 
 
Zijne EMINENTIE...
De ROODKUIFKARDINAAL
PARORIA COROMATA
Deze Zuid-Amerikaan heeft zijn naam echt niet gestolen. Met wat verbeelding kunnen we hem wel vergelijken met een kardinaal, al was het maar door zijn schitterende kuif. Niet verwonderlijk dan ook dat het een zeer geliefde volièrevogel is bij ons. Toch is het jammer dat deze kardinaalsoort nog maar weinig in trek is bij de kwekers. Dit heeft misschien wel iets te maken met de zeer beperkte invoer van deze 20 cm grote soort. Door deze beperking is het voor de kweker ook moeilijk om nieuwe broedlijnen in te kweken.
Van het geslachtsonderscheid tussen man en pop is maar bitter weinig te merken op het eerste zicht. De tekening is zo goed als het zelfde. Toch onderscheid de pop zich door een minder intensieve rode kop- en keelkleur. De bevedering is ook matter dan bij de man. Ook van gestalte is de pop iets kleiner en slanker en heeft iets minder rood aan de kop. De jonge kardinalen hebben nog geen kuif. In de plaats van de kuif laten ze een roestbruine kap zien. De rode vederpartijen van de oudervogels zijn bij de jongen nog oker bruin van kleur met links en rechts een rode aanzet. Na ongeveer 8 weken zijn de jongen volgroeid maar ze komen pas volledig op kleur na de rui in het tweede levensjaar.
Zoals reeds gezegd is de Rode Kuifkardinaal een Zuid Amerikaan die in hoofdzaak te vinden is in de subtropische regio's van Oost- Bolivië, Paraguay, Uruguay, Noord Argentinië en Zuid Brazilië. Omstreeks de jaren 1928 werden er heel wat van deze vogels uitgezet op Hawaï en met succes overigens.
De Roodkuif Kardinaal is in zijn natuurlijke biothoop een algemeen voorkomende vogel, ook op het Hawaïaanse eiland Cahu is hij veelvuldig waar te nemen. Hij leeft er voornamelijk in het struikgewas van het laagland.Vooral langs de dichtbegroeide oevers van de lange rivieren met veel struikgewas en bosjes. Zijn geliefkoosde plaats is echter het dichte lover van struikgewas en bomen. Een bijzonder kenmerk bij deze kardinaal is het bezit van erg lange tenen. Hierdoor is hij in staat om zijn evenwicht te spreiden waardoor hij zich snel kan bewegen over de op het water drijvende vegetarische bestanddelen zoals bladeren. Het is bovendien helemaal geen schuwe vogel want we merken hem regelmatig op in de voorsteden en tot zelfs in de kern van de kleine dorpjes van het platteland. Wanneer men er eentje opmerkt kan je er donder op zeggen dat er nog meerdere in de omgeving vertoeven. In de broedperiode betrekt de man, samen met zijn wederhelft een territorium dat heftig verdedigd wordt. Hun broedperiode situeert zich in het land van herkomst in de tijd tussen oktober en februari. Tijdens deze periode laat hij onafgebroken een scherp "Zit" geluid horen. Deze doordringende tonen weerhouden andere kardinaal soorten ervan om zijn territorium binnen te dringen. Tijdende de balts is het mooi om te zien. Het mannetje neemt dan een takje of ander nestmateriaal in zijn snavel en begint met hangende vleugels rond het popje te dansen.Zijn staartpennen spreidt hij hierbij in waaiervorm en wipt onafgebroken op en neer. Dit wippen doet ons denken aan het paringsgedrag bij de rijstvogels (Padda's). Zijn nest zal hij steeds bouwen in de toppen van dicht struikgewas of bomen maar zelden hoger dan 3 meter.
Zijn nest is maar een slordige bedoening en bestaat uit takjes, bladeren en allerhande grassen en vezels. De kom van het nest bekleed hij met zachte materialen zoals plantenwol, dierenharen en andere zachte elementen. Het nest wordt opgebouwd door beide ouders doch het grootste werk is wel voor de pop. Het legsel bestaat uit, tussen de 3 en 6 lichtgroene tot zelfs witte eitjes. Deze eieren hebben aan het stompe uiteinde groengrijze en bruingrijze stippen en vlekjes. Het broeden is hoofdzakelijk het werk van de pop, enkele keren per dag zal de man echter, voor korte tijd die taak overnemen om de pop toe te laten om zich te ontlasten, om wat te eten en/of om een badje te nemen. Na ongeveer 13 dagen kippen dan de eieren en kan er met de voedertaak begonnen worden door de beide ouders. De voeding der jongen bestaat hoofdzakelijk uit insecten. Na de zesde levensdag is reeds de witte hals en lichaamstekening te merken en begint de kop en nek roestbruin te kleuren. Na een 2 - tal weken verlaten ze het nest maar worden door de ouders nog enkele weken gevoerd. Na deze periode zal enkel de man deze taak nog op zich nemen en begint de pop aan een volgende uitbreiding van haar nageslacht. Na 5 weken zijn de jongen volledig zelfstandig. De Roodkuifkardinaal is geen luierik op het vlak van voortplanting, drie broedsels per jaar zijn geen uitzondering. Dat deze eminentie een echte alleseter is bewijst zijn uitgebreid menu. Hij lust met volle teugen van o.a. allerlei zaden en pitten, bessen,vruchten,ongewervelde dieren en insecten. Het voedsel voor de jongen bestaat in hoofdzaak bijna uitsluitend uit insecten. In de handel is nog geen echt pasklare zaadmengeling te verkrijgen voor deze alleseter. In principe kunnen we er echter vanuit gaan dat alle, ons bekende zaden in aanmerking komen om een degelijke mengeling samen te stellen, gaande van kleine parkietenmengeling , over wildzangzaden tot het universeel voeder, paté's en onkruidzaden, ook fruit (appel, peer, sinaasappel) mogen niet ontbreken.
Zoals bij al onze volièrevogels moeten we ook bij deze kardinalen zorgen voor de aanwezigheid van een goede grit-kalk samenstelling in de vluchten en de kooien. In 1776 heeft Miller voor het eerst een omschrijving gebracht van deze mooi vogel. In 1783 belandde hij voor het eerst in Europa (via Lissabon, in de zoo van Londen). Op kweekresultaten was het echter wachten tot in 1838 toen een zekere Passerini uit Florence de eerste volièrekweek lukte. In 1863 volgden dan de dierentuinen van Keulen en Frankfurt am Main.
In het verleden werd deze vogel in grote aantallen geïmporteerd en tegen lage prijze verkocht op de Europese markt. Deze import is de laatste jaren sterk afgenomen, niet tegenstaande hij in de thuishave nog veelvuldig voorkomt. Door deze terugloop zijn de prijzen dan ook fors gestegen. Voor onze liefhebbers is en blijft deze kardinaal nog steeds een geliefde volièrevogel. Deze waardering is vooral te wijten aan zijn verbluffend mooi verenkleed en zijnopgewekt karakter.Ook zijn vlugge aanpassing in de volière en de zekerheid dat het een sterke vogel is dragen zeker bij tot zijn succes. In de winterperiode moeten ze wel kunnen beschikken over een vocht- en vorstvrij nachtverblijf.Buiten het broedseizoen zijn het levenslustige en verdraagzame vogels. Tijdens de broedperiode kunnen ze wel aardig agressief voor de dag komen en houden we ze best afzonderlijk van de andere vogels. Bedenk ook wel dat deze kardinaal niet echt een kooivogel is, hij heeft zeker wel wat ruimte nodig om zich goed te voelen. ook om vervetting te voor komen. Willen we nu trachten om een kweek op te zetten met deze soort dan situeert de periode zich tussen de maanden april en augustus. Om tegemoet te komen aan zijn wensenzullen we ze paarsgewijze in een vluchtje plaatsen met liefst een levende struik erin omdat hij graag zijn nest bouwt in een verdoken en hoog plaatsje. Als nestmateriaal is kokosvezel, kleine takjes,sisal,droog gras, donspluizen, mos en dierenhaar te gebruiken. Er wel voor zorgen dat het nest niet nat kan worden omdat de jongen erg gevoelig zijn voor vochtigheid. Tijdens de opfokperiode zullen we er voor zorgen dat de ouders veelvuldig kunnen beschikken over dierlijke eiwitten zoals meel- en buffalowormen, pinkies, miereneieren, maden, bijenlarven, sprinkhanen, krekels en andere insecten en weideplankton.
Vanaf het ogenblik dat de jongen zelfstandig zijn, dienen ze gescheiden te worden van de ouders. Om de verdere broedperiode niet in het gedrang te brengen. Best huisvesten wij de jongen in een droge ruimte omdat, zoals reeds gemeld, de jongen zeer gevoelig zijn voor vochtigheid.
|