Inhoud blog
  • Paster Pype - Een Oostends volksfiguur
  • Madame medalje - een Oostends volksfiguur
  • Gustaaf Van Slembrouck
  • De Duvel - Een Oostends volksfiguur
  • Café De Gepekelde Fiege te Oostende
    Zoeken in blog

    Oostendse verhalen van Maurice

    09-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paster Pype - Een Oostends volksfiguur

    Als er een mens verdiend dat er over hem geschreven wordt, dan is het wel Pastoor Pype, iemand die zeer geliefd was bij de Vissersbevolking en dan ook alle respect verdient. Een mens die uit een  boerenfamilie kwam, ergens vanuit een klein West-Vlaams dorpje, en er meteen in slaagde de vissers en hun familie tot vriend te maken.

    Geboren in januari 1854 uit een familie waarvan de vader Carolus, zijn grootvader Philippe en zijn, overgrootvader Martinus boeren waren was de verwachting dat ook Henri, want zo heette de kleine telg, ook de boerestiel zou aanleren. Zijn vader had het niet te breed en zijn moeder, een kloeke boerendochter, moest hard meewerken om alles draaiende te houden.

    Zoals alle jongen uit zijn gemeente bezocht de jeugdige Henri de jongensschool van zijn gemeente om later naar het college te  Menen te trekken. Na deze school werd hij aangenomen in het seminarie te Roeselaere waar hij, in juni 1879, tot priester werd gewijd.  

    Gezien hij een uitstekend leerling was geweest werd hij vrij spoedig tewerk gesteld en reeds in augustus, van hetzelfde jaar, afgevaardigd naar het college te Nieuwpoort, alwaar hij voor het eerst kennis maakte met de stoere vissers.

    In november 1884 werd hij aangesteld als onderpastoor in de St.Pieters en Pauluskerk te Oostende en van dit ogenblik af begon hij zich te interesseren voor de visserbevolking en hun noden en kreeg daardoor grote bekendheid.

    De vissers verdienden toen niet zo heel veel en er was veel armoe onder deze mensen. Daardoor vond Pastoor Pype alhier zijn ware roeping en verdiende daarmee, naderhand, het respect en het vertrouwen van de ganse bevolking. Hij was veel op de visserskaai te vinden, ‘s morgens trok hij heel vroeg op stap om de scheepjes te zien vertrekken en hij was fel verwonderd te zien dat zovele jonge kinderen mee op zee trokken. Hij zag hen aan boord gaan, met korte broek en knieën, jongens van twaalf, dertien jaar, bang en bevend voor hun eerste reis naar het, voor hen, onbekende. Jongens die amper hun plechtige communie achter de rug hadden. Hij ondervroeg hen  en vroeg hen waarom zij die harde stiel aanpakten en of zij daar plezier aan beleefden. Hij wilde alles weten over de scheepvaart en de visserij en vroeg hen ook vaak wat zij als eten hadden meegekregen.

    Hij had medelijden met deze jonge knapen en besloot er iets aan te doen. Hij vroeg zijn oversten om hem te benoemen als aalmoezenier van de vissers om aldus te helpen en beter hun levens-  en werkomstandigheden te onderzoeken, vraag die, in mei 1886, ingewilligd werd.

    Van dan af ging hij op zoek naar alles wat in de pers en in boeken was verschenen over de visserij en de visvangst, over schepen en scheepsmotoren en studeerde zeer hard om dat alles te bewerken. Hij ging zelfs mee op zee om het harde leven van de zeeman aan de lijve te ondervinden en hielp de onderscheidene bemanningen bij hun werk. Aan land ging hij de families bezoeken om vast te stellen, hoe zij leefden en hoe arm zij in feite wel waren.

    Na al die vaststellingen ging hij op bedelaarstocht naar handelaars, middenstanders en rijkere burgers op zoek naar eten, geld en goederen om deze te overhandigen aan de armere vissersbevolking. Het ging zelfs zo ver dat hij zijn eigen geld en klederen weggaf uit medelijden. Daardoor kreeg hij respect en bewondering van alle stadsgenoten die hem nooit aanspraken met de titel “ Mijnheer Pastoor” maar wel als “ Mijnheer Henri”.

    Verder ging hij op zoek naar een locatie om er een school in onder te brengen waar de toekomstige vissers hun stiel konden aanleren en waar oudere zeelui zich konden vervolmaken. Hij gelukte erin dergelijk gebouw te verkrijgen, in de Wellingtonstraat, en richtte het in tot een degelijke vissersschool. Maar hij dacht ook aan de meisjes en stichtte voor hen de naaischool “ Sint Germaine” in de Cirkelstraat.

    Daarmede stopte het niet want het was eveneens “ Mijnheer Henri” die er zorg voor droeg dat er een pensioenkas voor zeelieden werd opgericht en een kas om families, getroffen door zeerampen   te ondersteunen. Hij liet niets onverlet wat hulp kon zijn om het leven van de vissers te verbeteren. Daarenboven maakte hij geen onderscheid tussen gelovigen en anderen, tussen kerkgangers en mensen die nooit een kerk bezochten, eenieder was voor hem gelijk. Daardoor kwam het dat de hele bevolking treurde toen hij, in juni 1926, het tijdelijke voor het eeuwige wisselde. Hij, de brave behulpzame boerenzoon uit Geluwe, werd als een koning ten grave gedragen door zijn zeer bedroefde vrienden, de Oostendse vissersbevolking. Hij was niet alleen een zielenherder zoals wij er nooit een hadden gekend en zoals er wellicht nooit meer zullen kennen, maar een ware mensenvriend, een weldoener die nog lang in de gedachten van onze bevolking zal voort leven.

    Ikzelf heb hem nooit gekend, ik was toen nog te jong , maar mijn ouders, grootouders en bezoekers van onze herberg hebben veel verteld over Mijnheer Henri en over al hetgeen die mens verwezenlijkt heeft voor de vissers en hun families.

     

                                                                           Maurice Ferier

    09-11-2008 om 11:13 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Madame medalje - een Oostends volksfiguur
             

    Vandaag willen wij het eens hebben over een zeer opgemerkte dame uit onze stad, opnieuw uit de vooroorlogse periode, n.l. Madame Medalje.

    Stel je voor : een ietwat oudere dame, met deemoedig gelaat dat vreugde en hoop uitstraalde, met tintelende oogjes waaruit vriendschap je tegemoetkwam, gekleed met een oude, versleten mantel, waarvan de kleur niet te raden was, een baret op het hoofd steeds vastgehouden door twee in  elkaar gestrengelde sjerpen, onder de kin vastgeknoopt   Ze droeg steeds een paar hoge wollen kousen, de voeten gestoken in zware trappers die gedeeltelijk afgesleten waren. Op de borst, van de wat te lange mantel, een vijftiental medaljes, religieuse medaljes waaronder verscheidene van Onze Lieve Vrouw, andere van St. Antonius, terwijl St. Christophel ook niet vergeten was.

    Zij slenterde langs de Oostendse straten, bijna steeds tussen de Visserskaai en de Rogierlaan, alhoewel zij ook de weg naar het Bredens kapelletje zeer goed kende en er dikwijls gebruik van maakte, steeds moeizaam en gelaten voortschrijdend, terwijl zij binnensmond gebeden afhaspelde. Aan beide armen hingen boodschappentassen, gevuld met oude zakdoeken, stukken droog brood, een tweetal paternosters en enkele bakstenen om het geheel nog zwaarder te maken. Ganse dagen liep ze aldus de straten af, steeds even zwaar geladen  om, zoals zij het zelf zegde, boete te doen. De nachten bracht zij meestal door, voornamelijk tijdens de wintermaanden, in het tramwachthuisje aan het Marie Joséplein of soms, als brave politiemensen haar meenamen, bij de warme kachel in het politiebureel der Leopold I plaats.

    Tijdens de zomermaanden overnachtte zij meestal in de Koninklijke gaanderijen, alwaar zij veel tijd doorbracht met bidden en dommelen.

    Wie was nu dat in-brave eigenaardig vrouwspersoontje dat beweerde dit alles te doen uit  boete. Boete ? Waarvoor, waarom ? Zij was de moeder van een welstellende en bekende radiohandelaar, doch zij weigerde pertinent bij haar zoon in te trekken om daar haar schamel leventje, in alle eenzaamheid, door te brengen.

    Af en toe bezocht zij de Capucijnenkerk om er te bidden, of de zusters aan de Cirkelstraat alwaar zij af en toe een warme maaltijd voorgeschoteld kreeg, gevolg door een bad .Tijdens de heel  koude winterdagen verbleef zij soms bij de zusters in het Hospitaal, doch daar bleef ze nooit lang  want de trek naar buiten was te groot. De wandel- en slentertochtjes trokken haar meer aan.

    Zij deed niemand kwaad, had voor ieder een goed woord, alhoewel het leek alsof zij de mensen schuwde.

    Een kleine anekdote :  Op zekere dag slenterde zij weer langs de Oostendse straten, moeizaam en geladen met de twee onafschei dbare boodschappentassen. Het was een koude novemberdag waarbij de wind nogal bitsig om de oren waaide. Een nog zeer jonge politieagent, die pas enkele weken in dienst was en de oude vrouw nog niet kende, wilde haar helpen.. Hij nam beide tassen ter hand, verwonderde zich  over de zware last, en nam het vrouwtje op sleeptouw om de nacht door te brengen op het politiebureau. Daar aangekomen kreeg het vrouwtje warme koffie en viel meteen in diepe slaap. De jonge politieman vroeg zich af wat in die tassen stak en bleek uiterst verwonderd er zware bakstenen in aan te treffen. Hij zou het vrouwtje naderhand nooit meer geholpen hebben.

    Opeens was ze er niet meer. Madame medalje was vertrokken zoals ze had geleefd, in alle stilte en zonder iemand tot last te zijn.

    Opnieuw was een zeer markante figuur uit de samenleving verdwenen.

     

     

                                                                                      Maurice  Ferier.

     

    09-11-2008 om 11:12 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gustaaf Van Slembrouck

    Vergun mij even door te breken tot het wereldje van de sport, van ronde, glinsterende wielen, van geoliede benen en raar uitgedoste mannen. Laat mij toe even iets te vertellen over Staf Van Slembrouck - " den Staf " zoals hij meestal werd genoemd - de enige stadsgenoot die erin slaagde, gedurende verscheidene ritten , de gele trui te dragen in de fameuze Ronde van Frankrijk.

    Staf was een self-made man, met zijn geweldige wilskracht een rasechte en beresterke natuurmens.  Hij was vriendelijk een charmant, doch eens in de wedstrijd kende hij vaar noch vrees, kende hij geen vrienden meer. Nochtans was hij bij zijn vechtlust te rechtzinnig, zodat hij dan ook vaak geklopt werd door slimmere tegenstrevers. Hij verdient evenwel een ereplaats onder de talrijke schone pedaleurs die Vlaanderen heeft voortgebracht; mannen met karakter, met liefde voor hun stiel, die niet bang waren de stuurstang van onder vast te grijpen om er geweldig tegenaan te gaan. Het waren jongens die door hun doorzettingsvermogen poogden hogerop te klimmen, door het behalen van resultaten en niet door het vergaren van startpremies of startgelden Ze waren zelden gesponserd zoals nu het geval is, doch moesten meestal alles zelf bekostigen. Staf startte in 5 ronden, te weten deze van 1926, 1927, 1928 en 1929 als lid van een fabrieksploeg , in 1930 als afzonderlijke. Zijn eerste ronde zou de beste worden.

    Gustaaf Van Slembrouck startte als lid van de bescheiden ploeg " J.B. Louvet ", terwijl de sterke ploeg" Automoto " als groot favoriet aan de start verscheen met Bottechia als grootste kanshebber op de eindzege . De wedstrijd begon te Evian, alwaar patron J.B. Louvet de Middelkerkenaar Berten Dejonghe en onze Staf als kopmannen aanduidde. De eerste rit werd gewonnen door Jules Buysse, broer van de latere overwinnaar Lucien.

    De tweede rit ging van Mulhouse naar Metz  eindigend met een overwinning van Aimé Dossche, waarna de rit Metz - Duinkerke op het programma stond. In deze rit, 433 km. lang, ( je leest inderdaad goed : vierhonderd drie en dertig km.) ontsnapten , terwijl er nog 150 km. voor de wielen lag, Berten Dejonghe en onze Staf. Het gebeurde nog voor de Casselberg. De Luxemburger Nicolas Frantz, een van de grote favorieten, leed bandbreuk. Op het ogenblik dat hij de remmen dichtkneep sprong Dejonghe weg. Enkel Staf en Omer Huysse konden nog aanpikken, doch laatstgenoemde stond even later op beide voeten wegens bandbreuk.

    Vanaf dat ogenblik moesten Berten en Staf het onder zich regelen. Ze deden het zo goed dat ze beiden de eindmeet bereikten met 10 minuten voorsprong op de groep en 20 min. op Frantz, die daardoor zijn kansen zag teloor gaan. Staf won vrij gemakkelijk de spurt en veroverde meteen de gele trui. De Tour telde slechts achttien ritten en Staf kon het gele kleinood behouden tot in de elfde rit Bayonne - Luchon , die de vreselijkste rit werd ooit meegemaakt in de Tour de France.

    Het vertrek te Bayonne werd gegeven omstreeks middernacht ! Het regende, hagelde en sneeuwde. Het was bitter koud. De renners hadden angst de donkere nacht in te trekken doch ze werden op de fiets geduwd.

    De wegen waren als weggespoeld en elders lag de modder zo dik dat enkel wieleracrobaten op de fiets konden blijven. In die helse weersomstandigheden moesten de renners liefst vijf cols beklimmen waaronder de Aubisque, de Tourmalet, de Aspin en de Peyresourde. Van bij de aanvang demarreerde Lucien Buysse, die juist geteld 22 minuten achterstand telde op de  gele trui drager, de Oostendenaar Gustaaf Vanslembrouck. Staf probeerde mee te gaan doch moest wegens bandbreuk van de fiets. Die bandbreuk kwam er doordat de remmen,, wegens slijk en vochtigheid, niet meer werkten. Op aanraden van Berten Dejonghe remde Staf, bij het bergaf rijden, met de voet. Daardoor evenwel werd het vlak van de " tube " zo warm dat de " chappe " eraf vloog en Staf tegen de vlakte ging.

    Toen waren er nog geen helpers om een wiel af te staan of techniekers die dadelijk een andere fiets ter beschikking stelden, zodat Staf zelf een andere tube moest leggen. Gemakkelijker gezegd dan gedaan, want met vervroren vingers kreeg hij de tube niet van het wiel. Dan maar geprobeerd om deze met een mes door te snijden wat eveneens faliekant uitviel. Op dit ogenblik kwam een vrouwtje uit een huis met een schotel warm water. Staf kon hierdoor zijn vingers ontdooien en een andere tube leggen, maar door dat voorval had hij 35 minuten verloren.

    Op de Tourmalet moest hij opnieuw van de fiets. Hij leek dan meer op een levend lijk dan op een mens zodat hij niet meer op zijn fiets geraakte. Regen en hagel vielen nog steeds ongenadig neer op de gekromde en koude ruggen van de dwangarbeiders van de weg. De kou zou nog indringender worden, zodat vele renners, Staf incluis, te voet verder strompelden. In de afzink beterde het wel iets , doch dan kwam de Peyresourde opnieuw roet in het eten gooien. Op de top was een geheime controlepost opgesteld en daar moest Staf opnieuw van de fiets en ditmaal gelukte het hem niet meer er opnieuw op te klimmen. Luidop riep hij dat hij zou opgeven. De moed ontbrak hem om verder te strijden tegen de ontketende natuurelementen; de koude had hem volledig in zijn greep, zijn verkleumde handen konden de stuurstang niet meer vasthouden . Henri Desgrange, de  inrichter van de Tour, stond ter plaats en verplichte hem, als gele truidrager, de strijd verder te zetten.

    Staf wierp zijn fiets tegen de grond, liet zich voor de wagen van Desgrange neervallen en riep deze toe : " Rij mij maar steendood, nondedju, dat het gedaan is !". Desgrange duwde Staf terzijde en ging patron J.B.Louvet waarschuwen. Deze  , en andere sportbestuurders, kwamen hun renners ophalen, hulden deze in lege graanzakken en legden hen in de auto. Lucien Buysse won de rit in17 u 12 min.,  terwijl de tweede, Aymo, 25 minuten later toekwam.

    Staf Vanslembrouck kwam met uren vertraging te Luchon toe, terwijl de laatste renner 10 uur na de overwinnaar de eindmeet bereikte.  Staf, die natuurlijk zijn gele trui mocht vergeten, was dan nog niet aan het einde van zijn misérie. Tijdens de 14e rit werd hij omvergereden door een auto tijdens de beklimming van de Col de Vars. Nadat  Staf handgemeen, was geworden met de aanrijder, die hij een paar muilperen verkocht, sprong hij terug op de fiets. Het gelukte hem evenwel niet recht te rijden. Hij onderzocht zijn fiets die er normaal uitzag en trok verder, berg op, berg af.

     Op 20 km. van de eindmeet stapte hij opnieuw af en bij nader onderzoek stelde hij  vast dat de voorvork gebroken was. Geen huis in de omtrek en nog 20 km. te rijden. Staf nam de fiets op de schouder en legde de resterende kms te voet af, tot aan de eindmeet waar hij opgewacht werd door iemand van Louvet.

    De volgende dag mocht Staf, die nochtans 9e stond in de algemene rangschikking, niet meer starten.

    In 1927 verscheen hij opnieuw aan de start van La Grande Boucle, weer als lid van de J.B. Louvetploeg. Desgrange, de inrichter, had voor een nieuwigheid gezorgd, nl. het verrijden van 15 ritten onder de vorm van tijdritten per ploeg. Alleen de bergritten werden in lijn betwist. De ploeg Louvet won de tijdrit  Belfort - Straatsburg, terwijl Staf twee ritten voor zijn rekening nam, nl. Brest - Vannes en de bergrit Luchon - Perpignan. Deze laatste zege verschafte Staf oneindig veel genoegen, zodanig dat hij er naderhand, op bijna iedere sportavond, graag over sprak.

    Tijdens deze rit lagen op zeker ogenblik 8 man voorop : Nicolas Frantz, die de Ronde zou winnen, André Leducq, Julien Vervaecke, Adelin Benoit, Aymo en de Maldegemnaar Maurice Dewaele, allen rijdend voor Alcyon; Antonin Magne die voor het merk Aleluia opkwam en Staf Vanslembrouck van J.B. Louvet.

    Nadat dit leidersgroepje de bergreuzen had overwonnen, waaronder de Peyresourde en de Col d'Aspin, en er nog een 40 tal kilometer te rijden viel, demarreerde onze Staf, doch de Alcyonploeg kwam hem halen. Maurice Dewaele, lid van deze ploeg kwam bij Staf rijden en vroeg hem rustig te blijven daar hij het toch niet kon halen tegen de samengebundelde krachten van de Alcyons. Staf, hierdoor op zijn tenen getrapt, nam de stuurstang van onder vast en demarreerde opnieuw, doch opnieuw togen de Alcyonboys in de tegenaanval, zodat deze nieuwe vlucht van korte duur was. Nicolas Frantz wou kost wat kost deze rit winnen en gaf Dewaele opdracht Staf een flinke geldsom te beloven zo hij zich koest wou houden. Staf, die evenwel nog een eitje te pillen had met Frantz, weigerde pertinent.

    In die tijd was er nog geen aanwijzing hoe ver de aankomstlijn nog lag, terwijl er evenmin een spandoek de eindmeet aanwees, doch vanaf 500 meter voor de eindstreep stonden soldaten opgesteld. Staf wist dat 200 meter voorbij de eerste soldaten nog twee korte bochten lagen en dat hij van daar af alles moest geven om de zege te kunnen wegkapen.

    Bij het zien van de eerste soldaten nestelde  Staf zich in het wiel van de Luxemburger Frantz, trok de voetriempjes harder aan en maakte zich klaar voor de ultieme jump.Na de laatste bocht demarreerde Staf kurkdroog van achter de rug van zijn tegenstrever. Deze laatste lag wel op de loer, doch was niettemin verrast door de snelheid waarmede Staf de eindspurt aantrok. Frantz geraakte nog aan het achterwiel van Staf die evenwel nog verdapperde zodat hij afgetekend won.

    Na de aankomst wilden de 6 Alcyonrijders Staf te lijf, doch de Oostendenaar was nu eenmaal geen gemakkelijke klant. Hij nam zijn fiets, zwaaide ermee boven het hoofd en riep hen toe : " De eerste die nader komt sla ik de kop af ! "   De Alcyons  , waaronder Dewaele en Frantz, kregen schrik en dropen af Staf alleen achter latend.

    Voor deze mooie zege werd Staf gefeliciteerd door Desgrange die een prachtig en ontroerend artikel schreef over de moedige Slem.

    Ja, beste lezers, Staf was een brok natuur, een robuuste kerel, een renner met klasse die, moest hij nu aantreden, multimiljonair zou worden. Hij kon alles :  sprinten, bergen beklimmen, dalen , tempo rijden en wat al niet. Hij was, in de latere jaren, nog een gevreesd pistier aan de zijde van de even talentrijke Jules Vanhevel. Hij had een geweldige wilskracht, de wil om er te komen. Edoch, bijwijlen was hij te braaf en te rechtschapen, zodat hij nooit de superkampioen is geworden die velen in hem zagen.

     

                                                                           Maurice Ferier.

     

    Enkele uitslagen:

    1925: 2e in Luik - Bastenaken - Luik (BEL)

    1925: 2e in Paris - Menin (BEL)- 2e in Ronde van Vlaanderen (onafhankelijken) (BEL)

    1926: 2e in Kampioenschap van Vlaanderen - Koolskamp (BEL)- 2e in Paris - Roubaix (FRA) -2e in Ronde van Vlaanderen (BEL)- 1e in 3e etappe Tour de France, Dunquerques (FRA)

    1927: 2e in Paris - Tours (FRA)- 2e in Ronde van Vlaanderen (BEL)- 1e in 12e etappe Tour de France, Perpignan (FRA)- 1e in 7e etappe Tour de France, Vannes (FRA) - 3e in Bordeaux - Paris (FRA)

    1928: 3e in Omloop van België (BEL)

    1929: 1e in 5e etappe Tour de France, Vannes (FRA)

    1931: 3e in NK op de weg, Elite, België, La Hulpe (BEL)

    1932: 2e in Brussel - Oupeye (BEL)- 1e in De Panne (BEL)- 1e in Erembodegem-Terjoden (BEL) -2e in NK op de weg, Elite, België, La Hulpe (BEL)

    1933: 2e in Ronde van Haspengouw (BEL)

    1934: 3e in Omloop der Vlaamse Gewesten (BEL)

    1934: 3e in Ronde van Limburg, België (BEL)

    09-11-2008 om 11:10 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Duvel - Een Oostends volksfiguur

                     

     

    Wij zijn in een nostalgische bui omdat de regen ongenadig onze vensters bespeelt, mede omdat een gure wind ons belet buiten te komen en wij tijd tot dromen hebben. Dromen van wat is geweest, van die goeie ouwe tijd toen wij nog niet die weelde hadden zoals thans het geval is, van de tijd dat de straat nog de jeugd toebehoorde en wij, als tieners, nog konden buiten spelen. Voetballend op het pleintje voor de St. Petrus en Pauluskerk of op de groentenmarkt, tot wij weggejaagd werden door de politie. Spelen met de marbels op de driehoek ( pleintje dat thans de geciviliseerde naam Pauluspleintje draagt) of lopend achter  een hoepel ( in feite een oud fietswiel dat voortbewogen werd door een zelf gemaakte ijzeren loopstok) of slaand met de piedewiet op de anderwat.  Of ook nog, maar dan meestal tijdens de Paasvakantie en de zomermaanden, rijdend op de glooiïng van de zeedijk, waarna wij de Engelse kijklustigen lastig vielden en ons beste Engels boven haalden met : “Mister wantje penny for de piektjes”, waarmede wij bedoelden een penny om naar de cinema te gaan. Dit bracht ons wat centen op lachend gegeven door de toenmalige rijkere Engelsen, de Pond sterling stond toen namelijk aan 138 fr. Toen wij ook, tijdens diezelfde vakantiemaanden, als piccolo een mooi kostuum aangemeten kregen va de hoteluitbater waarvoor wij werkten.  Wij ontvingen geen dag- of maandloon maar werkten enkel op drinkgeld en, niettegenstaande wij vaak tien tot twaalf uur per dag op post waren, dachten  niet aan staken noch aan vermindering van werkuren.

    Tijdens onze droomreis denken wij ook aan die mensen, die weliswaar niet als B.V. ( Bekende Vlaming) maar wel als B.O. (Bekende Oostendenaar) door het leven gingen. Wij zien hen nog alsof zij dagelijks onze wegen kruisen : Col en Manchet ( ook Ollegatscheirder genoemd), Teut - Teut , Madame Médaille, Zotten April en zijn compaan Peirdevlees, Madame Loulou, de Schudder en andere Duvel’s, allemaal gekende en kleurrijke figuren uit onze stad. Gasten die veel bekijks hadden, doch nooit iemand een strobreed in de weg legden, met uitzondering missvhien van laatstgenoemde  : Den Duvel

    Hij was niet diegene die wij destijds, tijdens de lesuren op school, leerden kennen als de slechte, gebaarde, horens dragende firguur die ons in de hel zou opsluiten als wij niet braaf en gehoorzaa waren, nee hoor ! Hij was een gespierde, tanige kerel, zeer bekend in de visserij middens, gevreesd door de pakjesdragers aan het station en een lastige klant voor de politie. Zijn voornaamste bezigheid bestond erin  langs de kaai en het zeestation te flaneren en werk af te pikken van de pakjesdragers ofte kruiers bij wie hij  niet op een goed blaadje stond. De gewonnen centen verdronk hij dan in een van de talrijke herbergen van de wijk Hazegras ( toen nog niet voorzien van gekleurde lampjes) of langs de Visserskaai waar toenertijd meer volkscafé’s waren.

    “Duvel”, wiens werkelijke naam Alexis doorweinigen gekend was, was steeds gekleed in zware Friese broek, een donkerblauwe trui en het schippersklakje schuin op het hoofd. Hij kwam vaak  in aanraking met de lange arm van de wet, want hij maakte zich veelal schuldig aan bepaalde kleine misdrijven zoals het wegnemen van vis of het werken als kruier, waarvoor hij geen toelating had. Tijdens de wintermaanden was hij meestal te vinden te Brugge, aan ‘t Panderijtje, gebouw dat thans is afgebroken en vervangen door een ultra moderne gevangenis.

    Eens de lente in ‘t land zakte hij terug af naar Oostende en  vonden wij hem opnieuw terug in de omgeving van het Zeestation of de Cirk ( ook nog wel eens oude vismijn genoemd) waar hij af en toe eens meehielp om aan wat centen te geraken. Centen die dan meestal ietwat later terecht kwamen in de lade van een of andere herbergier.

    Nergens was hij bang voor. Zo sprong hij eens, als gevolg aan een weddenschap, in het eerste handelsdok hoewel hij niet zwemmen kon.Slechts met grote moeite slaagden enkele toeschouwers erin hemop het droge te brengen. Nat als hij was ging hij meteen een pint drinken bij Henri Mille op de Vanderzweepplaats ( thans Ernest Feysplein).

    Zoals reeds gezegd hielp hij af en toe de bootjessjouwersof de werkers in de vismijn, enkel met de bedoeling aan wat geld of vis te geraken. Dergelijke poosjes vis werden door Duvel vaak tot driemaal toe verkocht zonder dat de eigenaars zulks beseften.

     Op zekeren dag, bij het begin van de herfst, deed hij op het  Politiebureel der Leopold I plaats navraag naar gevang enisstraffen die hij nog uit te zitten had. De agent van dienst, een pas in dienst gekomen agent die hem nog niet kende, verzekerde hem dat er geen gevangenis- briefjes in het  bureel lagen zodat hij kon ophoepelen. Kwaad trok Duvel naar buiten, nam een grote kasseisteen ter hand en verbrijzelde, zonder omzien, twee ruiten van het politiekantoor. Daarop ging hij kalm terug binnen en zei tot de verbaasde rekruut : “ Nu kunt ge me opnieuw, voor de ganse winter, onderdak te Brugge verschaffen”.

    Voor zover onze vriend Duvel, in de grond geen kwaaie gast. Zijn beste jaren kende hij in de jaren dertig en zijn beste vrienden waren de jongens uit het Visserskwartier met wie hij soms uren vertellend doorbracht. Een dezer jongens was ondergetekende

     

     

                                                                           Maurice  Ferier.

    09-11-2008 om 11:05 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Café De Gepekelde Fiege te Oostende

    Bij de titel zou U de mening kunnen krijgen dat ik te ver in het glaasje heb gekeken, doch wanneer U verder leest zult U zien dat U zich schromelijk vergist. Mijn artikel begint in feite toen twee mensen aan het discusieren waren waar, voor Wereldoorlog II dit wil zeggen voor 1940, de beste Kongonutjes te vinden waren. De eerste beweerde dat zij te vinden waren in een herberg langsheen de Alfons Pieterslaan, de andere sprak over een cafétje gelegen ter Bonenstraat. En die tweede had het bij het rechte eind.

    Het was inderdaad in een café,  met de typische Oostendse naam “ De gepekelde Fiege” dat Kromme Leon de scepter zwaaide. Leon, met familienaam Claeys, was een broer van de, in het Visserskwartier, alom gekende en gewaardeerde haarkapper Eugène, wiens zaak, in de Sint Paulusstraat, steeds zeer druk bekland was.

    Leon had een gebrek aan het rechterbeen, dat op een soort kruk rustte, gebrek waaraan hij trouwens zijn bijnaam te danken had. Hij liep met snelle, korte pasjes door zijn café, dat amper “een schorte” groot was. Het huis bevond zich in de Bonenstraat,, droeg het nummer 2, doch was niet op de hoek van de Sint Franciscusstraat en ook niet aan de kant waar momenteel de “Cosy Corner” gevestigd is. Inderdaad, de zijgevel van het huis nr. 2, vormde de achterwand van de vismarkt, zodat tussen de woning van vriend Leon en de Sint Franciscusstraat, de stenen banken stonden waarop de vis werd tentoongesteld  Aan deze zijgevel was tevens het O.L. Vrouwebeeldje gehecht waar talrijke vissersvrouwen regelmatig een gebedje lazen.

    Het huis bestond, uit wat men te Oostende noemt, kelderkeukens, vervolgens op de gelijkgrondse verdieping het cafétje en dan mansardekamers. Het cafétje bereikte men via een enge gang, waarin een bruine geschilderde deur de toegang tot de gelagzaal afsloot. Eens binnen troffen wij er twee tafeltjes aan, een staand tegen het venster en een links in de zeer kleine gelagzaal. Verder stonden er een viertal stoelen, een vijftal spuwbakken en een anderhalve meter lange toonbank, waarachter de uitbater troonde. In de linkerachterhoek stond een rieten mand gevuld met de lekkerste kongonutjes uit  Oostende. Tussen deze nutjes lag een tinnen pot waarmede de nutjes werden afgewogen.

    Het bruine, schuimende bier vloeide er overvloedig uit een der tapkranen, voornamelijk op zater- en zondagen, wanneer de jonge bezoekers, trouwe klienten van de dancing “ ‘t Keuntje” even kwamen verpozen. Bij dit lekker glas bier werd steeds een pint kongonutjes verorberd. En of dit smaakte !

    Celintje, de echtgenote van Leon, waarmede hij in 1921 in het huwelijk was getreden, was zelden of nooit in de gelagzaal aan te treffen. Zij hield zich onledig met huishoudelijke arbeid, terwijl ook de dochter, die naderhand naar Bredene verhuisde, nooit in de herberg verscheen.

    Leon kon goed overweg met die jonge gasten, die hij af en toe op een extraatje vergastte. Hij kon ook goed vertellen en  er de stemming in brengen. Niet te verwonderen dat zijn klienten steeds terug kwamen.Was het nu voorLeon, het bruine bier of de Kongonutjes. Who’s know ?

     Leon kwam zelden op straat, gezien zijn gebrek, en vond zijn grootste genoegens in de gesprekken met zijn jong klienteel. Hij overleed alhier in oktober 1955.

     

                                                                                      Maurice  Ferier.

    09-11-2008 om 10:56 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Bolleman
                                                     

     

    Oostende kende talrijke typische figuren waarvan ik reeds enkele heb beschreven. Het waren meestal personen die niemand kwaad deden en eerder folkloristische figuren waren. Maar we bezaten ook anderen, mensen die benevens folkloristisch ook verstandelijk begaafd waren.

    Neem nu maar eens de verkoper van de “Boules de Berlin”, die meestal ofwel aan het station ofwel op de Zeedijk te vinden was. Een nogal slanke man van normale lichaamslengte, met rood gezicht die bedekt was van een grote snor.  Samen met zijn echtgenote baatte hij een soepwinkeltje uit nabij de Vogelmarkt. Snoepwinkeltje waar ook petroleum verkocht werd, gezien  vele gezinnen nog geen elektriciteit bezaten.

    Wanneer hij op straat kwam was hij steeds deftig gekleed met hemd en das, vaak een bakkersmutsje op het hoofd, en steeds met vlekkeloos witte voorschoot aan. Op zijn buik droeg hij een soort metalen kistje waarop smakelijke bruingele bollen lagen, daarnaast stond een strooibus met witte poedersuiker. Onderaan de kist stond een soort vuurtje om de bollen te verwarmen.

     Van ver zag en de kinderen hem reeds aankomen en hoorden hem roepen : “Drie bollen voor een frank”. Maar ook de toeristen kenden onze vrolijke venter, want hij had voor eenieder een goed woordje.

     Wanneer de kinderen bij hem kwamen zette hij deze aan te wenen, hen zeggend : “je moet bleiten dan krieg je gie een bolle van je moeder” En die kadee’s aan het schreien tot moeder de geldbeugel bovenhaalde en hen trakteerde op die lekkere “boules de Berlin”. De olijke man deed er dan een beet je poedersuiker op en deze bollen smaakten zo heerlijk dat moeder er ook voor haar enkele kocht. En allen beten erin tot de gele crème tot aan de oren reikte.

    Hij kon ook aangenaam vertellen en de kinderen, waartoe ik toen ook behoorde, konden urenlang zijn verhalen aanhoren, alhoewel mag gevreesd dat er veel overdreven werd. Hij vertelde namelijk van zijn verre reizen die hij aan boord van oceaanreuzen had gemaakt, en waar hij zijn stiel had geleerd. Toen wij wat groter waren leerden wij dan dat hij nooit verder was geweest dan de wijk Hospitaal waar hij geboren was.

     

                                                               Maurce Ferier

    09-11-2008 om 10:53 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bertino - een oostendse volkszanger

                                                                   BERTINO

     

    Wanneer de foor voor de deur staat of de kermissen eraan komen, denken wij vaak aan vrienden die wij vroeger veel zagen op de foor of in de dancings en zangcafé’s en die ons voor eeuwig hebben verlaten. Sommigen van hen zijn reeds lang vergeten, anderen blijven door ons hoofd spoken en zijn niet weg te cijferen uit onze gedachten.

    Voornamelijk diegenen die zich vertoonden in café’s of op toneel, hetzij als zanger, hetzij als entertainer. Wij denken vaak aan Lucy Monti, aan de Bredenaar Jerome Depoorter, aan Léonard, de bezieler van de vooroorlogse oostendse revues, en aan de gebroeders Lingier.

    Deze laatste hebben wij het best gekend doordat zij woonachtig waren in de Sint Franciscusstraat, in dezelfde woning als mijn grootouders. Charles, de oudste van de twee, was een humorist met veel klasse die in veel schouwburgen optrad als lid van een duo. Hij werkte naderhand een tijdje als politieagent, doch kon zich daar niet aarden, nam ontslag en was nog vaker te zien bij talrijke feestjes.

    Albert, de jongste van het broederpaar, was een vrolijke, goedlachse jongen die niets dan vrienden telde. Hij was steeds welgezind en was meestal, na de schooltijd, te vinden op de driehoek ( thans beter gekend onder de meer geciviliseerde naam van Het Pauluspleintje) of in de “garre van Wijngaerde” , gelegen naast de dancing “De Nieuwe zaal” Hij vergaste zijn jeugdige toeschouwers op leuke moppen en zelfgemaakte liedjes. Soms kwam hij daar toe met een strohoed op het hoofd en imiteerde er Maurice Chevalier of Fernandel. De teksten had hij dan vervangen door eigen gemaakte teksten, steeds in onverbeterd Oostends. Zo had hij bijvoorbeeld het liedje “ Il y a de la joi” omgezet in “ “wit ju gie utwa”

    Om aldus te declameren of te zingen kroop hij steeds op een aldaar staande platte wagen of op de viskarretjes die de visvrouwen daar hadden achtergelaten.

    Zijn grootste successen kende hij evenwel tijdens en kort na de tweede wereldoorlog, toen hij veel te vinden was in Café Prosper, langs de Alfons Pieterslaan en ook aanwezig was bij veel huwelijksfeesten. Aldaar trad hij dan op onder de naam Bertino, doch langs de kaai was hij ook gekend onder de schuilnaam “Berten Schuffelet”, omdat hij, tijdens zijn optredens, steeds een vlinderdasje droeg.

    Hij schreef al zijn liedjes zelf en kopieerde deze dan op een oude stencilmachine, kopieën die hij naderhand probeerde aan de man te brengen. Zelfs heeft hij er enkele, in eigen beheer, op de plaat gezet, doch deze platen kenden geen succes. Zijn eerste grote succes kende hij tijdens de bezetting toen hij een liedje “ de evacuatie” uitbracht op het podium van Café Prosper. Dit liedje, opgenomen als gevolg van de verplichte evacuatie van onze burgers begon met de vraag of iemand een evacuatiebriefje had ontvangen en ging dan verder met deze te verklaren dat hij, bij de boer, iedere ochtend spek en eieren zou krijgen en daarbij ook dubbele rantsoenering zegels. Het liedje viel zo in de smaak dat eenieder erna vroeg en het door eenieder werd meegezongen. Ietwat later verloren wij Bertino uit het oog, daar ook hij moest verhuizen.

    Na den oorlog kwam hij terug, steeds even opgewekt en vol levensvreugde en opnieuw konden wij hem vinden op feestjes en tijdens de carnavaldagen bleef hij steeds aan het hoofd van een muziekensemble die de feestelijkheden opluisterde.

    Een tweede oostendse hit lag aan de basis van zijn tweede muzikale loopbaan. Bij de overstroming van februari 1953 bewerkte hij de melodie “La petite diligence” in een Oostendse schlager” Oostende oender woater” dat meteen een zeer groot succes kende, zowel binnen de muren van de kustgemeente als ver er buiten. Vele Oostendenaren hebben dit liedje in hun liedjesboek ingeschreven en dagelijks gezongen, het klonk in iedere huiskamer. Ook de disc-jockeys speelden het plaatje voortdurend, wegens het grote succes en omdat eenieder erom vroeg.

     

    Dit liedje, dat integraal terug te vinden is op http://club.studiant.be/dionysus/ostendeoenderwoater.htm,begon als volgt

    :

    Wien peist er nog op deze dag :

    Ostende oender woater!

    Da was zeker u nat beslag

    Die storm, da was u floater !

     

    In vele huuzen of café’s

    Was ’t ur leute noch rust;

    ’t woater kwaam oender de canapé

    en oender mu bedde geklutst…

     

    Refrein :

    ’t woater kwam binnen gelopen

    wu wierden nat an uuze poten

    en de kelders met da spul

    ze liepen boem,hèlegaans vul

    Zelfs de vlooien en de vienken

    Ze moesten spriengen of verdrienken

    En de ratten, da was komiek :

    Ze vierden kermesse in da sliek.

    En zo ging het verder met de rest van het refrein en een tweede strofe als toemaat.

    Het werd het levenswerk van onze zingende brandweerman die ons te vroeg verliet. Hij stierf op 3 mei 1969, amper 53 jaar oud. Wij denken nog veel aan deze jolige, levenslustige kerel die zeer veel bijval bij zijn stadsgenoten heeft bekomen , zowel als liedjeszanger als aan leider van een muziekensemble die veel feestelijkheden opluisterden.

    Hij was altijd welgezind, opgewekt en steeds bereid tot feesten. We denken nog vaak aan hem.

     

     

                                                                           Maurice Ferier

     

    .

    09-11-2008 om 10:50 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Babylonestraat te Oostende
    Klik op de afbeelding om de link te volgen                                             De Babylonestraat.

     

    Telkens ik op de Henry Serruyslaan stap en ter hoogte kom van de Middelbare Meisjesschool – thans Middenschool 1, doch door de lokale bevolking beter gekend als de Ecole Moyenne – kan ik niet nalaten naar het annexe gebouw te kijken en naar de naam die erop vermeld staat “ In ’t Hof van Belofte”.

     

    Terwijl ik zo keek zijn er mensen die mij vroegen of het de gewoonte was van het stadsbestuur in Oostende om dergelijke naam te geven aan een school. Wellicht wisten die mensen niet dat er daar vroeger een straat liep die de Werfstraat ( thans Henry Serruyslaan) verbond aan de Korte Peperstraat ( huidige Aartshertoginnestraat) en de naam meekreeg Babylonestraat.

     

    Op de plaats van de huidige speelplaats van de school was vroeger een pleintje dat als marktplaats werd gebruikt en waar, in 1841, een nieuwe gevangenis werd gebouwd. Daarin waren een dertigtal cellen alsook een grote zaal voor vrouwelijke delinquenten en wapenkamers.

     

    Naast de gevangenis was het dodenhuisje aangebouwd. De straat naast de gevangenis, evenwijdig aan de Babylonestraat doch niet doorlopend naar de Werfstraat, kreeg de naam mee van Gevangenisstraat.

     

    Gezien de ingebruikneming van ’t Pandereitje, de provinciale gevangenis te Brugge en de beslissing alle gevangenen daar onder te brengen, werd de gevangenis te Oostende, vanaf 1880, nog enkel gebruikt als doortochthuis en werd het gebouw als kazerne voor de brandweer heringericht. In 1884 werd beslist de kazerne uit te breiden gezien men er het materieel niet kon opbergen.

     

    Tijdens de gemeenteraadszitting van 6 januari 1903 werd besloten een nieuwe brandweerkazerne te bouwen op de hoek van de Babylonestraat en de Werfstraat. Tevens werd gedacht in hetzelfde gebouw een ruimte te voorzien, om te dienen als doortochthuis alsmede een garage voor het stallen van lijkwagens.

     

    Tijdens de zitting van 20 januari 1903 beslist men over te gaan tot de bouw, doch het doortochthuisje over te brengen naar de gebouwen van de gezondheidsdienst ter Leffngestraat.

     

    In de raad van 27 oktober verandert men van gedachte wat betreft de inplantingplaats en werd voorgesteld het gebouw op te trekken op de hoek van de Babylonestraat en de Werfkaai met op het gelijkvloers het arsenaal voor brandweervoertuigen en andere materialen, een stalling voor vier paarden, een keuken voor de manschappen, een uitkijktoren, een plaats waar waterslangen konden worden gedroogd en de woonst voor de bevelhebber.

     

    De slaapplaats voor onderofficieren en manschappen zou zich bevinden op de hoek van de Babylonestraat en de Korte Peperstraat, waarbij een loods wou worden aangebracht tot het bergen van de lijkwagens.

     

    In 1910 dringt de Minister erop aan een nieuwe school op te richten op de gronden tussen de Henry Serruyslaan en de Aartshertoginnestraat zodat de brandweerkazerne  en enkele huizen langsheen beide straten moesten gesloopt worden.

    De brandweer kreeg een kazerne opgericht op de gronden van het vroegere weeshuis “ Het Carolinenhof” ter Velodroomstraat terwijl diverse huizen, eigendom van de stad langsheen de H.Serruyslaan, Aartshertoginnestraat en Babylonestraat werden gesloopt om plaats te maken voor de nieuwe school . Gezien wereldoorlog I werd het slopen geschorst tot na de vijandelijkheden en werd het gevang en de omliggende gebouwen, tijdens de vijandelijkheden opgeeist door de Duitsers.

     

    De Babylonestraat hield dus op te bestaan, behalve de herberg aan de overzijde van de  straat die, jaren later,  zou ingepalmd worden  bij de uitbreiding van de school en die de naam droeg " In 't hof van Belofte";

     

                                                                           Maurice Ferier

     

     

     

    09-11-2008 om 10:38 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Café Casablanca te Oostende

    De Visserskaai, zoals we die nu kennen, gelijkt niet meer aan de Visserskaai van voor Wereld- oorlog II. Inderdaad, voor deze periode waren er tal van cafétjes te vinden, de ene pal naast de andere. En allen hadden een  vast kliënteel, n.l. de vissersbevolking en de werkers uit de Vismijn. Ja, de vismijn, in de volksmond " de cierk" genaamd, stond toen op de Visserskaai tussen de  St. Franciscusstraat en de  Paulusstraat, op de plaats waar de nieuwe sluizen aangemaakt werden die het Montgommerydok met de handelsdokken verbindt. De dagvissers ofte "bootjessjouwers" legden hun vaartuigen vast in het Montgommerydok, terwijl de vloot vissersvaartuigen die langer op zee vertoefden een plaats vonden in de handelsdokken ( toenertijds nog de "bassings" genoemd.). De vis werd er gelost en naar de cierk gebracht om er gemijnd te worden.

    Aldus was de hele vissersbevolking samengebracht in de streek tussen de Kerkstraat en de Visserskaai en kon men de mannen dan ook meestal vinden in een van de vele herbergen aldaar. Benevens op de kaai waren ook veel café's te vinden in de  St. Franciscusstraat.

    Een dezer herbergen was zeer goed gekend en werd dan ook druk bezocht voornamelijk door de garnaalvissers, het betrof het Café van Florentine  Somers die de eigenaardige naam kreeg van " Café Casablanca". Deze uitbating was te vinden over de toenmalige vismarkt, die gelegen was tussen de Bonen- en Cadzandstraten.

    De vrouw des huizes was steeds achter de toonbank te vinden, het betrof een struise dame die goed van de tongriem was geschapen en goed haar mannetje wist te staan tussen de ruige vissers met wie ze evenwel op zeer goede voet stond. Het ging er vaak heel vrolijk aan toe en af en toe werd er zelfs, tussen de tafels, gedanst. Buiten de zeelui was er eveneens een goede klant die er steeds terugkwam, n.l. een kelner van de dancing 't Laiterietje, dat gelegen was in het Maria Hendrikapark. Deze olijke figuur, wiens voornaam Armand was, was beter gekend onder de lapnaam "Zotten April". Hij kon de mensen uren bezig houden met zijn fratsen en vertellingen en was dan ook zeer gezien bij de  ganse vissersbevolking. Soms kleedde hij zich in een Spaanse sinorita en reed de ganse stad door in een open koets steeds kushandjes werpend naar verwonderde voorbijgangers. Wanneer hij bij Florentine aan huis kwam was het aldaar steeds volle bak en duurde de avond dan ook zeer lang.

    Op zekere dag bracht hij zijn vriend mee " Peerdevlees", een beenhouwer uit de streek nabij het  St. Catharinaplein, die gekend was als een "chocolade vent", het toenmalige woord voor homo. Toen kwam ook de ware aard van Armand naar boven, ook hij was een choco. Van dan af begon de bevolking hem anders te zien en dat werd meteen de ondergang voor Café Casablanca. De vissers bleven buiten en bezochten andere inrichtingen, de leuke avonden van weleer hadden plaats gemaakt voor vroegere sluitingsuren.

    Nochtans waren Florentine's dochters, Yvonne en Gilberte, op een leeftijd gekomen dat jongens wel eens naar hen lonkten. Yvonne had evenwel vrij vlug haar hart verloren aan Fons D. , een slanke jonge kerel die evenwel niet bang was zijn handen vuil te maken, maar ook gekend stond als zijnde van niemand bang. Gilberte daarentegen was ietwat jonger en was weinig in de herberg te vinden.

    Wij zijn al deze mensen uit het oog verloren doordat wij ook een bestaan gingen zoeken op zee , achteraf door oorlogsomstandigheden met krijgsgevangenschap en enkele maanden onder te duiken, en naderhand door ons verblijf in andere delen van de stad.

    De Casablanca had evenwel haar klienteel verloren en is nooit meer die aangename verblijfplaats geweest van voor de komst van Peerdevlees.

     

                                   Maurice Ferier

    09-11-2008 om 10:34 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Vismarkt te Oostende

     

     

     

    “Op de vissemart zien'k ik geboren,

      op de vissemart zien'k ik gekend……."

     

    Dit waren de eerste zinnen van het levenslied gezongen door, onder meer; Bubbeline, Irma Bubbel, Lucy Monty, terwijl ook Pete Monty dit liedje op zijn repertoire had vermeld. Het was in feite de Brabançonne van de mensen van de Visserskaai, vissers en visbewerkers, visvrouwen en lieden die in de omgeving woonden. Het werd bij tal van feesten, huwelijken of plechtige communies of in de talrijke cafétjes op de kaai gezongen. Het klonk iedere dag uit de mond van Bubbeline, in het gezellige kroegje aan de Kadzandstraat.

    Vele jongeren zullen zich wellicht afvragen waar was die vismarkt gelegen en wat is er op die plaats gekomen ?

    De, in heel vroegere jaren, binnengebrachte vis werd door de vissers zelf verkocht wat enkel veranderde door de uitbreiding van de vissersvloot en door het bouwen, tussen de Kadzand- en Bonenstraten van een eerste vismijn. Er was daar, tussen de laatste huizen van die beide straten en de Sint Franciscusstraat, voorbij de aaneengesloten rug aan rug gebouwde huizen van beide straten, een open ruimte die daarvoor in aanmerking kwam en in 1707 werd daar dan de eerste vismijn ingehuldigd. Omstreeks 1835 werd deze mijn overgebracht naar het Mijnplein op enkele meters van de achterzijde van de huizen der Schipperstraat, terwijl de oorspronkelijke plaats vervallen achter bleef.

     

    Geleidelijk  kwamen de vissersvrouwen beslag leggen op deze verlaten en bevuilde plaats om er hun waren te koop aan te bieden. Die vis werd dan uitgestald op oude bennen, rotte planken of doodgewoon op de bevuilde aarde bevloering die meer en meer bevuild werd en een smerige stank verspreidde. Voornamelijk de bevuiling en de stank waren de oorzaak van  talrijke klachten van de omwonenden zodat, op 3 februari 1873, de Gemeenteraad besliste een nieuwe, propere en degelijke vismarkt op te richten op dezelfde plaats. Allereerst werd de doordrenkte en stinkende grond uitgegraven en vervangen door betere grond die daarenboven voorzien werd van een waterdichte bevloering.. Op deze degelijke ondergrond kwamen vier rijen stenen tafels en het geheel werd overdekt met een zinken dak steunend op stenen pijlers. De scheidingsmuur, tussen de huizen en de markt werd versierd met een kruisbeeld waar de vissersvrouwen, voornamelijk bij slecht weer, kwamen bidden opdat hun mannen heelhuids uit zee zouden terugkeren.

    De vissersvrouwtjes, tevreden met hun gloednieuwe markt , verschenen mooi gekleed aan hun onderscheidene tafels, met wit gehaakt mutsje op het hoofd, dikke zwarte rokken en een zwarte stola op de schouders riepen ze de voorbijgangers aan, in sappig oostends : “ moeje gin platjes hen, gin kabeljouw of schelvis – olles levendig vas, madamtje of munhirtje” om bij weigering een hele speech af te steken. Tussenin hadden ze ook nog de tijd om onder elkaar te discussieren.Voor ze de markt verlieten moest alles nog schoon gemaakt werden, maar daar hadden zij een dankbare helper in de persoon van Sara, de aangenomen zoon van de familie Pieters.Tegenover deze markt troffen wij, in de St.Franciscusstraat, de dancing ’t Keuntje aan waar de jeugdige visserbevolking de benen kwamen strekken en danspasjes aanleerden. Wanneer de dancing de deuren opende stond tegen de stoep van de vismarkt het frietkarretje van de  rosten Verleye, uit de Schipperstraat. Hij, bijgestaan door zijn zoon Fernand ( na WO.II  bekend als visgroothandelaar)  en zij bestelden mooie, lekkere frietjes aan de vermoeide dansers. Fernand bestelde zijn vrienden, waartoe ook wij behoorden, steeds een dubbele portie voor hetzelfde geld.

    Toen de plannen werden bekend gemaakt voor een vernieuwd Vissersplein werden de oude rug aan rugstaande huizen van de Kadzand- en Bonenstraten gesloopt en ook de Vismarkt moest eraan geloven. In plaats kwam een brede verbindingsweg tussen de St.Franciscusstraat en het vernieuwde Vissersplein en werden de resterende gebouwen in beide straten gerenoveerd zodat er thans verscheidene horecabedrijven te vinden zijn, allen voorzien van grote terrassen.

    Op  de plaatsen,in de Kadzandstraat, waar vroeger Zwarte Maria, met haar mooie dochter Marietje, of Bubbeline een herberg hadden waar vele vissers kwamen zijn nu mooiere etablissementen waar ook vreemdelingen zich thuis voelen en waar het gezellig aanvoelt, waar tevens ook wel iets te eten valt. Kortom een mooie verbetering voor onze stad.

    Anderzijds bestaat het restaurant van Adelientje, destijds uitgebaat door de familie Chapel, nog altijd doch wel met een nieuwe uitbater. De kleinste herberg van Oostende, de Gepekelde fiege, waar Leon Claeys de scepter zwaaide is daardoor spijtig genoeg verdwenen en met hem de beste kongonootjes van Oostende, en dit vinden wij wel spijtig.

     

                                                                                                              Maurice Ferier

    09-11-2008 om 10:32 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'t Hazegras te Oostende
                     

     

    ’t Hazegras is een wijk opgericht nadat de regering, op aanduidingen van het stadsbestuur, in 1865, Oostende geschrapt had als militair bolwerk. In 1865 werden de vestingwerken gesloopt en lag niets meer in de weg om een nieuwe wijk te vormen. Momenteel is ’t Hazegras in volle expansie alhoewel enkele oude gebouwen ons nog doen dromen van een tijd die reeds enkele jaren achter de rug ligt. In die tijd waren de talrijke herbergen aldaar een toevluchtsoord voor de militairen, na hun vermoeiende oefeningen in de Kazerne Generaal Mahieu. De meisjes van plezier zorgden er voor de nodige ontspanning. Wij herinneren ons nog Café ’t Vuurschip, samen met de ernaast gelegen café van de familie Neyrinck, die beiden serieuze herbergen werden genoemd en de pleisterplaatsen waren van werklieden en bedienden werkzaam in het station, alsmede van de “porteurs” en de trein reizigers. De Café Moerdijk, gelegen inde Fregatstraat, samenkomst van de handelaars van buiten Oostende en waar ook veel Hazegrasnaren een kaartje kwamen leggen. Café “ De warme bolle” ( thans Cafe Den Haring) waar nogal wat sportlui samen  kwamen en waar de Flandria Boxing Club een training zaaltje bezat. De talrijke cafétjes met één of meerdere dienstertjes, vaak ook soldatenliefjes genoemd, zoals Het Hollands Huis ( waar Col en Manchet  een tijdlang een kamertje op de tweede verdieping bezette), de Café Au Nouveau Coin en anderen waar de soldaten zowat thuis waren.

     

    Maar de wijk bezat ook enkele danszalen die druk werden bezocht, ook door mensen van stad, waarmede wij bedoelen lui die de Kapellebrug moesten dwarsen om zich naar de nieuwe wijk te begeven.

     

     Een der oudste dancings op de wijk Hazegras is wel “ Boelings”, de danszaal in de Oesterbankstraat, waar de jong vissers, dansend op klompen,   verbroederden met de jonge rekruten uit de kazerne “ Generaal Mahieu “. De grote dubbele deur was voorzien van twee grote vensters voorzien van dubbel glas, wat een unicum was in deze tijd. Later werd de zaal overgenomen door de familie Hoornaert en moest het draaiorgel plaats maken voor een orkestje samengesteld uit leden uit het gezin. Vader, August Hoornaert, speelde trompet, zoals hij trouwens deed in het orkest van “ Zanders en his Boys”, dochter Hoornaert speelde sax en haar echtgenoot Donald  was de drummer van dienst. Af en toe kwam een accordeonist het drietal vervoegen. De inrichting kreeg dan tevens een andere naam, n.l. “ Petit Casino”, maar de meeste mensen hielden het op het vroegere “ Boelings”. Het was een aangenaam zaaltje waar het prettig was te vertoeven en waar er geen geluidsoverlast was., eenieder kwam er graag terug .

     

    “ ‘t  Zwaantje”, in de Brigantijnestraat, die haar naam dankte aan een wit geschilderde zwaan op een kleine draaiorgel was in feite maar klein, doch had toch een publiek, onder de rekruten, die er vaak terugkwam. Hier voerde de baas, Thiersone, de scepter terwijl zijn echtgenote Clothilde de toonbank voor haar rekening nam en haar zuster vaak de klanten bediende. Als er een viertal koppeltjes op de dansvloer stonden was deze overbevolkt. Ook hier waren de jonge rekruten zeer welkom.

     

    “ De zaale van Lecomte” werd meer dan eens “Apekot” genoemd en lag eveneens in de Brigantijnestraat. Deze was ietwat groter dan voorgaande zaal maar vanuit het café moest men enkele trappen op om de dansvloer te bereiken. Ook hier kon men slechts met een vijftal paren rustig dansen op de muziek van een draaiorgel. Het was in feite de vroegere werkplaats van de huisbaas Lecomte, die vroeger de stiel van schoenmaker uitoefende en naderhand cafébaas werd. De meeste bezoekers waren, uiteraard, ook rekruten die er een meisje kwamen zoeken.

     

    “ De Zonnebloem”, waar Colette Faict de plak zwaaide, was een grotere zaal die druk bezocht werd door militairen en dokwerkers die er een liefje kwamen zoeken Hier stond het eerste orkestorgel, voorzien van 18 toetsen en gebouwd door de firma Leon Hooghuis uit Geraardsbergen. Maar het orgel werd er enkel geplaatst nadat Colette de zaal had overgelaten aan een zekere Paul Beauprez, die niet meer gediend was met zijn bezoekers en de zaal dan liet verkrotten. Het orgel werd, in 1919, verkocht aan dhr. Versyp uitbater van de zaal Eldorado aan de Vismarkt te Brugge.

     

    Maurice Ferier

    09-11-2008 om 10:12 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Leopold I plein - 't Peird te Oostende

    Oostende bestaat, zoals in vele andere steden en gemeenten, uit wijken. Bij de meeste van deze wijken is de juiste begrenzing niet gekend, zodat men vaak niet weet tot welke wijk men behoort.  Alle wijken dragen namen, de ene duidt op een bepaald herkenningspunt, de andere verwijst naar een bepaald gebouw of bouwwerk.

    Zo is er de wijk Vuurtoren  - de Kaai -  Het Westerkwartier -de Vogelmarkt - enz.  Anderen hebben namen waarvan de herkomst niet altijd te achterhalen valt.

    Bij die eersten is er ook nog de wijk ‘t Peird, doch ook hiervan zijn de juiste grenzen niet helemaal bepaald.

    Aanvankelijk werd het plein gedoopt met de naam “ Place de la Commune”, maar de Oostendenaren hielden het reeds vrij vlug op “ ‘t Peird”, naam waaronder het nog steeds het best bekend is.

     

                                   EEN  BEETJE  GESCHIEDENIS.

     

    Na de val van het Franse keizerrijk werd, in 1814, tijdens het Congres van  Wenen, besloten België en Nederland te verenigen. Dit verwekte spoedig het misnoegen van de Belgen en was meteen een der oorzaken van de omwenteling van 1830. Op 26 september 1830 werd een Voorlopig Bewind aangesteld en werd ons land onafhankelijk. In januari 1831 werd deze onafhankelijkheid door de grote mogendheden erkend. Het Nationaal Congres stelde Prins Leopold van Saksen Coburg Gotha voor koning van ons land te worden wat door betrokkene aanvaard werd. Prins Leopold, die in Londen vertoefde, kwam via Calais en De Panne en deed zijn intrede in ons land op 17 juli 1831.

    Op 21 juli ( dag die naderhand de Nationale feestdag werd)

    kwam hij te Brussel aan alwaar hij de eed van trouw aan de Grondwet en de wetten van het Belgische Volk aflegde en aldus de eerste Koning der Belgen werd onder de naam Leopold I.

    Op 9 augustus 1832 trad hij in het huwelijk met Louise Marie van Orleans, oudste dochter van Louis Philippe, Koning der Fransen. Deze stierf te Oostende in 1850 nadat zij onze Koning vier kinderen had geschonken, te weten :

    Lodewijk - Filip - Leopold die op éénjarige leeftijd overleed ; Leopold - Lodewijk - Filip - Marie - Victor, die zijn vader zou opvolgen als Leopold II ; Filips, Graaf van Vlaanderen, de vader van de latere Koning Albert I en Charlotte die huwde met Aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk.

     

    Oostende was toentertijd een klein provinciestadje omsloten door een enge vesting, doch vrij spoedig geliefd bij onze Vorst, die er naderhand regelmatig op verlof kwam. Het was dan ook door zijn toedoen dat in 1865 de vestingen werden gesloopt nadat enkele notabelen van de stad door hem te Brussel in audiëntie waren ontvangen. Door deze ontmanteling kon de stad denken aan uitbreiding.

    Spijtig genoeg kon onze Vorst ons niet langer van dienst zijn, daar hij op 10 december 1865 te Brussel overleed.

    Om zijn wijsheid en zijn aanzien werd hij overal geroemd en verhoogde hij het aanzien van ons land. De wereldpers betitelde hem als “ Orakel van Europa” en “ Nestor van de Wereld”.

    Niets stond nu nog de uitbreiding van Oostende in de weg.

    Bij Koninklijk Besluit van 18 juli 1877 moest Mariakerke, toen een meer landelijke gemeente met ongeveer 2.100 inwoners, een groot gedeelte van het grondgebied afstaan, namelijk een stuk begrensd door de huidige Parijsstraat, de Torhoutse steenweg tot aan Petit Paris, de Nieuwpoortse steenweg tot aan de Northlaan.

    Maar Oostende wou nog meer en bij Koninklijk Besluit van 1 juli 1899 werd de zelfstandigheid van Mariakerke opgeheven en werd deze gemeente verdeeld tussen Oostende en  Stene. Onze stad was op weg een mondaine badstad te worden, talrijke nieuwe, prachtige , gebouwen werden opgericht,terwijl oudere werden afgebroken, zoals bvb. het voorlopig kerkje St.Joseph, dat plaats moest maken voor een modern Atheneum.

     

                                                   HET  MONUMENT.

     

    Onmiddellijk na de dood van onze geliefde Vorst besloot het stadsbestuur een standbeeld op te richten voor deze Illustere weldoener, maar tegenkantingen en een niet meewerkende administratie waren oorzaak dat het nog vele jaren zou duren alvorens deze wens werkelijkheid werd.

    Tijdens de gemeenteraadszitting van 11 december 1865 stelde gemeenteraadslid A. Termote voor een standbeeld op te richten voor de overleden vorst. Als standplaats verkoos hij het Wapenplein.  Schepen Van Cuyl liet opmerken dat deze motie niet op de dagorde voorkwam zodat het niet mocht behandeld worden.

    Bij de volgende zitting, op 14 december, verklaarde de burgemeester dat het momenteel niet gewenst was om een dergelijk standbeeld op te richten, gezien de stad nog in volle ontplooiïng was en dat er eerst moest gewacht worden op de ontmanteling van de vestingen.Hij was wel bereid in de stadsscholen een borstbeeld van de overleden Vorst te plaatsen en een portret te laten aanmaken voor de  gemeenteraadszaal.

    Op de zitting van 30 december kwam Termote opnieuw opdagen met zijn voorstel. Voorstel dat gesteund werd door kollega De Jume, die eraan herinnerde wat Leopold I voor onze stad had betekend en hoe dikwijls onze Vorst Oostende had bezocht. De Jume verklaarde verder dat Oostende zijn grootheid te danken had aan onze weldoener en dat reeds veel andere steden ons waren voorgegaan. Hij wou tevens dat het standbeeld op een of ander plein zou worden opgesteld.

    Termote was spreker dan ook zeer dankbaar voor zijn tussenkomst, doch het mocht niet baten. Alles verdween in de doofpot.

    Slechts dertig jaar later zou raadslid D. Fermon in de zitting van 17 september 1895 dit voorstel opnieuw op tafel werpen.

    Hij meende dat het eindelijk de tijd was om deze zaak tot een goed einde te brengen en een goede plaats aan te duiden waar het monument zou opgesteld worden. Het werd hoog tijd, vervolgde spreker, om de grote weldoener van de stad te eren en hij verzocht de burgemeester de technische diensten opdracht te geven waar en wat er zoals dient te worden gedaan. Burgemeester Alphonse Pieters verklaarde zich akkoord mits de gemeenteraad een definitieve beslissing zou nemen.

    Maar nog was de lijdensweg niet ten einde. Pas drie jaar later zou burgemeester Pieters een projekt voorleggen dat erin bestond een openbare wedstrijd uit te schrijven onder de Belgische kunstenaars   waarbij een model van ruiterstandbeeld met voetstuk diende ontworpen te worden. De plaats van inplanting werd voorzien op de Graaf de Smet de Naeyerlaan, terwijl de kostprijs de 135.000 frank niet mocht overschrijden. Een intekenlijst zou de Oostendenaren worden voorgelegd opdat deze aldus hun erkentelijkheid zouden kunnen tonen.

    Meteen kwam een discussie op gang voornamelijk met betrekking tot de gekozen plaats, doch burgemeester Pieters verklaarde dat deze plaats niet definitief was.

    Een fel debat ontwikkelde zich waarbij schepen Van Imschoot zich niet akkoord verklaarde met het ruiterstandbeeld en evenmin met de plaats van inplanting.  Schepen Liebaert was niet te spreken over de inschrijvingslijst, terwijl schepen Fermon wel het nut van dergelijke lijst inzag om aldus de stadsuitgaven te verminderen. Uiteindelijk werd het voorstel van de burgemeester aangenomen. Tijdens de zitting van 11 april 1899 verzekerde schepen Fermon dat Koning Leopold II zich akkoord had verklaard met het oprichten van het voorziene standbeeld op de “ Place de la Commune” ( het huidige Leopold I plein).

    Maar nog waren de problemen niet van de baan. De ontwerper van het standbeeld, Graaf Jacques de Lalaing,die ook het beeld gemaakt had voor het graf van onze overleden koningin Louise - Marie ( dat heden nog steeds te bezichtigen is in de Sint Petrus en Pauluskerk), verklaarde zich niet akkoord met de plaats van inplanting en stelde het Leopoldpark voor, tegenover het Kursaal. De Gemeenteraad bleef evenwel bij haar beslissing zodat de “ Place de la Commune” de uiteindelijke inplantingsplaats zou blijven. De kunstenaar had het werk af tegen eind juli 1901. De plechtige inhuldiging was voorzien op maandag 5 augustus 1901.

    De kostprijs bedroeg 85.000 fr, waarvan 21.250 fr. voor rekening kwam van de Belgische Staat, 10.000 fr. betaald werd door de Provincie en 53.750 fr.uit de stadskas diende gehaald.

    Op het ogenblik van de inhuldiging ware de beide zijpanelen nog niet aangebracht, die zouden slechts later hun eindbestemming bereiken. Het ene paneel stelt een vrouw voor, gezeten op een paard, terwijl twee kleine Engeltjes  haar beschermen en een derde het paard bij de toom houdt.In de rechterbovenhoek is het jaar 1830 te zien lichtjes bedekt door een lint. Aan de zeekant is een tweede paneel aangebracht waarin een jonge vrouw zich aan boord van een vissersvaartuig bevindt. Het standbeeld in zijn geheel is een der prachtigste en meest gelukte die in ons land werd gemaakt.

    De inhuldiging greep plaats, zoals hoger gezegd op 5 augustus 1901 en begon om 08 uur met een beiaardconcert, terwijl de klokken van alle kerken hun klanken over de stad uitzonden. Om 11 uur stipt kwam Zijne Majesteit Leopold II,vergezeld van Prinses Clementine en Prins Albert, op het plein toe, alwaar Burgemeester Pieters hen verwelkomde. Deze laatste betoogde zijn dank ten overstaan van Leopold I aan wie de stad Oostende veel te danken had. Hij verklaarde tevens zeer verheugd te zijn de Koninklijke Familie regelmatig te Oostende te mogen begroeten en hoopte dat zulks aldus zou blijven in de toekomst. Hij besloot met te wijzen op de onthulling van het standbeeld dat ons de edele en fiere houding van een groot vorst zal aantonen.

     

     

     

                                H E T   P L E I N .

     

    Beginnend vanaf de Warschaustraat was op de hoek een herberg gevestigd, “De Stad Gent”met daarnaast een atelier voor soldeerwerk. Naderhand werd die herberg en het atelier omgebouwd tot een grotere zaak genoemd “ Café Au Nouveau Auto Garage” gehouden door een zekere Vanderjeugd. Nog later werd dat omgevormd tot een moderner geheel het “ Hotel Piccadilly “, dat plaats heeft gemaakt voor een modern flatgebouw. In dit gebouw is de elektriciteitszaak Eldi ondergebracht.        

    Naast dit gebouw was aanvankelijk een lege ruimte waar later het Politiebureel werd gebouwd, dat naderhand werd ingepalmd door de Garage St. Christophe. Daarnaast was een prachtig herenhuis ( thans ingenomen door een bloemenbinderij Peel) en een haarkapperszaak ( waar momenteel de kledingszaak Péché Mignon is ondergebracht)

    Zo kwamen wij aan de Wenenstraat ( huidige Kemmelbergstraat). Aan de overzijde van deze straat troffen wij twee patriciërswoningen ( de eerste ingenomen dor een flatgeblouw waar tandarts Delaeter een kabinet heeft en Taverne Leopold I ) en op de hoek van de Van Iseghemlaan een deftige apothekerszaak ( waar het verhuurkantoor Axymo is gevestigd).

    De hoek Van Iseghemlaan - Karel Janssenslaan werd gevormd door het Hotel Bristol

    De andere hoek was een herenhuis ( thans een handelshuis waar de firma Cocoon zetels aan de man brengt),  met ernaast Café Leopold Premier (thans Café Melrose), vervolgens een kruidenierszaak  (nu Resto ‘t Peerd) en een beenhouwerij ( momenteel uitgebaat door een zekere Burggraeve).  Op de hoek een prachtig herenhuis (thans bewoond door een antiquair die er een zaak heeft geopend) . Aan de overzijde van de Rogierlaan het Hotel de La Commune, dat naderhand bewoond werd door de familie Daled ( vader Daled was secretaris van de voetbalclub A.S.O.), maar dan onder de naam Hotel de Flandre ( nu is er een flatgebouw met op de benedenverdieping een handel in keukens). Aan de overzijde , waar thans de handelszaak Deweert Sport gevestigd is, was de Brasserie du Lion d’Or later vervangen door de Brouwerij Calder. In dit huis, doch langs de kant van de Torhoutse steenweg was de fietswinkel en herstelplaats van vader Deweert.

     

     

                                                                           Maurice  Ferier.

     

    09-11-2008 om 10:09 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het eerste aquarium van Oostende

    Weinig Oostendenaren zullen zich nog het aquarium herinneren dat zich bevond aan de Van Iseghemlaan en dat, in 1928, definitief voor het publiek werd gesloten.

     

    Het sluiten van dit aquarium werd door velen betreurd , zowel stadsgenoten als vreemde toeristen, gezien het als eerste werd gesticht in ons land. Het idee van een aquarium ontsproot uit de geest van de Oostendenaar Eduard Lancsweert, die vrij spoedig de hulp kreeg van drie stadsgenoten die evenwel niet hier geboren waren. Het betrof de heren Le Bon, Cobbaert en Salomé. Dit viertal sloeg de handen in elkaar om onze stad te voorzien van een wetenschappelijke inrichting die moest uitgroeien tot een nieuwe aantrekkelijkheid voor onze stad.

     

    Ten einde zich degelijk voor te bereiden bezocht dit viertal tal van reeds bestaande aquaria waardoor zij een enorme ondervinding opdeden en besloten te Oostende het eerste Belgische aquarium op te richten.

     

    Gezien de woning van fotograaf Lebon, een der medewerkers, grote kelders omvatte, uitgehold onder oude vestingwerken uit het Spaanse tijdperk, besliste men daar het aquarium te vestigen.

     

    Twee van die grote kelders werden omgewerkt tot aquaria en geschikt gemaakt om publiek te ontvangen. Achttien reservoirs, alk twee kubieke meter water bevattend, werden erin ondergebracht, alsook twee grote reservoirs, van elk zes kubieke meter water, alwaar bruinvissen zouden terecht komen.

     

    Een inrichting om rechtstreeks water vanuit zee te halen werd aangebracht aan de Louisaramp.

     

    Een afdeling werd ingericht op tot labo voor de heer Gilson, die naderhand een nieuw laboratorium zou bekomen aan de Oosteroever."

     

     In de eerste jaren van het bestaan ontvingen de inrichters een rijke keus aan vissen, dank aan de waterbakken die aan boord  van de vissersschepen waren aangebracht om de v is te bewaren. De vis bleef levend in die bakken tot zij te koop werd aangeboden. Met de invoering van ijs tot bewaren van de vis, werd het aanvoeren fel verminderd en kende het aquarium moeilijkheden tot bevoorrading. Tot aan de eerste wereldoorlog werd het aquarium druk bezocht, zowel door Oostendenaren als door vreemden, zonder de schoolkinderen te vergeten . De bijval was bijzonder groot. De regering en het stadsbestuur, ziende dat het succes zo groot was, steunden de inrichters met elk een jaarlijkse tussenkomst van 1.500 frank. De oorlog 1914-1918 bracht de sluiting van het aquarium met zich mee. Na de oorlog werden de kelders verhuurd aan de dierentuin van Antwerpen die de grotten volledig herinrichtten en de zalen , voor het publiek, open hielden tot 1928.

     

    In 1928 werd het aquarium, dat in de lente van, 1894 plechtig was geopend, voor goed gesloten.

     

                                                                                                  Maurice Ferier

    09-11-2008 om 10:05 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Leopoldpark van Oostende

    Nog slechts enkele jaren scheiden ons van de 150e verjaring van het ontstaan van het Leopoldpark, bij ons beter gekend als “den hof”. Inderdaad dateert dit mooie stadsgedeelte van 1861 en was opgetrokken in het militair domein.

     

    Toen was onze geliefde stad nog omringd door wallen en was het terrein gelegen buiten de westmuur. Na land parabelen werd aan het Stadsbestuur, in 1860, de toelating gegeven een park in te richten buiten de stadswallen in het militair domein. Park dat verwezenlijkt werd in 1861 en het daaropvolgende jaar toegankelijk werd gesteld voor het publiek . Dit publiek was meteen aangenaam verrast en verrukt door de prachtige groene inrichting voorzien van vijvertjes,bruggetjes en mooie wandelpaden.  Alle bezoekers waren vol lof en bewondering voor die prachtige creatie van architect Fuchs die zich had laten inspireren door die prachtige engelse tuinen  van weleer.

     

    Om iets van de kosten te recupereren besloot het gemeentebestuur een toegangsprijs te vragen, doch enkel aan de Oostendse bezoekers, terwijl de vreemdelingen gratis toegang kregen. Dit viel evenwel niet in de smaak van onze stadsgenoten die meteen hun ontevredenheid openbaarden en talrijke klachtbrieven zonden naar de overheid, die bakzeil haalde en snel tot opheffing van de toegangsgelden overging. Dit bracht met zich mee dat het park meteen zeer druk werd bezocht. Dit kon, tijdens de zomermaanden, tot 22 uur en tijdens de winter tot 16 uur, gezien dan de stadspoorten gesloten werden.

     

    Niettegenstaande het Park eenieders bewondering meedroeg werden regelmatig veranderingen aangebracht. In 1863 werd een houten kiosk met strooien dak geplaatst waar regelmatig concerten werden gegeven en waar de stedelijke harmonie geregeld optrad.

    In  1865 werden de vestingmuren gesloopt en werd het park langer opengesteld waardoor het een nog grotere belangstelling genoot. De banken, die her en der werden opgesteld zaten dan ook bestendig vol en dit was meteen oorzaak dat liedjesschrijvers dit ten gehore brachten door volgende zinnen in hun liedje aan te brengen :

     

    “Wil je van de frissche lucht genieten,         

     kom naar het park van Leopold, van Leopold

    maar je moet daar niet van verschieten

    want alle bankjes zitten vol…..    en zo ging het verder, maar dan in het Oostendse dialect.

     

    In 1877 werd op het hoogste gedeelte van het  park een bron aangeboord  waar naderhand een gebouwtje werd neergezet en waar men het oostends water kon drinken en dat de naam Trinkhall met meekreeg. Naderhand werden er ook nog douches aangebracht waar vele stadsgenoten dankbaar gebruik van maakten.

     

    In 1878 sloeg het noodlot toe want, tijdens een vuurwerk, kwam een verdwaalde genster terecht op het strooien dak van de kiosk die volledig in  de vlammen opging.

    Het duurde tot  april 1885 alvorens het stadsbestuur overging tot de vervanging van de opgebrande kiosk en wel door een kiosk aangekocht in Frankrijk. In juni van het zelfde jaar werd de nieuwe kiosk feestelijk ingehuldigd, later werden er hovingen rondom aangebracht.

    Ter gelegenheid van een internationale tentoonstelling werden, in 1888, twee prachtige stenen beelden in het park aangebracht,n.l. een  leeuw en een hert. Nog meerdere wijzigingen werden aangebracht waardoor het park meer op een museum begon te lijken, maar dan een museum tussen de bomen. Na lange omzwervingen kwam het bootje waarmede Stanley de Congostroom opvaarde om de Engelsman Livingstone te ontmoeten eveneens in  ons park terecht en wel onder een degelijk afdak. Dit bootje konden wij vinden tegenover de Jozef II straat.

    Later werden nog beelden aangebracht van beroemde Oostendenaren zoals Edmond Lapon, musicus – James Ensor, onze beroemdste schilder en  Jules Maelfait , ex-gouverneur-generaal van Belgisch Congo.

     

    Het bootje van  Stanley werd  , in 1932, overgebracht naar het terrein aan de sluizen Demey en vandaar, in 1932, naar het Koloniaal Museum te Tervuren .Ook de borstbeelden kregen  andere bestemmingen : Lapon vond een nieuwe thuishaven in het museum De Plate, terwijl Ensor naar het Kursaal overgebracht werd.

     

    In 1933 werd een bloemenuurwerk opgericht op de helling tegenover de Leopoldlaan,.  Het werd meteen een zeer groot succes en met een het meest gefotografeerd hoekje van onze stad. In 1963, door de verbinding van de autosnelweg met het Kursaal diende het bloemenuurwerk te verdwijnen, doch kwam terug op zijn huidige plaats. (zie afzonderlijk artikel over het bloemenuurwerk)

    Door de aanleg van deze nieuwe aansluitingsweg werd een gedeelte van het park opgeofferd om plaats te maken, aan de kant van de Hendrik Serruyslaan, voor een grote parking. Op de plaats waar het bloemenuurwerk lag werd een kleine plas aangelegd en middenin troont het mooie beeld “ d e zee” gemaakt door beeldhouwer Georges Grard die van aan het Kursaal afgekomen was en dit gebouw in ogen houdt. Bij ons is het beeld beter gekende onder de populaire naam “ Dikke Matille”.

    De laatste aanwinsten aan beeldhouwwerken zijn zeker de vier bronzen koppen van kunstenaar Leo Coppens die onderscheidenlijk verbeelden : Geschiedenis – Rechtspraak – Rechtvaardigheid en Welsprekendheid. Deze koppen die amper boven water komen kijken zijn te vinden  in het meer naast het bloemenuurwerk en dichtbij de E Beernaertstraat.

     

    Daarmede besluiten wij ons artikel evenwel hopend dat onze groendienst nog vele variaties zal aanbieden om ons aldus te verrassen.

     

                                                                                                                                                                                                                       Maurice  Ferier.

    09-11-2008 om 10:02 geschreven door Maurice  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Proficiat!
    Proficiat!

    Uw blog is correct aangemaakt en u kan nu onmiddellijk starten! 

    U kan uw blog bekijken op http://www.bloggen.be/oostendseverhalen

    We hebben om te starten ook al een reeks extra's toegevoegd aan uw blog, zodat u dit zelf niet meer hoeft te doen.  Zo is er een archief, gastenboek, zoekfunctie, enz. toegevoegd geworden. U kan ze nu op uw blog zien langs de linker en rechter kant.

    U kan dit zelf helemaal aanpassen.  Surf naar http://www.bloggen.be/ en log vervolgens daar in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Klik vervolgens op 'personaliseer'.  Daar kan u zien welke functies reeds toegevoegd zijn, ze van volgorde wijzigen, aanpassen, ze verwijderen en nog een hele reeks andere mogelijkheden toevoegen.

    Om berichten toe te voegen, doet u dit als volgt.  Surf naar http://www.bloggen.be/  en log vervolgens in met uw gebruikersnaam en wachtwoord.  Druk vervolgens op 'Toevoegen'.  U kan nu de titel en het bericht ingeven.

    Om een bericht te verwijderen, zoals dit bericht (dit bericht hoeft hier niet op te blijven staan), klikt u in plaats van op 'Toevoegen' op 'Wijzigen'.  Vervolgens klikt u op de knop 'Verwijderen' die achter dit bericht staat (achter de titel 'Proficiat!').  Nog even bevestigen dat u dit bericht wenst te verwijderen en het bericht is verwijderd.  U kan dit op dezelfde manier in de toekomst berichten wijzigen of verwijderen.

    Er zijn nog een hele reeks extra mogelijkheden en functionaliteiten die u kan gebruiken voor uw blog. Log in op http://www.bloggen.be/ en geef uw gebruikersnaam en wachtwoord op.  Klik vervolgens op 'Instellingen'.  Daar kan u een hele reeks zaken aanpassen, extra functies toevoegen, enz.

    WAT IS CONCREET DE BEDOELING??
    De bedoeling is dat u op regelmatige basis een bericht toevoegt op uw blog. U kan hierin zetten wat u zelf wenst.
    - Bijvoorbeeld: u heeft een blog gemaakt voor gedichten. Dan kan u bvb. elke dag een gedicht toevoegen op uw blog. U geeft de titel in van het gedicht en daaronder in het bericht het gedicht zelf. Zo kunnen uw bezoekers dagelijks terugkomen om uw laatste nieuw gedicht te lezen. Indien u meerdere gedichten wenst toe te voegen op eenzelfde dag, voegt u deze toe als afzonderlijke berichten, dus niet in één bericht.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken over de actualiteit. Dan kan u bvb. dagelijks een bericht plaatsen met uw mening over iets uit de actualiteit. Bvb. over een bepaalde ramp, ongeval, uitspraak, voorval,... U geeft bvb. in de titel het onderwerp waarover u het gaat hebben en in het bericht plaatst u uw mening over dat onderwerp. Zo kan u bvb. meedelen dat de media voor de zoveelste keer het fout heeft, of waarom ze nu dat weer in de actualiteit brengen,... Of u kan ook meer diepgaande artikels plaatsen en meer informatie over een bepaald onderwerp opzoeken en dit op uw blog plaatsen. Indien u over meerdere zaken iets wil zeggen op die dag, plaatst u deze als afzonderlijke berichten, zo is dit het meest duidelijk voor uw bezoekers.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken als dagboek. Dagelijks maakt u een bericht aan met wat u er wenst in te plaatsen, zoals u anders in een dagboek zou plaatsen. Dit kan zijn over wat u vandaag hebt gedaan, wat u vandaag heeft gehoord, wat u van plan bent, enz. Maak een titel en typ het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks naar uw blog komen om uw laatste nieuwe bericht te lezen en mee uw dagboek te lezen.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met plaatselijk nieuws. Met uw eigen blog kan u zo zelfs journalist zijn. U kan op uw blog het plaatselijk nieuws vertellen. Telkens u iets nieuw hebt, plaats u een bericht: u geeft een titel op en typt wat u weet over het nieuws. Dit kan zijn over een feest in de buurt, een verkeersongeval in de streek, een nieuwe baan die men gaat aanleggen, een nieuwe regeling, verkiezingen, een staking, een nieuwe winkel, enz. Afhankelijk van het nieuws plaatst u iedere keer een nieuw bericht. Indien u veel nieuws heeft, kan u zo dagelijks vele berichten plaatsen met wat u te weten bent gekomen over uw regio. Zorg ervoor dat u telkens een nieuw bericht ingeeft per onderwerp, en niet zaken samen plaatst. Indien u wat minder nieuws kan bijeen sprokkelen is uiteraard 1 bericht per dag of 2 berichten per week ook goed. Probeer op een regelmatige basis een berichtje te plaatsen, zo komen uw bezoekers telkens terug.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met een reisverslag. U kan een bericht aanmaken per dag van uw reis. Zo kan u in de titel opgeven over welke dag u het gaat hebben, en in het bericht plaatst u dan het verslag van die dag. Zo komen alle berichten onder elkaar te staan, netjes gescheiden per dag. U kan dus op éénzelfde dag meerdere berichten ingeven van uw reisverslag.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met tips op. Dan maakt u telkens u een tip heeft een nieuw bericht aan. In de titel zet u waarover uw tip zal gaan. In het bericht geeft u dan de hele tip in. Probeer zo op regelmatige basis nieuwe tips toe te voegen, zodat bezoekers telkens terug komen naar uw blog. Probeer bvb. 1 keer per dag, of 2 keer per week een nieuwe tip zo toe te voegen. Indien u heel enthousiast bent, kan u natuurlijk ook meerdere tips op een dag ingeven. Let er dan op dat het meest duidelijk is indien u pér tip een nieuw bericht aanmaakt. Zo kan u dus bvb. wel 20 berichten aanmaken op een dag indien u 20 tips heeft voor uw bezoekers.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken dat uw activiteiten weerspiegelt. U bent bvb. actief in een bedrijf, vereniging of organisatie en maakt elke dag wel eens iets mee. Dan kan je al deze belevenissen op uw blog plaatsen. Het komt dan neer op een soort van dagboek. Dan kan u dagelijks, of eventueel meerdere keren per dag, een bericht plaatsen op uw blog om uw belevenissen te vertellen. Geef een titel op dat zeer kort uw belevenis beschrijft en typ daarna alles in wat u maar wenst in het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks of meermaals per dag terugkomen naar uw blog om uw laatste belevenissen te lezen.
    - Bijvoorbeeld: u wil een blog maken uw hobby. U kan dan op regelmatige basis, bvb. dagelijks, een bericht toevoegen op uw blog over uw hobby. Dit kan gaan dat u vandaag een nieuwe postzegel bij uw verzameling heeft, een nieuwe bierkaart, een grote vis heeft gevangen, enz. Vertel erover en misschien kan je er zelfs een foto bij plaatsen. Zo kunnen anderen die ook dezelfde hobby hebben dagelijks mee lezen. Als u bvb. zeer actief bent in uw hobby, kan u dagelijks uiteraard meerdere berichtjes plaatsen, met bvb. de laatste nieuwtjes. Zo trek je veel bezoekers aan.

    WAT ZIJN DIE "REACTIES"?
    Een bezoeker kan op een bericht van u een reactie plaatsen. Een bezoeker kan dus zelf géén bericht plaatsen op uw blog zelf, wel een reactie. Het verschil is dat de reactie niet komt op de beginpagina, maar enkel bij een bericht hoort. Het is dus zo dat een reactie enkel gaat over een reactie bij een bericht. Indien u bvb. een gedicht heeft geschreven, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze het heel mooi vond. Of bvb. indien u plaatselijk nieuws brengt, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze nog iets meer over de feiten weet (bvb. exacte uur van het ongeval, het juiste locatie van het evenement,...). Of bvb. indien uw blog een dagboek is, kan men reageren op het bericht van die dag, zo kan men meeleven met u, u een vraag stellen, enz. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.

    WAT IS DE "WAARDERING"?
    Een bezoeker kan een bepaald bericht een waardering geven. Dit is om aan te geven of men dit bericht goed vindt of niet. Het kan bvb. gaan over een bericht, hoe goed men dat vond. Het kan ook gaan over een ander bericht, bvb. een tip, die men wel of niet bruikbaar vond. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.


    Het Bloggen.be-team wenst u veel succes met uw gloednieuwe blog!

    Met vriendelijke groeten,
    Bloggen.be-team

    09-11-2008 om 09:52 geschreven door  




    Archief per week
  • 03/11-09/11 2008

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs