Inhoud blog
  • Gij Edegemse Beek
  • Het pleintje
  • Blauwgrijs
  • Beeksurfen
  • Erg was dat niet.
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Nog even leven op aarde?

    22-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Erg was dat niet.

    Hij had behoefte aan wat bomen, een bosje hier en daar, wat schaduw.  Akkers en weilanden gaan gauw vervelen.  Het zijn nuttige uitvindingen en zorgen voor voeding, werk en dieptezicht, dat wel, maar aan de andere kant zijn die objecten ook vaak leeg en kleurloos gelijk de aarde die hen draagt.  De geur van een lekker bosje dennen of een dicht bebost loofwoud.  Daar snakte hij naar.  Naarmate hij dieper in Wallonië binnendrong, hoe warmer het werd, leek het.  Hij voelde dat aan den lijve.  Warmte, zo werd gezegd in het noorden van het land België, bracht ook een zekere gelatenheid, schuwheid en uiteindelijk moeheid met zich mee.  In de late namiddag reed hij in het vochtige gebied van La Vergne Blanche, vlakbij de Schelde.  Kleine insecten, die hij niet nader determineerde en die tegen zijn lijf waren terecht gekomen, aangezien hij wel enige snelheid ontwikkelde en hierdoor transpireerde, plakten gelijk vliegen aan een vliegenvanger tegen zijn warme lijf.  Links en rechts nam hij de omgeving in zich op.  Vissers staarden naar een dobber, eenden zwommen verderop. Huizen stonden waar ze gisteren stonden en morgen nog zullen staan.  Projecten werden uitgetekend achter roodbakstenen gevels.  Mensen plantten zich voort in de bedstee, speelden met dobbelstenen en vierden het einde van een werkdag in een uitgaansgelegenheid genaamd (stam)café.  Naarmate het najaar vorderde, nam hij ook meer overtrekkende vogels waar.  Graspiepers, Aalscholvers, lijsters, hier en daar een roofvogel.  Allen waren op zoek naar een onderkomen voor een winter die zich kalendergewijs hoorde aan te kondigen.  Even bezuiden Péruwelz passeerde hij het bos van Bon Secours.  In de laatste rechte lijn naar Bernissart droeg de zachte herfstlucht een bladerig boeket van eindzomergeuren met zich mee.  Hij liet zich het heuvelig parcours welgevallen en bolde het Iguanodondorpje binnen.  Je zou denken dat het spitsuur is zo aan het einde van een werkdag.  Daar was in Bernissart niet gek veel van te merken.  Enkele wagens reden hem voorbij op het rechte stuk weg dat uitmondde op het centrale plein van de gemeente. Vanuit de Rue Lotard viel hij de gemeente binnen.  Begeleid door blikken van dorpsbewoners, die in hun broek scheten van jaloezie wegens zoveel snelheid, werd het achtentachtigste dorp van de ronde van België aangedaan.  “Iguanodonland” fluisterde hij toen hij fel in de remmen ging op een kruispunt waar als bij wonder een andere auto kwam opdagen, alsof hij klaar stond om te vertrekken als er eens een andere weggebruiker zou kunnen opdagen.   Hij keek op zijn uurwerk, dat middels een plastic polsband aan zijn arm was bevestigd.  Het museum, waarvan hij op voorhand wist dat hij het niet zou bezoeken, was gesloten.  Musea vond hij goed en wel.  De toekomst kan je maar begrijpen door inzicht te verwerven in het verleden.  Het verleden moest gepreserveerd blijven binnen geografisch beperkte ruimte.  De toekomst is alles wat bestaat.  Het verleden bestaat niet meer.  Er zijn nog wat sporen en hoe langer hoe meer sporen de mensheid zal nalaten tot hij verzwelgt en ten onder zal gaan in de sporen die hij meent te moeten achterlaten in een amechtige poging zijn leven zin te geven.  Op een kruispunt van een aantal geasfalteerde banen, keek hij om zich heen.  Goesting in eten gaf zijn hersenen de opdracht om zijn benen in werking te zetten naar een plaats waar gegeten kon worden in relatieve rust.  Hij wist van buiten dat er nog een stuk Menense taart in zijn fietstas stak.  De taart was geconstrueerd met heerlijke onderdelen, zoals frangipane, appelmoes en ananas.  In de Rue Sarin, kwam een rustig baantje uit dat zich naast een weide met grazende koeien kronkelde.  Hij besloot aldaar op de macadam neer te gaan zitten en volop te schransen van de taart.  Koeien zijn geen kabaalmakers.  Ze zijn bovendien mensen gewend en reageren doorgaans rustig op prikkels.  Enige uitzondering is wanneer de koe in het voorjaar na enkele maanden in de stal te hebben doorgebracht, terug de frisse lentelucht mag opsnuiven en zich mag tegoed doen aan het frisgroene gras van de weide.  Andere uitzondering betreft de omstandigheid dat een stier op de koebeesten wordt losgelaten ter dekking van de koeien.  Deze beesten moeten immers geregeld kalveren teneinde de melkproductie op pijl te houden.  Het is werkelijk een vreugdevol tafereel om koebeesten in de lente vrijgelaten te zien worden in een ruime weide waarin volop kan worden gegeten, herkauwd, gescheten en geneukt.  Zij lopen schokkend, springend, hoefstampend, niet goed wetend waarheen, gelukkig gelijk een kind met een hoorntje met een stapel ijsbollen, doorheen de weide.   Hij schrokte alsof elk moment een hongerige de taart van hem zou kunnen afpakken.  Nog geen vijf minuten later was de halve taart geheel verdwenen in Tims lijf.  Terwijl hij het landschap om zich heen in zich opnam, vroeg hij zich af waarvan de mensen in deze regio leefden.  De avondzon straalde fel op zijn ganse lijf, zodat hij zijn kruishemd uittrok.  Met een vriendelijke worp, hing hij het over het frame van zijn fiets, Gloria genaamd.  Daar zat hij dan, denkend aan de bezigheden van de mensen die zich Bernissart als levensplaats hadden toegeëigend, temidden van heelder kudden onopgegraven Iguanodons, wegens te duur.  Tim bevond zich geheel en al verstoken van vanalles, wachtend tot de dag zou eindigen opdat de volgende dag zich zou kunnen aandienen.  Boven hem sperde zich een lappendeken uit, gevormd door vliegtuigstrepen die een wazig fluwijn over de aardoppervlakte trokken.  Hij dacht aan de mogelijkheid dat, mocht hij nu ter plaatse neervallen, geen haan zou kraaien om zijn verdwijning.  Zijn spullen, portefeuille zou snel gestolen worden, fiets weg, misschien wat kleding.  Zelf zou hij wegrotten zoals een doodgereden Merel die platter en platter tegen het asfalt wordt gedrukt naarmate meer en meer banden zijn driedimensionele lijfje tot twee dimensies zou herleiden.  Steeds minder om het lijf, het bekje lost.  De bek die pier na pier na pier uit zompige aarde had getrokken teneinde dit als voedsel aan te dragen voor zijn kinderen, die uit een ei geboren worden.  De veren verwaaien en de mistroostige blik van het dier dat ooit zulke mooie gezangen over een tuinwijk uitblies zou uiteindelijk met wat dan nog rest van het lijf opgeslokt worden door het asfalt.  De aarde zou het beest terugnemen en de pier zou de Merelige aarde terug opvreten en uitschijten.  De pier wint altijd.  Zo zou hij eindigen.  Geen gezeik, geen gejubel, gewoon gaan zoals hij zal hebben geleefd, in stampvoetende stilte.  Hij keek terug naar boven en volgde een vliegtuig dat in oostelijke richting verdween, in de richting van Duitsland, Oekraïne en Japan.  Hoe zo’n zwaar ding in de lucht kon blijven hangen.  Een staaltje van technisch vernuft en fysica. Hij leunde achterover met zijn handen plat achter zijn rug.  Hij rook aan zijn onderarmen en stelde wat verbrande huid vast.  Die geur kon hem vervoeren.  De gelukzalige geur van zonnemelk en verbrande huid.  Hij nam een stukje papier vast en begon wat te schrijven over de dagelijkse dingen die hij had meegemaakt, die hij had waargenomen en die hem beroerd hadden.  In de niet zo verre omgeving werden klokken geluid.  Mensen werden voor het gebed opgeroepen of hen werd gewoon verteld dat het 18:00u was.  Hij stond recht en belde met de fietsbel, kwestie van te antwoorden op het klokkengelui.  In Bernissart was er minder nood aan tijd dan in de dorpen en steden die hij voordien had aangedaan.  In zijn agenda zocht hij naar de naam en de ligging van het verblijf dat hij had vastgelegd.  Het was woensdag 29 september.  Na consultaties van uurwerk, dag en verblijf, stelde hij vast dat hij eigenlijk een dag te vroeg in Bernissart was aangekomen.  Hij besloot bij duisternis zijn tent in een weide op te trekken en te vragen aan een inwoner waar de Iguanodons ergens opgegraven waren geweest.  Zo kwam hij bij voetganger François terecht, die hem honderduit vertelde over de vondsten van de 30 Iguanodonskeleten die Bernissart plotsklaps op de wereldkaart hadden gezet.  Op zijn vraag of hij de plaats wist waar de skeletten opgegraven werden, antwoordde hij positief doch thans was er niets meer van te zien.  In feite kwam het erop neer dat er in heel Bernissart geen dooie zak te zien was.  Hij vertoefde liever op café tussen de mensen dan te staren vanop een bankje naar niets dat gebeurde.  Tim besloot, in tegenstelling tot zijn eerdere gedachte om in Bernissart te overnachten, in de richting van de moerassen van Harchies- Hensies te fietsen en er wat vogels te gaan kijken.  Via de rue du Fraity en de camping du Préau bereikte hij de moerassen, die op enkele kilometers in zuidoostelijke richting waren gelegen.  Enkele waterpartijen mooi omgord door riet en dichte vegetatie herbergden talloze watervogels.  Bovendien was er veel kans om trekvogels, zoals de Visarend, te observeren.  De moerassen betekenden een uitgelezen plek om terug op krachten te komen alvorens de trektocht verder te zetten. Ongeveer anderhalf uur bleef het nog licht zodat hij toch behoorlijk voort moest maken om ongeveer alle plassen te kunnen controleren op de aanwezigheid van waterwild.  Hij besloot tijdens de check-up van de plassen, dat hij toch beter zou overnachten op de camping die hij gepasseerd was in plaats van te gaan wildkamperen in het moerasgebied.  

    Het was een camping met die bezaaid was met stacaravans en in feite door de meeste campingbezoekers permanent als huisvesting gebruikt werd.  De camping was opgebouwd uit vier verdiepingen.  Je had een vijvertje, die op kelderniveau lag.  Daarbovenop was de begane grond gebouwd, bestaande uit aarde.  Op die aarde stonden allerlei huttige schuilplaatsen die de mens voor zich had uitgetekend.  Nadien had hij de tekening geconstrueerd gebruik makend van tastbare materialen die uit diverse fabrieken verspreid over de hele wereld naar Bernissart werden getransporteerd.  Daarboven had je de toplaag die gevormd werd door bomen, zoals Italiaanse populieren en nog meer Italiaanse populieren. Biodiversiteit was er even aanwezig als de Sasquatch in de bossen van Noord- Amerika.  Daarboven had je dan de lucht die tot aan de atmosfeer reikte.  Tot daar reikte de eigendom van de campinguitbater, dacht hij.  Als het van campingman afhing, hoorden ook de alles opslokkende zwarte gaten buiten de atmosfeer tot zijn eigendom.  Tim stond aan de ingang van het kampeerterrein.  Hij merkte dat hij in het oog werd gehouden door een jongen die in een soort kiosk languit in een zetel lag en die verantwoordelijk was voor het toebedelen van plaatsen om bijvoorbeeld een tent op te trekken.  Zijn gedachten liepen wat vooruit op de feiten en ensceneerden een achtervolging.  Deze liep keurig in de pas.  Hij liep en achter Tim liep de zeteljongen met een boze blik op het gelaat.  De blik kon in een ontspannen vouw geplooid worden wanneer de jongen betaald zou worden.  Deze jongen werd gelukkig door de aanblik van geld dat zou dienen voor het huren van een campingplaats voor één nacht.  De jongen keek hem aan en hij keek naar de jongen.  Een huivering trok door zijn lichaam.  Campingbewoners struinden in de verte van links naar rechts en terug.  Het gevoel van een penitentiaire instelling bekroop zijn lijf.  De zin om hier te overnachten was geheel verdwenen.  Zelfs de wil om te slapen was verdwenen.  Gesterkt door een oerkracht die zopas was ontstaan en tot de kleinste bloedvaatjes was doorgedrongen, zette hij zijn korps in beweging in een andere richting.  Net voor hij aan zijn rijwiel was aangekomen, dokkerde een meisje van pakweg 16 à 17 jaar in de richting van de gevangenis.  Ze had een normale gestalte maar verplaatste zichzelf alsof ze 35 kg meer mee te sleuren had dan ze woog.  Ze scheen vruchteloos op zoek te zijn naar gewicht dat ze enkel in haar gedachten nog meedroeg, alsof ze melancholisch terugkeek op de tijd dat haar lijf nog door reuzel werd omgord, omdat ze toen wel veel bekijks had, al was het negatief, terwijl ze nu ‘normaal’ was en geheel in de massa verdween.   Ook langs achteren was duidelijk dat ze haar nieuwe lijf nog niet geheel gewend was, aangezien ze zich hobbelingen toedichtte en capriolen uithaalde die enkel nodig waren wanneer men meer eet dan nodig.  Ze zag er niet gelukkig uit.  Tim wist dat geluk geen eeuwigdurende roes was, maar een streven dat sporadisch wordt beantwoord.  Ongelukkig zijn was dus niet erg; integendeel het schept mogelijkheden om een rit vooruit te nemen, naar een toestand van voldoening waarin elke puzzelstukje ineens jubelend in elkaar valt zodat klusjes allerhande al zwevende kunnen uitgevoerd worden.

    Tim keek met zijn hoofd, met ingenieus opererende ogen, een andere kant uit.  Zijn hersenen interpreteerden razendsnel wat er overal vast zat, waaide, gedijde de vlucht nam of wegkwijnde.  Sporadisch kon hij erg content zijn over zijn hersenen en natuurlijk ook over de staafjes en kegeltjes in zijn oog.  Zijn brein functioneerde gelijk hijzelf.  Hij had ze wel eens de hand willen schudden, bijvoorbeeld wanneer ze gebakken zijn en minder gelei-achtig zoals hij ze voorstelde.  Ogen en hersenen eten dan samen aan een lange tafel taart met van boven erop een bes en aan de rechterzijde van de taart een mes en een taartschep.   Zijn brein kon ook denken.  Het dacht op dit ogenblik dat hij zich aan de ene kant geheel aan zijn lot overgelaten voelde, niet wetend wat te doen, geen moeder of vader die zich afvroeg of hij het wel stelde, die hem toevertrouwde voorzichtig te zijn.  Van de andere kant opende dit de deur naar een ruimte waar de mogelijkheden van de muur dropen.  De combinatie, die melancholische cacafonie aan mogelijkheden hield hem scherp. 

    De detailkaart van de regio die hij van de bodem van de fietstas, waarin hij al het fietsgebonden gerief had opgeborgen, had gegrist, was nog ongerept.  De kleinste wegels waren op het niet- geplastificeerde spul aangeduid.  Zo leerde de kaart hem dat hij helemaal rond de camping kon wandelen en dat aan de noordwestzijde zelfs overblijfselen van een Romeinse nederzetting waren gevonden.  Ter plaatse zou, volgens het plannetje, een informatiebord meer vertellen.  Hij stak de map in zijn achterzak van zijn avonturenbroek boordevol zakken.   Nu hij toch besloten had om de slaap niet op te zoeken, kon hij even goed eens een kijkje gaan nemen. Alvorens Romeinse spanning op te zoeken tastte hij in zijn achterzak zodat hij zich ervan kon vergewissen dat de grootste massa plannetje in de broekzak vertoefde, gelijk een ijsberg onder de waterspiegel, en er dus, de logica volgend, niet meteen zou uitvallen.  In tegenstelling tot wat hem doorgaans overkwam bij het zoeken naar items waarvan hij het bestaan en hun vindplaats kende, nl. het oeverloos vruchteloos zoeken ervan, had zijn kijkende kuttekop de oude boebeltjes in het landschap al vanop een afstand waargenomen.  Alleen de Eiffeltoren en het Atomium waren eenvoudiger te vinden dan deze bende heuveltjes gemaakt van grond, gewas, wat pieren en ander oud leven.  Terwijl hij de van ver totaal oninteressant ogende belachelijk petieterige verheffingen in het landschap waarnam, dacht hij aan de milliseconde waarop hij plots een meneer was geworden.  Hij was een jaar of 17, van kop tot teen minderjarig, toen hij de aanschaf overwoog van een brood.  Een jonge broodbedienster sneed het brood in dunne plakjes zodat hij thuis eenvoudig tot de vervaardiging van boterhammen kon overgaan. Hij schatte dat het plakje brood zo’n 6 à 7 mm dik was geweest.  Dit was van geen belang echter.  Ze pakte het brood in en zwaaide deze met een nostalgische kunde op de toonbank.  Toen sprak ze het verdict uit.  Meneer.  Beseffen deed ze het allerminst.  Hij had het fiets—en voetpad van het leven verlaten en mocht zich op de rijbaan begeven, bij de grote mensen, die zich met verheven zaken bezig houden.   Het meisje, de vrouw, was waarschijnlijk even oud geweest dan hijzelf.  Wat had hij moeten antwoorden?  “Ja, mevrouw, geef me nog een koffiekoek met crème en chocolade”?  Er brak niets in hem.  Het was eerder alsof zijn schouder een streepje kreeg.  De soldaat was korporaal geworden.  Hij had toen zijn rug wat gerecht.  Een broodzak vol verantwoordelijkheid en gekunstelde majoriteit had hij het etablissement uitgejast.  Samen met zijn moeder had hij zijn jeugd, op smaak gebracht met wat konfituur, kippenwit en kaas verslonden.  Nooit had het eten van een boterham zo’n beladen afdronk gehad als toen.  De broodbedienster had niet zo gek lang brood opgediend overigens.  Ze had snel een manspersoon gevonden en kinderen gemaakt.  In tegenstelling tot vroeger was het nu de man die het brood op de plank legde terwijl zijzelf furore maakte als poetsvrouw tot ze beticht werd van huisdiefstal en ermee ophield.  Hij was ze nadien uit het oog verloren.  Ze was geschiedenis, een sticker in een Paniniboek.  Erg was dat niet.  



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail *
    URL
    Titel *
    Reactie * Very Happy Smile Sad Surprised Shocked Confused Cool Laughing Mad Razz Embarassed Crying or Very sad Evil or Very Mad Twisted Evil Rolling Eyes Wink Exclamation Question Idea Arrow
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    Archief per week
  • 23/05-29/05 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 23/02-01/03 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs