten was onbeantwoord gebleven en was blijven echoën tegen de wanden van een minzame ziel die uiteindelijk was gecapituleerd voor een waanzinnig leven propvol emotionele ontbering. Het waren de snelste 50 meter van zijn leven geweest toen hij, hijgend en trillend van emotie, het schriele korps van de man omklemde die op zijn beurt 's mans metaalachtig geurende handpalmen zijn jas voelde omklemmen terwijl het geblutste hoofd tranen van dankbaarheid stortten op last van een ziel die aanstonds doorwaadbaarheid van een lippenhoge, ellendige massa stinkende drekblubber ervoer.


    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail *
    URL
    Titel *
    Reactie * Very Happy Smile Sad Surprised Shocked Confused Cool Laughing Mad Razz Embarassed Crying or Very sad Evil or Very Mad Twisted Evil Rolling Eyes Wink Exclamation Question Idea Arrow
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    Archief per week
  • 23/05-29/05 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 23/02-01/03 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs